16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 44/15


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de oprichting van de „gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS” voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen”

COM(2007) 243 final — 2007/0088 (CNS)

(2008/C 44/03)

De Raad heeft op 11 juni 2007 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig artikel 95 van het EG-Verdrag, te raadplegen over het bovengenoemde voorstel.

De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 oktober 2007 goedgekeurd. Rapporteur was de heer DANTIN.

Het Comité heeft tijdens zijn op 24 en 25 oktober 2007 gehouden 439e zitting (vergadering van 24 oktober) het volgende advies uitgebracht, dat met 127 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 3 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC staat in grote lijnen achter de strategie van de Commissie. Het nieuwe instrument zal de investeringen in O&O een nieuwe impuls geven en het Europese bedrijfsleven aldus de nodige zekerheid bieden. Met dit instrument kan een eind worden gemaakt aan de huidige versnippering, waarbij zoveel verschillende programma's door de EU worden gefinancierd dat het vrijwel onmogelijk is om de resultaten ervan te evalueren.

1.2

Het EESC staat achter het voornemen van de Commissie om jaarlijks verslag uit te brengen over de resultaten van ARTEMIS. Het is daarentegen te betreuren dat er geen gedetailleerde balans is opgemaakt van het functioneren en de resultaten van de voormalige Europese technologieplatforms.

1.3

De gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS, die gebaseerd is op een publiek-privaat partnerschap, biedt een goed uitgangspunt voor de totstandbrenging van een Europese onderzoeksruimte en is van groot belang voor het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven.

1.4

Het EESC onderstreept het belang van de door de Commissie voorgestelde innoverende investeringsstrategie, waarbij de middelen van de EU, het bedrijfsleven, de lidstaten en deelnemende O&O-instellingen worden gebundeld.

1.5

Aangezien het om een innovatief instrument gaat waarbij verschillende partijen zijn betrokken, zouden er haken en ogen kunnen zitten aan de toepassing van de producten die het onderzoek oplevert. Het is daarom een goede zaak dat de kwestie van de intellectuele eigendom duidelijk geregeld is in artikel 24 van de voorgestelde verordening.

1.6

Ten slotte is volgens het EESC het volgende nodig:

vereenvoudiging van de procedures, met name omdat eerdere O&O-programma's nogal te lijden hebben gehad van de administratieve rompslomp,

een informatieprogramma om het nodige geld te helpen vrijmaken, en

programma's voor beroepsopleidingen om ervoor te zorgen dat werknemers over de juiste vaardigheden beschikken voor de met ARTEMIS te creëren arbeidsplaatsen. Dit maakt het mogelijk voor de EU om een leidende positie in deze strategische sector te bemachtigen.

2.   Inleiding

2.1

De voorgestelde verordening is bedoeld om de eerste Europese publiek-private partnerschappen op O&O-gebied van de grond te krijgen en heeft betrekking op een van de eerste twee gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI's of JTI's), namelijk het initiatief inzake ingebedde computersystemen (1).

2.2

De GTI's moeten de industrie, onderzoeksinstellingen, de lidstaten en de Commissie in staat stellen om al hun middelen of een gedeelte hiervan te bundelen ten behoeve van speciaal geselecteerde onderzoeksprogramma's.

2.3

Anders dan de traditionele strategie, waarbij projecten een voor een worden gefinancierd, hebben de GTI's betrekking op grootschalige onderzoeksprogramma's met gemeenschappelijke strategische doelstellingen. Deze nieuwe aanpak is bedoeld om een kritische massa voor Europees onderzoek en Europese innovaties te creëren, de activiteiten van de wetenschappelijke gemeenschap te concentreren op de belangrijkste strategische terreinen en de financiering van projecten gelijk te schakelen, zodat onderzoeksresultaten sneller geëxploiteerd kunnen worden.

2.4

De voorgestelde verordening vormt het rechtskader voor ARTEMIS, het GTI inzake ingebedde computersystemen.

2.5

ARTEMIS heeft betrekking op onzichtbare (geïntegreerde) computersystemen die worden gebruikt in allerlei machines, auto's, vliegtuigen, telefoons, energienetten en huishoudelijke apparaten zoals wasmachines en televisies.

2.6

Volgens de voorspellingen zullen er wereldwijd in 2010 meer dan 16 miljard en in 2020 meer dan 40 miljard ingebedde apparaten zijn. In 2010 zullen deze systemen 30 à 40 % van de waarde van nieuwe producten uitmaken: 41 % in de sector consumentenelektronica, 37 % in de telecommunicatiesector, 36 % in de automobielsector en 33 % in de sector gezondheidssystemen.

2.7

Het onderzoeksbudget van ARTEMIS zal over een periode van zeven jaar 2,7 miljard euro bedragen, waarvan 60 % van het bedrijfsleven moet komen. De Commissie draagt 410 miljoen euro bij en de lidstaten 800 miljoen.

3.   De context

3.1

Informatie- en communicatietechnologie (ICT) is van groot sociaal-economisch belang en levert een cruciale bijdrage aan de uitvoering van de herziene Lissabonstrategie, waarin de betekenis van kennis en innovatie voor groei en werkgelegenheid wordt benadrukt.

3.2

Naar verwachting zullen de totale O&O-uitgaven in de komende tien jaar wereldwijd met circa 170 % toenemen en de aan ingebedde systemen gewijde O&O-uitgaven met 225 % — van 58 miljard euro in 2002 tot 132 miljard euro in 2015 (2).

3.3

In de EU maken de investeringen in ICT-onderzoek ongeveer 18 % van de totale O&O-uitgaven uit, terwijl dit aandeel in de VS 34 % en in Japan 35 % bedraagt (3). Dit betekent dat de EU per inwoner 80 euro uitgeeft en de VS en Japan respectievelijk 350 en 400 euro. Onderzoek op het gebied van ingebedde systemen vormt een belangrijk onderdeel van het ICT-onderzoek; in Europa besteedt de overheid hier 380 miljoen euro aan. Ruim de helft van het voor ICT-doeleinden bestemde onderzoeksbudget van bedrijven wordt hieraan uitgegeven.

3.4

Om een rol van betekenis te blijven spelen in deze veelbelovende sector moet de EU haar investeringen opvoeren en er ook beter gebruik van gaan maken. Momenteel is er namelijk sprake van allerlei verschillende maatregelen zonder veel onderlinge samenhang en wordt er dubbel werk verricht. Het ontbreekt Europese bedrijven aan een kader waarbinnen zij nieuwe technologieën en de bijbehorende standaarden kunnen ontwikkelen.

3.4.1

In het algemeen wordt er te weinig vooruitgang geboekt doordat bedrijven hun O&O-doelstellingen niet op elkaar afstemmen, er dubbel werk wordt verricht en de beperkte onderzoeksgelden niet optimaal worden gebruikt.

3.4.2

Met de voorgestelde verordening wil de Commissie hier verandering in brengen.

4.   Het voorstel van de Commissie

4.1

Het besluit tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS, waar document COM(2007) 243 final aan is gewijd, vloeit voort uit Besluit nr. 1982/2006/EG, dat voorziet in een communautaire bijdrage voor de oprichting van langlopende Europese publiek-private partnerschappen op het gebied van wetenschappelijk onderzoek.

4.2

Deze partnerschappen krijgen de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven en komen voort uit de voormalige Europese technologieplatforms.

4.3

In Beschikking 2006/971/EG betreffende het specifieke programma „Samenwerking” (4) wordt door de Raad benadrukt dat er publiek-private partnerschappen moeten komen en zijn er zes gebieden aangewezen waarop gezamenlijke technologie-initiatieven het Europese onderzoek een impuls zouden kunnen geven:

waterstof en brandstofcellen

ruimtevaart en luchtvaart (5)

innovatieve geneesmiddelen (6)

ingebedde computersystemen

nano-elektronica (7)

wereldwijde monitoring van milieu en veiligheid (GMES).

4.4

Als onderdeel van deze algemene strategie voorziet de in het Commissiedocument COM(2007) 241 voorgestelde verordening van de Raad in de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen.

4.5

Het fundamentele thema „ingebedde intelligentie” waar deze onderneming zich mee bezig zal houden, maakt deel uit van een groter strategisch geheel dat ook de automobielsector, huishoudelijke apparaten, communicatie-apparatuur, besturingssystemen en kantoormachines omvat.

4.6

Naar verwachting zullen ingebedde systemen in de komende vijf jaar voor het functioneren van al deze apparaten nog heel wat belangrijker worden dan ze vandaag de dag al zijn: deze systemen zouden wel eens 35 à 40 % van de waarde van het eindproduct kunnen gaan bedragen, en als de voorspellingen uitkomen zullen er in 2010 ruim 16 miljard en in 2020 ruim 40 miljard ingebedde apparaten zijn.

4.7

Het besluit om een GTI op te richten is voornamelijk ingegeven door de wens om een Europees O&O-programma te ontwikkelen met behulp waarvan de Europese economie kan uitgroeien tot een van de leiders op de mondiale markt voor ingebedde computersystemen. Deze systemen zijn uiterst belangrijke innovaties in sectoren die voor het concurrentievermogen en de ontwikkeling van het Europese bedrijfsleven een cruciale rol spelen.

4.8

Met ARTEMIS moet volgens de Commissie worden voorkomen wat er met desktopcomputers en internet is gebeurd, namelijk dat de productie zich door een tekort aan investeringen verplaatst naar landen buiten Europa zoals de VS en Japan.

4.9

De oprichting van de GTI ARTEMIS is de uitkomst van een brede raadpleging van de betrokken partijen en van een reeks belangrijke EU-initiatieven en -conferenties. De doelstellingen en taken van ARTEMIS zijn eerst voorgelegd aan de universitaire wereld en het bedrijfsleven, die dankzij hun kennis van ingebedde systemen deskundig commentaar hebben kunnen leveren. De lidstaten hebben erkend dat toekomstige uitdagingen alleen op EU-niveau kunnen worden aangegaan.

4.10   Rechtsgrond

Het voorstel betreft een verordening van de Raad, met een bijlage waarin de statuten van de gemeenschappelijke onderneming staan. De rechtsgrond is artikel 171 van het EG-Verdrag. De gemeenschappelijke onderneming wordt een EU-orgaan, en hoewel haar budget valt onder artikel 85 van Verordening 1605/2002 van de Raad, moet er wel rekening mee worden gehouden dat het om een speciaal soort initiatief gaat: we spreken hier over publiek-private partnerschappen waarbij de bijdrage van het bedrijfsleven minstens even groot is als die van de overheid.

4.11   Samenstelling

De oprichtende leden van de GTI zijn de Europese Gemeenschap (vertegenwoordigd door de Commissie), de lidstaten die te kennen hebben gegeven eraan deel te willen nemen, en ARTEMISIA (een vereniging die tal van ondernemingen en andere O&O-organisaties vertegenwoordigt). De statuten bevatten een lijst van entiteiten die mogen toetreden tot de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS, waaronder de met het zevende kaderprogramma geassocieerde landen die geen lid van de EU zijn, en juridische entiteiten die een bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van ARTEMIS.

4.12   Financiering

De lopende kosten van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS, die in artikel 4 worden geregeld, worden gedekt door de volgende bijdragen:

een financiële bijdrage van ARTEMISIA van maximaal 20 miljoen euro of maximaal 1 % van de totale kostprijs van projecten, zonder dat dit bedrag 30 miljoen euro overschrijdt;

een financiële bijdrage van de Gemeenschap van maximaal 10 miljoen euro;

bijdragen in natura van de ARTEMIS-lidstaten.

De O&O-activiteiten voor de periode die afloopt op 31 december 2017, worden gedekt door de volgende bijdragen:

een financiële bijdrage van de Gemeenschap van maximaal 410 miljoen euro;

financiële bijdragen van de ARTEMIS-lidstaten, geleverd in de vorm van directe betalingen aan organisaties voor onderzoek en ontwikkeling die deelnemen aan de O&O-projecten;

bijdragen in natura door organisaties voor onderzoek en ontwikkeling.

4.12.1

De maximale bijdrage van de Commissie voor de periode tot 31 december 2013 bedraagt 420 miljoen euro. Deze som wordt betaald uit het specifieke programma „Samenwerking” tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling, overeenkomstig de bepalingen van artikel 54, lid 2, van Verordening 1605/2002 van de Raad. Voor 2008 wordt een bedrag van 42,5 miljoen euro vastgelegd.

4.12.2

Als rechtvaardiging voor deze aanzienlijke investeringen zij erop gewezen dat de resultaten van ARTEMIS als referentiekader zullen fungeren voor alle EU-beleidsterreinen, en dan vooral milieu, vervoer, energie en interne markt. Zo leveren zij een concrete bijdrage aan de verwezenlijking van de concurrentiedoelstellingen van Lissabon en van de doelstellingen van Barcelona inzake onderzoeksuitgaven. Het voorgestelde initiatief maakt deel uit van een ambitieuze EU-strategie waartoe onder meer ook het voorstel om een Europees Technologie-instituut op te richten behoort.

4.13   Intellectueel eigendom

Artikel 24 van de voorgestelde verordening bevat duidelijke regels voor de verspreiding van de dankzij ARTEMIS behaalde onderzoeksresultaten. Deze regels garanderen dat de intellectuele-eigendomsrechten ten aanzien van O&O-activiteiten worden beschermd en dat de onderzoeksresultaten worden toegepast en verspreid.

4.14

Volgens de Commissie heeft de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor de EU de volgende objectieve voordelen:

integratie van nationale inspanningen door het nastreven van gemeenschappelijke doelstellingen die op Europees niveau zijn vastgesteld. Een dergelijke integratie zal helpen om een Europese onderzoeksruimte op het gebied van ingebedde computersystemen tot stand te brengen,

meer flexibiliteit bij het inzetten van middelen van lidstaten,

hefboomeffect van de financiële bijdrage van de Gemeenschap waardoor de industrie en de lidstaten worden gestimuleerd hun financiering te verhogen,

doelmatigheid van het programma door het wegwerken van de zwakke punten van eerdere initiatieven,

economisch rendement door het beperken van de tijd die verloopt tot de start van het project, en

verbetering van het concurrentievermogen van de EU doordat de doorlooptijd voor onderzoeksresultaten wordt verkort.

5.   Algemene opmerkingen

5.1

Het EESC staat in grote lijnen achter de strategie van de Commissie. Het nieuwe instrument zal de investeringen in O&O een nieuwe impuls geven en het Europese bedrijfsleven aldus de nodige zekerheid bieden. Met dit instrument kan een eind worden gemaakt aan de huidige versnippering, waarbij zoveel verschillende programma's door de EU worden gefinancierd dat het vrijwel onmogelijk is om de resultaten ervan te evalueren.

5.2

In paragraaf 4.2 is er al op gewezen dat de GTI's voortkomen uit de voormalige Europese technologieplatforms (ETP's). Deze platforms hebben slechts zelden hun taak — het onderzoek in Europa een strategische impuls geven — kunnen volbrengen, mede doordat de deelnemende partijen te weinig eigen verantwoordelijkheid werd gegund. De GTI's zijn het gevolg van het gedeeltelijk mislukken van de ETP's, die de industrie concurrerender hadden moeten maken.

5.2.1

Het is wat dit betreft te betreuren dat de Commissie in haar voorstel niet nader ingaat op de werkzaamheden die de ETP's hebben verricht; er wordt geen balans opgemaakt, de behaalde resultaten blijven onvermeld en bibliografische referenties ontbreken.

5.2.2

Daarom staat het EESC achter het voornemen van de Commissie om jaarlijks verslag uit te brengen over de resultaten en de geboekte vooruitgang.

5.3

De gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS, die gebaseerd is op een publiek-privaat partnerschap, biedt een goed uitgangspunt voor de totstandbrenging van een Europese onderzoeksruimte en is van groot belang voor het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven.

5.4

Mede dankzij de ontwikkeling van steeds intelligentere systemen zullen er steeds veiligere producten komen. Bovendien kunnen deze systemen een stimulerende werking op het aanbod van hoogwaardige opleidingen en gekwalificeerde arbeidskrachten hebben, waardoor zij tegelijkertijd de (ontwikkeling van) de werkgelegenheid ten goede komen.

5.5

Het EESC onderstreept het belang van de innoverende investeringsstrategie die de Commissie voorstelt.

5.5.1

Voor het eerst zijn voor O&O-programma's niet alleen de middelen van de EU en — wat ongewoon is — het bedrijfsleven (vertegenwoordigd door ARTEMISIA) beschikbaar, maar ook die van de lidstaten en de deelnemende O&O-instellingen.

5.5.2

Aangezien het om een innovatief instrument gaat waarbij verschillende partijen zijn betrokken, zouden er haken en ogen kunnen zitten aan de toepassing van de producten die het onderzoek oplevert. Het is daarom een goede zaak dat de kwestie van de intellectuele eigendom duidelijk geregeld is in artikel 24 van de voorgestelde verordening.

5.6

Om de doelstellingen van ARTEMIS te kunnen verwezenlijken en alle mogelijkheden van dit nieuwe instrument volledig te kunnen benutten is echter wel het volgende nodig:

vereenvoudiging van de procedures voor alle O&O-stadia — van de selectie van activiteiten tot de verspreiding van resultaten — waarbij ARTEMIS de hoofdverantwoordelijkheid voor deze taken krijgt. Eerdere O&O-programma's hebben namelijk nogal te lijden gehad van de administratieve rompslomp, de onzekere financiering en het gebrek aan institutionele duidelijkheid;

een breed informatieprogramma over de mogelijkheden van ARTEMIS, met name het vermogen van deze onderneming om in het licht van de nieuwe financieringsvormen de nodige financiële middelen te mobiliseren, en

programma's voor beroepsopleidingen om ervoor te zorgen dat werknemers beschikken over de juiste vaardigheden en kennis die dienen te beantwoorden aan de door ARTEMIS te ondersteunen O&O-activiteiten en die van groot strategisch belang zijn voor de toekomst van de Europese industrie. Deze opleidingen, die afgestemd moeten zijn op het technisch zeer geavanceerde karakter van de te creëren arbeidsplaatsen, zullen een rem vormen op de brain drain en zijn tegelijkertijd voor de EU een absolute voorwaarde om een leidende positie in deze voor haar zo strategische sectoren te bemachtigen.

Brussel, 24 oktober 2007.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  Het andere GTI betreft innovatieve geneesmiddelen (zie advies INT/363).

(2)  Software Intensive Systems in the Future, IDATE/TNO.

(3)  Mededeling van de Commissie „i2010 — Een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid”, 2005.

(4)  PB L 412 van 30-12-2006, blz. 1.

(5)  INT/369.

(6)  INT/363.

(7)  INT/370.