20.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 168/10


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Europese metropolitane gebieden: sociaal-economische gevolgen voor de toekomst van Europa”

(2007/C 168/02)

Het Duitse ministerie van vervoer, openbare werken en planologie heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité op 7 november 2006 namens het Duitse Raadsvoorzitterschap verzocht een advies op te stellen over „Europese metropolitane gebieden: sociaal-economische gevolgen voor de toekomst van Europa”.

De afdeling Economische en Monetaire Unie, economische en sociale samenhang, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 20 maart 2007 goedgekeurd. Rapporteur was de heer van Iersel.

Het Comité heeft tijdens zijn op 25 en 26 april 2007 gehouden 435e zitting (vergadering van 25 april) onderstaand advies uitgebracht, dat met 125 stemmen voor, zonder stemmen tegen, bij 5 onthoudingen, is goedgekeurd.

Dit advies is het vervolg op advies ECO/120 „Metropolitane gebieden: sociaal-economische gevolgen voor de toekomst van Europa” (1), en vormt hiermee een samenhangend geheel.

1.   Conclusies

1.1

De Europese ruimte heeft de afgelopen 50 jaar ingrijpende veranderingen ondergaan. Deze ontwikkeling wordt nog versneld door de mondialisering. Een en ander heeft aanzienlijke gevolgen voor de metropolitane gebieden (2), die de zwaartepunten van Europa vormen. Zij zijn het meest geschikt om de uitdagingen aan te gaan en optimaal te profiteren van de kansen die uit de veranderingen voortvloeien.

1.2

Het EESC vindt dat Raad en Commissie de ontwikkeling van metropolitane gebieden en de nationale initiatieven ter zake moeten onderzoeken en hiervoor globale oriëntaties moeten opstellen. Wordt de desbetreffende discussie op Europees niveau goed gestructureerd, dan kunnen de nationale benaderingen een gemeenschappelijke invalshoek krijgen, hetgeen tevens de regionale betrokkenen kan stimuleren.

1.3

Het EESC is van mening dat een beter gestructureerd debat over en tussen metropolitane gebieden in Europa deze gebieden zal stimuleren de agenda's van Lissabon en Göteborg met succes ten uitvoer te leggen, hetgeen ook in de nationale hervormingsprogramma's tot uiting zou moeten komen.

1.4

Het EESC stelt vast dat er sinds enkele jaren een levendig debat gaande is. Door het verband tussen grote metropolen en de Lissabonstrategie wordt de nadruk meer dan voorheen gelegd op de sociaal-economische gevolgen van deze metropolen. Dat is winst.

1.5

In tal van landen en regio's proberen overheden, de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld de voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van metropolitane gebieden te scheppen en hun concurrentievermogen in Europa en de rest van de wereld veilig te stellen. Met name de in Duitsland waargenomen ontwikkeling verdient de aandacht. Dankzij universitaire en andere studies op federaal niveau kan er daar objectiever over het thema worden gediscussieerd. De federale overheid en de regionale overheden waren partij bij interministeriële conferenties over metropolitane gebieden.

1.6

Het stedelijk beleid van de Commissie en het ontwerp voor een Territoriale agenda van de Raad vormen stappen in de goede richting. Zij scheppen de randvoorwaarden voor een ambitieus stedelijk beleid. In de Territoriale agenda worden enkele specifieke kenmerken van grote metropolen op een rij gezet. Het EESC stelt evenwel vast dat in het ontwerp voor een Territoriale agenda nog te weinig spijkers met koppen worden geslagen.

1.7

De structuren en benaderingen zijn van land tot land verschillend. Dit neemt niet weg dat de grote stadsregio's in belangrijke mate dezelfde problemen en ambities hebben.

1.8

Wat een evenwichtige ontwikkeling van metropolitane gebieden in de weg zit, is het gebrek aan identiteit en het ontbreken van adequaat bestuur. De bestaande bestuurlijke eenheden dateren vaak van lang geleden. Zij staan een soepele aanpassing in de weg.

1.9

Metropolitane gebieden kunnen pas succes hebben als er op verschillende niveaus (nationaal, regionaal en stedelijk) verbintenissen worden aangegaan. Dit vereist dat de decentrale instellingen over de nodige legitimiteit beschikken, wat het voor de particuliere sector en niet-gouvernementele instanties gemakkelijker maakt om initiatieven te nemen.

1.10

Het EESC stelt opnieuw vast dat er over metropolitane gebieden geen sociaal-economische en milieugegevens bestaan die op Europese schaal vergelijkbaar zijn. Aangezien een en ander op Europees en nationaal niveau zou moeten gebeuren, zou de wijze waarop de Europese metropolitane gebieden in economisch, sociaal en milieuopzicht presteren jaarlijks tegen het licht moeten worden gehouden om de kennis over hun feitelijke situatie te vergroten en om de spelers in de metropolitane gebieden tot actie aan te sporen.

2.   Aanbevelingen

2.1

Het EESC beveelt aan dat de Commissie, ter aanvulling op de Territoriale agenda en de strategische richtsnoeren inzake cohesie, met een Groenboek over metropolitane gebieden komt om het Europese debat op basis van een objectieve analyse aan te wakkeren.

2.2

De uitdagingen en ambities van de grote metropolen alsmede de kennis en ervaringen in de lidstaten moeten in Europees verband worden gebundeld en best practices dienen onder de aandacht te worden gebracht.

2.3

Er is een politiek besluit van de Commissie nodig om Eurostat op te dragen ieder jaar betrouwbare en vergelijkbare gegevens over alle metropolitane gebieden in de EU te produceren. Teneinde zich van deze nieuwe taak te kunnen kwijten, dient Eurostat extra geld te krijgen.

2.4

Om Eurostat in staat te stellen zo snel mogelijk aan de slag te gaan, stelt het EESC voor dat ESPON of een andere competente organisatie een proefstudie verricht teneinde na te gaan welke methoden er denkbaar zijn om metropolitane gebieden aan de hand van gemeenschappelijke criteria af te bakenen en een beperkte lijst op te stellen van gegevens die voor de periode 1995-2005 onverwijld geproduceerd zouden kunnen worden over metropolitane gebieden met meer dan 1 miljoen inwoners. Hierbij zou met name gebruik moeten worden gemaakt van de bestaande gedetailleerde gegevens van de Europese arbeidskrachtenenquêtes (3).

3.   Motivering

3.1

Het EESC heeft in een advies uit 2004 de aandacht gevestigd op de sociaal-economische gevolgen van Europese metropolitane gebieden (4), die zijns inziens sterk onderschat worden.

3.2

Genoemd advies was bedoeld om de EU-instellingen bewust te maken van het feit dat de bevolking en de economische bedrijvigheid zich alsmaar meer concentreren in metropolitane gebieden. Deze soms spectaculaire ontwikkeling doet zich zowel in de EU als elders in de wereld voor.

3.3

In zijn advies uit 2004 pleit het EESC ervoor dat de ontwikkeling van de Europese metropolen op de Europese agenda komt te staan. Het EESC heeft er als een van de eerste betrokkenen op gewezen dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de rol van de metropolen en de uitvoering van de Lissabonstrategie. Metropolitane gebieden zijn de laboratoria van de wereldeconomie. Zij vormen de drijvende kracht achter de economie en zijn centra van creativiteit en innovatie.

3.4

Tegelijkertijd zijn in de metropolitane gebieden de voornaamste uitdagingen geconcentreerd waarvoor Europa de komende jaren een oplossing moet zien te vinden. Met name is er in deze gebieden sprake van armoede, sociale uitsluiting en ruimtelijke segregatie, met alle gevolgen van dien voor de werkgelegenheid en de (internationale) criminaliteit. (5)

3.5

De uitstraling van metropolen wordt versterkt door het toegenomen verkeer op velerlei gebied, zowel in Europa als op mondiaal niveau. De netwerken waar de metropolen deel van uitmaken dragen bij tot de verdieping van de Europese integratie.

3.6

In het advies uit 2004 constateert het EESC dat er een gebrek is aan vergelijkende analyses waarin helder tot uitdrukking komt wat de sterke en zwakke punten van de metropolitane gebieden zijn en waar hun beperkingen en mogelijkheden liggen.

3.7

Daarom heeft het EESC in 2004 gepleit voor een definitie van Europese metropolitane gebieden en relevante en vergelijkbare gegevens voor elk van de metropolen, met inbegrip van een evaluatie van de voornaamste indicatoren van de Lissabonstrategie.

3.8

Door de kenniseconomie en de netwerkmaatschappij worden metropolen aantrekkelijker voor personen en economische activiteiten. In sommige lidstaten is er op nationaal en regionaal niveau een levendig debat op gang gekomen over de vraag welk beleid er ten aanzien van grote metropolen moet worden gevolgd en hoe zij moeten worden bestuurd. Hier en daar leiden deze discussies tot concrete maatregelen, van bovenaf en van onderuit.

4.   Reactie van de Commissie in 2004

4.1

In 2004 verzocht het EESC de Commissie om met alle betrokken commissarissen geïntegreerde analyses te maken en regelmatig verslag uit te brengen over de sociaal-economische situatie van de metropolitane gebieden en hun positionering op Europees niveau. Het EESC was van mening dat het hierdoor gemakkelijker zou worden de sterke en zwakke punten van de grote metropolen te evalueren, teneinde Europese en nationale beleidsmaatregelen beter vorm te geven en best practices meer onder de aandacht te brengen.

4.2

De Commissie stelde in haar reactie op de EESC-voorstellen dat zij het eens is met de opmerkingen van het EESC over de sleutelrol die metropolitane gebieden vervullen voor de verwezenlijking van de Lissabondoelstellingen en over het gebrek aan vergelijkbare en betrouwbare gegevens op Europese schaal over deze gebieden. (6)

4.3

Dit inzicht van de Commissie heeft zich echter nog niet vertaald in een gerichtere en meer geïntegreerde aanpak van metropolitane gebieden. Er wordt geleidelijk aan een stedelijk beleid ten uitvoer gelegd, maar hierin wordt nog geen onderscheid gemaakt tussen steden en metropolitane gebieden. De gegevens van de bureaus voor de statistiek zijn onvolledig. Doordat zij op basis van nationale definities worden geproduceerd, zijn zij op Europees niveau nog steeds niet vergelijkbaar.

5.   Discussies en initiatieven op nationaal niveau

5.1

De laatste tijd zijn er op nationaal en regionaal niveau diverse initiatieven genomen die de ontwikkeling van metropolen voor het voetlicht brengen. Bij deze initiatieven gaat het vaak om uiteenlopende maatregelen ter ondersteuning van een meer harmonische ontwikkeling op het gebied van infrastructuur, ruimtelijke ordening, economie en sociale vraagstukken, en ter ondersteuning van de ontwikkeling van de vervoers- en telecommunicatie-infrastructuur tussen de metropolen zelf. Ter illustratie passeren hieronder enkele initiatieven uit verschillende landen de revue, waarbij zij aangetekend dat hiermee zeker geen volledig beeld wordt geschapen.

5.1.1

Sinds 1993 wordt er in Duitsland uitvoerig over metropolitane gebieden gediscussieerd. Met universitaire studies en debatten wordt er beoogd om op passende en objectieve wijze een lijst op te stellen van de door grote metropolen vervulde functies en om deze metropolen aan de hand van zo'n lijst in kaart te brengen.

5.1.1.1

In Duitse onderzoeken werd aanvankelijk een traditionele aanpak gehanteerd op basis van de landkaart met steden, gemeenten en deelstaten. Thans is overgeschakeld op een andere aanpak, waarbij gebruik wordt gemaakt van een nieuwe kaart van Duitsland met nieuwe Leitbilder. Op basis van de van 1992 en 1995 daterende richtsnoeren en actieprogramma's inzake het ruimtelijkeordeningsbeleid waarin het belang en de taken van metropolitane gebieden worden onderstreept, hebben de Duitse federale en deelstaatministers van ruimtelijke ordening tijdens een conferentie op 30 juni 2006 besloten tot de oprichting van elf metropolitane gebieden in Duitsland. De eerste conferentie van de ter zake bevoegde ministers heeft in 2003 plaatsgevonden.

5.1.1.2

Uit de kaart van Duitse metropolitane gebieden blijkt dat de bestaande bestuursindeling niet aansluit bij de geografische grenzen van die gebieden. Zo bestaat de stadsregio Neurenberg uit de stad Neurenberg en een groep stedelijke gemeenten en aangrenzende plattelandsgemeenten. Andere metropolitane regio's, zoals Frankfurt/Rijn/Main en Hamburg, liggen verspreid over meer dan één deelstaat. Weer andere vormen een deel van een deelstaat, bijv. München en het Ruhrgebied. In verscheidene gevallen is reeds sprake van themagebonden regionalisering, bijv. op het gebied van cultuur, sport, duurzaamheid en landschapsbeheer. In alle gevallen omvatten de metropolitane regio's (kleine en grote) steden en landelijke gebieden. Op die manier slaagt men erin om het territorium van de metropolitane gebieden in kwestie goed af te bakenen.

5.1.1.3

Specifieke nationale maatregelen zijn (nog) niet gepland. Aan de metropolitane gebieden is gevraagd om hun eigen specifieke kenmerken te omschrijven en te benutten. Doel hiervan is dat de Duitse metropolitane gebieden zich ontwikkelen als zelfstandige spelers in Europees en internationaal verband. Nationale beleidsmaatregelen, bijv. op het vlak van trein- en luchtvaartverkeer, kunnen er vanzelfsprekend toe bijdragen dat deze gebieden hun ambities kunnen waarmaken.

5.1.1.4

Om de legitimiteit van deze nieuwe benadering te verankeren, wordt de metropolitane gebieden gevraagd een systeem van democratische vertegenwoordiging in te voeren, ieder volgens de eigen specifieke kenmerken en zienswijze. Zij mogen zelf bepalen hoe zij daarvoor zorgen: door rechtstreekse verkiezingen, zoals bijv. in de regio Stuttgart, of door indirecte vertegenwoordiging van steden en gemeenten, zoals in de regio Neurenberg het geval is.

5.1.1.5

In het kader van deze metropolitane gebieden (die overigens uiteenlopende kenmerken vertonen) moeten de volgende beleidsdoelstellingen besproken en verwezenlijkt worden: de kritische massa garanderen die nodig is om te kunnen concurreren; voorwaarden scheppen voor een doeltreffend bestuur; de bevoegdhedenverdeling verduidelijken; komen tot een polycentrische organisatie van de ruimte; een goed evenwicht vinden tussen verstedelijking en de bescherming van landelijke gebieden; de vervoersinfrastructuur ontwikkelen en de mobiliteit in goede banen leiden; innovatie en economische clusters ondersteunen; technologische en natuurlijke risico's zien te beheersen; de nodige middelen uittrekken voor overheidsinvesteringen; de internationale bereikbaarheid verbeteren; zorgen voor promotieactiviteiten om de aandacht op de regio te vestigen.

5.1.2

In Groot-Brittannië bestaat er sinds het begin van deze eeuw belangstelling om de metropolen sterker te ontwikkelen. In 2004 heeft de regering een nota over het concurrentievermogen van de andere metropolitane gebieden dan Londen doen uitgaan (7), bedoeld om de voorwaarden te scheppen voor uitbreiding van de autonomie van stadsregio's in internationaal verband. Maar dit proces is tot stilstand gekomen, met name door een negatief referendum over de oprichting van een regionale assemblee in de regio Newcastle.

5.1.2.1

De discussie gaat in Engeland momenteel over de bevoegdhedenverdeling tussen enerzijds het nationale en regionale niveau en anderzijds de steden en gemeenten in de dichtstbevolkte regio's die als toekomstige metropolitane gebieden zijn aangeduid. Het voornemen om stadsregio's op te richten is nog steeds actueel. De lopende discussie mag dan niet door eensluidende standpunten worden gekenmerkt, binnenkort zal er een witboek over het onderwerp uitkomen en er wordt op basis van erkende criteria gewerkt aan een nieuwe ruimtelijke-organisatievorm die vergelijkbaar is met die in Duitsland.

5.1.2.2

Decentralisering van beleid en ondersteuning van de ontwikkeling van metropolen dienen los van elkaar te worden gezien. Ondersteuning van de ontwikkeling van metropolen wordt gekenmerkt door flexibele allianties tussen gemeenten met als doel om kansen samen te benutten en uitdagingen gezamenlijk aan te gaan. Een mooi voorbeeld is de ontwikkeling in Noord-Engeland (Manchester, Liverpool, Leeds, Sheffield, Newcastle en York), een bottom-up-initiatief genaamd The Northern Way. Kenmerkend voor deze ontwikkeling is dat er binnen het metropolitane gebied een aantal afspraken is gemaakt.

5.1.2.3

Een top-down-benadering op basis van lokale en regionale initiatieven wordt onontbeerlijk geacht, omdat tal van strategische besluiten alleen maar in onderling overleg kunnen worden genomen. Deze besluiten zullen deel kunnen uitmaken van drie „agenda's”: een agenda voor het concurrentievermogen om te waarborgen dat de best èn slechtst presterende regio's op steun kunnen rekenen, een agenda voor sociale samenhang ten behoeve van kansarme bevolkingsgroepen, en een agenda voor milieu die met name maatregelen bevat om de levenskwaliteit te verbeteren en de natuurlijke hulpbronnen in stand te houden. De metropolitane gebieden worden als het meest geschikte geografische niveau beschouwd om deze beleidsmaatregelen op alle drie de gebieden ten uitvoer te leggen.

5.1.3

In Frankrijk wordt al sinds 1960 over onderhavig thema gediscussieerd. Tot voor kort waren er nog maar heel weinig concrete maatregelen genomen, omdat de politieke dimensie van het debat onderschat werd. Meer in het algemeen gesproken was dit gebrek aan politieke dimensie kenmerkend voor geheel Europa.

5.1.3.1

In 2004 heeft de DIACT (8) ertoe opgeroepen plannen voor metropolitane gebieden in te dienen om de samenwerking tussen grote steden te stimuleren en de economische ontwikkeling van metropolitane gebieden te ondersteunen. Vervolgens heeft een jury, bestaande uit deskundigen en uit directeurs van de betrokken ministeries, 15 door lokale overheden voorbereide metropolitane plannen geselecteerd. Deze zijn in 2006 verder uitgewerkt. Met het oog op de uitvoering van structurerende maatregelen zullen er in 2007 metropolitane contracten in het leven worden geroepen waarvoor de staat financiële steun zal verlenen. Met dit initiatief erkent de DIACT dat metropolitane gebieden een hoofdrol spelen waar het gaat om het concurrentievermogen van regio's.

5.1.4

In Italië en Spanje wordt verder gewerkt aan regionalisering. Deze ontwikkeling betreft de metropolitane gebieden niet rechtstreeks, maar biedt wel nieuwe (rechts)mogelijkheden voor het bestuur van metropolen.

5.1.4.1

In Italië is met een wet uit 1990 voorzien in een top-down-aanpak om 14 metropolitane gebieden in kaart te brengen. Deze wet is niet ten uitvoer gelegd. Met een nieuwe wet uit 1999 werd het mogelijk bottom-up-initiatieven te ontplooien om metropolitane gebieden te creëren. Alleen in de regio Bologna werd een assemblee met een eigen budget ingesteld, bestaande uit 20 gemeenten. Ten slotte is met een grondwetshervorming in 2001 toestemming verleend voor de oprichting van drie metropolitane gebieden, nl. rond Rome, Napels en Milaan. De tenuitvoerlegging van deze hervorming is onlangs weer op gang gekomen.

5.1.4.2

In Spanje wordt de ruimtelijke discussie bepaald door de territoriale autonomie. De autonome gemeenschappen zijn ter zake exclusief bevoegd. Zij zijn derhalve ook verantwoordelijk voor metropolitane gebieden. Tegelijkertijd is er een proces gaande waarbij de grote steden worden versterkt en vindt er een krachtmeting plaats tussen de centrale regering, de autonome gemeenschappen en metropolitane gebieden, zoals Madrid, Barcelona en Valencia. Een apart geval vormt Bilbao, dat met zijn publiek-private samenwerking een geslaagd voorbeeld van metropoolvorming kan worden genoemd.

5.1.4.3

Het identificeren van metropolitane gebieden blijft niet beperkt tot grote landen, noch tot landen als zodanig. Metropolitane gebieden zoals Centrope (de regio Wenen-Bratislava-Brno-Györ, die zich over maar liefst 4 landen uitstrekt) en Kopenhagen-Malmö (Denemarken/Zweden) behoren in dit verband tot de bekendste voorbeelden. In beide gaat het de goede kant op. In Nederland vindt momenteel een diepgaande discussie plaats over de meest passende governance van de Randstad, zodat er een einde komt aan de bestuurlijke versnippering die de infrastructurele, ruimtelijke en sociaal-economische ontwikkeling afremt.

5.1.5

In de nieuwe lidstaten is er een soortgelijke ontwikkeling als in bovengenoemde landen gaande. In Polen heeft de regering een aantal metropolitane gebieden of city-regions in kaart gebracht. Een voorbeeld daarvan is de regio Katowice, die onlangs de specifieke status van metropolitaan gebied heeft gekregen. Bij gebrek aan een oordeelkundig regionaal bestuur ontwikkelen steden en metropolen zich echter doorgaans op ongecontroleerde en bijgevolg arbitraire wijze. Daarom richten sommige metropolen zich momenteel op de praktische kennis en kunde van landen die ervaring met decentrale beleidsvorming hebben.

5.1.6

De Kamers van Koophandel en Industrie, die de zakenwereld goed zichtbaar en actief vertegenwoordigen op lokaal en regionaal niveau, zijn eveneens bij het proces van metropoolvorming betrokken, met name de KvK's van hoofdsteden en stadsregio's. Zij dragen overal bij tot de aantrekkingskracht en de economische en culturele uitstraling van hun gebieden, rekening houdend met de vereisten op het vlak van levenskwaliteit en milieubescherming.

6.   Ontwikkelingen op Europees niveau

6.1

Een hoofddoelstelling van de Commissie Barroso is de tenuitvoerlegging van de Lissabonstrategie. Alle commissarissen zijn hierbij betrokken. Voor DG REGIO vormt de Lissabonstrategie het middelpunt van het regionale beleid „nieuwe stijl”, waarin stadsontwikkeling als speerpunt geldt.

6.1.1

„Lissabon” en stedelijke ontwikkeling zijn prioritair geworden in alle regio's die steun krijgen uit communautaire programma's. Deze programma's zijn niet expliciet op metropolitane gebieden gericht. Voor deze gebieden kan onder meer het URBACT-programma goed van pas komen (9).

6.1.2

Van belang voor metropolen zijn vaak ook specifieke programma's die beheerd worden door andere DG's dan DG Regionaal beleid, bijv. door DG Onderzoek, DG Milieu en DG Vervoer, omdat ook die programma's meer dan voorheen in het teken van de Lissabondoelstellingen staan. Zij zijn niet rechtstreeks bestemd voor metropolen als zodanig, maar wel is het zo dat alle programma's waarmee beoogd wordt steden beter te laten presteren, ook op metropolen van toepassing zijn.

6.1.3

In juni 2006 heeft een werkgroep van de Raad een eerste ontwerp voor een Territoriale agenda (10) ingediend. De trends inzake de verstedelijking van de Europese samenleving zijn hierin goed beschreven. In dit document wordt echter nog steeds geen duidelijk onderscheid tussen steden en metropolitane gebieden gemaakt.

6.2

Verscheidene informele bijeenkomsten van de Raad van ministers van ruimtelijke ordening zijn aan de uitdagingen van (grote) steden gewijd. (11) Ruimtelijke ordening wordt in het huidige Verdrag als EU-bevoegdheid genoemd in Titel XIX (Milieu), artikel 175, lid 2. (12)

6.3

Het Europees Parlement  (13) wijst erop dat „78 % van de bevolking van de Europese Unie in steden en agglomeraties of stedelijke gebieden woont en dat deze een plaats zijn waar de (…) problemen geconcentreerd zijn” en „een plaats zijn waar de toekomst vorm wordt gegeven”. Het is van mening dat steden een sleutelrol vervullen voor regionale ontwikkeling en het verwezenlijken van de doelstellingen van Lissabon en Göteborg.

6.3.1

Het Europees Parlement verzoekt alle DG's van de Commissie die direct of indirect op het gebied van stedelijke kwesties werkzaam zijn, met elkaar samen te werken om de concrete stedelijke problemen op ieder terrein in kaart te brengen en samen aan te geven in hoeverre het gevoerde beleid gunstig heeft uitgewerkt. Het EP stelt voor om tussen de verschillende diensten een taskforce op te richten en pleit voor de invoering van een territoriale dialoog.

6.4

Het Comité van de Regio's wijst de Europese instanties steeds nadrukkelijker op de uitdagingen waarmee stadsgewesten geconfronteerd worden. Aan zijn conclusies liggen dezelfde zorgen en uitgangspunten als bij het EP en het EESC ten grondslag.

6.4.1

Het Comité van de Regio's attendeert op de situatie van „functionele regio's” en benadrukt het belang van samenwerking over de nationale, regionale en lokale bestuursgrenzen heen. Deze samenwerking moet worden bevorderd door gerichte en stimulerende EU-maatregelen, zoals de bevordering van strategische-ontwikkelingsprojecten voor grote gebieden. Het is vooral belangrijk nieuwe samenwerkingsnetwerken tussen metropolitane en stedelijke gebieden tot stand te brengen en de bestaande banden te versterken. Daarbij dient met name aandacht te worden besteed aan de huidige samenwerking uit hoofde van Interreg III, die in de periode 2007-2013 zal worden voortgezet met het doel territoriale samenwerking te bevorderen. (14)

6.5

Het netwerk METREX (15) wijst er in haar verklaringen uit maart en september 2006 op dat de metropolitane gebieden gedefinieerd moeten worden en erkend moeten worden als zijnde van cruciaal belang voor de Territoriale agenda van de Europese Unie. Verder bepleit METREX dat er op Europese schaal vergelijkbare gegevens over metropolitane gebieden worden vergaard en dat de Commissie een groenboek opstelt met drie speerpunten: economische concurrentiekracht, sociale samenhang en milieubescherming. METREX is van mening dat tal van belangrijke vraagstukken waar Europa mee te maken heeft, zoals klimaatverandering, vergrijzing en immigratie, pas efficiënt en op geïntegreerde wijze kunnen worden aangepakt als ook de metropolen daarbij worden betrokken. Ook vindt METREX dat metropolitane gebieden een belangrijke rol bij de verwezenlijking van de Lissabondoelstellingen kunnen spelen, met name door ervoor te zorgen dat Europa de mondiale concurrentie het hoofd kan bieden.

6.6

De voorbije 15 jaren hebben een sterke stijging te zien gegeven van het aantal regio's met een vertegenwoordiging in Brussel  (16). Tijdens conferenties van deze vertegenwoordigingen wordt er over de ontwikkeling en het presteren van metropolitane gebieden dikwijls diepgaand gediscussieerd.

6.7

In Brussel is er ook een groep regio's vertegenwoordigd die zich terecht de Lissabonregio's noemen.

6.8

In het kader van het ESPON-programma is in de afgelopen jaren een grote hoeveelheid informatie, gegevens, indicatoren en rapporten over de Europese regio's geproduceerd. Maar aangezien de grenzen van de administratieve regio's geenszins samenvallen met die van de metropolitane gebieden, verschaffen de resultaten van deze werkzaamheden, hoe kwalitatief hoogstaand ook, degenen die voor de ontwikkeling, de ruimtelijke ordening en het beheer van metropolitane gebieden verantwoordelijk zijn niet de informatie en analyses die zij nodig hebben voor de uitwerking van de meest passende beleidsmaatregelen om alle mogelijkheden van de metropolen te benutten.

6.9

DG Regionaal beleid en Eurostat hebben een stedelijk auditproject opgezet om voor een aantal steden betrouwbare en vergelijkbare indicatoren op te stellen (17). Het EESC juicht de inspanningen om gegevens over stedelijke gebieden te vergaren toe. De ter beschikking gestelde gegevens zijn echter nog niet van dusdanige aard dat zij op grote schaal kunnen worden gebruikt. (18)

7.   Het levendige actuele debat

7.1

Het EESC stelt vast dat er veel levendiger over metropolitane gebieden wordt gediscussieerd dan een aantal jaren geleden. Hiervoor zijn twee hoofdredenen aan te wijzen. Ten eerste blijkt uit de toename van het aantal metropolen in de wereld dat zich zeer snel een nieuwe stedelijke organisatievorm aan het ontwikkelen is (19). Ten tweede wordt het debat mede gevoed door de erkenning van het feit dat er een verband bestaat tussen de ontwikkeling van metropolitane gebieden op economisch, sociaal en milieugebied en de Lissabonstrategie.

7.2

In alle lidstaten (of ze nu groot of klein, sterk of minder sterk ontwikkeld zijn) vindt er een politiek en maatschappelijk debat over de juiste aanpak plaats.

7.3

Dit debat wordt allereerst gevoerd binnen de nationale context. In diverse gevallen echter wordt van overheidswege erkend dat sommige metropolen niet aan de landsgrenzen ophouden. De voorbeelden Kopenhagen-Malmö en Wenen-Bratislava werden al genoemd, maar er zij ook gewezen op Metz-Luxemburg-Saarbrücken en Rijsel-Kortrijk, die door de Franse overheid als metropolitane gebieden zijn aangemerkt. Steeds meer grensoverschrijdende regio's overal in de Unie maken aanspraak op de titel van metropolitaan gebied.

7.4

Hoewel het debat in de afgelopen jaren is geïntensiveerd, constateert het EESC dat deze nieuwe structuren nog in de kinderschoenen staan.

7.5

Verreweg de meeste steden en metropolitane gebieden die naar voren willen brengen welke belangrijke rol zij in Europees en mondiaal verband spelen, geven inzicht in hun situatie door middel van nationale of regionale cijfers, zonder zich altijd goed rekenschap te geven van de werkelijke omvang van het gebied waarover ze spreken. Dat is een van de gevolgen van het feit dat het metropolitane gebied en de administratieve regio('s) waarvan het deel uitmaakt, niet samenvallen.

7.6

Niettegenstaande de verschillen in nationale en regionale benaderingen en structuren stelt het EESC vast dat er duidelijk sprake is van toenemende convergentie ten aanzien van deze problematiek. Het debat spitst zich toe op:

de kritische massa van een metropolitaan gebied, een stadsregio of een netwerk van steden en gemeenten;

de mate waarin stedelijke en landelijke ruimten in het metropolitane gebied met elkaar in evenwicht zijn;

de functies die metropolitane gebieden vervullen;

onderwijs en opleiding;

creativiteit, onderzoek en innovatie;

clusters en het concurrentievermogen van de bedrijven op de internationale markten;

de aantrekkingskracht voor buitenlandse investeerders en de wijze waarop zij worden ontvangen;

grote infrastructurele netwerken, de financiering daarvan en publiek-private samenwerking;

vervoer- en telecommunicatienetwerken tussen grote metropolen binnen en buiten Europa;

de culturele uitstraling;

de multiculturele samenleving (immigratie) en de problematiek rond armoede en uitsluiting;

de inzetbaarheid van arbeidskrachten en het scheppen van banen voor laaggeschoolden;

ondernemingen uit de productie- en dienstensector die zich bezighouden met activiteiten met een hoge toegevoegde waarde;

klimaatverandering, beheersing van het energieverbruik, reductie van overlast en afvalbeheer;

de sanering en renovatie van braakliggende industrieterreinen in verband met de herstructurering van productieactiviteiten;

het terugdringen van de onveiligheid, de criminaliteit en het gevaar van internationaal terrorisme;

de vermindering van de ongelijkheid tussen verschillende gebieden binnen het gewest en de totstandbrenging van een partnerschap tussen het centrum en de periferie;

het netelige vraagstuk van „goed bestuur” (governance).

7.7

De burgers hebben niet altijd het gevoel dat zij tot een metropool behoren. Het ontbreekt de Europese metropolitane gebieden aan politieke legitimiteit. De bestuursstructuren van voorheen (daterend van vroegere historische perioden) voldoen niet langer, maar de nationale regeringen zijn zeer gevoelig voor de weerstand die er bij belanghebbenden, met name de bestaande bestuurlijke eenheden, tegen nieuwe structuren bestaat. En toch staan de metropolitane gebieden voor enorme uitdagingen. Om deze te kunnen aangaan en de ontwikkelingen in goede banen te leiden is een nieuwe organisatie van het bestuur, met het oog op een algemene strategie, vrijwel overal noodzakelijk.

Brussel, 25 april 2007

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Dimitris DIMITRIADIS


(1)  PB C 302 van 7-12-2004, blz. 101

(2)  Er moet onderscheid worden gemaakt tussen „metropolen” en „metropolitane gebieden”. Een „metropool” is een zeer grote stad of agglomeratie, een „metropolitaan gebied” is het geheel van een zeer grote stad of een aantal belangrijke polycentrische steden, omringd door andere gemeenten en plattelandsgebieden. Metropolitane gebieden bestrijken derhalve een veel grotere oppervlakte dan metropolen.

(3)  In het kader van het programma INTERREG II C is in 2000 al een eerste geslaagde proef uitgevoerd. Deze had betrekking op 14 metropolitane gebieden. Zie de studie van de GEMACA.

(4)  EESC-advies „Metropolitane gebieden: sociaal-economische gevolgen voor de toekomst van Europa”, PB C 302 van 7-12-2004, blz. 101.

(5)  EESC-advies „Immigratie binnen de EU en het integratiebeleid: samenwerking tussen regionale en lokale overheden en het maatschappelijk middenveld”, PB C 318 van 23-12-2006, blz. 128.

(6)  Verwijzing naar de reactie van de Commissie (DG REGIO) op het initiatiefadvies van het EESC „Metropolitane gebieden: sociaal-economische gevolgen voor de toekomst van Europa”, PB C 302 van 7-12-2004, blz. 101.

(7)  Competitive Cities: where do the core cities stand? (core cities zijn de metropolen buiten Londen, met name die in het Noord-Westen van het land).

(8)  DIACT: Délégation Interministérielle à l'Aménagement et à la Compétitivité des Territoires (voorheen DATAR).

(9)  De Commissie werkt aan een gids over stedelijke vraagstukken.

(10)  The Territorial State and Perspectives of the European Union Document, Towards a Stronger European Territorial Cohesion in the Light of the Lisbon and Gothenburg Ambitions, eerste ontwerp, 26 juni 2006.

(11)  In november 2004 heeft in Rotterdam de eerste informele Raad van ministers van ruimtelijke ordening en binnenlandse zaken plaatsgevonden waar de uitdagingen voor steden grondig zijn besproken. Daarna is er in mei 2005 in Luxemburg een informele Raad gehouden over „De staat en de vooruitzichten voor de EU-gebieden”. De volgende informele Raad is gepland voor mei 2007 in Leipzig.

(12)  

Artikel 175

„1.   De Raad stelt volgens de procedure van artikel 251 en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's de activiteiten vast die de Gemeenschap moet ondernemen om de doelstellingen van artikel 174 te verwezenlijken.

2.   In afwijking van de in lid 1 bedoelde besluitvormingsprocedure en onverminderd het bepaalde in artikel 95, neemt de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's met eenparigheid van stemmen een besluit over:

a)

bepalingen van in hoofdzaak fiscale aard;

b)

maatregelen die van invloed zijn op:

de ruimtelijke ordening;

het kwantitatieve waterbeheer, of die rechtstreeks dan wel zijdelings betrekking hebben op de beschikbaarheid van de watervoorraden;

de bodembestemming, met uitzondering van het afvalstoffenbeheer;

c)

maatregelen die van aanzienlijke invloed zijn op de keuze van een lidstaat tussen verschillende energiebronnen en de algemene structuur van zijn energievoorziening.”

(13)  Europees Parlement: Resolutie van 13-10-2005 over de stedelijke dimensie in de context van de uitbreiding van de Unie, PB C 233 van 28-9-2006, blz. 127.

(14)  CvdR-advies „De steden en het cohesiebeleid: de bijdrage van steden en agglomeraties aan groei en werkgelegenheid in de regio's”, PB C 206 van 29-08-2006, blz. 17.

(15)  METREX is een netwerk van Europese metropolitane regio's en gebieden waarbij ca. 50 grote stadsregio's zijn aangesloten.

(16)  Dit aantal is gestegen van 20 in 1990 naar 199 in 2006.

(17)  Hierbij worden drie geografische niveaus onderscheiden: de centrale stad, het stedelijke gebied in ruimere zin (Larger Urban Zone — LUZ) en het tussenstedelijke gebied. Volgens de projectleiders komt het LUZ min of meer overeen met de functionele stadsregio.

(18)  Dit komt in feite omdat er voor nog maar weinig indicatoren informatie is voor alle LUZ's voor hetzelfde jaar. De geografische grenzen van de LUZ's worden bepaald aan de hand van nationale criteria, waardoor niet kan worden gegarandeerd dat de indicatoren op Europese schaal vergelijkbaar zijn. Tot op heden zijn deze grenzen nog niet bekendgemaakt. De indicatoren hebben betrekking op jaren die al geruime tijd achter ons liggen (het meest recente is 2001). Het is duidelijk dat Eurostat momenteel veel te weinig middelen krijgt om dit belangrijke project (27 landen, 258 steden, 260 LUZ's en 150 indicatoren) te kunnen uitvoeren.

(19)  Wereldwijd wonen thans meer dan 3 miljard mensen in steden. Er zijn 400 metropolen met meer dan 1 miljoen inwoners. Een eeuw geleden waren dat er nog maar 16.