52006PC0516

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede streepje, van het EG-Verdrag, inzake het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap en richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering /* COM/2006/0516 def. - COD 2004/0047 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 18.9.2006

COM(2006) 516 definitief

2004/0047 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede streepje, van het EG-Verdrag, inzake het

gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap en Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering

2004/0047 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede streepje, van het EG-Verdrag, inzake het

gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap en Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering

1. ACHTERGROND

Verzending van het voorstel naar het Europees Parlement en de Raad (document COM(2004) 0139 def. – 2004/0047 COD): | 4 maart 2004 |

Standpunt van het Europees Economisch en Sociaal Comité: | 9 februari 2005 |

Standpunt van het Europees Parlement, eerste lezing: | 28 september 2005 |

Vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt: | 24 juli 2006 |

2. DOEL VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Het doel dat de Commissie met dit voorstel beoogt, ligt in de lijn van het Witboek "Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen", namelijk het voortzetten van de hervorming van de spoorwegsector door het internationale passagiersvervoer binnen de Europese Unie open te stellen voor concurrentie .

Dit is een van de vier maatregelen die de Commissie heeft voorgesteld in het kader van het derde spoorwegpakket (de andere maatregelen hebben tot doel de rechten van passagiers die gebruik maken van internationale diensten te verbeteren, een certificeringssysteem voor treinbestuurders op te zetten en de kwaliteit van diensten voor goederenvervoer per spoor te verbeteren).

In dit voorstel is bepaald dat spoorwegondernemingen die over een vergunning en de nodige veiligheidscertificaten beschikken, vanaf 1 januari 2010 toegang moeten krijgen tot de infrastructuur voor het exploiteren van internationale passagiersdiensten in de Gemeenschap.

Teneinde realistische economische omstandigheden voor de ontwikkeling van dergelijke diensten te scheppen, wordt voorgesteld de exploitanten toestemming te geven om passagiers op een internationale route in om het even welk station te laten in- of uitstappen, met inbegrip van stations die in dezelfde lidstaat zijn gelegen. De reden waarom dit zo is georganiseerd, is om het economisch evenwicht van overeenkomsten voor openbare dienstverlening, die hieronder te lijden kunnen hebben, te bewaren en tegelijk te vermijden dat spoorwegondernemingen die internationale en openbaar toegankelijke passagiersdiensten per spoor exploiteren, met overdreven beperkingen zouden worden geconfronteerd.

3. OPMERKINGEN OVER HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

Een punt dat centraal stond in de besprekingen van de Raad over het Commissievoorstel inzake openstelling van de markt was het verband met het herziene voorstel betreffende het openbaar passagiersvervoer per spoor en over de weg[1]. Daarom kon op de vergadering van de Raad van 5 december 2005 alleen een politiek akkoord over het voorstel inzake toegang tot de spoorwegmarkt worden bereikt door het verband tussen beide voorstellen te bespreken en door beleidslijnen voor verscheidene punten van het voorstel betreffende het openbaar vervoer op te nemen in een bij de notulen te voegen verklaring van de Raad en de Commissie (zie bijlage I).

De Raad heeft bij gekwalificeerde meerderheid (Hongarije heeft zich onthouden) algemene wijzigingen aangebracht aan het voorstel van de Commissie. Deze wijzigingen zijn aanvaardbaar omdat ze garanderen dat de doelstellingen van het voorstel worden bereikt.

De eerste wijziging heeft betrekking op het recht van vrije toegang tot de infrastructuur voor passagiersvervoer per spoor . De Raad heeft de door de Commissie voorgestelde datum voor de openstelling van de internationale passagiersvervoerdiensten per spoor, namelijk vanaf 2010, behouden. In het gemeenschappelijk standpunt wordt de openstelling van de markt uitgesteld tot 2012 voor lidstaten waar internationaal vervoer een belangrijk deel van het totale passagiersvervoer per spoor vertegenwoordigt. De Raad heeft de door het Europees Parlement in eerste lezing gedane voorstellen om de datum van openstelling voor internationale diensten te vervroegen naar 2008 en om binnenlandse diensten open te stellen vanaf 2012 dan ook verworpen. De Raad heeft echter wel de door het Parlement voorgestelde wederkerigheidsclausule, waarvan lidstaten die vóór 2010 hun markt openstellen gebruik kunnen maken, behouden. De Commissie gaat akkoord met het tijdschema van het gemeenschappelijk standpunt omdat het alle marktdeelnemers de gelegenheid biedt zich op de openstelling van de markt voor te bereiden. De Commissie aanvaardt de wederkerigheidsclausule omdat ze alleen in een overgangsfase van toepassing is en zodanig is geformuleerd dat onverenigbaarheid met de communautaire regelgeving wordt vermeden. De Commissie gaat ook akkoord met de bepaling van het gemeenschappelijk standpunt waarin wordt gesteld dat het recht van toegang alleen mag worden verleend voor internationale diensten die in de eerste plaats tot doel hebben passagiers te vervoeren tussen stations in verschillende lidstaten. Op die manier wordt vermeden dat het recht van toegang tot internationaal passagiersvervoer, dat cabotage omvat, kan worden misbruikt om ook de markt voor binnenlands passagiersvervoer open te stellen.

Ten tweede geeft de Raad in zijn gemeenschappelijk standpunt een duidelijker definitie van de mechanismen en procedures voor het vrijwaren van openbare vervoersdiensten . De Raad gaat akkoord met het door de Commissie voorgestelde algemene beginsel dat het recht van toegang alleen mag worden beperkt als het economisch evenwicht van een openbare vervoersdienst daardoor in het gedrang komt. De Raad heeft drie punten toegevoegd aan het voorstel van de Commissie: a) een transparante procedure om na te gaan of de openstelling van de markt voor internationale passagiersvervoerdiensten per spoor een openbare vervoersdienst in het gedrang brengt, waarbij een centrale rol is weggelegd voor een onafhankelijk regelgevend orgaan; b) een verduidelijking van de voorwaarden voor het verlenen of beperken van de rechten van toegang; en c) een bepaling die de lidstaten toestaat op transparante en niet-discriminerende wijze een heffing op te leggen aan internationale passagiersvervoerdiensten per spoor, teneinde openbare passagiersvervoerdiensten per spoor te financieren. De Commissie gaat akkoord met deze aanvullende punten omdat ze bijdragen tot de duidelijkheid van de bepalingen of betrekking hebben op maatregelen die sowieso mogelijk zijn krachtens de communautaire wetgeving.

De derde wijziging betreft de overname van een suggestie van het Europees Parlement om de openstelling van de markt voor internationale passagiersvervoerdiensten per spoor, en met name diensten die gebruik maken van gespecialiseerde infrastructuur, aan te vullen met regelingen voor een stabieler en beter voorspelbaar investeringsklimaat . Het Parlement stelde voor kaderovereenkomsten van 10 jaar toe te staan voor diensten die gebruik maken van gespecialiseerde infrastructuur die aanzienlijke investeringen op lange termijn vereist, maar de Raad was van mening dat een looptijd van 15 jaar beter was. De Commissie gaat akkoord met het standpunt van de Raad omdat het beter rekening houdt met de meestal lange afschrijvingstermijnen voor dergelijke gespecialiseerde spoorweginfrastructuur.

Ten slotte zijn in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad nog een aantal andere belangrijke wijzigingen ten opzichte van het voorstel van de Commissie opgenomen. In het gemeenschappelijk standpunt wordt verduidelijkt dat de richtlijn tot doel heeft de markt voor internationale passagiersvervoerdiensten per spoor in de Gemeenschap open te stellen en dat diensten voor vervoer van goederen en passagiers die beginnen en eindigen in derde landen en over het grondgebied van de Gemeenschap lopen, buiten het bestek van het voorstel vallen. Voorts staat het gemeenschappelijk standpunt toe dat lidstaten tijdens een overgangsperiode hun markt voor internationaal passagiersvervoer per spoor niet volledig openstellen wanneer het recht om gebruik te maken van bepaalde spoorlijnen, bijvoorbeeld in het geval van een concessie, op basis van een openbare-aanbestedingsprocedure is toegekend. De Raad stelde ook voor om lidstaten zonder spoorwegen, zoals Malta en Cyprus , vrij te stellen van de verplichting de richtlijnen waarop deze wijzigingen betrekking hebben toe te passen. De Commissie gaat akkoord met al deze aanvullende bepalingen.

4 GEDETAILLEERD COMMENTAAR VAN DE COMMISSIE

De Commissie heeft vier van de twaalf amendementen die door het Europees Parlement in eerste lezing zijn voorgesteld, volledig of gedeeltelijk aanvaard. De Raad heeft acht van de twaalf amendementen letterlijk of in beginsel in zijn gemeenschappelijk standpunt opgenomen.

4 . 1 Amendementen van het Europees Parlement die door de Commissie zijn aanvaard en geheel of gedeeltelijk in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen

Hieronder wordt verwezen naar overwegingen en artikelen uit het gemeenschappelijk standpunt.

Amendmenten 5 en 13. Naar aanleiding van een suggestie van het Europees Parlement stelt de Raad in artikel 2, punt 4), voor om de standaardperiode voor een kaderovereenkomst in het geval van gespecialiseerde infrastructuur te verlengen tot 15 jaar in plaats van de door het Europees Parlement voorgestelde 10 jaar. De Raad geeft ook een indicatieve opsomming van de capaciteitskenmerken die aan de aanvrager moeten worden verstrekt tijdens de duur van de kaderovereenkomst.

Amendement 7. In overweging 21 wordt aanbevolen om zowel Richtlijn 91/440/EEG als Richtlijn 2001/14/EG te wijzigen.

Amendement 10. In overweging 10 en alinea 1, punt 8, onder 3 ter), is bepaald dat een recht op toegang alleen kan worden beperkt wanneer het regelgevend orgaan op basis van een grondige economische analyse en vooraf vastgestelde criteria tot de conclusie komt dat het recht op toegang het economische evenwicht van het openbaredienstcontract in het gedrang zou brengen. In het gemeenschappelijk standpunt is bepaald welke marktdeelnemers een dergelijke economische analyse kunnen vragen en is de procedure voor de beoordeling en het nemen van het besluit vastgesteld.

4.2 Amendementen van het Europees Parlement die door de Commissie zijn verworpen en niet in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen

Amendementen 2, 8 en 9. In overweging 6 en alinea 1, punt 8, onder 3 bis), is gestipuleerd dat de markt voor internationale passagiersvervoerdiensten per spoor op 1 januari 2010 wordt opengesteld, terwijl in het standpunt van het Europees Parlement werd voorgesteld deze markt in 2008 open te stellen en die voor binnenlandse diensten in 2012.

Amendement 4. Dit amendement legt een link naar de lezing door de Raad van het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg. Dit is nu achterhaald omdat de Raad op 9 juni 2006 een politiek akkoord over dit voorstel heeft bereikt.

4.3 Amendementen van het Europees Parlement die door de Commissie zijn verworpen en volledig of gedeeltelijk in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen

Amendmenten 6 en 12. Krachtens overweging 17 en alinea 1, leden 9 en 10, moet de Commissie in 2009 verslag uitbrengen over de uitvoering van Richtlijn 91/440/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2001/12/EG, en moet zij uiterlijk twee jaar na de datum waarop de internationale passagiersvervoerdiensten per spoor zijn opengesteld verslag uitbrengen over deze richtlijn. Volgens de amendementen van het Parlement moet de Commissie twee keer verslag uitbrengen over de toepassing van deze richtlijn, een eerste keer twee jaar na de datum waarop de internationale passagiersvervoerdiensten per spoor zijn opengesteld, zoals voorgesteld door het Europees Parlement, en een tweede keer twee jaar na de voorgestelde datum voor het openstellen van de binnenlandse passagiersvervoerdiensten.

Amendmenten 3 en 11. Naar aanleiding van een soortgelijk voorstel van het Europees Parlement wordt bij overweging 11 en alinea 1, lid 8, onder 3 quinquies) niet van de lidstaten die hun markt voor internationale passagiersvervoerdiensten per spoor hebben opengesteld geëist dat zij vóór de in de communautaire wetgeving vooropgestelde datum recht van toegang verlenen aan spoorwegondernemingen en de direct of indirect onder hun zeggenschap staande dochterondernemingen met een vergunning van een lidstaat waar soortgelijke toegangsrechten niet worden verleend.

De Commissie aanvaardt deze wijzigingen, die ze na de eerste lezing in het Europees Parlement had verworpen.

5. CONCLUSIE

De Commissie is van oordeel dat het op 24 juli 2006 bij gekwalificeerde meerderheid vastgestelde gemeenschappelijk standpunt niet in strijd is met de essentiële doelstellingen en de onderliggende benadering van haar voorstel, en gaat dan ook akkoord met het gemeenschappelijk standpunt.

BIJLAGE I

Verklaring van de Raad en de Commissie voor de Raadsnotulen

Bij de totstandkoming van een politiek akkoord over een gemeenschappelijk standpunt inzake de richtlijn tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, is de Raad het ook eens over de volgende punten.

1. De openstelling van de spoorwegmarkt in de Gemeenschap kan slechts stapsgewijze en in overeenstemming met de eisen van de openbaredienstverlening worden verwezenlijkt.

2. Voor het passagiersvervoer houdt dit in dat de met de huidige wetgevingsvoorstellen beoogde openstelling van de markt alleen betrekking heeft op internationale passagiersvervoerdiensten per spoor, met inbegrip van cabotage, en niet op binnenlandse passagiersvervoerdiensten.

3. De toekomstige verordening betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg, waarmee in de eerste plaats de vaststelling van een juridisch kader voor compensaties voor openbaredienstcontracten wordt beoogd, en niet zozeer de openstelling van de markt voor spoorwegdiensten, moet bewerkstellingen dat openbaredienstcontracten voor spoorwegdiensten onderhands kunnen worden gegund en dat voor deze onderhandse gunning de markt voor passagiersvervoerdiensten per spoor niet verder moet worden opengesteld dan wat is overeengekomen in de richtlijn tot wijziging van Richtlijn 91/440.

4. Evenzo is het voor de Raad van belang dat de overheid kan blijven zorgen voor de exploitatie van geïntegreerde spoornetten; hij wijst erop dat hiervoor de ODV-verordening eventueel moet voorzien in de onderhandse gunning van contracten voor deze netten.

5. In het kader van de toekomstige besprekingen over de verordening moet, met het oog op een grotere juridische duidelijkheid, worden gezorgd voor samenhang tussen de richtlijn tot wijziging van Richtlijn 91/440 en de ODV-verordening.

6. De onderwerpen die bij de totstandkoming van een akkoord over de ODV-verordening verduidelijking behoeven, zijn met name:

7. de definitie van stedelijk, regionaal en langeafstandsvervoer per spoor, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, vanwege de specifieke omstandigheden van de verschillende bevoegde instanties;

8. de bepaling van de verantwoordelijkheid voor de financiering van internationale openbaredienstcontracten;

9. de omvang van de investering bij de berekening van de duur van openbaredienstcontracten.

10. De Raad zegt toe dat hij ernaar zal streven zo vroeg mogelijk in 2006 een politiek akkoord over de ODV-verordening te bereiken. In de komende zes maanden moeten er aanzienlijke vorderingen worden gemaakt, met bijzondere aandacht voor de algemene beginselen van transparantie, subsidiariteit en rechtsduidelijkheid.

[1] De Commissie heeft op 20 juli 2005 een herzien voorstel gedaan, zie COM(2005) 319.