52006PC0401




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 19.7.2006

COM(2006) 401 definitief

2006/0140 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad wat betreft dat mechanisme

(door de Commissie ingediend) {SEC(2006) 953}{SEC(2006) 954}{SEC(2006) 955}

TOELICHTING

1. INLEIDING

Op 26 oktober 2004 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan Verordening (EG) nr. 2007/2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX)[1].

Het agentschap is operationeel geworden in de loop van 2005 en heeft sindsdien samen met de lidstaten een aantal operaties aan de buitengrenzen uitgevoerd.

Onverminderd artikel 64, lid 2, van het Verdrag bepaalt artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad dat het agentschap steun verleent aan de lidstaten die daarom verzoeken in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen. Het kan daarbij gaan om hulp bij de coördinatie met andere lidstaten en om het inzetten van de eigen deskundigen van het agentschap met hun technische uitrusting bij de controle aan en de bewaking van de buitengrenzen.

Uit de praktische ervaring bij de coördinatie van de operationele samenwerking van de lidstaten aan hun buitengrenzen, zowel onder auspiciën van het agentschap als van de vroegere gemeenschappelijke eenheid buitengrensdeskundigen, blijkt dat het nodig is dat gemeenschappelijke regels worden vastgesteld voor de taken die door grenswachters uit een lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat kunnen worden verricht als onderdeel van een gezamenlijke operatie.

Gezien de kritieke situaties waarmee een aantal lidstaten te maken kunnen krijgen in geval van een grote toestroom van illegale immigranten over zee, wordt het nodig geacht de solidariteit tussen de lidstaten en de Gemeenschap op dit gebied te bevorderen door snelle grensinterventieteams in te voeren, die de nationale grenswachten van de lidstaten in dergelijke situaties direct en doeltreffend kunnen bijstaan, ook wat de correcte uitvoering van de Schengengrenscode betreft.

Het doel van dit voorstel is derhalve een mechanisme in te stellen waardoor de lidstaten die bij de controle aan hun buitengrenzen met extreme moeilijkheden worden geconfronteerd de mogelijkheid zouden hebben tijdelijk gebruik te maken van de deskundigheid en het personeel van de grenswachten van andere lidstaten. Teneinde te garanderen dat de grenswachters van andere lidstaten op de meest efficiënte wijze worden ingezet, worden in het voorstel ook de taken omschreven die deze functionarissen tijdens operationele activiteiten in een andere lidstaat moeten uitvoeren.

Dit voorstel heeft geen betrekking op de bilaterale samenwerking van lidstaten die elkaar bijstaan bij de dagelijkse controle aan en bewaking van hun buitengrenzen. In het zogenaamde Haags Programma[2], dat deel uitmaakt van de conclusies van de Europese Raad van 4 en 5 november 2004 en waarin de prioriteiten voor de toekomstige ontwikkeling van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zijn vastgelegd, heeft de Europese Raad aangedrongen op de oprichting van “teams van deskundigen (…), op grond van een (…) door de Commissie in te dienen voorstel over de bevoegdheden en financiering van zulke teams, die de lidstaten desgevraagd snel technische en operationele bijstand kunnen verlenen, na een passende risicoanalyse door en handelend in het kader van het agentschap voor grensbeheer”.

In de conclusies van zijn bijeenkomst van 15 en 16 december 2005[3] verzocht de Europese Raad de Commissie “[u]iterlijk in het voorjaar van 2006 een voorstel (in te dienen) voor de oprichting van snellereactieteams van nationale deskundigen, die in geval van grote toevloed van migranten snel technische en operationele steun kunnen verlenen, overeenkomstig het Haags Programma.”

Met dit voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie wordt beoogd aan dat verzoek van de Europese Raad te voldoen.

In het voorstel, waarin rekening wordt gehouden met de resultaten van een studie over de toekenning van uitvoerende bevoegdheden[4], wordt de instelling van teams van nationale deskundigen (snelle grensinterventieteams die zullen optreden binnen het kader van het agentschap) gecombineerd met de invoering van gemeenschappelijke regels voor de taken die kunnen worden uitgevoerd door functionarissen die zijn uitgezonden naar grenswachten van andere lidstaten en die onder auspiciën van het agentschap voor gezamenlijke operaties of als leden van de teams worden ingezet.

Er moet op worden gewezen dat de snelle grensinterventieteams duidelijk zullen verschillen van zowel de gezamenlijke FRONTEX-ondersteuningsteams, die door het agentschap zelf worden ingesteld, als van het voorstel voor het opzetten van een netwerk voor samenwerking op asielgebied (dat het onder meer gemakkelijker zal maken deskundigen op asielgebied bijeen te brengen), dat de Commissie voornemens is in de loop van 2006 in te dienen.

Het toekomstige voorstel van de Commissie tot instelling van een netwerk voor samenwerking op asielgebied zal het huidige voorstel aanvullen door onder meer de uitwisseling van deskundigen op asielgebied, tolken, psychologen enz., met een daarom verzoekende lidstaat vanuit een andere lidstaat op vrijwillige basis te vergemakkelijken, indien die lidstaat wordt geconfronteerd met de plotse toestroom van grote aantallen personen die wellicht internationale bescherming nodig hebben en deze toestroom zijn opvangvoorzieningen of asielstelsels onder zware druk zet.

De gezamenlijke FRONTEX-ondersteuningsteams zijn in hoofdzaak een praktisch systeem om de nationale grenswachters van lidstaten bijeen te brengen voor deelname aan de geregelde, door het agentschap georganiseerde gezamenlijke operaties. De gezamenlijk operaties van het agentschap zijn vooral gericht op bijzondere situaties of problemen, bijvoorbeeld belangrijke internationale gebeurtenissen die plaatsvinden op het grondgebied van de lidstaten of de controle op bepaalde problematische plaatsen aan de buitengrenzen, en dienen een tweeledig doel, namelijk de verhoging van het controle- en bewakingsniveau aan de betrokken grens en de gelijktijdige opleiding op het terrein van de deelnemende functionarissen. Gezamenlijke operaties en proefprojecten worden een jaar van tevoren gepland en zijn bijgevolg niet geschikt om te reageren op crisissituaties. De snelle grensinterventieteams worden evenwel uitsluitend opgericht om bijstand te verlenen aan lidstaten die te maken krijgen met situaties van bijzondere druk, in het bijzonder de toestroom op bepaalde plaatsen aan de buitengrenzen van grote aantallen onderdanen van derde landen die proberen illegaal de Europese Unie binnen te komen. De snelle grensinterventieteams kunnen niet worden ingezet om deel te nemen aan gezamenlijke operaties of proefprojecten en, in tegenstelling tot een gezamenlijke operatie, omvat de uitzending van snelle grensinterventieteams naar een verzoekende lidstaat geen opleidings- of oefenaspecten, aangezien de leden van de teams gespecialiseerde deskundigen zijn die eventuele leemten in de controle en bewaking door de nationale grenswachters van de verzoekende lidstaat opvullen. Bovendien zal de termijn gedurende welke de snelle grensinterventieteams worden ingezet normaal langer zijn dan de gemiddelde duur van gezamenlijke operaties en, in tegenstelling tot wat het geval is bij het inzetten van de snelle grensinterventieteams, waarvan de kosten alleen door de Gemeenschap worden gedragen, moeten de gezamenlijke operaties waaraan functionarissen van de gezamenlijke FRONTEX-ondersteuningsteams deelnemen doorgaans door de lidstaten worden medegefinancierd. Dit sluit uiteraard niet uit dat functionarissen die worden ingeschakeld voor de snelle grensinterventieteams tegelijk deel kunnen uitmaken van de algemene pool van deskundigen waarover het agentschap in het kader van de gezamenlijke FRONTEX-ondersteuningsteams beschikt.

2. DOELSTELLING

Het Gemeenschapsbeleid op het gebied van de buitengrenzen heeft als belangrijkste doel een geïntegreerd grensbeheer tot stand te brengen, dat een hoog en uniform niveau van personencontroles aan en bewaking van de buitengrenzen waarborgt. Voor de verwezenlijking van dit doel, dat een absolute voorwaarde voor een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht wordt geacht, is het, zoals is vastgesteld in artikel 62, punt 2, onder a), van het Verdrag, onder meer nodig dat gemeenschappelijke regels worden vastgesteld wat de normen en procedures betreft die de lidstaten bij personencontroles aan de buitengrenzen in acht moeten nemen.

Met de aanneming door het Europees Parlement en de Raad van de communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen[5], zijn de wettelijke bepalingen van het Schengenacquis geherstructureerd en bijgewerkt.

Door de oprichting van het agentschap is voorts een communautair mechanisme voor de coördinatie van de operationele samenwerking tussen de lidstaten aan de buitengrenzen ingesteld, waardoor de correcte uitvoering van de in bovengenoemde communautaire code vastgelegde gemeenschappelijke regels op operationeel niveau wordt verbeterd.

De volgende stap is de ontwikkeling van een geïntegreerd systeem voor het beheer van de grenzen op Europees niveau. Derhalve is het doel van dit voorstel voor een verordening dienovereenkomstig de doeltreffendheid van de in het kader van het agentschap ondernomen operationele activiteiten verder te verhogen en de solidariteit tussen de lidstaten en de Gemeenschap op het gebied van de buitengrenzen te bevorderen door:

a) de instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams en de invoering van bepalingen die het agentschap de mogelijkheid geven snelle grensinterventieteams, die bestaan uit functionarissen van de nationale grenswachten van de lidstaten, samen te stellen en in te zetten. Deze teams kunnen tijdelijk worden ingezet in een verzoekende lidstaat die te maken krijgt met een situatie van bijzondere druk, in het bijzonder de toestroom op bepaalde plaatsen aan de buitengrenzen van grote aantallen onderdanen van derde landen die proberen illegaal de Europese Unie binnen te komen, en

b) de invoering van gemeenschappelijke regels voor de taken van functionarissen die zijn uitgezonden naar de grenswachten van andere lidstaten met het oog op deelname aan gezamenlijke operaties of inschakeling als leden van de snelle grensinterventieteams in een verzoekende lidstaat.

Dit voorstel voor een verordening bestaat in wezen uit twee delen, namelijk één dat gaat over de instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams, hun taken en financiering, en één tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 met het oog op de instelling van snelle grensinterventieteams in het kader van het agentschap.

2.1. Snelle grensinterventieteams

Er zij op gewezen dat iedere lidstaat zelf moet beslissen of hij al dan niet actief wil deelnemen aan de snelle grensinterventieteams door functionarissen ter beschikking te stellen voor de oprichting van deze teams. Voorts kunnen de snelle grensinterventieteams uitsluitend naar een lidstaat worden gestuurd op diens verzoek. In het voorstel voor een verordening worden echter de taken in verband met de personencontroles aan en de bewaking van de buitengrenzen omschreven, die door uitgezonden functionarissen en leden van de snelle grensinterventieteams zullen kunnen worden uitgevoerd. Dit wordt nodig geacht om te waarborgen dat het welslagen van gezamenlijke operaties aan de buitengrenzen en het inzetten van snelle grensinterventieteams niet zal afhangen van de zeer verschillende nationale wetsbepalingen van de lidstaten betreffende de mate waarin de uitgezonden functionarissen kunnen deelnemen aan controle- en bewakingsactiviteiten aan de buitengrenzen, zoals dat nu het geval is.

Dat is ook belangrijk vanuit het oogpunt van kosteneffectiviteit. Indien de Gemeenschap zich belast met de organisatie van en de betaling voor het inzetten van gespecialiseerde functionarissen uit andere lidstaten om een verzoekende lidstaat bijstand te verlenen bij de controle- en bewakingstaken aan zijn buitengrenzen, moeten deze deskundigen op de meest efficiënte wijze worden ingezet, bijvoorbeeld door hen op voet van gelijkheid met de nationale grenswacht van de betrokken lidstaat aan controle- en bewakingsactiviteiten te laten deelnemen.

In verband met de snelle grensinterventieteams voorziet het voorstel in het opstellen van lijsten van nationale grenswachters die de lidstaten bereid zijn voor uitzending naar een verzoekende lidstaat ter beschikking van het agentschap te stellen in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen van die lidstaat vergen. De functionarissen die deelnemen aan de snelle grensinterventieteams zullen geen deel gaan uitmaken van het personeel van het agentschap, maar blijven functionarissen van hun respectieve nationale grenswachten, en vormen aldus een permanente pool van deskundige functionarissen waarop het agentschap een beroep kan doen wanneer wordt gevraagd snelle grensinterventieteams in te zetten. De lidstaten die zich bereid hebben verklaard functionarissen ter beschikking van het agentschap te stellen voor het oprichten van de snelle grensinterventieteams, moeten deze functionarissen ter beschikking van het agentschap stellen voor uitzending op korte termijn naar een andere lidstaat en voor geregelde opleidings- en oefendoeleinden overeenkomstig een jaarlijkse planning. De kosten in verband met de deelname van de functionarissen aan de snelle grensinterventieteams zullen, met uitzondering van de gewone salarissen, door het agentschap worden gedragen[6].

Teneinde te garanderen dat de leden van de snelle grensinterventieteams allen over hetzelfde hoge niveau van deskundigheid op het gebied van grenscontroles beschikken en dat zij in crisissituaties doeltreffend kunnen samenwerken, zal het agentschap de leden van deze teams een basis- en een vervolgopleiding aanbieden en regelmatig oefeningen met hen organiseren. De teamleden zijn verplicht aan deze activiteiten, alsmede aan teamoperaties in lidstaten, deel te nemen wanneer het agentschap daarom verzoekt. De teamleden ontvangen een dagvergoeding voor de perioden van opleiding, oefening en uitzending door het agentschap. Het agentschap kan in het kader van de snelle grensinterventieteams te gebruiken technische uitrusting voor de controle aan en de bewaking van de buitengrenzen aanschaffen[7].

Overeenkomstig het voorstel kan een lidstaat in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan zijn buitengrenzen vergen, het agentschap verzoeken om op zijn grondgebied tijdelijk een of meer snelle grensinterventieteams in te zetten. Alvorens te beslissen over het verzoek, beoordeelt het agentschap de situatie aan de buitengrenzen van de verzoekende lidstaat op basis van de door die lidstaat of een andere lidstaat verstrekte relevante informatie. Indien nodig kan het agentschap daartoe een beoordelingsmissie organiseren. Het agentschap maakt ook gebruik van zijn algemene en specifieke risicoanalyses. Uit de voorgestelde tekst van artikel 8 bis van Verordening (EG) nr. 2007/2004 blijkt dat het agentschap niet verplicht zal zijn in alle omstandigheden snelle grensinterventieteams in te zetten. De beslissing hangt af van de ernst van de omstandigheden. Om problemen aan de buitengrenzen aan te pakken, kan de uitvoerend directeur van het agentschap in sommige gevallen ook beslissen dat er aan de verzoekende lidstaat slechts bijstand bij de coördinatie met andere lidstaten zal worden verleend. Of hij kan ook beslissen dat de eigen deskundigen van het agentschap als adviseur ter beschikking zullen worden gesteld van de verzoekende lidstaat. Snelle grensinterventieteams zullen dus slechts worden ingezet in zeer kritieke situaties wanneer andere vormen van bijstand ontoereikend worden geacht.

De uitvoerend directeur neemt binnen vijf werkdagen na de datum van het verzoek een beslissing en deelt deze mee aan de verzoekende lidstaat en de raad van bestuur, onder opgave van de voornaamste redenen daarvoor.

Indien de uitvoerend directeur het verzoek inwilligt, wordt een operationeel plan opgesteld met gedetailleerde gegevens over de duur van het inzetten van de snelle grensinterventieteams, de precieze geografische locaties waar zij zullen worden ingezet, de taken van de teams, de samenstelling ervan en het aantal teamleden, de taken van de teamleden, hun plaats in de bevelstructuur alsook de naam en rang van hun bevelhebbers van de nationale grenswacht van de verzoekende lidstaat. Er moet worden opgemerkt dat de daadwerkelijke samenstelling van een snel grensinterventieteam van geval tot geval zal verschillen, afhankelijk van de situatie en de behoeften op het terrein. De door de verzoekende lidstaat of de verbindingsfunctionaris voorgestelde wijzigingen of aanpassingen van het operationele plan moeten worden goedgekeurd door de uitvoerend directeur en de verzoekende lidstaat.

Bij het inzetten van de snelle grensinterventieteams zal dus rekening worden gehouden met de specifieke situatie van de verzoekende lidstaat. De teams zullen worden ingezet uiterlijk vijf werkdagen na de goedkeuring van het operationele plan.

Een verbindingsfunctionaris die door de uitvoerend directeur wordt aangewezen uit het personeel van het agentschap vergezelt de snelle grensinterventieteams wanneer deze worden ingezet in de verzoekende lidstaat. De verbindingsfunctionaris vertegenwoordigt het agentschap tegenover de teamleden en de lidstaat waar zij worden ingezet. Als waarnemer brengt hij bij het agentschap verslag uit over alle aspecten betreffende het inzetten van de teams.

De verbindingsfunctionaris heeft met name tot taak:

- op te treden als contactpersoon tussen het agentschap en de ontvangende lidstaat;

- op te treden als contactpersoon tussen het agentschap en de teamleden en hen namens het agentschap bijstand te verlenen bij alle kwesties in verband met de omstandigheden van het inzetten van de teams;

- de uitvoering van het operationele plan te controleren;

- het effect van het inzetten van de teams te beoordelen.

De ontvangende lidstaat stelt de verbindingsfunctionaris in kennis van alle beslissingen die door zijn autoriteiten worden genomen met betrekking tot de snelle grensinterventieteams.

Het agentschap draagt alle tijdens het inzetten van de teams gemaakte reis- en verblijfkosten van de teamleden en de verbindingsfunctionaris van het agentschap. De verzoekende lidstaat voert het bevel over de snelle grensinterventieteams en de teamleden mogen tijdens de duur van hun uitzending geen bevelen ontvangen van hun lidstaten van herkomst.

2.2. Taken van uitgezonden functionarissen en van leden van de grensinterventieteams met betrekking tot personencontroles aan en bewaking van de buitengrenzen

De juridische situatie van uitgezonden grenswachters van een lidstaat die in een andere lidstaat actief zijn, verschilt momenteel aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat. In sommige lidstaten kunnen aan deze grenswachters een hele reeks taken worden toegewezen, terwijl hen in andere lidstaten slechts een zeer beperkt aantal taken kunnen worden opgedragen.

Aangezien de personencontroles aan de buitengrenzen onder het Gemeenschapsrecht vallen en de operationele samenwerking tussen de lidstaten aan de buitengrenzen door een communautair agentschap wordt gecoördineerd, wordt de huidige juridische situatie van de uitgezonden functionarissen, die overeenkomstig het nationale recht van de lidstaten wordt geregeld, niet langer toereikend geacht om de gewenste resultaten te bereiken.

Voorbeeld: wanneer uitgezonden functionarissen die in lidstaat A aan een door het agentschap gecoördineerde gezamenlijke operatie deelnemen aan de grensovergangen geen personencontroles mogen verrichten omdat zij louter als waarnemer optreden en zij in het kader van een soortgelijke gezamenlijke operatie in de aangrenzende lidstaat B wel dergelijke personencontroles mogen uitvoeren, zullen deze beide gezamenlijke operaties tot zeer verschillende resultaten leiden, zowel vanuit het oogpunt van de kosteneffectiviteit als wat betreft de bevordering van de samenwerking op Europees niveau tussen de nationale grenswachten van de lidstaten. Dit geldt uiteraard ook voor het inzetten van snelle grensinterventieteams in de lidstaten.

Derhalve moet er een lijst worden opgesteld van taken die aan uitgezonden grenswachters van andere lidstaten kunnen worden toegewezen. In het voorstel voor een verordening wordt echter uitdrukkelijk aangegeven dat de harmonisatie van de controle- en bewakingstaken die door uitgezonden functionarissen en leden van snelle grensinterventieteams aan de buitengrenzen kunnen worden uitgevoerd, alleen geldt voor gezamenlijke door het agentschap gecoördineerde operaties en voor de uitzending in het kader van het agentschap van snelle grensinterventieteams naar een verzoekende lidstaat.

Uitgezonden functionarissen en leden van snelle grensinterventieteams kunnen bij deelname aan gezamenlijke door het agentschap gecoördineerde operaties en bij deelname aan snelle grensinterventieteams in een verzoekende lidstaat, de hierna vermelde taken uitvoeren.

Wat de personencontroles aan de buitengrenzen betreft:

1. verificatie van de reisdocumenten van personen die de grens overschrijden om de geldigheid en de echtheid van die documenten na te gaan en de identiteit van de betrokken personen vast te stellen;

2. gebruik van technische apparaten om reisdocumenten te verifiëren overeenkomstig punt a);

3. ondervraging van personen die de grens overschrijden om het doel en de omstandigheden van hun reis na te gaan en om te verifiëren of zij over voldoende bestaansmiddelen en de vereiste documenten beschikken;

4. nagaan of personen niet ter fine van weigering van toegang gesignaleerd staan in het Schengeninformatiesysteem (SIS);

5. afstempeling van reisdocumenten bij inreis en uitreis overeenkomstig artikel 10 van de communautaire code;

6. onderzoek van vervoermiddelen en voorwerpen in het bezit van personen die de grens overschrijden overeenkomstig het nationale recht van de ontvangende lidstaat.

Wat de bewaking van de buitengrenzen betreft:

7. gebruik van technische middelen voor de controle van de buitengrenzen;

8. deelname aan patrouilles te voet en in vervoermiddelen aan de buitengrenzen van de ontvangende lidstaat;

9. personen verhinderen illegaal de buitengrenzen van de ontvangende lidstaat te overschrijden, overeenkomstig het nationale recht van die lidstaat.

De Commissie is van mening dat deze taken moeten kunnen worden uitgevoerd door uitgezonden functionarissen die aan gezamenlijke door het agentschap gecoördineerde operaties deelnemen alsook door leden van snelle grensinterventieteams die in een verzoekende lidstaat worden ingezet. Deze taken zijn gebaseerd op de gemeenschappelijke voorschriften inzake personencontroles aan en bewaking van de buitengrenzen, zoals die zijn neergelegd in de communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen.

Uitgezonden functionarissen en leden van snelle grensinterventieteams zullen bovendien hun eigen uniform mogen dragen, echter met een insigne waarop duidelijk wordt aangegeven dat zij aan gezamenlijke operaties/snelle grensinterventieteams deelnemen. Zij krijgen ook een document aan de hand waarvan zij kunnen worden geïdentificeerd en waaruit blijkt dat zij de bovengenoemde taken mogen uitvoeren.

De regeling betreffende de strafrechtelijke en burgerrechtelijke aansprakelijkheid van uitgezonden functionarissen en leden van snelle grensinterventieteams die in een andere dan de eigen lidstaat optreden, is tevens gebaseerd op het kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams[8].

De door de uitgezonden functionarissen en leden van snelle grensinterventieteams uit te voeren taken hebben geen betrekking op gezamenlijke terugkeeroperaties, aangezien de rol van het agentschap op dat gebied beperkt is tot het verlenen aan de lidstaten van de nodige bijstand bij de organisatie van gezamenlijke terugkeeroperaties. Bovendien wordt in dit voorstel geregeld hoe uitgezonden functionarissen en leden van snelle grensinterventieteams voor de duur van een gezamenlijke operatie of tijdens het inzetten van grensinterventieteams op het grondgebied van de ontvangende lidstaat, worden geïntegreerd in het systeem van de nationale grenswachten van die lidstaat. Gezamenlijke terugkeeroperaties verschillen zowel qua aard als qua de daartoe vereiste bevoegdheden meestal aanzienlijk van de hierboven beschreven gezamenlijke operaties aan de buitengrenzen en behoeven dus een ander rechtskader.

3. TENUITVOERLEGGING

De snelle grensinterventieteams worden opgericht door het agentschap in nauwe samenwerking met de lidstaten. Het agentschap is belast met het beheer van de teams; het gaat daarbij zowel om administratieve aangelegenheden (lijsten met beschikbare functionarissen bijhouden en voor hen gespecialiseerde opleidingen organiseren) als om beslissingen betreffende het inzetten van de teams in de verzoekende lidstaat.

De bepalingen waarin de taken worden omschreven die uitgezonden functionarissen en leden van snelle grensinterventieteams kunnen verrichten in verband met de personencontroles aan en de bewaking van de buitengrenzen, worden ten uitvoer gelegd in het kader van de door het agentschap gecoördineerde operationele samenwerking tussen de lidstaten aan de buitengrenzen.

4. FINANCIERING

De oprichtings- en functioneringskosten van de snelle grensinterventieteams, met inbegrip van opleiding, oefeningen en teamoperaties, komen ten laste van de begroting van het agentschap.

5. DE KEUZE VAN RECHTSGROND

Artikel 62, punt 2, onder a), en artikel 66 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zijn de rechtsgrond van deze verordening, die in eerste instantie tot doel heeft de doeltreffendheid van de operationele samenwerking tussen de lidstaten inzake personencontroles aan de buitengrenzen verder te verhogen en de solidariteit tussen de lidstaten en de Gemeenschap op dat gebied te bevorderen.

6. SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Titel IV betreffende visa, asiel, immigratie en andere beleidsterreinen die verband houden met het vrije verkeer van personen verleent de Gemeenschap op deze gebieden bevoegdheden. Deze bevoegdheden dienen evenwel te worden uitgeoefend overeenkomstig artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, d.w.z. indien en voorzover een actie op communautair niveau vanwege de omvang of gevolgen ervan duidelijke voordelen biedt tegenover een actie op het niveau van de lidstaten. Dit voorstel voor een verordening voldoet aan deze criteria.

Subsidiariteit

De lidstaten afzonderlijk kunnen niet zorgen voor coherente en geharmoniseerde regelgeving inzake de toewijzing van taken aan uitgezonden grenswachters van andere lidstaten wanneer deze deelnemen aan gezamenlijke door het agentschap gecoördineerde operaties aan de buitengrenzen en aan teamoperaties in een verzoekende lidstaat. Om te zorgen voor een toereikende harmonisatie moet er bijgevolg een communautair wetgevingsbesluit worden vastgesteld.

De oprichting en het beheer van snelle grensinterventieteams kunnen niet op het niveau van de lidstaten worden georganiseerd, maar moeten door de Gemeenschap worden geregeld en gecoördineerd.

Evenredigheid

Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijke regeling ingevoerd voor de toewijzing van taken aan uitgezonden grenswachters van andere lidstaten wanneer deze deelnemen aan gezamenlijke door het agentschap gecoördineerde operaties aan de buitengrenzen en aan teamoperaties in een verzoekende lidstaat. Deze verordening voorziet ook in de oprichting van snelle grensinterventieteams. Voor dergelijke aangelegenheden moeten duidelijke en uniforme regels gelden die zijn neergelegd in een verordening, d.w.z. het passende instrument voor de wijziging van verordeningen tot oprichting van communautaire agentschappen. Deze verordening gaat niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

2006/0140 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad wat betreft dat mechanisme

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder a), en artikel 66,

Gezien het voorstel van de Commissie[9],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[10],

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[11],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op 26 oktober 2004 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan Verordening (EG) nr. 2007/2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.

(2) Onverminderd artikel 64, lid 2, van het Verdrag kan een lidstaat die wordt geconfronteerd met omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2007/2004 het agentschap om bijstand verzoeken; het agentschap kan twee of meer lidstaten helpen bij de coördinatie en/of de eigen deskundigen inzetten om de bevoegde autoriteiten te ondersteunen.

(3) Gezien de kritieke situaties waarmee de lidstaten van tijd tot tijd worden geconfronteerd aan hun buitengrenzen, in het bijzonder de toestroom op bepaalde plaatsen aan de buitengrenzen van grote aantallen onderdanen van derde landen die proberen illegaal de Europese Unie binnen te komen, worden de huidige mogelijkheden om op Europees niveau doeltreffende praktische bijstand te verlenen bij de personencontroles aan en de bewaking van de buitengrenzen ontoereikend geacht.

(4) Een lidstaat zou ook de mogelijkheid moeten hebben om in het kader van het agentschap te verzoeken dat op zijn grondgebied snelle grensinterventieteams worden ingezet, die bestaan uit speciaal opgeleide deskundigen van andere lidstaten die zijn nationale grenswachten tijdelijk bijstand verlenen.

(5) Derhalve moet een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams worden ingesteld.

(6) Om doeltreffend te kunnen samenwerken met nationale grenswachten moeten de deskundigen gedurende de periode dat zij worden ingezet in de om bijstand verzoekende lidstaat, taken kunnen uitvoeren in verband met de personencontroles aan en de bewaking van de buitengrenzen.

(7) Evenzo moet de doeltreffendheid van de door het agentschap gecoördineerde gezamenlijke operaties verder worden verbeterd door uitgezonden functionarissen van andere lidstaten gedurende de periode dat zij worden ingezet in de om bijstand verzoekende lidstaat tijdelijk de bevoegdheid te verlenen om taken in verband met de personencontroles aan en de bewaking van de buitengrenzen uit te voeren.

(8) Derhalve moeten nieuwe bepalingen worden opgenomen in Verordening (EG) nr. 2007/2004 met betrekking tot de taken van uitgezonden grenswachters en speciaal opgeleide deskundigen van andere lidstaten die in het kader van het agentschap worden ingezet in een daarom verzoekende lidstaat.

(9) Verordening (EG) nr. 2007/2004 van 26 oktober 2004 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10) Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de invoering van gemeenschappelijke wetgeving betreffende de door uitgezonden grenswachters van andere lidstaten uit te voeren taken en de oprichting van teams van deskundigen van andere lidstaten die op het grondgebied van een daarom verzoekende lidstaat worden ingezet, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(11) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht waarnaar wordt verwezen in artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en die zijn weerspiegeld in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(12) Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die valt onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad[12] inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.

(13) Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die valt onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 4, lid 1, van de Besluiten 2004/849/EG[13] en 2004/860/EG[14] van de Raad.

(14) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening en is het derhalve niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis overeenkomstig de bepalingen van het derde deel van titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, moet Denemarken overeenkomstig artikel 5 van dit protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad deze verordening heeft vastgesteld, beslissen of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(15) Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000[15] betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis. Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en het is niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan.

(16) Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002[16] betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis. Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en het is niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan.

(17) De bepalingen van artikel 7, lid 1, onder d), en lid 2, van deze verordening vormen, voorzover zij betrekking hebben op het verschaffen van toegang tot het Schengeninformatiesysteem (SIS), bepalingen die voortbouwen op het Schengenacquis of daar op een andere wijze aan gerelateerd zijn in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakten van 2003 en 2005,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Onderwerp

Bij deze verordening wordt een mechanisme ingesteld om door middel van het inzetten van snelle grensinterventieteams snel technische en operationele bijstand te verlenen aan een verzoekende lidstaat die te maken krijgt met een situatie van bijzondere druk, in het bijzonder de toestroom op bepaalde plaatsen aan de buitengrenzen van grote aantallen onderdanen van derde landen die proberen illegaal de Europese Unie binnen te komen. In deze verordening worden ook de taken omschreven die uitgezonden functionarissen en leden van de snelle grensinterventieteams tijdens operaties in een andere dan hun eigen lidstaat kunnen verrichten.

Artikel 2Definities

In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:

(1) “het agentschap”: het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, dat de snelle grensinterventieteams inzet;

(2) "gezamenlijke operaties": gezamenlijke operaties in de zin van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2007/2004;

(3) "proefprojecten": proefprojecten in de zin van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2007/2004;

(4) "uitgezonden functionarissen": grenswachters van andere lidstaten die aan gezamenlijke operaties en proefprojecten [op het grondgebied van een lidstaat] deelnemen;

(5) "teamleden": grenswachters van lidstaten die aan snelle grensinterventieteams deelnemen;

(6) "verzoekende lidstaat": een lidstaat die het agentschap verzoekt om op zijn grondgebied snelle grensinterventieteams in te zetten;

(7) "ontvangende lidstaat": een lidstaat op het grondgebied waarvan een gezamenlijke operatie, een proefproject of het inzetten van snelle grensinterventieteams plaatsvindt;

(8) “lidstaat van herkomst”: de lidstaat waar de uitgezonden functionaris of het teamlid een nationale grenswachter is.

Artikel 3Samenstelling van snelle grensinterventieteams en het inzetten ervan

1. Over de samenstelling van de snelle grensinterventieteams beslist het agentschap overeenkomstig artikel 8 ter van Verordening (EG) nr. 2007/2004.

De teams worden door het agentschap ingezet overeenkomstig artikel 8 septies van die verordening.

2. De lidstaten verstrekken het agentschap de namen van hun nationale grenswachters die zij ter beschikking willen stellen van de snelle grensinterventieteams.

3. Op verzoek stellen de lidstaten de in lid 2 bedoelde grenswachters ter beschikking van het agentschap met het oog op deelname aan de volgende activiteiten:

10. cursussen en oefeningen volgens de planning in het jaarlijkse werkprogramma van het agentschap;

11. het inzetten op korte termijn in een andere lidstaat.

4. De kosten in verband met de in lid 3 bedoelde activiteiten worden gedragen door het agentschap overeenkomstig artikel 8 quinquies van Verordening (EG) nr. 2007/2004.

Artikel 4Rechten en verplichtingen van teamleden

1. Teamleden blijven nationale grenswachters van hun lidstaat en worden verder betaald door deze lidstaten. Wanneer zij als teamleden worden ingezet, aanvaarden zij echter alleen instructies van de ontvangende lidstaat volgens het tussen het agentschap en die lidstaat overeengekomen operationele plan, dat is opgesteld op grond van artikel 8 septies, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2007/2004.

2. Functionarissen van wie de namen overeenkomstig artikel 3, lid 2, van deze verordening aan het agentschap zijn verstrekt, nemen deel aan de voor hun taken relevante basis- en vervolgopleiding alsook aan de regelmatige oefeningen die door het agentschap worden georganiseerd overeenkomstig artikel 8 sexies van Verordening (EG) nr. 2007/2004.

3. Functionarissen ontvangen een dagvergoeding voor de duur van hun deelname aan door het agentschap georganiseerde cursussen en oefeningen alsook voor de perioden waarin zij worden ingezet als teamleden overeenkomstig artikel 8 quinquies van Verordening (EG) nr. 2007/2004.

Artikel 5 Het inzetten van snelle grensinterventieteams

1. Wanneer het/de snelle grensinterventieteam(s) wordt/worden ingezet, heeft de ontvangende lidstaat het bevel over het/de team(s) volgens het operationele plan. De verzoekende lidstaat stelt het agentschap onmiddellijk in kennis van alle beslissingen die door zijn bevoegde autoriteiten worden genomen met betrekking tot het/de team(s), waaronder met name alle voorstellen tot wijziging of aanpassing van het operationele plan.

2. De ontvangende lidstaat verstrekt de verbindingsfunctionaris van het agentschap die het/de snelle grensinterventieteam(s) vergezelt alle nodig bijstand, met inbegrip van de volledige toegang tot het/de team(s) gedurende de gehele periode waarin het/de team(s) wordt/worden ingezet.

Artikel 6Taken van uitgezonden functionarissen en teamleden

1. In het kader van de door het agentschap gecoördineerde gezamenlijke operaties en proefprojecten en het inzetten van snelle grensinterventieteams voeren de uitgezonden functionarissen en teamleden tijdens de duur van deze activiteiten de in de artikelen 7 en 8 bedoelde taken uit.

2. Bij de uitvoering van de in de artikelen 7 en 8 bedoelde taken nemen de uitgezonden functionarissen en teamleden het Gemeenschapsrecht en het nationale recht van de ontvangende lidstaat in acht. Zij staan onder bevel van nationale grenswachters van de ontvangende lidstaat.

3. Bij de uitvoering van de in de artikelen 7 en 8 bedoelde taken hebben uitgezonden functionarissen en teamleden het recht hun eigen uniform dragen.

Op hun uniform dragen zij een blauwe armband met het insigne van de Europese Unie, waardoor zij als deelnemer aan een door het agentschap gecoördineerde gezamenlijke operatie of een door het agentschap gecoördineerd proefproject dan wel als lid van een snel grensinterventieteam kunnen worden geïdentificeerd.

Om zich tegenover de nationale autoriteiten van de ontvangende lidstaat en burgers te kunnen identificeren, hebben uitgezonden functionarissen en teamleden altijd het in artikel 9 bedoelde accreditatiedocument bij zich, dat door hen op verzoek wordt voorgelegd.

4. Uitgezonden functionarissen en teamleden die in hun lidstaat van herkomst gemachtigd zijn dienstwapens te dragen, kunnen deze tijdens de uitvoering van de in de artikelen 7 en 8 bedoelde taken slechts dragen indien de ontvangende lidstaat daarmee instemt en met inachtneming van het nationale recht van de ontvangende lidstaat.

Artikel 7Grenscontroles

1. Uitgezonden functionarissen en teamleden die aan grenscontroles in de zin van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 562/2006 deelnemen, voeren in de ontvangende lidstaat de volgende taken uit:

12. verificatie van de reisdocumenten van personen die de grens overschrijden om de geldigheid en de echtheid van die documenten na te gaan en de identiteit van de personen vast te stellen;

13. gebruik van technische apparaten om reisdocumenten te verifiëren overeenkomstig punt a);

14. ondervraging van personen die de grens overschrijden om het doel en de omstandigheden van hun reis na te gaan en om te verifiëren of zij over voldoende bestaansmiddelen en de vereiste documenten beschikken;

15. nagaan of personen die de grens overschrijden niet ter fine van weigering van toegang gesignaleerd staan in het Schengeninformatiesysteem (SIS);

16. afstempeling van reisdocumenten bij inreis en uitreis overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 562/2006;

17. onderzoek van vervoermiddelen en voorwerpen in het bezit van de personen die de grens overschrijden overeenkomstig het nationale recht van de ontvangende lidstaat.

2. Toegang van uitgezonden functionarissen en teamleden tot SIS en tot nationale gegevensbanken met het oog op de toepassing van lid 1, onder d), valt respectievelijk onder het Gemeenschapsrecht en het nationale recht van de ontvangende lidstaat.

3. Beslissingen tot weigering van toegang overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 562/2006 worden door de uitgezonden functionarissen en teamleden slechts na overleg met en met instemming van een leidinggevende grenswachter van de ontvangende lidstaat genomen.

Beroep tegen een dergelijke beslissing wordt ingesteld bij de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat.

Artikel 8Bewaking

Uitgezonden functionarissen en teamleden die aan bewakingsactiviteiten in de zin van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 562/2006 deelnemen, voeren in de ontvangende lidstaat de volgende taken uit:

18. gebruik van technische middelen voor de controle van de buitengrenzen;

19. deelname aan patrouilles te voet en in vervoermiddelen aan de buitengrenzen van de ontvangende lidstaat;

20. personen verhinderen illegaal de buitengrenzen van de ontvangende lidstaat te overschrijden, overeenkomstig het Gemeenschapsrecht en het nationale recht van die lidstaat.

Artikel 9Accreditatiedocument

1. De ontvangende lidstaat geeft de uitgezonden functionarissen en teamleden een document af aan de hand waarvan zij kunnen worden geïdentificeerd en waaruit blijkt dat de houder ervan het recht heeft de in de artikelen 7 en 8 bedoelde taken uit te voeren. Het document bevat de volgende gegevens:

21. naam en nationaliteit van de uitgezonden functionaris/het teamlid;

22. rang van de uitgezonden functionaris/het teamlid;

23. een recente digitale foto van de uitgezonden functionaris/het teamlid;

24. informatie over de gezamenlijke operatie/het inzetten van het team waaraan de uitgezonden functionaris/het teamlid deelneemt;

25. de taken die de uitgezonden functionaris/het teamlid mag uitvoeren overeenkomstig de artikelen 7 en 8;

26. de periode waarin de uitgezonden functionaris/het teamlid de in de artikelen 7 en 8 bedoelde taken mag uitvoeren.

2. Na afloop van de gezamenlijke operatie, het proefproject of het inzetten van het snelle grensinterventieteam wordt het document teruggegeven aan de ontvangende lidstaat.

Artikel 10Burgerrechtelijke aansprakelijkheid van uitgezonden functionarissen en teamleden

1. Wanneer uitgezonden functionarissen en teamleden optreden in een andere lidstaat dan die waar zij grenswachter zijn, is de lidstaat van herkomst aansprakelijk voor de schade die zij tijdens de gezamenlijke operaties of het inzetten van het team hebben veroorzaakt, overeenkomstig het nationale recht van de ontvangende lidstaat.

2. De ontvangende lidstaat vergoedt overeenkomstig zijn nationaal recht de slachtoffers of hun rechthebbenden.

3. De lidstaat van herkomst betaalt de ontvangende lidstaat het volledige bedrag terug dat deze aan de slachtoffers of hun rechthebbenden heeft uitgekeerd.

4. Onder voorbehoud van de uitoefening van zijn rechten tegenover derden en met uitzondering van het bepaalde in lid 3 ziet elke lidstaat, in het geval bedoeld in lid 1, ervan af het bedrag van de door hem geleden schade op een andere lidstaat te verhalen.

Artikel 11Strafrechtelijke aansprakelijkheid van uitgezonden functionarissen en teamleden

Tijdens gezamenlijke operaties, proefprojecten, of het inzetten van snelle grensinterventieteams, worden uitgezonden functionarissen en teamleden met functionarissen van de ontvangende lidstaat gelijkgesteld, voor wat betreft de strafbare feiten die tegen of door hen worden gepleegd.

Artikel 12Wijzigingen

Verordening (EG) nr. 2007/2004 wordt als volgt gewijzigd:

(1) Aan artikel 2, lid 1, wordt het volgende punt g) toegevoegd:

"g) snelle grensinterventieteams inzetten in om bijstand verzoekende lidstaten die te maken krijgen met situaties van bijzondere druk, in het bijzonder de toestroom op bepaalde plaatsen aan de buitengrenzen van grote aantallen onderdanen van derde landen die proberen illegaal de Europese Unie binnen te komen."

(2) Artikel 8, lid 3, komt als volgt te luiden:

"3. Het agentschap kan technische uitrusting voor controle en bewaking van de buitengrenzen aanschaffen die door zijn deskundigen en [in het kader van] de snelle grensinterventieteams wordt gebruikt tijdens de duur van hun uitzending naar de betrokken lidstaat of lidstaten."

(3) De volgende artikelen 8 bis tot en met 8 nonies worden ingevoegd:

"Artikel 8 bisSnelle grensinterventieteams

Wanneer de in artikel 8, lid 2, onder a) en b), bedoelde maatregelen niet toereikend worden geacht om een situatie van bijzondere druk aan te pakken, kan het agentschap voor de passende duur een of meer snelle grensinterventieteams inzetten in een verzoekende lidstaat.

Artikel 8 terSamenstelling van snelle grensinterventieteams

1. Het agentschap stelt lijsten op met de namen van de nationale grenswachters die de lidstaten ter beschikking hebben gesteld van het agentschap overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. .../… [deze verordening] en houdt deze lijsten bij.

Bij het opstellen van de lijsten houdt het agentschap rekening met de relevante beroepservaring van de functionarissen, en met name met hun talenkennis.

2. Bij de bepaling van de samenstelling van een in te zetten snel grensinterventieteam, houdt het agentschap rekening met de bijzondere omstandigheden waarmee de verzoekende lidstaat wordt geconfronteerd. Het team wordt samengesteld volgens het overeenkomstig artikel 8 septies, lid 3, opgestelde operationele plan.

Artikel 8 quaterNationaal contactpunt

De lidstaten wijzen een nationaal contactpunt aan dat is belast met de communicatie met het agentschap over alle aangelegenheden die de snelle grensinterventieteams betreffen. Het nationale contactpunt is te allen tijd bereikbaar.

Artikel 8 quinquiesKosten

1. Het agentschap draagt, met uitzondering van de gewone salarissen, de volgende kosten die door de lidstaten worden gemaakt om hun nationale grenswachters ter beschikking te stellen van de snelle grensinterventieteams in het kader van de in artikel 3, lid 3, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. .../… [deze verordening] bedoelde activiteiten:

27. reiskosten van de lidstaat van herkomst naar de ontvangende lidstaat;

28. vaccinatiekosten;

29. kosten voor bijzondere verzekeringen in verband met het inzetten van de teams;

30. dagvergoedingen overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. .../… [deze verordening] .

2. Gedetailleerde voorschriften voor de betaling van de dagvergoeding van de leden van snelle grensinterventieteams worden vastgesteld door de raad van bestuur.

Artikel 8 sexiesOpleiding en oefeningen

Het agentschap verstrekt functionarissen van wie de namen op de in artikel 8 ter, lid 1, bedoelde lijsten zijn opgenomen de voor hun taken relevante basis- en vervolgopleiding. Het agentschap organiseert ook regelmatig oefeningen met deze functionarissen volgens de in het jaarlijkse werkprogramma van het agentschap opgenomen planning.

Artikel 8 septiesBesluitvorming inzake het inzetten van snelle grensinterventieteams

1. Bij de beslissing over het verzoek van een lidstaat om overeenkomstig artikel 8 bis snelle grensinterventieteams in te zetten, houdt de uitvoerend directeur rekening met de resultaten van de door het agentschap verrichte risicoanalyses alsook met alle andere relevante informatie die door de verzoekende lidstaat of andere lidstaten is verstrekt. Indien nodig kan de uitvoerend directeur een deskundige van het agentschap sturen om de situatie aan de buitengrenzen van de verzoekende lidstaat te beoordelen.

2. De uitvoerend directeur neemt zo spoedig mogelijk en uiterlijk vijf werkdagen na de datum van ontvangst van het verzoek een beslissing over het verzoek betreffende het inzetten van snelle grensinterventieteams. De uitvoerend directeur stelt de verzoekende lidstaat en de raad van bestuur gelijktijdig schriftelijk in kennis van zijn beslissing. In deze beslissing worden de voornaamste redenen vermeld waarop zij is gebaseerd.

3. Indien de uitvoerend directeur beslist een of meer snelle grensinterventieteams in te zetten, stellen het agentschap en de verzoekende lidstaat onmiddellijk een operationeel plan op overeenkomstig artikel 8 octies.

4. Zodra er overeenstemming is bereikt over het operationele plan, stelt de uitvoerend directeur de lidstaten waarvan de grenswachters aan het snelle grensinterventieteam zullen deelnemen daarvan in kennis. Deze informatie wordt schriftelijk verstrekt aan de in artikel 8 quater bedoelde nationale contactpunten onder vermelding van de voor het inzetten van de teams geplande datum. Er wordt tevens een afschrift van het operationele plan verstrekt.

5. Het/de snelle grensinterventieteam(s) wordt/worden ingezet uiterlijk vijf werkdagen na de datum waarop het agentschap en de verzoekende lidstaat overeenstemming hebben bereikt over het operationele plan.

Artikel 8 octiesOperationeel plan

1. Het agentschap en de verzoekende lidstaat komen tot overeenstemming over een operationeel plan waarin de precieze voorwaarden voor het inzetten van het/de snelle grensinterventieteam(s) worden opgenomen. Het operationele plan bevat de volgende gegevens:

31. de te verwachten duur van het inzetten van het/de snelle grensinterventieteam(s);

32. de precieze geografische locaties in de verzoekende lidstaat waar het/de snelle grensinterventieteam(s) zal/zullen worden ingezet;

33. de taken van het/de snelle grensinterventieteam(s) tijdens de gehele duur van het inzetten ervan;

34. de samenstelling van het/de snelle grensinterventieteam(s);

35. de technische uitrusting voor het/de snelle grensinterventieteam(s);

36. alle extra taken die voor de duur van het inzetten van het/de snelle grensinterventieteam(s) door de verzoekende lidstaat worden toegewezen aan de teamleden;

37. de naam en rang van de nationale grenswachters van de verzoekende lidstaat die tijdens de duur van het inzetten van het/de snelle grensinterventieteam(s) het bevel zullen voeren over het/de team(s), alsook de plaats van het/de team(s) in de bevelstructuur.

2. Voor wijzigingen of aanpassingen van het operationele plan is de instemming van de uitvoerend directeur van het agentschap en de verzoekende lidstaat vereist.

Artikel 8 noniesVerbindingsfunctionaris

1. De uitvoerend directeur wijst uit het personeel van het agentschap een of meer deskundigen aan als verbindingsfunctionaris bij het/de team(s) teneinde het agentschap te vertegenwoordigen en als waarnemer op te treden. De uitvoerend directeur deelt de ontvangende lidstaat mee wie als verbindingsfunctionaris is aangewezen.

2. De verbindingsfunctionaris brengt bij het agentschap verslag uit over alle aspecten betreffende het inzetten van het/de team(s).

De verbindingsfunctionaris heeft met name tot taak:

38. op te treden als contactpersoon tussen het agentschap en de ontvangende lidstaat;

39. op te treden als contactpersoon tussen het agentschap en de leden van het/de snelle grensinterventieteam(s), en hen namens het agentschap bijstand te verlenen bij alle kwesties in verband met de omstandigheden van het inzetten van het/de snelle grensinterventieteam(s);

40. de uitvoering van het operationele plan te controleren;

41. het effect van het inzetten van het/de snelle grensinterventieteam(s) te beoordelen, met name om het agentschap eventuele wijzigingen of aanpassingen van het operationele plan voor te stellen.

3. Bij de uitvoering van zijn taken, aanvaardt de verbindingsfunctionaris alleen instructies van het agentschap."

(4) Artikel 10 wordt geschrapt.

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 12 is pas van toepassing [ drie maanden na de datum van inwerkingtreding ].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel, […]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. BENAMING VAN HET VOORSTEL

Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad wat betreft dat mechanisme

2. ABM/ABB-KADER

Betrokken beleidsterrein(en) en bijbehorende activiteit(en):

beleidsterrein: 18 – Justitie en binnenlandse zaken

activiteiten: 18 02 - Buitengrenzen, visumbeleid en vrij verkeer van personen

3. BEGROTINGSONDERDELEN

3.1. Begrotingsonderdelen (beleidsuitgaven en bijbehorende uitgaven voor technische en administratieve bijstand (vroegere BA-onderdelen)) inclusief omschrijving:

18 02 03 01: administratieve uitgaven (titel 1 en 2)

18 02 03 02: beleidsuitgaven (titel 3)

3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen:

De actie gaat in op de datum waarop de voorgestelde verordening in werking treedt. De duur van de actie is gelijk aan de geldigheidsduur van de verordening.

Bij deze voorgestelde verordening worden wijzigingen aangebracht in de verordening tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie. De voorgestelde verordening verleent het agentschap een extra taak. Er zijn geen financiële gevolgen voor de ontvangsten. De extra taak die in de voorgestelde verordening is vastgesteld, heeft enkel financiële gevolgen voor de uitgavenzijde van de begroting.

3.3. Begrotingskenmerken:

Begro-tings-onder-deel | Soort uitgave | Nieuw | Bijdrage EVA | Bijdragen kandidaat-lidstaten | Rubriek financiële vooruit-zichten |

18 02 03 01 | Niet-verplicht | GK | NEE | NEE | NEE | nr. 3A |

18 02 03 02 | Niet-verplicht | GK | NEE | NEE | NEE | nr. 3A |

4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN

4.1. Financiële middelen

4.1.1. Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK)

De in deze tabel opgenomen bedragen hebben enkel betrekking op de financiële middelen die het agentschap nodig zal hebben om de uit het voorstel voortvloeiende nieuwe taken uit te voeren. Derhalve is er hier geen rekening gehouden met de kosten in verband met de andere taken die reeds door het agentschap worden uitgevoerd.

De bedragen zijn opgenomen in het meerjarenfinancieringsprogramma (document V van het voorontwerp van begroting 2007), zodat het niet gaat om een verzoek om extra kredieten.

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Soort uitgave | Punt nr. | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 e.v. | Totaal |

Beleidsuitgaven[17] |

Vastleggingskredieten (VK) | 8.1 | a | 2.100 | 2.100 | 2.100 | 2.100 | 2.100 | 2.100 | 12.600 |

Betalingskredieten (BK) | b | 2.100 | 2.100 | 2.100 | 2.100 | 2.100 | 2.100 | 12.600 |

Administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag[18] |

Technische & administratieve bijstand (NGK) | 8.2.4 | c | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

TOTAAL REFERENTIEBEDRAG |

Vastleggingskredieten | a+c | 2.100 | 2.100 | 2.100 | 2.100 | 2.100 | 2.100 | 12.600 |

Betalingskredieten | b+c | 2.100 | 2.100 | 2.100 | 2.100 | 2.100 | 2.100 | 12.600 |

Administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen[19] – Niet van toepassing |

Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NGK) | 8.2.5 | d |

Andere niet in het referentiebedrag begrepen administratieve uitgaven (NGK) | 8.2.6 | e |

Totale indicatieve kosten van de maatregel - Niet van toepassing |

TOTAAL VK inclusief personeelsuitgaven | a+c+d+e |

TOTAAL BK inclusief personeelsuitgaven | b+c+d+e |

Medefinanciering

Indien het voorstel door lidstaten of uit andere bronnen (geef aan welke) wordt medegefinancierd, geef dan een raming daarvan in de onderstaande tabel (voeg extra rijen toe indien de medefinanciering uit meer dan een bron afkomstig is):

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Medefinancieringsbron | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 e.v. | Totaal |

Noorwegen en IJsland | f | 0.043 | 0.043 | 0.043 | 0.043 | 0.043 | 0.043 | 0.259 |

TOTAAL VK inclusief medefinanciering | a+c+d+e+f | 2.143 | 2.143 | 2.143 | 2.143 | 2.143 | 2.143 | 12.859 |

Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie houdt een ontwikkeling in van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.

De volledige deelname van IJsland en Noorwegen aan de activiteiten van FRONTEX wordt mogelijk gemaakt op grond van een daartoe vastgestelde regeling. Met het oog op deze deelname moeten deze beide landen een financiële bijdrage leveren.

Indicatieve bijdrage 2,06 % (cijfers 2006).

4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering

( Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

( Het voorstel vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

( Het voorstel vergt wellicht toepassing van de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord[20] (flexibiliteitsinstrument of herziening van de financiële vooruitzichten).

4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten

( Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

( Het voorstel heeft de volgende financiële gevolgen voor de ontvangsten:

in miljoen euro (tot op één decimaal)

Vóór de actie [Jaar n-1] | Situatie na de actie |

Totale personele middelen in VTE |

5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN

5.1. Behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Het hoofddoel van deze voorgestelde verordening is de verbetering van de operationele samenwerking tussen de lidstaten aan de buitengrenzen van de EU door het agentschap een extra taak toe te wijzen naast de taken die het reeds uitvoert overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004. Deze nieuwe taak heeft betrekking op de oprichting van ‘snelle grensinterventieteams’, die worden belast met de controle en bewaking van de land-, lucht- en zeegrenzen. Nadere gegevens zijn te vinden in de ‘toelichting’.

5.2. Meerwaarde van het communautaire optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie

De voorgestelde verordening wijzigt Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad tot oprichting van het agentschap. Zij vult de bestaande verordening aan door een nieuwe taak toe te voegen aan de taken die reeds door het agentschap worden uitgevoerd. Zoals de bestaande verordening, zal de voorgestelde verordening andere bestaande financiële instrumenten zoals ARGO aanvullen. Dit voorstel bouwt voort op de toegevoegde waarde die reeds is gecreëerd door de oprichting van het agentschap; het agentschap voert immers horizontale taken uit die voorheen op nationaal niveau werden uitgevoerd zonder enige centrale coördinatie en zorgt derhalve voor samenhang en eenvormigheid.

5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM

Doelstelling:

Doeltreffende controle en bewaking van de land-, lucht- en zeegrenzen van de lidstaten.

Resultaten:

De oprichting van snelle grensinterventieteams om de lidstaten te helpen wanneer zij worden geconfronteerd met omstandigheden die extra technische en operationele bijstand vergen.

Indicatoren:

Aantal snelle grensinterventieteams dat wordt ingezet om snel technische en operationele bijstand te verlenen aan lidstaten die daarom verzoeken.

Aantal opleidingen en oefeningen voor de functionarissen van snelle grensinterventieteams.

5.4. Wijze van uitvoering (indicatief)

( Gecentraliseerd beheer

( rechtstreeks door de Commissie

( gedelegeerd aan:

( uitvoerende agentschappen

( door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement

( nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

( Gedeeld of gedecentraliseerd beheer

( met lidstaten

( met derde landen

( Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Opmerkingen:

De activiteit wordt uitgevoerd door het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX), dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004.

6. TOEZICHT EN EVALUATIE

6.1. Toezicht

Het toezicht op de activiteiten van het agentschap, met inbegrip van de nieuwe door de voorgestelde verordening toegewezen taken, vindt zoals voorheen plaats op basis van het door de raad van bestuur goedgekeurde jaarlijkse activiteitenverslag over het voorafgaande jaar en het werkprogramma voor het komende jaar, die beide worden toegezonden aan de Commissie, de Raad en het Europees Parlement.

6.2. Evaluatie

6.2.1. Evaluatie vooraf

De Commissie voert een effectbeoordeling uit.

6.2.2. Naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie of evaluatie achteraf genomen maatregelen (ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan)

Niet van toepassing.

6.2.3. Vorm en frequentie van toekomstige evaluaties

Binnen drie jaar na de datum waarop het agentschap zijn taken heeft aangevangen, en vervolgens telkens om de vijf jaar, geeft de raad van bestuur opdracht tot een onafhankelijke externe evaluatie van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad tot oprichting van het agentschap. Aangezien deze voorgestelde verordening Verordening (EG) nr. 2007/2004 wijzigt, zal deze evaluatie ook betrekking hebben op de voorgestelde verordening.

Bij deze evaluatie wordt nagegaan hoe doeltreffend het agentschap zijn opdracht vervult, met inbegrip dus van de nieuwe taken die bij deze voorgestelde verordening aan het agentschap zijn toegewezen. Ook wordt het effect geëvalueerd van het agentschap en zijn werkmethoden. In de evaluatie wordt rekening gehouden met de standpunten van alle betrokkenen, zowel op Europees als op nationaal niveau.

De raad van bestuur ontvangt de conclusies van deze evaluatie en doet aanbevelingen betreffende wijzigingen van deze verordening, het agentschap en zijn werkmethoden aan de Commissie, die deze, vergezeld van haar advies en passende voorstellen, aan de Raad kan doorgeven. Indien nodig wordt een actieplan met een tijdschema bijgevoegd. Zowel de conclusies van de evaluatie als de aanbevelingen worden openbaar gemaakt.

7. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

De uitvoerend directeur voert de begroting van het agentschap uit. Elk jaar legt hij aan de Commissie, de raad van bestuur en de Rekenkamer de gedetailleerde rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven over het voorgaande begrotingsjaar voor. Daarnaast verleent de interne auditdienst van de Commissie bijstand bij het beheer van de financiële transacties van het agentschap door middel van risicoanalyses, toezicht op de naleving door het verstrekken van onafhankelijke adviezen over de kwaliteit van de beheers- en controlesystemen en door middel van aanbevelingen om de efficiëntie en de doelmatigheid van transacties te verbeteren en om te waarborgen dat zuinig wordt omgesprongen met de middelen van het agentschap.

Het agentschap zal een intern auditsysteem opzetten dat vergelijkbaar is met het systeem dat door de Commissie is ontwikkeld in het kader van haar eigen herstructurering.

Het personeel zal met het oog op de fraudebestrijding ten volle samenwerken met OLAF.

De Rekenkamer zal de rekeningen onderzoeken overeenkomstig artikel 248 van het Verdrag en jaarlijks een verslag over de activiteiten van het agentschap publiceren.

8. MIDDELEN

8.1. Financiële kosten van de doelstellingen van het voorstel

Vastleggingskredieten, in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 |

Ambtenaren of tijdelijk personeel[23] (XX 01 01) | A*/AD |

B*, C*/AST |

Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel[24] |

Uit art. XX 01 04/05 gefinancierd ander personeel[25] |

TOTAAL |

8.2.2. Omschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien

Coördinatie van alle activiteiten betreffende de nieuwe aan het agentschap toegewezen taken betreffende de oprichting van ‘snelle grensinterventieteams’, die zijn belast met de controle en bewaking van de land-, lucht- en zeegrenzen.

8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel

( Posten die momenteel zijn toegewezen aan het beheer van het te vervangen of te verlengen programma

( Posten die al zijn toegewezen in het kader van de JBS/VOB-procedure voor jaar n

( Posten waarom in het kader van de volgende JBS/VOB-procedure zal worden gevraagd

( Bestaande posten binnen de beherende dienst die worden heringedeeld (interne herindeling)

( Posten die voor jaar n nodig zijn maar die in het kader van de JBS/VOB-procedure voor dat jaar nog niet zijn toegewezen

8.2.4. Andere administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag (18 02 03 01 – Uitgaven voor administratief beheer)

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel (nummer en omschrijving) | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | TOTAAL |

Andere technische en administratieve bijstand |

- intern |

– extern |

Totaal Technische en administratieve bijstand |

8.2.5. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen NIET VAN TOEPASSING omdat er geen extra middelen nodig zijn.

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Soort personeel | Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. |

Ambtenaren en tijdelijk personeel (XX 01 01) |

Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, personeel op contractbasis, enz.) (vermeld begrotingsonderdeel) |

Totaal personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen) |

Berekening – Ambtenaren en tijdelijke functionarissen |

Berekening – Uit artikel XX 01 02 gefinancierd personeel |

8.2.6. Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen in miljoen euro (tot op 3 decimalen) |

Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. | TOTAAL |

XX 01 02 11 01 – Dienstreizen |

XX 01 02 11 02 – Conferenties en vergaderingen |

XX 01 02 11 03 – Comités[27] |

XX 01 02 11 04 – Studies en adviezen |

XX 01 02 11 05 - Informatiesystemen |

2 Totaal Andere beheersuitgaven (XX 01 02 11) |

3 Andere uitgaven van administratieve aard (vermeld welke en verwijs naar het begrotingsonderdeel) |

Totaal andere administratieve uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen |

Berekening - Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen |

[1] PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.

[2] Doc. 14292/04 CONCL 3.

[3] Doc. 15914/05 CONCL 3.

[4] Door UNISYS opgestelde studie over de toekenning van uitvoerende bevoegdheden aan grensfunctionarissen die optreden aan de buitengrenzen van de EU (2006).

[5] Verordening (EG) nr. 562/2006 van 15 maart 2006.

[6] Door het agentschap te dragen kosten: reis- en verblijfkosten en, waar nodig, vaccinatiekosten en/of speciale verzekeringskosten.

[7] Het agentschap kan, waar nodig, door de snelle grensinterventieteams te gebruiken technische uitrusting voor controle- en bewakingsdoeleinden aanschaffen. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om radiocommunicatieapparatuur, nachtkijkers enz.

[8] PB L 162 van 20.6.2002, blz. 1.

[9] PB C […] van […], blz. […].

[10] PB C […] van […], blz. […].

[11] PB C […] van […], blz. […].

[12] PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

[13] PB L 368 van 15.12.2004, blz. 26.

[14] PB L 370 van 17.12.2004, blz. 78.

[15] PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

[16] PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

[17] Uitgaven die niet onder hoofdstuk xx 01 van de betrokken titel xx vallen.

[18] Uitgaven in het kader van artikel xx 01 04 van titel xx.

[19] Uitgaven in het kader van hoofdstuk xx 01, met uitzondering van de artikelen xx 01 04 en xx 01 05.

[20] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

[21] Voeg zo nodig extra kolommen toe (wanneer de duur van de actie langer is dan 6 jaar).

[22] Zoals beschreven in punt 5.3.

[23] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

[24] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

[25] Waarvan de kosten door het referentiebedrag worden gedekt.

[26] Verwijs naar het specifieke financieel memorandum voor de betrokken uitvoerende agentschappen.

[27] Vermeld de aard van het comité en de groep waar het deel van uitmaakt.