52006PC0168

Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen /* COM/2006/0168 def. - COD 2005/0127 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 26.4.2006

COM(2006) 168 definitief

2005/0127 (COD)

Gewijzigd voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Verantwoording van het voorstel

Dit voorstel voor een richtlijn wijzigt het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen (2005/0127 COD). Dit voorstel geeft uitvoering aan de mededeling van de Commissie van 23 november 2005 (COM(2005) 583 definitief) over de gevolgen van het arrest van het Hof van 13 september 2005 (C-176/03, Commissie/Raad). Uit dit arrest volgt immers dat de voor de doeltreffende toepassing van het Gemeenschapsrecht noodzakelijke strafrechtelijke bepalingen onder het EG-Verdrag vallen. In deze mededeling wordt aangegeven dat de Commissie haar hangende voorstellen, voorzover nodig, zal wijzigen. Er wordt uitdrukkelijk verwezen naar het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen en naar het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad tot versterking van het strafrechtelijk kader om schendingen van de intellectuele eigendom te bestrijden (COM(2005) 276 definitief). Bijgevolg wordt het voorstel voor een kaderbesluit ingetrokken en is er een voorstel opgesteld tot wijziging van het voorstel voor een richtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen.

De bepalingen betreffende de hoogte van de sancties en de ruimere confiscatiemogelijkheden, die in het voorstel voor een kaderbesluit waren opgenomen, zijn thans neergelegd in het nieuwe voorstel voor een richtlijn.

Alleen de in artikel 5 van het kaderbesluit opgenomen bepalingen betreffende de rechtsmacht en de coördinatie van de vervolging zijn niet opgenomen in het nieuwe voorstel. De Commissie is immers voornemens op dat gebied een horizontale benadering te volgen, zoals blijkt uit haar groenboek van 23 december 2005 over jurisdictiegeschillen en het ne bis in idem-beginsel in strafprocedures[1]. Bijgevolg is het volgens de Commissie niet absoluut noodzakelijk een specifieke regeling ter bescherming van de intellectuele eigendom vast te stellen.

Namaak en piraterij en meer in het algemeen inbreuken op de intellectuele eigendom zijn een voortdurend toenemend verschijnsel dat inmiddels een internationale omvang heeft aangenomen en een ernstige bedreiging voor de nationale economieën en de landen vormt. De verschillen in de nationale sanctieregelingen zijn niet alleen schadelijk voor de goede werking van de interne markt, maar bemoeilijken bovendien een doeltreffende bestrijding van namaak en piraterij. Afgezien van de economische en sociale gevolgen die namaak en piraterij met zich brengen, veroorzaken zij ook problemen op het gebied van consumentenbescherming, met name wanneer de volksgezondheid en de veiligheid in het geding zijn. De ontwikkeling van het gebruik van het internet maakt het mogelijk piraatproducten onmiddellijk en wereldwijd te verspreiden. Tot slot lijken er ook in toenemende mate banden te bestaan met de georganiseerde criminaliteit. De bestrijding van dit verschijnsel is daarom voor de Gemeenschap van essentieel belang. Namaak en piraterij zijn immers net zo attractief geworden als andere grootschalige criminele activiteiten, zoals de drugshandel. De potentiële winsten zijn erg hoog en de mogelijke strafrechtelijke sancties niet in evenredigheid daarmee. Richtlijn 2004/48/EG van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten moet daarom worden aangevuld met strafrechtelijke bepalingen om namaak en piraterij krachtiger en efficiënter te kunnen bestrijden. Naast de in Richtlijn 2004/48/EG vastgelegde civiel- en bestuursrechtelijke maatregelen, procedures en rechtsmiddelen, zijn in bepaalde gevallen ook strafrechtelijke sancties een middel om intellectuele-eigendomsrechten te handhaven[2].

De inwerkingtreding van de TRIPS-overeenkomst, waarin minimumbepalingen over de rechtshandhavingsmiddelen betreffende de handelsaspecten van intellectuele eigendom zijn vastgelegd, is een aanzet tot harmonisering. Strafrechtelijke procedures en sancties behoren weliswaar tot die middelen, maar doordat de juridische situatie in de Gemeenschap grote verschillen vertoont, genieten de houders van intellectuele-eigendomsrechten niet overal op het grondgebied van de Gemeenschap eenzelfde niveau van bescherming. Op het gebied van strafrechtelijke sancties zijn er met name inzake de strafmaat aanzienlijke nationale verschillen.

Vanuit het oogpunt van de impact op de grondrechten kan worden vermeld dat dit initiatief als onmiddellijk doel heeft artikel 17, lid 2, van het Handvest van de grondrechten ("Intellectuele eigendom is beschermd") ten uitvoer te leggen. Dit gebeurt door onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen met volledige inachtneming van de rechtstradities en de rechtsstelsels van de lidstaten, alsmede van de overige grondrechten en de beginselen die in het Handvest zijn neergelegd. Bij de keuze van de straffen is uitgegaan van de ernst van de verschillende strafbare gedragingen, overeenkomstig artikel 49, lid 3, van het Handvest ("De zwaarte van de straf mag niet onevenredig zijn aan het strafbare feit").

Aangezien het doel het beste kan worden bereikt op communautair niveau, kan de Gemeenschap optreden op grond van het in artikel 5 van het Verdrag vastgelegde subsidiariteitsbeginsel.

Inhoud van het voorstel

Artikel 1

Dit artikel geeft het voorwerp en het toepassingsgebied van de richtlijn. Deze richtlijn betreft de strafrechtelijke maatregelen die noodzakelijk zijn om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen. Naar analogie van Richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, omvat de term "intellectuele-eigendomsrechten" alle rechten op het gebied van de intellectuele eigendom. Zoals artikel 17, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ("Intellectuele eigendom is beschermd”), heeft de strafrechtelijke bescherming een "horizontaal" toepassingsgebied.

Het artikel is van toepassing op elke inbreuk op de intellectuele-eigendomsrechten in de zin van de communautaire en/of nationale wetgevingen, zoals Richtlijn 2004/48/EG. In Verklaring 2005/295/EG van de Commissie betreffende artikel 2 van Richtlijn 2004/48/EG is een lijst van die rechten opgenomen[3], die moet zorgen voor meer rechtszekerheid met betrekking tot het toepassingsgebied van de richtlijn. De richtlijn geldt onverminderd strengere bepalingen van de lidstaten.

Artikel 2

Dit artikel definieert de term "rechtspersoon" in het kader van de richtlijn.

Artikel 3

Bij dit artikel worden de lidstaten verplicht om elke opzettelijke schending van intellectuele-eigendomsrechten als strafbaar feit aan te merken wanneer de betrokken handelingen op commerciële schaal worden verricht. Ook poging tot, medeplichtigheid aan of aanzetten tot een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht vallen onder het toepassingsgebied. Het criterium "commerciële schaal" is ontleend aan artikel 61 van het Akkoord over de handelsaspecten van intellectuele-eigendomsrechten (TRIPS-akkoord) van 15 april 1994, dat bindend is voor alle leden van de Wereldhandelsorganisatie. Dat artikel 61 luidt als volgt: "De Leden voorzien ten minste in gevallen van opzettelijke namaak van handelsmerken of inbreuk op auteursrechten op commerciële schaal in strafrechtelijke procedures en straffen. De mogelijke sancties omvatten vrijheidsstraffen en/of geldboetes die voldoende zijn om afschrikkend te werken, in overeenstemming met het niveau van de straffen opgelegd voor strafbare feiten van overeenkomstige zwaarte. In passende gevallen omvatten de mogelijke sancties ook de inbeslagneming, verbeurdverklaring en vernietiging van de inbreukmakende goederen en van materialen en werktuigen die voornamelijk zijn gebruikt bij het plegen van het strafbare feit. De Leden kunnen voorzien in strafrechtelijke procedures en straffen in andere gevallen van inbreuk op rechten uit hoofde van de intellectuele eigendom, met name wanneer deze opzettelijk en op commerciële schaal zijn gepleegd".

De inbreuk moet opzettelijk zijn, dat wil zeggen doelbewust zijn gepleegd, ongeacht of het gaat om schending van de intellectuele-eigendomsrechten, poging tot, medeplichtigheid aan of aanzetten tot een inbreuk. Deze bepaling doet niets af aan de geldende specifieke aansprakelijkheidsregelingen, zoals de regeling voor de internetserviceproviders die is vastgesteld bij de artikelen 12 tot en met 15 van Richtlijn 2000/31/EG over de elektronische handel[4].

Artikel 4

Dit artikel heeft betrekking op de aard van de sancties: naast gevangenisstraffen voor natuurlijke personen, wordt voorzien in uiteenlopende sancties die zowel aan natuurlijke als aan rechtspersonen moeten kunnen worden opgelegd, zoals geldboeten en confiscatie van litigieuze goederen, alsmede van de materialen, werktuigen of dragers die voornamelijk bij de vervaardiging of de distributie van de desbetreffende goederen zijn gebruikt. In passende gevallen omvatten de mogelijke sancties ook de vernietiging van de litigieuze goederen en van materialen en werktuigen die voornamelijk zijn gebruikt bij het vervaardigen van die goederen en de volledige of gedeeltelijke, definitieve of tijdelijke sluiting van de vestiging of de winkel die voornamelijk voor het plegen van de inbreuk is gebruikt. Een permanent of tijdelijk verbod op de uitoefening van commerciële activiteiten, plaatsing onder gerechtelijk toezicht, verbeurdverklaring van rechtswege en een verbod op toegang tot bijstand en subsidies van de overheid behoren eveneens tot de mogelijkheden. Tot slot wordt ook voorzien in de openbaarmaking van rechterlijke uitspraken. Deze mogelijkheid is een afschrikkend middel en kan ook als middel ter informatie van zowel de rechthebbenden als het publiek in het algemeen worden gebruikt.

Artikel 5

Dit artikel heeft betrekking op de hoogte van de strafrechtelijke sancties: de maximumsanctie voor strafbare feiten moet minstens vier jaar gevangenisstraf zijn wanneer de feiten zijn gepleegd in het kader van een criminele organisatie. Dat geldt ook wanneer de inbreuken een risico meebrengen voor de gezondheid of de veiligheid van personen. Er is gekozen voor een drempel van vier jaar gevangenisstraf omdat die strafmaat gewoonlijk als criterium wordt gebezigd voor de kwalificatie van ernstige inbreuken. Dit minimum komt ook overeen met de drempel die in het gemeenschappelijk optreden 98/733/JBZ, in het voorstel voor een kaderbesluit ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (COM(2005) 6 definitief) en in het VN-verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit wordt gehanteerd. Voor de natuurlijke personen of rechtspersonen die zich schuldig hebben gemaakt aan de in artikel 3 bedoelde strafbare feiten, bestaan de sancties uit strafrechtelijke of niet-strafrechtelijke geldboeten met een maximum van minstens 100 000 euro voor de andere dan de zwaarste gevallen en een maximum van minstens 300 000 euro voor de strafbare feiten die in het kader van een criminele organisatie gepleegd zijn of die een risico meebrengen voor de gezondheid of de veiligheid van personen. Deze omstandigheid moet kunnen worden aangevoerd wanneer het risico bewezen is, ook al heeft het gevaarlijk product nog geen schade toegebracht.

Het begrip "risico voor de gezondheid of de veiligheid van personen" houdt in dat het te koop aangeboden namaakproduct een directe bedreiging vormt voor de gezondheid of de veiligheid van personen.

Artikel 6

Dit artikel voorziet in de gedeeltelijke of volledige confiscatie van de bezittingen van een persoon die veroordeeld is voor de strafbare feiten gepleegd in de omstandigheden als bedoeld in artikel 5. De tekst refereert aan artikel 3 van Kaderbesluit 2005/212/JBZ van 24 februari 2005 inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen voorwerpen[5].

Artikel 7

Het kaderbesluit van 13 juni 2002 verstrekt het noodzakelijke kader voor de instelling van gemeenschappelijke onderzoeksteams. Om strafrechtelijke onderzoeken naar inbreuken op de intellectuele-eigendomsrechten te vergemakkelijken, dienen de lidstaten toe te staan dat de houders van de desbetreffende rechten of hun vertegenwoordigers, alsmede deskundigen hun medewerking verlenen aan de onderzoekswerkzaamheden van dergelijke teams. Onderzoeken op dit gebied zijn immers geen sinecure en vaak is actieve participatie van de gelaedeerden, van vertegenwoordigers van de houder van de intellectuele-eigendomsrechten of van deskundigen essentieel om de nodige vaststellingen te kunnen doen, in het bijzonder om namaak of vervalsing van de producten aan te tonen. In geval van twijfel kunnen de gelaedeerden of hun vertegenwoordigers dan snel aangeven of de in het kader van een onderzoek gevonden producten daadwerkelijk zijn nagemaakt of vervalst. Doel is het vergaren van bewijzen over inbreuken op de intellectuele-eigendomsrechten voor gemeenschappelijke onderzoeksteams te vergemakkelijken. De lidstaten beschikken op dit punt over een vrij ruime beoordelingsmarge.

Artikel 8

Dit artikel zorgt ervoor dat ten aanzien van strafbare feiten inzake namaak en piraterij, ook een strafonderzoek of -vervolging kan worden ingesteld zonder dat het slachtoffer van die feiten een klacht indient of aangifte doet, in ieder geval indien de feiten op het grondgebied van de lidstaat zijn begaan. Een dergelijke maatregel is nodig om ervoor te zorgen dat onderzoeken naar inbreuken op de intellectuele-eigendomsrechten in optimale omstandigheden kunnen worden verricht. Vaak worden immers voorraden producten ontdekt waarvan wordt vermoed dat zij zijn nagemaakt of vervalst, maar soms is het moeilijk om snel de betrokken rechtenhouder in de interne markt te identificeren of om met hem contact op te nemen. De benadeelde ondernemingen kunnen overal in de Gemeenschap zijn gevestigd en het kan gaan om kleine en middelgrote ondernemingen en dus niet alleen om grote ondernemingen die bekende producten in de handel brengen. Het zou nadelig zijn voor de onderzoeken indien de gelaedeerde zou worden verplicht eerst klacht in te dienen. Schendingen van de intellectuele-eigendomsrechten worden vaak gepleegd zonder medeweten van de betrokken rechtenhouder en uit het ontbreken van een klacht kan dan ook niet worden afgeleid dat de gelaedeerde nalatig is geweest.

Artikel 9

Dit artikel heeft betrekking op de maatregelen voor de omzetting van de richtlijn in het interne recht van de lidstaten. De termijn van achttien maanden is naar het voorbeeld van wat in andere richtlijnen is vastgelegd.

Artikel 10

In dit artikel wordt bepaald dat de richtlijn in werking treedt op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie, overeenkomstig de bepalingen van artikel 254, lid 1, van het EG-Verdrag.

Artikel 11

In dit artikel wordt bepaald dat deze richtlijn tot de lidstaten is gericht.

2005/0127 (COD)

Gewijzigd voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie[6],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[7],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[8],

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[9],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In het groenboek over de bestrijding van namaak en piraterij in de interne markt, gepresenteerd door de Commissie op 15 oktober 1998, werd geconstateerd dat namaak en piraterij een fenomeen van internationale omvang waren geworden, met ernstige gevolgen op economisch en sociaal vlak, maar ook uit het oogpunt van de consumentenbescherming, meer bepaald voor de volksgezondheid en de openbare veiligheid. In de mededeling over hetzelfde onderwerp die de Commissie op 30 november 2000 aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité heeft gericht, was een actieplan opgenomen met het oog op de follow-up van het groenboek.

(2) De Europese Raad van 20 en 21 maart 2003 in Brussel heeft de Commissie en de lidstaten in haar conclusies opgeroepen om de exploitatie van intellectuele-eigendomsrechten te bevorderen door werk te maken van maatregelen ter bestrijding van namaak en piraterij.

(3)(1) Op internationaal niveau zijn alle lidstaten, alsmede de Gemeenschap zelf, voor de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden gebonden door de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (de "TRIPS-overeenkomst"), die bij besluit 94/800/EG van de Raad[10] in het kader van de Wereldhandelsorganisatie door de Gemeenschap is goedgekeurd. De TRIPS-overeenkomst bevat met name strafrechtelijke bepalingen die een internationaal toepasselijke, gemeenschappelijke normenset vormen; de onderlinge verschillen tussen de lidstaten blijven echter te groot en staan een doeltreffende bestrijding van inbreuken op de intellectuele eigendom, in het bijzonder de ernstigste vormen ervan, in de weg. Dit brengt verlies van vertrouwen van het bedrijfsleven in de interne markt en dientengevolge een vermindering van de investeringen in innoverende en scheppende activiteiten mee.

(4) In november 2004 heeft de Commissie tevens een strategie voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten ten aanzien van derde landen aangenomen.

(5)(2) Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten[11] voorziet in civiel- en administratiefrechtelijke maatregelen, procedures en vergoedingen. Het instrumentarium van die richtlijn moet worden aangevuld met voldoende afschrikkende strafrechtelijke bepalingen die op het hele grondgebied van de Gemeenschap van toepassing zijn. De onderlinge aanpassing van een aantal strafrechtelijke bepalingen is nodig om namaak en piraterij binnen de interne markt doeltreffend te bestrijden. De Gemeenschapswetgever is bevoegd om strafrechtelijke maatregelen te nemen die nodig zijn om de volledige doeltreffendheid van de door hem vastgestelde normen inzake de bescherming van intellectuele eigendom te verzekeren.

(6) Voortbouwend op de mededeling van de Commissie van oktober 2005 betreffende douaneoptreden tegen de laatste tendensen op het gebied van namaak en piraterij [12] , heeft de Raad op 13 maart 2006 een resolutie aangenomen, waarin hij onderstreept dat de doelstelling van de strategie van Lissabon “alleen kan worden bereikt door middel van een goed functionerende interne markt met passende regelingen om investeringen in de kenniseconomie aan te moedigen (en) erkent dat de forse toename van namaak en piraterij een bedreiging vormt voor de kenniseconomie van de Unie, met name voor de gezondheid en de veiligheid (…)".

(7) Het is dienstig onderlinge aanpassing tot stand te brengen inzake met name de hoogte van de sancties die worden opgelegd aan de natuurlijke personen of rechtspersonen die dergelijke strafbare feiten hebben gepleegd of ervoor verantwoordelijk zijn. De onderlinge aanpassing moet betrekking hebben op gevangenisstraffen, boetes en confiscatie.

(8) Er moet worden voorzien in maatregelen om strafrechtelijke onderzoeken te vergemakkelijken. De lidstaten dienen te bepalen dat de betrokken houders van de intellectuele-eigendomsrechten of hun vertegenwoordigers, alsmede deskundigen hun medewerking kunnen verlenen aan de onderzoeken die door gemeenschappelijke onderzoeksteams worden uitgevoerd.

(9) Ter vergemakkelijking van strafonderzoeken of -vervolgingen moet het mogelijk worden gemaakt strafonderzoeken of -vervolgingen ter zake van inbreuken op de intellectuele-eigendomsrechten in te stellen zonder dat een slachtoffer van de inbreuk een klacht indient of aangifte doet.

(10)(3) Deze richtlijn laat de bij de artikelen 12 tot en met 15 van Richtlijn 2000/31/EG over de elektronische handel[13] ingestelde aansprakelijkheidsregelingen voor internetserviceproviders onverlet.

(11)(4) Daar de doelstelling van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(12)(5) In deze richtlijn worden de grondrechten en de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend, in acht genomen. Deze richtlijn beoogt meer bepaald te waarborgen dat de intellectuele eigendom volledig wordt geëerbiedigd, overeenkomstig artikel 17, lid 2, van dat Handvest,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1 Doel en toepassingsgebied

Bij deze richtlijn worden de strafrechtelijke maatregelen vastgesteld die noodzakelijk zijn om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen.

Deze maatregelen hebben betrekking op de intellectuele-eigendomsrechten die zijn neergelegd in de Gemeenschapswetgeving en/of in de nationale wetgevingen van de lidstaten.

Artikel 2Definitie

Voor deze richtlijn wordt onder "rechtspersoon" verstaan, elke juridische entiteit die uit hoofde van het toepasselijke nationale recht deze rechtstoestand heeft, behalve staten of andere openbare instellingen die in het kader van de uitoefening van hun publiekrechtelijke prerogatieven optreden, alsmede internationale publiekrechtelijke organisaties.

Artikel 3Inbreuken

De lidstaten zorgen ervoor dat elke op commerciële schaal gepleegde opzettelijke inbreuk op een intellectueel-eigendomsrecht, alsmede de poging tot, de medeplichtigheid aan en het aanzetten tot een dergelijke inbreuk als strafbaar feit wordt gekwalificeerd.

Artikel 4 Aard van de sancties

1. De lidstaten leggen de volgende sancties op voor de in artikel 3 bedoelde inbreuken:

a) wat betreft natuurlijke personen, gevangenisstraffen;

b) wat betreft natuurlijke personen en rechtspersonen:

i) boetes;

ii) confiscatie van het goed, de werktuigen en de producten die afkomstig zijn van de inbreuken, of van goederen waarvan de waarde met deze producten overeenkomt.

2. De lidstaten bepalen dat de volgende sancties in passende gevallen ook van toepassing zijn op de in artikel 3 bedoelde inbreuken:

a) vernietiging van de goederen die inbreuk maken op een intellectueel-eigendomsrecht;

b) gehele of gedeeltelijke, definitieve of tijdelijke sluiting van de vestiging die voornamelijk voor het plegen van de desbetreffende inbreuk is gebruikt;

c) een permanent of tijdelijk verbod op de uitoefening van commerciële activiteiten;

d) plaatsing onder gerechtelijk toezicht;

e) gerechtelijke ontbinding;

f) een verbod op toegang tot bijstand en subsidies van de overheid;

g) openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 5 Hoogte van de sancties

1. De lidstaten doen het nodige opdat natuurlijke personen die zich schuldig hebben gemaakt aan de in artikel 3 bedoelde strafbare feiten, worden gestraft met een maximumstraf van minstens vier jaar gevangenisstraf wanneer deze feiten in het kader van een criminele organisatie in de zin van Kaderbesluit […] ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit zijn gepleegd of een risico voor de gezondheid of de veiligheid van personen inhouden.

2. De lidstaten doen het nodige opdat de natuurlijke personen of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor de in artikel 3 bedoelde strafbare feiten met effectieve, evenredige en afschrikwekkende sancties worden bestraft. De sancties omvatten strafrechtelijke of niet-strafrechtelijke boetes:

a) met een maximum van minstens 100 000 euro voor de andere dan de zwaarste gevallen;

b) met een maximum van minstens 300 000 euro voor de in lid 1 vermelde gevallen.

Artikel 6 Ruimere confiscatiemogelijkheden

De lidstaten doen het nodige opdat de bezittingen van een veroordeelde natuurlijke persoon of rechtspersoon overeenkomstig artikel 3 van Kaderbesluit 2005/212/JBZ van 24 februari 2005 inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen voorwerpen, verbeurd kunnen worden verklaard, in elk geval wanneer de feiten in het kader van een criminele organisatie in de zin van Kaderbesluit […] ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit zijn gepleegd of een risico voor de gezondheid of de veiligheid van personen inhouden.

Artikel 7 Gemeenschappelijke onderzoeksteams

De lidstaten zien erop toe dat de betrokken houders van de intellectuele-eigendomsrechten of hun vertegenwoordigers, alsmede deskundigen hun medewerking kunnen verlenen aan de onderzoeken die door gemeenschappelijke onderzoeksteams worden uitgevoerd met betrekking tot de in artikel 3 van bedoelde strafbare feiten.

Artikel 8 Instelling van strafvervolging

De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van de in artikel 3 bedoelde strafbare feiten ook een strafonderzoek of -vervolging kan worden ingesteld zonder dat een slachtoffer van die feiten een klacht indient of aangifte doet, in ieder geval indien de feiten op het grondgebied van de lidstaat zijn begaan.

Artikel 59 Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige bepalingen in werking treden om uiterlijk op..... [achttien maanden na de datum van goedkeuring van deze richtlijn] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 610 Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 711

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

[1] COM(2005) 696 definitief.

[2] Zie overweging 28 van Richtlijn 2004/48/EG van 29 april 2004 ("Naast de in deze richtlijn vastgelegde civiel- en bestuursrechtelijke maatregelen, procedures en rechtsmiddelen, zijn in bepaalde gevallen ook strafrechtelijke sancties een middel om intellectuele-eigendomsrechten te handhaven").

[3] PB L 94 van 13.4.2005, blz. 37.

[4] PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.

[5] PB L 68 van 15.3.2005, blz. 49.

[6] PB C […] van […], blz. […].

[7] PB C […] van […], blz. […].

[8] PB C […] van […], blz. […].

[9] PB C […] van […], blz. […].

[10] PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1.

[11] PB L 195 van 2.6.2004, blz. 16.

[12] COM(2005) 479 definitief van 11.10.2005.

[13] PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.