52006PC0111

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 417/2002 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen en tot intrekking van Verordening(EG) nr.2978/94 van de Raad /* COM/2006/111 def. - COD 2006/0046 */


TREN/[…]/2005

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, xxx

COM(2006) yyy definitief

2006/aaaa (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 417/2002 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen en tot intrekking van Verordening(EG) nr.2978/94 van de Raad

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Verordening (EG) nr. 417/2002 beoogt de invoering van vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankers, teneinde het risico van verontreiniging door koolwaterstoffen te verminderen.

In het kader van de noodmaatregelen die zijn genomen na het vergaan van de olietanker Prestige heeft de Commissie op 20 december 2002 besloten voor te stellen Verordening (EG) nr. 417/2002 te wijzigen, het tijdschema voor het uit de vaart nemen van enkelwandige olietankers te versnellen, en het vervoer van ruwe olie in enkelwandige olietankschepen naar of vanuit de havens in de lidstaten van de Europese Unie met onmiddellijke ingang te verbieden.

In juni 2003 is het voorstel van de Commissie in hoofdlijnen door het Europees Parlement en de Raad aangenomen. Verordening (EG) nr. 1726/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 417/2002 is bijgevolg op 21 oktober 2003 in werking getreden.

Daarnaast hebben de Commissie en de lidstaten alles in het werk gesteld om de nieuwe voorschriften ook op wereldvlak te doen aanvaarden door middel van een wijziging van het Internationale Verdrag van 1973 ter voorkoming van verontreiniging door schepen, zoals gewijzigd bij het desbetreffende protocol van 1978(MARPOL 73/78).

Het Comité voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC) van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) heeft vervolgens in december 2003 wijzigingen van bijlage I bij MARPOL 73/78 inzake het model van de door de Europese Unie genomen maatregelen aangenomen. De wijzigingen bevatten evenwel enkele ontheffingen, bedoeld in lid 7 van voorschrift 13G[1] betreffende het tijdschema voor het uit de vaart nemen van enkelwandige olietankschepen en de leden 5, 6 en 7 van voorschrift 13H[2] betreffende het verbod op het vervoer van ruwe olie in enkelwandige olietankers.

Volgens Verordening (EG) nr. 417/2002, als gewijzigd, kunnen de ontheffingen van voorschrift 13G niet voor de onder de vlag van een lidstaat varende schepen gelden.

Daarentegen kunnen onder de vlag van een lidstaat varende schepen voor de ontheffingen van voorschrift 13H in aanmerking komen, voorzover zij buiten de onder communautaire rechtsbevoegdheid vallende havens of offshore terminals varen en aan de gewijzigde Verordening (EG) nr. 417/2002 blijft voldoen.

Het Italiaanse voorzitterschap van de Europese Unie heeft op de plenaire vergadering van het MEPC namens de 15 lidstaten en de Commissie tegenover alle andere verdragsluitende partijen bij MARPOL 73/78 verklaard dat de lidstaten niet zullen toestaan dat de onder hun vlag varende olietankschepen zich op één van de genoemde ontheffingen zullen kunnen beroepen. Het Italiaanse voorzitterschap heeft ook verklaard dat de lidstaten lid 8, onder b), van de voorschriften 13G en 13H zullen toepassen, zodat olietankschepen die toestemming hebben gekregen om tijdelijk van de wereldnorm af te wijken, de toegang tot hun havens of offshore terminals wordt geweigerd[3].

Derhalve is de communautaire wetgeving sinds de inwerkingtreding op 5 april 2005 van de wijzigingen van bijlage I bij MARPOL 73/78 gelijk aan de internationale normen die bindend zijn voor alle schepen ongeacht hun vlag en bestemming. Wel wordt aan enkelwandige olietankschepen die onder de vlag van een lidstaat varen, buiten de havens van de Europese Unie de mogelijkheid gelaten voor de ontheffingen van voorschrift 13 in aanmerking te komen.

De Commissie is van mening dat deze juridische mogelijkheid vanuit politiek oogpunt onaanvaardbaar is tegenover de landen die partij zijn bij MARPOL 73/78, waarbij de lidstaten van de Europese Unie zich formeel ertoe verbonden hebben zich niet op de ontheffingen te beroepen. Onderstreept dient te worden dat de onder de vlag van een derde land varende schepen geen toegang hebben tot havens of offshore terminals onder communautaire rechtsbevoegdheid, indien zij genoemde ontheffingen toepassen.

Dit namens de lidstaten in december 2003 ingenomen standpunt weerspiegelde ook de politieke wil die herhaaldelijk door verschillende formaties van de Raad en de Europese Raad is geformuleerd.

De Raad “Vervoer” van 6 december 2002 “ verwelkomt de vastberaden inspanningen die sinds het ongeval met de ERIKA binnen de Europese Gemeenschap en de Internationale Maritieme Organisatie zijn verricht, benadrukt de volledige verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat, die onder meer de effectieve controle op de voor hun rekening werkende classificatiebureaus omvat, en is van oordeel dat een effectieve toepassing van verscherpte controlemaatregelen door de havenstaat, met inbegrip van het weren van schepen, van het hoogste belang is voor de afschaffing van schepen die niet aan de normen voldoen”, en komt overeen «dat zware oliesoorten[4] alleen mogen worden vervoerd door dubbelwandige olietankers.»

De Milieuraad bevestigde op 9 december 2002 “ de door de Raad “Vervoer” op 6 december 2002 aangenomen conclusies betreffende de veiligheid van schepen en voorkoming van verontreiniging ter verhoging van de veiligheid op zee en voorkoming van verontreiniging daarvan door olietankers» opnieuw en toonde zich vooral verheugd ”over de maatregelen die de geleidelijke afschaffing van enkelwandige olietankers willen versnellen en het gebruik van enkelwandige olietankers voor het vervoer van zware soorten olie verbieden”.

Tenslotte bevestigde de Europese Raad van Kopenhagen van 12 en 13 december 2002 dat “ de Unie vastbesloten is alle nodige maatregelen te nemen om dergelijke rampen in de toekomst te voorkomen en verheugd is over het snelle reageren van de Raad en de Commissie. De Unie zal ook een doorslaggevende rol blijven spelen bij de inspanningen die met name binnen de IMO op internationaal vlak worden ontplooid om dit doel te bereiken. De conclusies van de Raad “Vervoer” van 6 december 2002 en de Milieuraad van 9 december 2002 moeten op alle punten onverwijld ten uitvoer worden gelegd.”

De communautaire norm volgens welke onder de vlag van een lidstaat varende schepen buiten de wateren van de Gemeenschap onder ontheffingsvoorwaarden kunnen varen, strookt dus niet met bovenstaande politieke stellingnames.

Derhalve moet Verordening (EG) nr. 417/2002 worden gewijzigd om de naleving van de politieke verbintenissen van de lidstaten op wereldvlak te waarborgen en de samenhang van het communautair beleid op het gebied van maritieme veiligheid te verzekeren.

Artikel 1 beoogt een wijziging van artikel 4, lid 3. De wijziging bestaat erin dat het toepassingsgebied van de vereisten met betrekking tot het vervoer van zware olie in genoemde verordening wordt uitgebreid tot onder de vlag van een lidstaat van de Europese Unie varende schepen. Er komt een verbod op het vervoer van zware olieproducten voor alle enkelwandige olietankschepen die onder de vlag van een lidstaat varen, ongeacht het rechtsgebied waaronder de havens, de off shore terminals of het zeegebied waarin zij varen, vallen.

2006/aaaa (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van […]

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 417/2002 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen en tot intrekking van Verordening(EG) nr.2978/94 van de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 80, lid 2, daarvan,

Gezien het voorstel van de Commissie[5],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[6],

Gezien het advies van het Comité voor de Regio’s[7],

Overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag[8],

Overwegende hetgeen volgt:

1. Verordening (EG) nr. 417/2002 van het Europees Parlement en de Raad[9] voorziet in de versnelde invoering van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp die zijn vastgesteld bij het Internationale Verdrag van 1973 ter voorkoming van verontreiniging door schepen, zoals gewijzigd door het desbetreffende protocol van 1978 (hierna “MARPOL 73/78” genoemd), voor enkelwandige olietankschepen, om het risico van verontreiniging door koolwaterstoffen in de Europese wateren bij ongevallen te verminderen.

2. De genoemde verordening voert een verbod in op het vervoer van zware oliesoorten in enkelwandige olietankschepen vanuit en naar de havens in de Europese Unie.

3. Als gevolg van het optreden van de lidstaten en de Commissie binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) is dit verbod op wereldvlak overgenomen door middel van een wijziging van bijlage I bij MARPOL 73/78.

4. De leden 5, 6 en 7 van voorschrift 13H van genoemde bijlage betreffende het verbod op het vervoer van zware oliesoorten in enkelwandige olietankschepen, bevatten ontheffingen op dit voorschrift. In de verklaring van het Italiaanse voorzitterschap van de Europese Unie welke is neergelegd in het officiële rapport van het Comité voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO (MEPC 50), is een politieke verbintenis opgenomen, van genoemde ontheffingen geen gebruik te maken.

5. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 417/2002 zou een onder de vlag van een lidstaat varend schip van deze ontheffingen van voorschrift 13H gebruik kunnen maken, wanneer het buiten de onder communautaire rechtsbevoegdheid vallende havens of offshore terminals zou varen en aan genoemde verordening blijft voldoen.

6. Verordening (EG) nr. 417/2002 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

In artikel 4 van Verordening (EG) nr. 417/2002 wordt het volgende lid 3bis ingevoegd:

“3 bis. Geen enkel zware oliesoorten vervoerend olietankschip mag onder de vlag van een lidstaat varen, tenzij het een dubbelwandig olietankschip is.”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, […]

Voor het Europees Parlemen t Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

[…] […]

[1] Voorschrift 20 volgens de nieuwe nummering van bijlage I bij het gewijzigde MARPOL 73/78.

[2] Voorschrift 21 volgens de nieuwe nummering van bijlage I bij het gewijzigde MARPOL 73/78.

[3] Verslag van het Comité voor de bescherming van het mariene milieu over de werkzaamheden tijdens zijn twintigste zitting, doc. MEPC 50/3, Bijlage VI, blz.1.

[4] Dit zijn zware stookolie, teer, bitumen en zware ruwe olie.

[5] PB C […] van […], blz. […].

[6] PB C […] van […], blz. […].

[7] PB C […] van […], blz. […].

[8] PB C […] van […], blz. […].

[9] PB L 64 van 7.3.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2172/2004 van de Commissie (PB L 371 van 18.12.2004, blz. 26 ).