52006PC0057

Gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) /* COM/2006/0057 def. - COD 2004/0055 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 7.2.2006

COM(2006) 57 definitief

2004/0055 (COD)

Gewijzigd voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure

(door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

TOELICHTING

1. OVERZICHT VAN DE PROCEDURE

Op 19 maart 2004 heeft de Commissie een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure aangenomen[1]. Het voorstel werd op diezelfde datum ingediend bij het Europees Parlement en de Raad. Op 9 februari 2005 heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité zijn advies over dit voorstel uitgebracht[2]. Het Europees Parlement verwees het voorstel naar de Commissie juridische zaken (verantwoordelijk voor het verslag) en de Commissie vrijheden en rechten van de burger (voor advies). De Commissie vrijheden en rechten van de burger bracht op 13 juni 2005 haar advies uit. De Commissie juridische zaken keurde haar verslag goed op 14 juli 2005. Op zijn vergadering van 2 december 2005 heeft de Raad algemene overeenstemming bereikt over de tekst van de artikelen van de verordening. Op de plenaire vergadering van 13 december 2005 heeft het Europees Parlement een advies aangenomen waarbij het voorstel van de Commissie werd goedgekeurd onder voorbehoud van een aantal amendementen. De door het Europees Parlement voorgestelde amendementen komen overeen met de tekst waarover de Raad op 2 december 2005 overeenstemming heeft bereikt. Zij komen in principe in de plaats van de artikelen van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie.

2. DOEL VAN HET GEWIJZIGDE VOORSTEL

Dit gewijzigde voorstel past het oorspronkelijke voorstel voor een verordening tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure aan om rekening te houden met de door het Europees Parlement aangenomen amendementen.

3. ADVIES VAN DE COMMISSIE OVER DE DOOR HET PARLEMENT AANGENOMEN AMENDEMENTEN

3.1 De amendementen die de Commissie volledig overneemt

De amendementen 26, 27, 28, 32, 34, 35, 36, 37, 38, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 48, 49, 50, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67 en 73 zijn aanvaardbaar zoals zij door het Parlement zijn voorgesteld omdat zij de voorgestelde procedure vereenvoudigen, het vrije verkeer van Europese betalingsbevelen een extra dimensie geven, het instrument of bepaalde detailkwesties verduidelijken, en aanvullingen bevatten die nuttig kunnen zijn voor de tenuitvoerlegging van de voorgestelde verordening.

Omdat de afschaffing van het exequatur in de verordening is opgenomen, dienen daarin tevens aanvullende overwegingen te worden opgenomen, die grotendeels zijn overgenomen uit Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen.

3.2 De door de Commissie in beginsel overgenomen, maar anders geformuleerde amendementen

De amendementen 30, 31, 33, 47, 51, 52, 53, 68, 69, 70, 72, 74 en 75 kunnen in beginsel na herformulering worden overgenomen.

Amendement 30 heeft ten doel te verduidelijken dat de termijnen worden berekend overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden. De bewoordingen van de overweging moeten licht worden gewijzigd teneinde niet vooruit te lopen op de uitlegging door het Europees Hof van Justitie met betrekking tot de toepasselijkheid van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 op bestaande civielrechtelijke instrumenten.

In amendement 31 wordt voorgesteld de verweerder door middel van het standaardformulier mee te delen dat de termijnen worden berekend overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden. Hoewel dit in principe kan worden aanvaard, hoeft daartoe geen overweging te worden toegevoegd; deze wijziging moet rechtstreeks in het betrokken standaardformulier worden opgenomen.

Krachtens amendement 33 moeten de gerechten rekening houden met alle vormen van verzet indien deze duidelijk zijn geformuleerd. Ter bescherming van de rechten van de verdediging dient het belang van deze verplichting te worden benadrukt. De overweging moet daarom sterker worden geformuleerd.

In amendement 47 moet worden verwezen naar artikel 4 ter en niet naar artikel 4 ter, lid 3, zoals het geval is in de tekst van het Parlement.

In amendement 51 moeten in lid 2, onder b), de woorden “toe te zenden" worden toegevoegd.

De amendementen 52 en 53 zijn nodig omdat de afschaffing van het exequatur voor Europese betalingsbevelen in de verordening is opgenomen. Het zijn dezelfde bepalingen als die inzake minimumnormen voor betekening of kennisgeving in Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen. Er moet echter een technische wijziging worden aangebracht die voortvloeit uit het feit dat er in amendement 39 een definitie wordt voorgesteld van "grensoverschrijdende" zaken (artikel 1 bis, lid 1, van de tekst van het Parlement). In het kader van deze definitie zou het mogelijk moeten zijn dat de verweerder zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in een andere staat dan een lidstaat van de Europese Unie. In dat geval zijn de voorschriften inzake betekening of kennisgeving van die staat van toepassing wanneer een Europees betalingsbevel wordt betekend of ter kennis gebracht aan de verweerder. De amendementen 52 en 53 moeten deze mogelijkheid weerspiegelen en moeten bijgevolg verwijzen naar de voorschriften inzake betekening of kennisgeving van de "staat" in plaats van de "lidstaat".

In amendement 68 moet in punt b) worden verwezen naar de artikelen 12 quinquies tot en met 12 septies in de tekst van het Parlement.

In amendement 69 moet in lid 1, onder b), worden verwezen naar artikel 12 ter van de tekst van het Parlement.

In amendement 70 moet worden verwezen naar de bijlagen (in het meervoud) omdat de verordening meerdere bijlagen bevat.

Amendement 72 bevat een gedetailleerde evaluatieclausule betreffende de werking van de verordening in het licht van nationale betalingsbevelprocedures. Deze evaluatie vindt plaats vijf jaar na de inwerkingtreding van de verordening. Gelet op het in amendement 73 voorgestelde onderscheid tussen de datum waarop de verordening in werking treedt en die waarop zij van toepassing wordt, is het beter in amendement 72 te verwijzen naar laatstbedoelde datum en niet naar de datum van inwerkingtreding. Dat is ook in overeenstemming met de besprekingen in de Raad.

Amendement 74 moet grondig worden onderzocht vanuit technisch oogpunt en moet worden geherformuleerd rekening houdend met de software die nodig is om een elektronische verwerking van het Europees betalingsbevel mogelijk te maken.

Amendement 75 bevat een voorstel voor een bijlage bij het verzoekformulier. Deze bijlage maakt technisch gezien deel uit van het verzoekformulier zelf en moet dus in amendement 74 worden opgenomen.

3.3 De amendementen die de Commissie gedeeltelijk overneemt

De amendementen 29, 39 en 76 kunnen gedeeltelijk worden overgenomen.

Met amendement 29 wordt beoogd het doel van de speciale heroverwegingsprocedure te verduidelijken die de verweerder kan inleiden na het verstrijken van de termijn voor het aantekenen van verzet tegen het Europese betalingsbevel. Omdat deze heroverweging belangrijk is met het oog op de bescherming van de rechten van de verdediging van de verweerder, moet zij nader worden omschreven en moet worden verduidelijkt dat onder andere "uitzonderlijke omstandigheden" onder meer kan worden verstaan dat het Europees betalingsbevel op valse informatie berust die de eiser in het verzoekformulier heeft verstrekt. Dat is ook in overeenstemming met de besprekingen in de Raad.

Amendement 39 heeft ten doel met het oog op de toepassing van deze verordening het begrip "grensoverschrijdende" zaak te omschrijven. Hoewel de Commissie de beperking van het toepassingsgebied van de verordening tot grensoverschrijdende zaken kan aanvaarden en zij het in grote lijnen eens is met de voorgestelde definitie, kan zij de verwijzing naar "lidstaat" in verband met de woonplaats of gewone verblijfplaats van de partijen niet aanvaarden. De verwijzing naar "lidstaat" in verband met de partijen heeft belangrijke juridische en politieke gevolgen. Deze verwijzing houdt in dat de Europese betalingsbevelprocedure in een aantal gevallen waarin de gerechten van de Europese Unie bevoegd zijn - met name op basis van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken - niet kan worden gebruikt door eisers met woonplaats buiten de EU en evenmin tegen verweerders met woonplaats buiten de EU. Of het mogelijk is eisers met woonplaats buiten de EU het gebruik van de procedure te verbieden, is hoogst twijfelachtig in het licht van de bestaande internationale verplichtingen van de Europese Unie, met name de verplichtingen uit het hoofde van het GATT van 1994, de GATS en de TRIPS-Overeenkomst. Ook de toepassing van het toekomstige instrument juncto het Verdrag van Lugano van 1988 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, kan leiden tot zeer ongewenste situaties voor eisers die hun woonplaats of gewone verblijfplaats hebben in een niet-EU-staat die partij is bij het bovengenoemde verdrag. Tot slot rijst de vraag of de definitie verenigbaar is met de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

In amendement 76 wordt voorgesteld de in het oorspronkelijke Commissievoorstel opgenomen bijlagen 2 en 3 te schrappen. Bijlage 2 kan worden geschrapt; dat is echter niet het geval voor bijlage 3. Bijlage 3, en de andere bijlagen met de standaardformulieren, moeten worden geherformuleerd om ze in overeenstemming te brengen met het gewijzigde voorstel, waarbij rekening moet worden gehouden met de software die nodig is om het Europees betalingsbevel elektronisch te kunnen verwerken.

3.4 De niet-overgenomen amendementen

Amendement 71 kan niet worden overgenomen omdat de voorgestelde wijziging vanuit technisch oogpunt niet correct is. In dat lid moet naar het volledige betrokken artikel worden verwezen en niet alleen naar het lid dat de verwijzing bevat.

4. CONCLUSIE

Gelet op artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag, wijzigt de Commissie haar voorstel als volgt:

2004/0055 (COD)

Gewijzigd voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 61, onder c), en artikel 67, lid 5, tweede streepje,

Gezien het voorstel van de Commissie[3],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[4],

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Gemeenschap heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te handhaven en te ontwikkelen waarin het vrije verkeer van personen is gewaarborgd. Met het oog daarop neemt de Gemeenschap onder meer de maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken die nodig zijn voor de goede werking van de interne markt.

(2) De Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 heeft de Raad en de Commissie verzocht nieuwe wetgeving uit te werken betreffende kwesties die een soepele justitiële samenwerking en een betere toegang tot het recht bevorderen, en heeft in deze context uitdrukkelijk verwezen naar het betalingsbevel.

(3) Op 30 november 2000 heeft de Raad een gezamenlijk programma van de Commissie en de Raad aangenomen betreffende maatregelen voor de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken[5]. Dit programma voorziet in de mogelijkheid om in de Gemeenschap een specifieke, eenvormige of geharmoniseerde procedure in te voeren om op bepaalde gebieden, waaronder dat van de niet-betwiste schuldvorderingen, een rechterlijke beslissing te verkrijgen. Deze kwestie wordt ook behandeld in het op 5 november 2004 door de Europese Raad aangenomen Haags programma, waarin erop wordt aangedrongen voortvarend verder te werken aan een Europese betalingsbevelprocedure.

(4) Op 20 december 2002 heeft de Commissie een Groenboek betreffende een Europese procedure inzake betalingsbevelen en maatregelen ter vereenvoudiging en bespoediging van de procesvoering over geringe vorderingen aangenomen. Het groenboek heeft een raadpleging op gang gebracht over de mogelijke doelstellingen en kenmerken van een eenvormige of geharmoniseerde Europese procedure voor de invordering van niet-betwiste schuldvorderingen.

(5) De snelle en efficiënte invordering van openstaande schulden die niet het voorwerp van een rechtsgeschil zijn, is van het grootste belang voor het bedrijfsleven in de Europese Unie aangezien betalingsachterstanden een belangrijke oorzaak zijn van insolventie die het voortbestaan van bedrijven, vooral kleine en middelgrote bedrijven, in gevaar brengt en tot een groot verlies aan banen leidt.

(6) Hoewel alle lidstaten de kwestie van de invordering van het grote aantal niet-betwiste schuldvorderingen proberen aan te pakken, waarbij de meeste lidstaten een vereenvoudigde betalingsbevelprocedure uitwerken, verschilt zowel de inhoud van de nationale wetgeving als de doeltreffendheid van de interne procedures aanzienlijk. Bovendien zijn acties op grond van de huidige regelgeving in grensoverschrijdende situaties vaak niet-ontvankelijk of in de praktijk niet haalbaar.

(7) De daaruit voortvloeiende belemmeringen voor de toegang tot efficiënte verhaalmogelijkheden in grensoverschrijdende situaties en de verstoring van de mededinging in de interne markt ten gevolge van de ongelijke doeltreffendheid van de procedurele middelen die de schuldeisers in de verschillende lidstaten ter beschikking staan, maken Gemeenschapswetgeving noodzakelijk die schuldeisers en schuldenaren in de gehele Europese Unie gelijke concurrentievoorwaarden waarborgt.

(8) Deze verordening heeft ten doel: de beslechting van een geschil in grensoverschrijdende zaken met betrekking tot niet-betwiste geldvorderingen te vereenvoudigen, te versnellen en goedkoper te maken door een Europese betalingsbevelprocedure in te voeren; het vrije verkeer van Europese betalingsbevelen tussen de lidstaten te bewerkstelligen door minimumnormen vast te stellen waarvan de eerbiediging tot gevolg heeft dat in de lidstaat van tenuitvoerlegging geen intermediaire procedure hoeft te worden ingeleid voorafgaand aan de erkenning en tenuitvoerlegging.

(9) De bij deze verordening ingevoerde procedure is een aanvullend en optioneel instrument voor de eiser, die geheel vrij gebruik kan blijven maken van de procedures uit het nationale recht. Deze verordening komt dus niet in de plaats van, en houdt evenmin een harmonisatie in van de bestaande nationaalrechtelijke mechanismen voor inning van niet-betwiste schuldvorderingen.

(10) In het kader van de procedure moet voor de communicatie tussen het gerecht en de partijen zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van standaardformulieren, teneinde de afhandeling ervan te vergemakkelijken en het gebruik van automatische gegevensverwerking mogelijk te maken.

(11) Wanneer de lidstaten besluiten welke gerechten bevoegd zijn om een Europees betalingsbevel uit te vaardigen, moeten zij naar behoren rekening houden met de noodzaak de toegang tot de rechter te waarborgen.

(12) De eiser moet worden verplicht om in het verzoek om een Europees betalingsbevel gegevens te verstrekken die het mogelijk maken de vordering en de gronden ervoor duidelijk te identificeren, waardoor de verweerder met kennis van zaken kan beslissen of hij de vordering al dan niet wil betwisten.

(13) In deze context moet de eiser ook verplicht zijn bewijselementen aan te voeren waarop hij zou kunnen steunen om de juistheid van zijn beweringen aan te tonen, zonder dat hij daadwerkelijk een schriftelijk bewijsstuk moet overleggen aan het gerecht.

(14) Voor de indiening van een verzoek om een Europees betalingsbevel moeten de toepasselijke gerechtskosten worden betaald.

(15) Het gerecht onderzoekt het verzoek, met inbegrip van de kwestie van de rechtsmacht en de aangevoerde bewijselementen, op basis van de in het formulier vermelde informatie. Aldus zou het gerecht prima facie de gronden van de vordering kunnen onderzoeken en onder meer kennelijk ongegronde of niet-ontvankelijke vorderingen kunnen afwijzen. Dit onderzoek hoeft niet noodzakelijkerwijs door een rechter te worden uitgevoerd.

(16) In het Europees betalingsbevel moet de verweerder ervan in kennis worden gesteld dat hij ofwel de openstaande schuld aan de eiser kan betalen, ofwel binnen een termijn van 30 dagen verzet kan aantekenen, indien hij de vordering wil betwisten. Naast volledige informatie over de vordering, die door de eiser wordt verstrekt, moet de verweerder op de hoogte worden gebracht van de juridische betekenis van het Europees betalingsbevel en met name van de gevolgen van het niet betwisten van de vordering.

(17) Hoewel er geen rechtsmiddel openstaat tegen de afwijzing van een verzoek om een Europees betalingsbevel, sluit dit niet de mogelijkheid uit van herziening van de beslissing op hetzelfde gerechtelijke niveau.

(18) Wegens verschillen tussen de lidstaten op het gebied van de voorschriften voor civiele procedures, en met name de voorschriften inzake de betekening en kennisgeving van stukken, moet een specifieke en gedetailleerde definitie van de minimumnormen worden opgesteld. Met name een wijze van betekening of kennisgeving waarbij wordt uitgegaan van een juridische fictie ten aanzien van de naleving van deze minimumnormen, kan voor de betekening of kennisgeving van een Europees betalingsbevel niet als voldoende worden beschouwd.

(19) Alle in de artikelen 13 en 14 vermelde wijzen van betekening en kennisgeving zijn gebaseerd op volledige zekerheid (artikel 13) of op een zeer hoge mate van waarschijnlijkheid (artikel 14) dat het betekende document de geadresseerde heeft bereikt.

(20) Persoonlijke betekening of kennisgeving aan anderen dan de verweerder zelf, overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder a) en b), mag alleen worden geacht aan de vereisten van die bepalingen te voldoen indien deze personen het Europees betalingsbevel daadwerkelijk in ontvangst hebben genomen.

(21) Artikel 15 dient van toepassing te zijn in situaties waarin de verweerder zich niet zelf voor het gerecht kan vertegenwoordigen, zoals in het geval van een rechtspersoon, en waarin van rechtswege is bepaald door wie hij wordt vertegenwoordigd, en in situaties waarin de verweerder een ander, met name een advocaat, heeft gemachtigd hem in de specifieke gerechtelijke procedure te vertegenwoordigen.

(22) Het gerecht moet zorgen voor de volledige naleving van de procedurele minimumnormen en een gestandaardiseerd Europees betalingsbevel uitvaardigen.

(23) De verweerder kan verzet aantekenen door middel van het in de bijlage opgenomen standaardformulier. De gerechten nemen echter andere schriftelijke vormen van verzet in aanmerking indien deze duidelijk zijn geformuleerd.

(24) Indien tijdig verzet is aangetekend, moet een einde worden gesteld aan de Europese betalingsbevelprocedure en moet de zaak automatisch overgaan naar een gewone burgerrechtelijke procedure, tenzij de eiser uitdrukkelijk heeft verzocht de procedure in dat geval stop te zetten. Het concept gewone burgerrechtelijke procedure in deze verordening hoeft niet noodzakelijkerwijs in de zin van het nationale recht te worden uitgelegd.

(25) In uitzonderlijke gevallen moet de verweerder het recht hebben om, zelfs na het verstrijken van de termijn voor het aantekenen van verzet, om heroverweging van het Europees betalingsbevel te verzoeken. Een dergelijke heroverweging in uitzonderlijke gevallen houdt niet in dat de verweerder een tweede mogelijkheid heeft om zich tegen de vordering te verzetten. Tijdens de heroverwegingsprocedure mogen alleen de gronden van de vordering worden onderzocht die voortvloeien uit de door de verweerder aangevoerde uitzonderlijke omstandigheden. Onder andere uitzonderlijke omstandigheden in de zin van artikel 20, lid 2, kan onder meer worden verstaan dat het Europees betalingsbevel op in het formulier verstrekte valse informatie is gebaseerd.

(26) De totale gerechtskosten van een Europees betalingsbevel en van de gewone burgerrechtelijke procedure die volgt op het aantekenen van verzet mogen niet hoger zijn dan de gerechtskosten van een gewone burgerrechtelijke procedure waaraan geen Europese betalingsbevelprocedure is voorafgegaan; deze kosten hebben bijvoorbeeld geen betrekking op advocatenhonoraria of kosten van betekening of kennisgeving van stukken door een andere instantie dan een gerecht.

(27) Een in een lidstaat uitgevaardigd Europees betalingsbevel dat uitvoerbaar is, moet met het oog op de tenuitvoerlegging ervan worden gelijkgesteld aan een betalingsbevel dat is uitgevaardigd in de lidstaat van tenuitvoerlegging. Op grond van het wederzijdse vertrouwen in de rechtspleging in de lidstaten kan door een gerecht van een lidstaat worden vastgesteld dat aan alle voorwaarden voor uitvaardiging van een Europees betalingsbevel is voldaan, zodat het betalingsbevel in alle andere lidstaten ten uitvoer kan worden gelegd, zonder rechterlijke toetsing van de toepassing van de procedurele minimumnormen in de lidstaat waar het betalingsbevel ten uitvoer moet worden gelegd. Onverminderd het bepaalde in deze verordening, en met name artikel 22, lid 1 en 2, en artikel 23, blijven de voorschriften voor de tenuitvoerlegging van een Europees betalingsbevel geregeld bij het nationale recht.

(28) Er zij op gewezen dat de termijnen worden berekend overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden[6].

(29) Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang of de gevolgen van de verordening beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(30) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht. Deze verordening beoogt meer bepaald te waarborgen dat het recht op een eerlijk proces, zoals dat wordt erkend in artikel 47 van het Handvest, volledig wordt geëerbiedigd.

(31) De voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[7].

(32) Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland schriftelijk kenbaar gemaakt dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening.

(33) Denemarken neemt overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, niet deel aan de aanneming van deze verordening, die derhalve niet bindend voor noch van toepassing in Denemarken is,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Doel

1. Deze verordening heeft ten doel:

- de beslechting van een geschil in grensoverschrijdende zaken met betrekking tot niet-betwiste geldvorderingen te vereenvoudigen, te versnellen en goedkoper te maken door een Europese betalingsbevelprocedure in te voeren; en

- het vrije verkeer van Europese betalingsbevelen tussen de lidstaten te bewerkstelligen door minimumnormen vast te stellen waarvan de eerbiediging tot gevolg heeft dat in de lidstaat van tenuitvoerlegging geen intermediaire procedure hoeft te worden ingeleid voorafgaand aan de erkenning en tenuitvoerlegging.

2. Deze verordening belet geenszins dat een eiser een vordering in de zin van artikel 4 geldend maakt met behulp van een andere procedure waarin het recht van een lidstaat of het Gemeenschapsrecht voorziet.

Artikel 2 Toepassingsgebied

1. Deze verordening is, in grensoverschrijdende zaken, van toepassing op burgerlijke en handelszaken, ongeacht de aard van het gerecht. Zij heeft in het bijzonder geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken en bestuursrechtelijke zaken of op de aansprakelijkheid van de staat wegens handelingen en omissies bij de uitoefening van het staatsgezag ("acta iure imperii").

2. Deze verordening is niet van toepassing op:

a) het huwelijksgoederenrecht, testamenten en erfenissen;

b) het faillissement, akkoorden en andere soortgelijke procedures;

c) de sociale zekerheid;

d) vorderingen als gevolg van niet-contractuele verbintenissen, tenzij:

i) er een akkoord tussen de partijen of een schuldbekentenis is; of

ii) deze betrekking hebben op geliquideerde schulden die voortvloeien uit gezamenlijk eigendom van vermogensbestanddelen.

3. In deze verordening wordt onder 'lidstaat' verstaan: alle lidstaten behalve Denemarken.

Artikel 3Grensoverschrijdende zaken

1. In deze verordening wordt onder grensoverschrijdende zaak verstaan: een zaak waarin ten minste een van de partijen haar woonplaats of haar gewone verblijfplaats heeft in een andere staat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht.

2. De woonplaats wordt bepaald overeenkomstig de artikelen 59 en 60 van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken[8].

3. Of een zaak grensoverschrijdend is, wordt bepaald op het tijdstip waarop het verzoek om een Europees betalingsbevel overeenkomstig deze verordening bij het bevoegde gerecht wordt ingediend.

Artikel 4 Europese betalingsbevelprocedure

De Europese betalingsbevelprocedure wordt ingevoerd voor de inning van liquide geldvorderingen die opeisbaar zijn op het tijdstip waarop het verzoek om een Europees betalingsbevel wordt ingediend.

Artikel 5 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1. "lidstaat van oorsprong": de lidstaat waar een Europees betalingsbevel wordt uitgevaardigd;

2. "lidstaat van tenuitvoerlegging": de lidstaat waar wordt verzocht om tenuitvoerlegging van het Europees betalingsbevel;

3. "gerecht": elke instantie van een lidstaat die bevoegd is voor het Europees betalingsbevel of andere verwante aangelegenheden;

4. "gerecht van oorsprong": het gerecht dat het Europees betalingsbevel uitvaardigt.

Artikel 6Rechterlijke bevoegdheid

1. Voor de toepassing van deze verordening wordt de rechterlijke bevoegdheid bepaald volgens de ter zake geldende regels van het Gemeenschapsrecht, en met name Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

2. Wanneer de vordering evenwel betrekking heeft op een overeenkomst gesloten door een persoon, de consument, voor een gebruik dat als niet-bedrijfs- of niet-beroepsmatig kan worden beschouwd, en de consument de verweerder is, zijn de gerechten van de lidstaat waar de verweerder zijn woonplaats heeft in de zin van artikel 59 van Verordening (EG) nr. 44/2001 bij uitsluiting bevoegd.

Artikel 7Verzoek om een Europees betalingsbevel

1. Het verzoek om een Europees betalingsbevel wordt ingediend met behulp van het in de bijlage opgenomen standaardformulier.

2. In het verzoek worden vermeld:

a) naam en adres van de partijen en, in voorkomend geval, van hun vertegenwoordigers, en van het gerecht waarbij het verzoek wordt ingediend;

b) het bedrag van de schuldvordering, met inbegrip van de hoofdsom en, in voorkomend geval, rente en contractuele sancties;

c) indien rente over de schuldvordering wordt gevorderd, de rentevoet en de periode waarvoor rente wordt gevorderd, tenzij volgens het recht van de lidstaat van oorsprong de hoofdsom automatisch met de wettelijke rente wordt vermeerderd;

d) de grondslag van de rechtsvordering, waaronder een beschrijving van de elementen waarmee de schuldvordering en, in voorkomend geval, de gevorderde rente worden gestaafd;

e) een beschrijving van het bewijs tot staving van de schuldvordering;

f) de gronden voor de rechterlijke bevoegdheid; en

g) het grensoverschrijdende karakter van de zaak overeenkomstig artikel 3.

3. In het verzoek verklaart de eiser dat de verstrekte inlichtingen naar zijn weten waarheidsgetrouw zijn, en erkent hij dat het opzettelijk afleggen van een valse verklaring aanleiding kan geven tot passende sancties overeenkomstig het recht van de lidstaat van oorsprong.

4. In een bijlage bij het verzoek kan de eiser aan het gerecht meedelen dat hij bezwaar maakt tegen een overgang naar een gewone procedure overeenkomstig artikel 17 in geval van verzet door de verweerder. Dit belet de eiser niet het gerecht later, maar in elk geval voordat het betalingsbevel wordt uitgevaardigd, daarvan in kennis te stellen.

5. Het verzoek wordt ingediend op papieren drager of met behulp van elk ander communicatiemiddel, elektronische vorm daaronder begrepen, dat in de lidstaat van oorsprong wordt aanvaard en dat in het gerecht van oorsprong beschikbaar is.

6. Het verzoek wordt door de eiser of, in voorkomend geval, door zijn vertegenwoordiger ondertekend. Een overeenkomstig lid 5 elektronisch ingediend verzoek wordt ondertekend overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen[9]. De elektronische handtekening wordt in de lidstaat van oorsprong erkend zonder dat verdere voorwaarden kunnen worden gesteld.

Een dergelijke elektronische handtekening is evenwel niet vereist indien en voorzover er een alternatief elektronisch communicatiesysteem bij het gerecht van de lidstaat van oorsprong bestaat dat voor een bepaalde groep tevoren geregistreerde geauthentiseerde gebruikers beschikbaar is en waarmee die gebruikers op een veilige manier kunnen worden geïdentificeerd. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van dergelijke communicatiesystemen.

Artikel 8Onderzoek van het verzoek

Aan de hand van het verzoekformulier onderzoekt het gerecht waarbij een verzoek om een Europees betalingsbevel is ingediend, zo spoedig mogelijk of aan de in de artikelen 2, 3, 4, 6 en 7 gestelde eisen is voldaan en of de vordering gegrond en ontvankelijk lijkt. Dit onderzoek kan geschieden in het kader van een geautomatiseerde procedure.

Artikel 9 Aanvulling en correctie

1. Indien niet aan de voorwaarden van artikel 7 is voldaan, en tenzij het verzoek duidelijk ongegrond of niet-ontvankelijk is, stelt het gerecht de eiser in de gelegenheid het verzoek aan te vullen of te corrigeren. Het gerecht gebruikt daartoe het in de bijlage opgenomen standaardformulier.

2. Wanneer het gerecht de eiser vraagt zijn verzoek aan te vullen of te corrigeren, geeft het aan welke termijn het in de gegeven omstandigheden passend acht. Het gerecht kan deze termijn naar eigen goeddunken verlengen.

Artikel 10 Wijziging van het verzoek

1. Indien slechts voor een gedeelte van het verzoek aan de in artikel 8 genoemde eisen is voldaan, stelt het gerecht de eiser daarvan in kennis met behulp van het in de bijlage opgenomen standaardformulier. De eiser wordt verzocht een voorstel voor een Europees betalingsbevel voor het door het gerecht gespecificeerde bedrag te aanvaarden of af te wijzen en wordt in kennis gesteld van de gevolgen van zijn besluit. De eiser antwoordt door het standaardformulier dat hem door het gerecht is toegezonden, terug te zenden binnen een door het gerecht overeenkomstig artikel 9, lid 2, vastgestelde termijn.

2. Indien de eiser het voorstel van het gerecht aanvaardt, vaardigt het gerecht overeenkomstig artikel 12 een Europees betalingsbevel uit voor het door de eiser aanvaarde gedeelte van het verzoek. De gevolgen met betrekking tot het resterende gedeelte van het oorspronkelijke verzoek worden door het nationale recht beheerst.

3. Indien de eiser zijn antwoord niet toezendt binnen de door het gerecht gestelde termijn of het voorstel van het gerecht afwijst, wijst het gerecht het verzoek om een Europees betalingsbevel volledig af overeenkomstig artikel 11.

Artikel 11 Afwijzing van het verzoek

1. Het gerecht wijst het verzoek af, indien:

a) de eiser zijn antwoord niet toezendt binnen de termijn die het gerecht overeenkomstig artikel 9, lid 2, heeft vastgesteld; of

b) de eiser zijn antwoord niet toezendt binnen de door het gerecht vastgestelde termijn of het voorstel van het gerecht afwijst, overeenkomstig artikel 10; of

c) niet aan de in de artikelen 2, 3, 4, 6 en 7 gestelde eisen is voldaan; of

d) de vordering kennelijk ongegrond of niet-ontvankelijk is.

De eiser wordt door middel van het in de bijlage opgenomen standaardformulier in kennis gesteld van de gronden voor de afwijzing.

2. Tegen de afwijzing van het verzoek staan geen rechtsmiddelen open.

3. De afwijzing van het verzoek belet geenszins dat de eiser zijn vordering geldend maakt door middel van een nieuw verzoek om een Europees betalingsbevel of door middel van een andere procedure waarin het recht van een lidstaat voorziet.

Artikel 12Uitvaardiging van een Europees betalingsbevel

1. Indien aan de in artikel 8 genoemde voorwaarden is voldaan, vaardigt het gerecht met behulp van het in de bijlage opgenomen standaardformulier zo spoedig mogelijk en normaliter binnen 30 dagen na de indiening van het verzoek een Europees betalingsbevel uit.

De termijn van 30 dagen omvat niet de tijd die de eiser nodig heeft om het verzoek aan te vullen, te corrigeren of te wijzigen.

2. Het Europees betalingsbevel wordt uitgevaardigd samen met een afschrift van het verzoekformulier. Het bevat niet de door de eiser krachtens artikel 7, lid 4, verstrekte informatie.

3. In het Europees betalingsbevel wordt de verweerder in kennis gesteld van de mogelijkheid:

a) het in het betalingsbevel vermelde bedrag aan de eiser te betalen; of

b) zich tegen het betalingsbevel te verzetten door binnen de in artikel 16, lid 2, gestelde termijn een verzetschrift toe te zenden aan het gerecht van oorsprong.

4. In het Europees betalingsbevel wordt de verweerder ervan in kennis gesteld dat:

a) het betalingsbevel uitsluitend op basis van de door de eiser verstrekte informatie is uitgevaardigd en niet door het gerecht is geverifieerd;

b) het betalingsbevel uitvoerbaar wordt, tenzij overeenkomstig artikel 16 bij het gerecht verzet wordt aangetekend;

c) ingeval verzet wordt aangetekend, de procedure voor de bevoegde gerechten van de lidstaat van oorsprong wordt voortgezet volgens de regels van het gewone burgerlijk procesrecht, tenzij de eiser uitdrukkelijk heeft verzocht de procedure in dat geval stop te zetten.

5. Het gerecht zorgt ervoor dat het betalingsbevel overeenkomstig het nationale recht aan de verweerder wordt betekend of ter kennis gebracht; daarbij moet aan de minimumnormen van de artikelen 13 tot en met 15 worden voldaan

Artikel 13Betekening of kennisgeving met bewijs van ontvangst door de verweerder

Het Europees betalingsbevel kan op een van de volgende wijzen aan de verweerder worden betekend of ter kennis gebracht, overeenkomstig het nationale recht van de aangezochte staat:

a) door persoonlijke betekening of kennisgeving blijkend uit een door de verweerder ondertekende ontvangstbevestiging met de datum van ontvangst;

b) door persoonlijke betekening of kennisgeving blijkend uit een document ondertekend door de bevoegde persoon die de betekening of kennisgeving heeft verricht, en waarin wordt verklaard dat de verweerder het stuk in ontvangst heeft genomen of zonder wettige grond geweigerd heeft, en waarin de datum van betekening of kennisgeving is vermeld;

c) door betekening of kennisgeving per post, blijkend uit een door de verweerder ondertekende en teruggezonden ontvangstbevestiging met de datum van ontvangst;

d) door betekening of kennisgeving langs elektronische weg, bijvoorbeeld door middel van een faxbericht of een elektronisch postbericht, blijkend uit een door de verweerder ondertekende en teruggezonden ontvangstbevestiging met de datum van ontvangst.

Artikel 14Betekening of kennisgeving zonder bewijs van ontvangst door de verweerder

1. Het Europees betalingsbevel kan ook op een van de volgende wijzen aan de verweerder worden betekend of ter kennis gebracht, overeenkomstig het nationale recht van de aangezochte staat:

a) door persoonlijke betekening of kennisgeving op het persoonlijke adres van de verweerder, aan een persoon die als huisgenoot van de verweerder dezelfde woonplaats heeft of aldaar in dienst is;

b) wanneer de verweerder een zelfstandige of een rechtspersoon is, door persoonlijke betekening of kennisgeving op het zakenadres van de verweerder, aan een persoon die bij de verweerder in dienst is;

c) door deponering van het betalingsbevel in de brievenbus van de verweerder;

d) door deponering van het betalingsbevel op het postkantoor of bij de bevoegde autoriteiten, en schriftelijke mededeling daarvan in de brievenbus van de verweerder, mits in de schriftelijke mededeling duidelijk wordt vermeld dat het om een gerechtelijk stuk gaat of dat deze schriftelijke mededeling rechtsgeldig is als betekening of kennisgeving en de toepasselijke termijnen doet ingaan;

e) per post zonder bewijs overeenkomstig lid 3 indien de verweerder zijn adres in de lidstaat van oorsprong heeft;

f) langs elektronische weg, blijkens een automatische aankomstbevestiging, op voorwaarde dat de verweerder vooraf uitdrukkelijk met deze vorm van betekening of kennisgeving heeft ingestemd.

2. Voor de toepassing van deze verordening is betekening of kennisgeving overeenkomstig lid 1 niet toegestaan, indien het adres van de verweerder niet met zekerheid bekend is.

3. Betekening of kennisgeving overeenkomstig lid 1, onder a) tot en met d), blijkt uit:

a) een document dat is ondertekend door de bevoegde persoon die de betekening of de kennisgeving heeft verricht, en waarin het volgende wordt vermeld:

i) de wijze waarop de betekening of kennisgeving is geschied;

ii) de datum van betekening of kennisgeving;

iii) indien het betalingsbevel ter betekening of kennisgeving is aangeboden aan een andere persoon dan de verweerder, de naam van die persoon en zijn relatie tot de verweerder;

of

b) voor de toepassing van lid 1, onder a) en b), een ontvangstbevestiging van de persoon aan wie betekening of kennisgeving is geschied.

Artikel 15Betekening of kennisgeving aan een vertegenwoordiger

Betekening of kennisgeving in de zin van de artikelen 13 en 14 kan ook aan een vertegenwoordiger van de verweerder geschieden.

Artikel 16Verzet tegen het Europees betalingsbevel

1. De verweerder kan bij het gerecht van oorsprong verzet aantekenen tegen het Europees betalingsbevel door middel van het in de bijlage opgenomen standaardformulier, dat hem samen met het Europees betalingsbevel wordt verstrekt.

2. Het verzetschrift wordt toegezonden binnen 30 dagen nadat het betalingsbevel is betekend of ter kennis gebracht aan de verweerder.

3. In het verzetschrift vermeldt de verweerder dat hij de vordering betwist, zonder gehouden te zijn te verklaren op welke gronden hij de vordering betwist.

4. Het verzetschrift wordt ingediend op papieren drager of met behulp van elk ander communicatiemiddel, elektronische vorm daaronder begrepen, dat in de lidstaat van oorsprong wordt aanvaard en dat in het gerecht van oorsprong beschikbaar is.

5. Het verzetschrift moet door de verweerder of, in voorkomend geval, door zijn vertegenwoordiger worden ondertekend. Een overeenkomstig lid 4 elektronisch ingediend verzetschrift wordt ondertekend overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen. De elektronische handtekening wordt in de lidstaat van oorsprong erkend zonder dat verdere voorwaarden kunnen worden gesteld.

Een dergelijke elektronische handtekening is evenwel niet vereist indien en voorzover er een alternatief elektronisch communicatiesysteem bij het gerecht van de lidstaat van oorsprong bestaat dat voor een bepaalde groep tevoren geregistreerde geauthentiseerde gebruikers beschikbaar is en waarmee die gebruikers op een veilige manier kunnen worden geïdentificeerd. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van dergelijke communicatiesystemen.

Artikel 17Gevolgen van de indiening van een verzetschrift

1. Indien binnen de in artikel 16, lid 2, gestelde termijn verzet is aangetekend, wordt de procedure voor de bevoegde gerechten van de lidstaat van oorsprong voortgezet volgens de regels van het gewone burgerlijk procesrecht, tenzij de eiser uitdrukkelijk heeft verzocht de procedure in dat geval stop te zetten, overeenkomstig artikel 7, lid 4.

Indien de eiser zijn vordering door middel van de Europese betalingsbevelprocedure geldend heeft gemaakt, laat het nationale recht zijn status in de daaropvolgende gewone procedure onverlet.

2. De overgang naar de gewone procedure in de zin van lid 1 wordt beheerst door het recht van de lidstaat van oorsprong.

3. Aan de eiser wordt medegedeeld of de verweerder een verzetschrift heeft ingediend en of er naar een gewone procedure wordt overgegaan.

Artikel 18Uitvoerbaarheid

1. Indien, rekening houdend met een periode tijdens welke een verzetschrift kan binnenkomen, binnen de in artikel 16, lid 2, gestelde termijn geen verzetschrift is ingediend, verklaart het gerecht van oorsprong het Europees betalingsbevel onverwijld uitvoerbaar met behulp van het in de bijlage opgenomen standaardformulier. Het gerecht van oorsprong verifieert de datum van betekening of kennisgeving.

2. Onverminderd lid 1 worden de formele voorwaarden waaronder het betalingsbevel uitvoerbaar wordt, beheerst door het recht van de lidstaat van oorsprong.

3. Het gerecht zendt het uitvoerbare Europese betalingsbevel aan de eiser toe.

Artikel 19 Afschaffing van het exequatur

Een Europees betalingsbevel dat uitvoerbaar is geworden in de lidstaat van oorsprong, wordt in de andere lidstaten erkend en ten uitvoer gelegd zonder dat een verklaring van uitvoerbaarheid nodig is en zonder enige mogelijkheid de erkenning te betwisten.

Artikel 20 Heroverweging in uitzonderingsgevallen

1. De verweerder heeft het recht om, na het verstrijken van de in artikel 16, lid 2, gestelde termijn, voor het bevoegde gerecht van de lidstaat van oorsprong om heroverweging van het Europees betalingsbevel te verzoeken, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) i) het betalingsbevel werd betekend of ter kennis gebracht op een van de in artikel 14 vermelde wijzen; en

ii) de betekening of kennisgeving is buiten zijn schuld niet zo tijdig geschied als met het oog op zijn verdediging nodig was,

of

b) de verweerder heeft de vordering niet kunnen betwisten wegens overmacht of wegens buitengewone omstandigheden buiten zijn wil,

mits de verweerder in beide gevallen onmiddellijk handelt.

2. De verweerder heeft tevens het recht om, na het verstrijken van de in artikel 16, lid 2, gestelde termijn, voor het bevoegde gerecht in de lidstaat van oorsprong om heroverweging van het Europees betalingsbevel te verzoeken, wanneer het Europees betalingsbevel, in het licht van de in deze verordening neergelegde vereisten, kennelijk ten onrechte is uitgevaardigd, of in andere uitzonderlijke omstandigheden.

3. Indien het gerecht het verzoek afwijst omdat geen van de in de leden 1 en 2 genoemde heroverwegingsgronden van toepassing is, blijft het Europees betalingsbevel van kracht.

Indien het gerecht besluit dat heroverweging om één van de in de leden 1 en 2 genoemde redenen gegrond is, is het Europees betalingsbevel nietig.

Artikel 21Tenuitvoerlegging

1. Onverminderd de bepalingen van deze verordening worden de tenuitvoerleggingsprocedures beheerst door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging.

Een Europees betalingsbevel dat uitvoerbaar is geworden, wordt onder dezelfde voorwaarden ten uitvoer gelegd als een uitvoerbare beslissing die in de lidstaat van tenuitvoerlegging is gegeven.

2. Met het oog op tenuitvoerlegging in een andere lidstaat verstrekt de eiser aan de bevoegde tenuitvoerleggingsautoriteiten in die lidstaat de volgende stukken:

a) een afschrift van het door het gerecht van oorsprong uitvoerbaar verklaarde Europees betalingsbevel, dat aan de nodige voorwaarden voldoet om de echtheid ervan te kunnen vaststellen; en

b) indien nodig, een vertaling van het Europees betalingsbevel in de officiële taal van de lidstaat van tenuitvoerlegging, of indien er in die lidstaat verscheidene officiële talen bestaan, in de officiële taal of een der officiële rechtstalen in de plaats waar het betalingsbevel ten uitvoer moet worden gelegd overeenkomstig het recht van die lidstaat, of in een andere taal die de lidstaat van tenuitvoerlegging heeft aangeven te aanvaarden. Elke lidstaat kan mededelen welke officiële taal of talen van de instellingen van de Europese Gemeenschap hij naast zijn eigen taal of talen voor het Europees betalingsbevel kan aanvaarden. De vertaling wordt door een daartoe in een van de lidstaten bevoegde persoon als officiële vertaling gewaarmerkt.

3. Van een eiser die in een lidstaat om de tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat uitgevaardigd Europees betalingsbevel verzoekt, wordt geen zekerheid, borg of pand, in welke vorm ook, gevraagd op grond van het feit dat hij een onderdaan van een derde land is of zijn woon- of verblijfplaats niet in de lidstaat van tenuitvoerlegging heeft.

Artikel 22Weigering van de tenuitvoerlegging

1. De tenuitvoerlegging wordt op verzoek van de verweerder door het bevoegde gerecht in de lidstaat van tenuitvoerlegging geweigerd, indien het Europees betalingsbevel onverenigbaar is met een in een van de lidstaten of een derde land gegeven eerdere beslissing of eerder betalingsbevel, op voorwaarde dat:

a) de eerdere beslissing tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat op dezelfde grondslag berust; en

b) de eerdere beslissing aan de voorwaarden voor erkenning in de lidstaat van tenuitvoerlegging voldoet; en

c) de onverenigbaarheid in de gerechtelijke procedure in de lidstaat van oorsprong niet als verweer had kunnen worden aangevoerd.

2. Op verzoek wordt de tenuitvoerlegging eveneens geweigerd indien en voorzover de verweerder aan de eiser het in het Europees betalingsbevel toegekende bedrag heeft betaald.

3. In geen geval wordt in de lidstaat van tenuitvoerlegging de juistheid van het Europees betalingsbevel onderzocht.

Artikel 23Opschorting of beperking van de tenuitvoerlegging

Indien de verweerder overeenkomstig artikel 20 om heroverweging heeft verzocht, kan het bevoegde gerecht in de lidstaat van tenuitvoerlegging, op verzoek van de verweerder:

a) de tenuitvoerleggingsprocedure tot bewarende maatregelen beperken; of

b) de tenuitvoerlegging afhankelijk maken van het stellen van een door dit gerecht te bepalen zekerheid; of

c) in buitengewone omstandigheden de tenuitvoerleggingsprocedure opschorten.

Artikel 24Procesvertegenwoordiging

Vertegenwoordiging door een advocaat of een andere beoefenaar van een juridisch beroep is niet verplicht

a) voor de eiser bij het indienen van het verzoek om een Europees betalingsbevel;

b) voor de verweerder bij het aantekenen van verzet tegen een Europees betalingsbevel.

Artikel 25Gerechtskosten

1. De totale gerechtskosten van een Europese betalingsbevelprocedure en van de gewone burgerrechtelijke procedure die volgt op het aantekenen van verzet tegen het Europees betalingsbevel in een lidstaat, zijn niet hoger dan de gerechtskosten van een gewone burgerrechtelijke procedure waaraan in die lidstaat geen Europese betalingsbevelprocedure is voorafgegaan.

2. Voor de toepassing van deze verordening omvatten de gerechtskosten de aan het gerecht te betalen vergoedingen en kosten, waarvan het bedrag overeenkomstig het nationale recht wordt vastgesteld.

Artikel 26Verhouding tot het nationale procesrecht

Niet uitdrukkelijk in deze verordening geregelde procedurekwesties worden beheerst door het nationale recht.

Artikel 27 Verhouding tot Verordening (EG) nr. 1348/2000

Deze verordening laat de toepassing onverlet van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken.

Artikel 28 Gegevens betreffende kosten voor betekening of kennisgeving en tenuitvoerlegging

De lidstaten werken samen om het publiek en de beroepskringen informatie te verstrekken over

a) de kosten voor betekening of kennisgeving van stukken; en

b) de instanties die bevoegd zijn tot tenuitvoerlegging in de zin van de artikelen 21 tot en met 23,

met name via het overeenkomstig Beschikking 2001/470/EG van de Raad van 28 mei 2001 opgerichte Europese justitiële netwerk in burgerlijke en handelszaken.

Artikel 29Gegevens betreffende rechterlijke bevoegdheid, heroverwegingsprocedures, communicatiemiddelen en talen

1. Uiterlijk __ _______________ 200_ doen de lidstaten de Commissie mededeling van:

a) de gerechten die bevoegd zijn voor het uitvaardigen van een Europees betalingsbevel;

b) de heroverwegingsprocedure en de bevoegde gerechten in de zin van artikel 20;

c) de voor de Europese betalingsbevelprocedure aanvaarde communicatiemiddelen waarover de gerechten beschikken; en

d) de uit hoofde van artikel 21, lid 2, onder b), aanvaarde talen.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke wijziging van deze gegevens.

2. De Commissie maakt de overeenkomstig lid 1 meegedeelde gegevens openbaar door bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie of door enig ander passend middel.

Artikel 30Wijziging in de bijlagen

De in de bijlagen opgenomen standaardformulieren worden volgens de in artikel 31 bedoelde procedure bijgewerkt of technisch aangepast zodat ze volledig in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze verordening.

Artikel 31 Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het in artikel 75 van Verordening (EG) nr. 44/2001 bedoelde comité.

2. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 32 Evaluatie

Uiterlijk __ _________ 200_ [10] dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een uitvoerig verslag in over de werking van de Europese betalingsbevelprocedure. Dat verslag bevat een beoordeling van de werking van de procedure en een uitvoerige effectbeoordeling voor elke lidstaat.

Te dien einde en om te waarborgen dat naar behoren rekening wordt gehouden met de beproefde methoden in de Europese Unie en dat deze de beginselen van betere wetgeving weerspiegelen, verstrekken de lidstaten de Commissie informatie over de grensoverschrijdende werking van het Europees betalingsbevel. Deze informatie heeft betrekking op de gerechtskosten, de duur van de procedure, de doeltreffendheid, de gebruiksvriendelijkheid en de interne betalingsbevelprocedures van de lidstaten.

Dit verslag van de Commissie gaat zo nodig vergezeld van voorstellen tot aanpassing van deze verordening.

Artikel 33Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op __ _______________ 200_.

Deze verordening is van toepassing met ingang van __ _________ 200_, met uitzondering van de artikelen 29, 30 en 31, die van toepassing zijn met ingang van __ ________ 200_.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter

[1] COM(2004) 173 def. van 19.3.2004 en COM(2004) 173 def./3 van 25.5.2004.

[2] CESE/2005/133, PB C 221 van 8.9.2005, blz. 77.

[3] COM(2004) 173 def. van 19.3.2004 en COM(2004) 173 def./3 van 25.5.2004.

[4] CESE/2005/133, PB C 221 van 8.9.2005, blz. 77.

[5] PB C 12 van 15.1.2001, blz. 1.

[6] PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.

[7] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[8] PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.

[9] PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12.

[10] Vijf jaar na de toepassing van de verordening.