7.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 156/8


Advies van het Comité van de Regio's „Participatie en informatie van jongeren: Follow-up van het witboek „Een nieuw elan voor Europa's jeugd””

(2007/C 156/02)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Het Comité acht het, vooral gezien het huidige debat over de toekomst van Europa, essentieel dat „participatie” en „informatie” van jongeren wordt bevorderd, uitgaande van hun woonomgeving.

Kwesties die verband houden met jongeren moeten op horizontale wijze, d.w.z. in alle ministerraden, worden behandeld, zodat deze problematiek in alle belangrijke EU-thema's wordt geïntegreerd.

In dit verband zij opgemerkt dat jongeren essentieel zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de nieuwe Lissabonstrategie; het Comité acht het noodzakelijk hun beter onderwijs te bieden, alsook betere opleiding, mobiliteit, integratie in de arbeidsomgeving.

De grote problemen waarmee jongeren tegenwoordig geconfronteerd worden, mogen echter niet over het hoofd worden gezien; zoals werkloosheid, late toetreding tot de arbeidsmarkt, arbeidsonzekerheid en de bijbehorende moeilijkheid om zelfstandig te leven.

Het Comité bepleit projecten die beogen dat jongeren deelnemen aan het plaatselijk bestuur en het beheer van de gemeenschap, alsook contacten tussen lokale instanties en de scholen, met het oog op maatschappelijk besef en de bewuste uitoefening van het stemrecht.

Het Comité verzoekt de Commissie initiatieven te steunen om op lokaal niveau het Europees jongerenbeleid en de inhoud van het Europees Pact te verspreiden aan de hand van netwerken van lokale instellingen en door jonge beleidsmedewerkers hierbij actief te betrekken.

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien de Mededeling van de Commissie aan de Raad over Europese beleidsmaatregelen inzake participatie en informatie van jongerenFollow-up van het witboek „Een nieuw elan voor Europa's jeug”: de gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie en informatie van jongeren verwezenlijken ter bevordering van hun actief Europees burgerschap en het bijgevoegde, door de diensten van de Commissie opgestelde werkdocument met een gedetailleerde analyse van de nationale verslagen van de lidstaten over participatie van en informatieverstrekking aan jongeren (COM(2006) 417 final — SEC(2006) 1006);

gezien het besluit van zijn bureau van 13 juni 2006 om de commissie Cultuur, onderwijs en onderzoek te belasten met het opstellen van een desbetreffend advies;

gezien het Witboek van de Europese Commissie „Een nieuw elan voor Europa's jeugd”, COM (2001) 681 final;

gezien de resolutie van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 27 juni 2002, inzake het Europees samenwerkingskader in jeugdzaken;

gezien de resolutie van de Raad van 25 november 2003 betreffende gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie van en informatie aan jongeren;

gezien het Europees Jeugd Pact;

gezien de resolutie van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de verwezenlijking van gemeenschappelijke doelstellingen inzake informatie aan jongeren;

gezien de conclusies van de Raad van 24 mei 2005 over nieuwe indicatoren voor onderwijs en opleiding;

gezien de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de balans van de in het kader van de Europese samenwerking in jeugdzaken uitgevoerde acties, en gezien de resolutie over de invoering van de gemeenschappelijke doelstelling „de participatie van jongeren in het stelsel van de representatieve democratie verhogen”;

gezien de Mededeling van de Commissie over de periode van bezinning en Plan-D (COM(2005) 494 final en COM(2006) 212 final)) en het witboek van de Europese Commissie inzake „Een Europees communicatiebeleid; Samen praten over Europa (COM(2006) 35 final)”;

gezien zijn advies over de Mededeling van de Commissie „De bijdrage van de Commissie voor de periode van bezinning en daarna: Plan D voor Democratie, Dialoog en Debat en over het Witboek inzake een Europees communicatiebeleid”;

gezien zijn advies over de Mededeling van de Commissie aan de Raad over Europese beleidsmaatregelen voor jongeren „Aandacht voor jongerenbelangen in Europa — implementatie van het Europees pact voor de jeugd en bevordering van actief burgerschap”;

gezien de Mededeling van de Commissie — Follow-up van het witboek „Een nieuw elan voor Europa's jeugd”: de gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie en informatie van jongeren verwezenlijken ter bevordering van hun actief Europees burgerschap (COM(2006) 417 final);

gezien de recente resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over „De verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstellingen inzake de participatie en informatie van jongeren ter bevordering van hun actief burgerschap”;

gezien dit ontwerpadvies over de Mededeling van de Commissie over de follow-up van het witboek „Een nieuw elan voor Europa's jeugd”: de gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie en informatie van jongeren verwezenlijken ter bevordering van hun actief Europees burgerschap;

gezien het door de commissie Cultuur, onderwijs en onderzoek op 30 november 2006 goedgekeurde ontwerpadvies (CdR 334/2006 rev. 1) (rapporteur: de heer PELLA, lid van de provincieraad van Biella, locoburgemeester van Valdengo (IT/PPE));

heeft tijdens zijn op 23 maart 2007 gehouden 69e zitting het volgende advies uitgebracht:

1.   Inleiding

1.1

Het Comité is ingenomen met de nieuwe Mededeling van de Commissie, waarin het vervolg wordt beoordeeld dat de lidstaten hebben gegeven aan de gemeenschappelijke doelstellingen voor „participatie” en „informatie” van jongeren.

1.2

Het Comité is van mening dat sinds de publicatie van het Witboek in 2001 tot op heden de lidstaten ruimere aandacht hebben geschonken aan jongeren, maar dat er nog veel meer kan worden gedaan, zowel aan de hand van de opencoördinatiemethode (OCM) voor jongeren, als in de vorm van verdere acties op de betrokken beleidsgebieden.

1.3

Het Comité verwelkomt de recente resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, die nieuwe maatregelen bevat ter verbetering van de toepassing en de verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstellingen voor participatie en informatie van jongeren.

1.4

Het is juist dat de Raad de vier in het witboek geformuleerde thematische prioriteiten (participatie, informatie, vrijwilligerswerk en een beter begrip van en meer kennis over jongeren) en de gemeenschappelijke doelstellingen als onverminderd actueel beschouwt; volgens het Comité dienen zij het uitgangspunt te zijn voor acties van de lidstaten en van de instellingen op dit terrein, alsmede op alle andere beleidsgebieden voor jongerenzaken.

1.5

Kwesties die verband houden met jongeren moeten op horizontale wijze, d.w.z. in alle ministerraden, worden behandeld, zodat deze problematiek in alle belangrijke EU-thema's wordt geïntegreerd.

1.6

Het Comité tekent evenwel aan dat de Raad meer aandacht had kunnen schenken aan de rol van de lokale en regionale overheden, vooral in het gedeelte waar de maatregelen voor een snellere verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstellingen aan bod komen, aangezien lokale en regionale overheden een fundamentele rol vervullen in het onderwijs en in de vorming van het maatschappelijk besef van jongeren.

1.7

Het Comité acht het, vooral gezien het huidige debat over de toekomst van Europa, essentieel dat „participatie” en „informatie” van jongeren wordt bevorderd, uitgaande van hun woonomgeving, om het gevoel dat zij tot de Unie behoren te versterken, om te garanderen dat zij de grondrechten die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ook daadwerkelijk kunnen genieten en om het Europees project nieuw leven in te blazen, door het begrip „actief burgerschap” concreet te maken. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar het participeren en informeren van jongeren in eilandregio's.

1.8

De grote problemen waarmee jongeren tegenwoordig geconfronteerd worden, mogen echter niet over het hoofd worden gezien; zoals werkloosheid, late toetreding tot de arbeidsmarkt, arbeidsonzekerheid, de beperkte toegang tot huisvesting en de bijbehorende moeilijkheid om zelfstandig te leven, te weinig geschikte middelen om de juiste vaardigheden te verwerven, armoede, voortijdig schoolverlaten en sociale uitsluiting.

1.9

Daarom zullen de doelstellingen „participatie” en „informatie van jongeren” nog doeltreffender gestalte krijgen, als de lidstaten en de instellingen alles in het werk stellen om jongeren betere perspectieven te bieden, door te garanderen dat ze hun rechten zoals genoemd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ook daadwerkelijk kunnen uitoefenen (zoals het recht op arbeid, het recht om te huwen en om een gezin te stichten, het recht om gezins- en beroepsleven te combineren).

1.10

In dit verband zij opgemerkt dat jongeren essentieel zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de nieuwe Lissabonstrategie; het Comité acht het noodzakelijk hun beter onderwijs te bieden, alsook betere opleiding, mobiliteit, integratie in de arbeidsomgeving, sociale inclusie en diensten voor jonge gezinnen:

a)

beter onderwijs en opleiding, zodat Europa zijn grootste kapitaal, de jeugd, optimaal kan benutten. In het bijzonder dient aandacht te worden besteed aan technologie-onderwijs, zodat O&O&i in Europa een nieuwe impuls krijgen. Daarnaast moet erop worden toegezien dat humanistische en andere waarden worden onderwezen en dat de Europese cultuur en geschiedenis de plaats krijgen die zij verdienen.

b)

Mobiliteit: Europese jongeren moeten de kans krijgen overal in de EU te werken of te studeren. Dit soort ervaringen leidt in het algemeen tot grote culturele verrijking en versterkt het gevoel Europeaan te zijn.

c)

Integratie in de arbeidsomgeving: jongeren behoren tot de groepen die het sterkst door werkloosheid worden getroffen. Er zijn nieuwe maatregelen nodig om jongeren vlotter toegang te verschaffen tot de arbeidsmarkt, wat ook hun maatschappelijke integratie ten goede zal komen.

d)

Sociale inclusie: bijzondere aandacht moet uitgaan naar jongeren met speciale behoeften of die maatschappelijk zijn uitgesloten. Immigranten dienen hier speciaal te worden vermeld.

e)

Diensten voor jonge gezinnen: jonge gezinnen hebben te maken met specifieke problemen die ook op Europees niveau moeten worden aangepakt. Cruciaal zijn bv. maatregelen om werk en gezin te combineren, zodat het voor vrouwen gemakkelijker wordt een vaste baan te vinden.

1.11

Het Comité meent derhalve dat jeugdbeleid van lokale en regionale overheden een Europese dimensie kan krijgen door adequaat nationaal beleid en passende middelen, evenals specifieke communautaire programma's, die de informatie aan Europese jongeren verbeteren en ze de mogelijkheid geven deel te nemen aan het lokale, regionale, nationale en Europese maatschappelijke en politieke leven.

1.12

Er zij op gewezen dat de Unie gebaseerd is op vrijheid en democratie; daarom dienen er onverwijld en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel concretere stappen te worden ondernomen zodat alle Europese burgers, om te beginnen met de jongste, eraan kunnen deelnemen.

2.   Participatie van jongeren

Participatie aan het maatschappelijke leven van de gemeenschap

2.1

Het Comité stelt vast dat de Raad de doelstelling „participatie van jongeren aan het maatschappelijk leven van de gemeenschap” hoofdzakelijk beschouwt als bevordering van lidmaatschap van participerende structuren.

2.2

Opgemerkt zij dat deelname aan het sociale leven in de eigen collectiviteit ook mogelijk is zonder deel uit te maken van dergelijke organisaties; het Comité is daarom van oordeel dat deze doelstelling ruim moet worden uitgelegd, door initiatieven te stimuleren die ook jongeren willen betrekken die het leven in hun gemeenschap zelfstandig willen benaderen.

2.3

Het Comité vindt zonder meer dat kansloze jongeren bijzondere aandacht verdienen; het meent dan ook dat deze categorieën ter plaatse beter in kaart moeten worden gebracht. Het juicht de initiatieven in Polen en Litouwen voor plattelandsjongeren toe.

2.4

Het Comité verzoekt de Commissie en de lidstaten de nodige financiële middelen vrij te maken voor de uitwerking van acties om de deelname van jongeren uit ultraperifere regio's aan het maatschappelijk leven van de EU te stimuleren. Bewoners van afgelegen gebieden hebben op het vlak van integratie en participatie immers af te rekenen met specifieke problemen.

2.5

Het Comité waardeert verder alle initiatieven van overheden ter ondersteuning van participatieve organisaties, in de vorm van financiële bijdragen, beschikbaarstelling van materiaal, technische assistentie, personeel, lokalen of hulp voor het lanceren van internetsites.

Participatie aan het stelsel van representatieve democratie

2.6

Het Comité meent dat deze doelstelling essentieel is om actief burgerschap gestalte te geven: ruim baan maken voor jongeren in lokale, regionale en nationale instellingen, alsook in ministeries en politieke partijen, waarbij jonge mannen en vrouwen gelijke kansen krijgen.

2.7

De mogelijkheden die de nieuwe technologieën bieden om de Unie dichter bij de jongeren te brengen, moeten optimaal worden benut. Nieuwe innovatieve maatregelen van de Europese maatschappelijke organisaties en m.n. de plaatselijke en regionale overheden moeten dan ook resoluut door de Europese instellingen worden gesteund. Bijzonder nuttig in dit verband is de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden. Zo zou de Commissie moeten aanzetten tot de organisatie van een jaarlijks jeugdforum, waarop jongeren en openbare instellingen van gedachten wisselen en nieuwe acties voorstellen.

2.8

Het Comité is ingenomen met alle initiatieven van lidstaten voor het onderhouden van de dialoog met jongeren: lokale, nationale en regionale raden, jongerenparlementen, specifieke commissies, de ombudsman, correspondenten en vergaderingen tussen ministeries. Hopelijk worden dergelijke initiatieven verder ontwikkeld.

2.9

Het Comité merkt op dat in Italië, in het kader van de „Associazione Nazionale di Comuni Italiani” (Nationale vereniging van Italiaanse gemeenten), een adviesorgaan van jonge beleidsmedewerkers is opgericht, dat onder andere de vertegenwoordiging van jongeren op lokaal niveau op de voet volgt, stimuleert en jongeren opleidt.

2.10

Het Comité hoopt dat de lidstaten, evenals de territoriale overheden, passende onderwijsprogramma's invoeren, gericht op democratische participatie van de instellingen binnen het officiële onderwijs; verder hoopt het dat de lidstaten bruggen slaan tussen officieel en niet-officieel onderwijs.

2.11

Opgemerkt zij dat de verbinding tussen school en lokale instellingen een goed middel is om de deelname van studenten aan het leven in de eigen gemeenschap te stimuleren; het roept lokale bestuurders dan ook op — met name de jongeren onder hen — om zich als ambassadeurs op te werpen, door de organisatie van openbare debatten over onderwerpen van lokaal belang, die ook openstaan voor jongeren die de school hebben verlaten.

2.12

Het Comité is van mening dat openstelling van het lokale bestuur voor jongeren daadwerkelijk begrip oplevert voor de verantwoordelijkheid voor het beheer van de eigen streek, bijdraagt tot maatschappelijk besef en ertoe leidt dat veel jongeren die tot nu toe geen gebruik hebben gemaakt van hun stemrecht, bewust gaan stemmen.

2.13

Het Finse initiatief om het stemrecht voor plaatselijke verkiezingen uit te breiden tot jongeren vanaf 16 jaar acht het Comité positief, evenals het Duitse initiatief om jongeren te betrekken bij stadsvernieuwing. Het is ingenomen met de uitnodiging van de Raad om na te denken over een debat over de minimumleeftijd voor de uitoefening van het stemrecht.

2.14

Het Comité onderschrijft het besluit van de stad Stockholm om een jonge vrouw als loco-burgemeester aan te stellen.

2.15

Het „Herziene Europees Handvest voor participatie van jongeren aan lokaal en regionaal bestuur” van de Raad van Europa acht het Comité een zeer nuttig instrument; het hoopt dat het onder de regionale overheden van de Unie verspreid wordt en dat het op dit terrein tot betere samenwerking komt tussen het Comité van de Regio's en het Congres van lokale overheden.

Participatie aan de ontwikkeling van de Europese Unie

2.16

Het Comité staat achter de door de Raad bevestigde voorstellen van de Commissie om dit doel te verwezenlijken.

2.17

Het Comité stelt verheugd vast dat de Commissie de eerdere opmerkingen (1) van het CvdR over gedurige discussie en overleg met jongeren ter harte heeft genomen; het steunt het voorstel voor een verbeterde dialoog over de Europese Agenda. Het herhaalt evenwel dat met name de lokale en regionale overheden hierbij een rol moeten spelen.

2.18

Het Comité waardeert het nieuwe programma „Jongeren in actie”, alsook de andere op jongeren gerichte programma's op het gebied van onderwijs en opleiding, die veel jongeren de kans boden om Europa concreet te ervaren. Hopelijk kunnen steeds meer jongeren deelnemen en worden de programma's op grotere schaal verspreid, met bijzondere aandacht voor kansloze jongeren. Wel dringt het Comité er met het oog op de subsidiariteit op aan dat de Commissie en de lidstaten de regionale autoriteiten nauwer betrekken bij het beheer van dit programma. Voorts betreurt het dat het programma ter ondersteuning van jonge ondernemers niet wordt voortgezet. Dit programma heeft veel jongeren geholpen bij het starten van een eigen onderneming en het opdoen van belangrijke ervaring.

2.19

Het Comité stelt de Europese lokale en regionale overheden voor ruim baan te maken voor jongeren in hun gemeente die werkzaam zijn in (Europese) instellingen of die deelnemen aan communautaire programma's, en hen als ambassadeurs te betrekken bij debatten over Europa. Op die manier wordt profijt getrokken van de dubbele participatie en krijgen de werkomgeving, de onderwijs- en professionele ervaring in het buitenland extra waarde.

2.20

Het Comité verzoekt de Commissie initiatieven te steunen om op lokaal niveau het Europees jongerenbeleid en de inhoud van het Europees Pact te verspreiden aan de hand van netwerken van lokale instellingen en door jonge beleidsmedewerkers hierbij actief te betrekken.

3.   Informatie van jongeren

Toegang van jongeren tot informatiediensten

3.1

Het Comité herinnert eraan dat het recht op informatie ten grondslag ligt aan EU-informatiemaatregelen voor jongeren; het beschouwt het daarom als vanzelfsprekend dat de lidstaten, en eventueel de territoriale overheden, op onderwijsgebied beleid voeren dat jongeren de daadwerkelijke uitoefening van dat recht waarborgt, waarbij de nadruk moet liggen op verbetering van de toegang tot en de duidelijkheid van informatie.

3.2

Het Comité juicht het toe dat de Commissie de opmerkingen van het CvdR overneemt over het belang van de lokale en regionale dimensie in jeugdbeleid en dat zij erkent dat het stimuleren van de lokale participatie van jongeren staat of valt met de medewerking van lokale autoriteiten. Het herhaalt daarom het belang van de territoriale dimensie, daar op het lokale niveau het eerste directe contact met de politiek plaatsvindt en actief burgerschap concreet wordt.

3.3

Het Comité stelt met genoegen vast dat er in bijna alle lidstaten internetsites zijn met informatie voor jongeren; het hoopt echter dat een doeltreffende informatiestrategie op stapel staat die aandacht besteedt aan onderwerpen en kwesties die jongeren interesseren.

3.4

Het Comité onderschrijft het standpunt van de Raad, nl. dat de Europese portaalsite voor jongeren een zeer nuttig instrument is dat verder ontwikkeld en verspreid moet worden; voorts dient er betere coördinatie te komen tussen de voorgenomen instrumenten op lokaal, nationaal en Europees niveau om de informatie sneller en vlotter te laten circuleren.

3.5

Met het oog op de raadpleging en participatie van jongeren moeten volgens het Comité de lokaal actieve jongerenverenigingen ingeschakeld worden, om te vermijden dat uitsluitend de grote, nationale netwerken aan bod komen. Daarnaast dienen overleg- en participatiekanalen te worden ingesteld voor jongeren die niet bij een vereniging zijn aangesloten. Hiertoe kunnen de gemeenten rechtstreeks bijdragen door ter plaatse modellen te ontwikkelen voor de participatie van jongeren aan raadpleging en overleg.

Hoogwaardige informatie

3.6

Het Comité verneemt van de Commissie dat slechts weinig lidstaten oog hebben voor onderwijs en opleiding van degenen die informatie verstrekken aan jongeren; hopelijk komt er meer aandacht voor deze doelstelling, met bijbehorende studieprogramma's.

3.7

De Commissie zou het accent meer moeten leggen op de verbinding tussen informatie en raadpleging om te bevorderen dat jongeren vaardigheden leren en verwerven voor het verkrijgen, selecteren en beoordelen van informatie om bewuste consumenten te worden. De lidstaten zouden alle informatiekanalen moeten aangrijpen om informatie onder jongeren te verspreiden (internet, gsm, video, bioscoop).

Participatie van jongeren aan voorlichting

3.8

Het Comité is ingenomen met de nieuwe aandacht voor lokale jongerenraden, het stelselmatig betrekken van jongeren bij lokale instanties voor besluitvorming, met de steun van lokale en regionale overheden. Het verzoekt de Commissie om precieze criteria te omschrijven inzake de participatie van jongeren om lokale participatie en actief burgerschap te steunen.

3.9

Het Comité herhaalt dat het belangrijk is jongeren te betrekken bij de formulering van strategieën voor informatie, bij de uitwerking van informatieproducten, bij de verspreiding ervan en bij raadplegingsactiviteiten.

3.10

Het Comité meent dat de bijdrage van individuele jongeren of jongerenorganisaties in dit verband een waardevol, optimaal toe te passen hulpmiddel is; het roept de Commissie op om de lidstaten aan te moedigen nieuwe vormen van participatie in kaart te brengen.

4.   De opencoördinatiemethode

4.1

Het Comité beseft terdege dat jeugdzaken tot de bevoegdheid van de lidstaten behoren; het hoopt daarom op de gemeenschappelijke inzet van de Commissie en de lidstaten, in samenwerking met de lokale en regionale overheden.

4.2

Het Comité is van mening dat de Commissie meer aandacht zou kunnen schenken aan succesvolle verwezenlijkingen van de lidstaten, en met name goede praktijken.

5.   Conclusies van het Comité van de Regio's

Participatie

5.1

Het Comité beveelt aan dat de lidstaten alle burgers, met name echter jongeren en jonge mannen en vrouwen gelijke kansen garanderen.

5.2

Het Comité hoopt dat middelen billijk worden toegewezen, ongeacht of het projecten voor jongerenorganisaties betreft of projecten voor individuele jongeren, zonder voorbij te gaan aan projecten voor kansarme groepen.

5.3

Het Comité spreekt voorts de hoop uit dat de lidstaten jongeren stimuleren actief te worden in lokale, regionale en nationale instanties, ministeries en politieke partijen, en dat zij hen raadplegen via jongerenraden en andere participerende structuren.

5.4

Het Comité acht het zinvol dat de lidstaten zich inzetten voor projecten die beogen dat jongeren deelnemen aan het plaatselijk bestuur en het beheer van de gemeenschap, alsook voor contacten tussen lokale instanties en de scholen, met het oog op maatschappelijk besef en de bewuste uitoefening van het stemrecht.

5.5

Het Comité verzoekt de lokale, regionale en nationale overheden jongeren daadwerkelijk te betrekken bij debatten over de toekomst van Europa om hun deelname aan de ontwikkeling van de Europese Unie op een hoger peil te brengen, door een actieve rol toe te kennen aan degenen die werkzaam zijn in instellingen en Europese bureaus of die aan communautaire programma's deelnemen.

Informatie

5.6

Het Comité acht het essentieel dat de lidstaten het recht op informatie waarborgen met behulp van speciale strategieën, rekening houdend met de eisen van jongeren en met bijzondere aandacht voor de zwaksten onder hen, waarbij tegelijkertijd specifieke onderwijs- en opleidingsprogramma's worden voorbereid voor al degenen die betrokken zijn bij de scholing van jongeren.

5.7

Het Comité herhaalt dat de totstandbrenging van een Europa van de burger en de sociale integratie van jongeren één van de belangrijkste beleidsprioriteiten van het Comité is; het wil hieraan bijdragen door de organisatie van gestructureerde en stelselmatige dialogen, ontmoetingen met de vertegenwoordigers van lokale en regionale verenigingen of jongerenraden. Verder kan er worden gedacht aan de oprichting van een CvdR-werkgroep die de werkzaamheden van lokale en regionale overheden volgt en stimuleert door vergelijking van lokale en regionale goede praktijken, ook met behulp van de steun van de nationale verenigingen. Daarnaast wil het Comité de lidstaten gaarne helpen bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen inzake participatie en informatie van jongeren.

5.8

Het Comité neemt zich voor om informatie over Europese kwesties op grotere schaal te verspreiden, aan de hand waarvan op lokaal en regionaal niveau kan worden gedebatteerd, alsook over Europese evenementen voor jongeren, om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen deelnemen.

5.9

Om deelname aan de ontwikkeling van de Europese Unie te stimuleren, verzoekt het Comité de Commissie een ad-hocvoorlichtingscampagne te overwegen voor de verspreiding van alle communautaire programma's voor de jeugd.

De opencoördinatiemethode

5.10

Het Comité waardeert het standpunt van de Raad om de actiepunten aan te passen en te verbeteren en om de in de recente resolutie verwoorde maatregelen hierin op te nemen; het verzoekt voorts rekening te houden met de in dit advies gedane opmerkingen en voorstellen.

5.11

Het Comité hoopt dat de lidstaten in het kader van de tot dusver gebruikelijke verslaglegging de Commissie informatie kunnen verschaffen over hun eigen jongerenbeleid en zo hun bijdrage in het kader van de OCM leveren; aldus kunnen goede praktijken beter worden geselecteerd en verspreid.

5.12

Het Comité onderschrijft dat ten behoeve van de vast te stellen actieplannen vóór maart 2007 de actiepunten moeten worden bepaald waarop de lidstaten zich willen richten met betrekking tot participatie en informatie, vooral teneinde goede praktijken op grotere schaal te verspreiden.

5.13

Het Comité verzoekt de Commissie te onderzoeken hoe een concrete analyse van de in de lidstaten bereikte resultaten aan de hand van doeltreffende statistische methoden en kwalitatief onderzoek het beste kan worden aangepakt.

5.14

Volgens het Comité is het zinvol een werkgroep in te stellen om instrumenten te omschrijven voor de beoordeling van maatregelen die de gemeenschappelijke doelstellingen dichterbij moeten brengen; het pleit voor de deelname van vertegenwoordigers van lokale en regionale overheden, via het Comité.

5.15

Het Comité herhaalt dat de gemeenschappelijke doelstellingen voor jeugdzaken beter haalbaar zijn als jongeren op betere levensomstandigheden kunnen bogen. Het hoopt dat de Commissie, in het kader van het Europees Jeugd Pact, gaat werken aan een actieplan voor een betere oriëntatie en ondersteuning van de initiatieven van de lidstaten, inclusief de financiering van een en ander en eventueel in combinatie met innovatieve acties en de uitwisseling van goede praktijken.

5.16

Het Comité roept de lidstaten op om de lokale en regionale overheden genoeg middelen toe te kennen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke doelstellingen.

5.17

Tot slot hoopt het Comité dat, met het oog op een vlottere verwezenlijking van de doelstellingen voor de jeugd, de lidstaten de onzekere arbeidsomstandigheden van jongeren zullen aanpakken, ook in de context van de discussie over het nieuwe groenboek van de Commissie over arbeidsrecht.

Rome, 23 maart 2007

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

M. DELEBARRE


(1)  CdR 253/2005 fin.