52006DC0863

Mededeling van de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Implementatie van de samenwerking op het gebied van accidentele en opzettelijke verontreiniging van de zee na 2007 /* COM/2006/0863 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 22.12.2006

COM(2006) 863 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN AAN HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Implementatie van de samenwerking op het gebied van accidentele en opzettelijke verontreiniging van de zee na 2007

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN AAN HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Implementatie van de samenwerking op het gebied van accidentele en opzettelijke verontreiniging van de zee na 2007

(Voor de EER relevante tekst)

INLEIDING

Dankzij de actie die de Gemeenschap sedert 1978 ten aanzien van accidentele en opzettelijke verontreiniging van de zee ontplooit, heeft de samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie ter zake geleidelijk vaste vorm gekregen.

In 2000 is op basis van de bestaande ervaring bij Beschikking nr. 2850/2000/EEG van het Europees Parlement en de Raad[1] een communautair kader voor samenwerking op het gebied van accidentele of opzettelijke verontreiniging van de zee ingesteld. Dit heeft het mogelijk gemaakt de reeds vastgestelde maatregelen te vereenvoudigen en tegelijk de samenhang ervan te versterken door ze te integreren in één enkel samenwerkingskader voor het tijdvak van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2006.

De respons op en de paraatheid ten aanzien van verontreiniging van de zee steunen op drie pijlers: het uitwerken van paraatheidbevorderende maatregelen, een communautair informatiesysteem om de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten te vergemakkelijken, en facilitatie van een adequate respons via het communautaire mechanisme voor civiele bescherming[2].

Sedert zijn instelling vormt het communautaire samenwerkingskader het exclusieve forum voor de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten. Dat heeft geleid tot een aanzienlijke verbetering van de paraatheid van de bevoegde instanties en de actoren die in de lidstaten de strijd tegen accidentele of opzettelijke mariene verontreiniging aanbinden.

Momenteel participeren 20 maritieme lidstaten van de EU, alsook Noorwegen en IJsland actief in het communautaire samenwerkingskader.

Sedert 2001 hebben zich op Gemeenschapsniveau nieuwe ontwikkelingen voorgedaan op het gebied van preventie, paraatheid en respons ten aanzien van verontreiniging van de zee, met name door de oprichting van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA)[3].

In deze mededeling wordt een balans opgemaakt van de communautaire actie op het gebied van paraatheid ten aanzien van en respons op verontreiniging van de zee, en wordt aangegeven hoe deze actie vanaf 2007, na het aflopen van het communautaire samenwerkingskader, op doeltreffende wijze zal worden voortgezet en ontwikkeld.

STAND VAN ZAKEN MET BETREKKING TOT DE COMMUNAUTAIRE ACTIE INZAKE DE RESPONS OP VERONTREINIGING VAN DE ZEE

2.1 Het communautaire kader voor samenwerking op het gebied van accidentele of opzettelijke verontreiniging van de zee

Het communautaire kader voor samenwerking op het gebied van accidentele of opzettelijke verontreiniging van de zee, dat in december 2000 in het leven is geroepen, steunt in ruime mate op de ervaring die ter zake sedert 1978 op Gemeenschapsniveau is opgedaan.

Het communautaire kader, dat zijn rechtsgrond vindt in artikel 175 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beoogt de ondersteuning en aanvulling van de inspanningen die de lidstaten ontplooien ter bescherming van het mariene milieu, de kustgebieden en de menselijke gezondheid tegen de risico's van accidentele of opzettelijke verontreiniging van de zee, evenwel met uitsluiting van de chronische verontreinigingsstromen vanaf het land. Tot de werkingssfeer ervan behoort elke accidentele of opzettelijke verontreiniging, ongeacht of deze afkomstig is van schepen, offshore-platforms, kustgebieden of estuaria, met inbegrip van lozingen van schadelijke stoffen in het mariene milieu, waaronder ook die welke te wijten zijn aan gedumpte materialen zoals munitie.

Het communautaire samenwerkingskader is met name gericht op een versterking en verbetering van de interventiecapaciteit van de lidstaten in geval van accidentele lozing, of de onmiddellijke dreiging van lozing, van koolwaterstoffen of andere schadelijke stoffen in zee. Voorts dient het een bijdrage te leveren tot risicopreventie en tot het consolideren van de regelingen die bevorderlijk zijn voor een doeltreffende wederzijdse bijstand van de lidstaten. Ten slotte moet het ook de aanzet geven tot samenwerking tussen de lidstaten inzake de vergoeding van schade, overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt.

De tenuitvoerlegging van het samenwerkingskader geschiedt door middel van een jaarlijks actieplan, dat met name gebaseerd is op prioriteiten die van jaar tot jaar met de lidstaten worden afgesproken. De activiteiten kunnen de vorm aannemen van cursussen en seminars, uitwisselingen van deskundigen, praktijkoefeningen of proefprojecten die erop gericht zijn de interventie- en herstelmethoden en -technieken te optimaliseren. Daarnaast worden ook acties opgezet om de effecten van ongevallen op het milieu te evalueren of om lessen te trekken uit de interventies die naar aanleiding van specifieke ongevallen hebben plaatsgevonden. Voor dit soort acties stond voor de periode 2000-2006 aanvankelijk een budget van 7 miljoen euro ter beschikking.

In 2003 heeft het Parlement, het belang van het communautaire kader indachtig, de referentiebedragen aangepast teneinde rekening te houden met de uitbreiding van de Unie. Daarbij is het totale beschikbaar gestelde bedrag voor de bovengenoemde periode verhoogd tot 12,6 miljoen euro.

Binnen het communautaire samenwerkingskader is eveneens een communautair informatiesysteem (CIS) opgezet op de internetsite van de Commissie, dat de lidstaten toelaat gegevens uit te wisselen met betrekking tot hun interventiecapaciteit en met betrekking tot de bij accidentele of opzettelijke verontreiniging van de zee getroffen maatregelen. Het CIS omvat een communautaire homepage en voorts nationale homepages die informatie bevatten over de interventiemiddelen die op lidstaatniveau beschikbaar zijn.

De Commissie wordt bijgestaan door een beheercomité (Management Committee for Marine Pollution – MCMP) dat bestaat uit deskundigen van de betrokken overheidsdiensten van de lidstaten (milieu, vervoer en/of kustwacht). In dit beheercomité vindt niet alleen de stemming plaats over de jaarlijkse prioriteiten: het is ook het Europese forum bij uitstek voor de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten.

Met betrekking tot de Europese zeeën zijn talrijke regionale overeenkomsten gesloten (Verdrag van Barcelona, Verdrag van Bonn, Verdrag van Helsinki). De Commissie speelt daarin een centrale rol door haar actieve participatie in de organen die zich bezighouden met de bestrijding van mariene verontreiniging. Het beheercomité is echter het enige instrument op Gemeenschapsniveau waarin deskundigen uit alle mariene regio's vertegenwoordigd zijn.

2.2 Respons op accidentele verontreiniging van de zee

Wanneer zich een catastrofe voordoet van zodanige omvang dat de reactiecapaciteit van de getroffen lidstaat ontoereikend blijkt, kan deze lidstaat sedert 2001 een beroep doen op het mechanisme voor civiele bescherming en op het monitoring- en informatiecentrum (MIC).

Het mechanisme voor civiele bescherming is in 2001 in het leven geroepen om desgevraagd steun te kunnen bieden in dringende noodgevallen en bij te dragen tot een betere coördinatie van de hulpinterventies die door de lidstaten en de Gemeenschap op het getouw worden gezet.

Ook al bestaan er verschillende regionale overeenkomsten inzake accidentele verontreiniging van de zee die de wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de lidstaten op dit gebied vlotter doen verlopen, toch blijft het mechanisme voor civiele bescherming het instrument bij uitstek om de mobilisatie van de hulpinspanningen van de lidstaten bij ongevallen die met verontreiniging van de zee gepaard gaan, in Gemeenschapsverband te vergemakkelijken.

Bij het ongeval met de Prestige , bijvoorbeeld, heeft het MIC onmiddellijk gevolg gegeven aan het verzoek om bijstand van de Spaanse autoriteiten en heeft het ervoor gezorgd dat gespecialiseerde vaartuigen, drijvende dammen en observatievliegtuigen ter beschikking werden gesteld. De Commissie heeft ook snel een aantal waarnemers naar Galicië uitgestuurd. Zij heeft ook zorg gedragen voor de coördinatie tussen de drie door de ramp getroffen lidstaten: Spanje, Portugal en Frankrijk, teneinde ervoor te zorgen dat ieder van hen over adequate interventiemiddelen kon beschikken. Ten slotte heeft zij gezorgd voor de verspreiding van de satellietbeelden van de ramp die door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek zijn geanalyseerd.

Tijdens de zomer van 2006 heeft het MIC zeer snel gevolg gegeven aan het verzoek om bijstand van de Libanese autoriteiten die het hoofd dienden te bieden aan de verontreiniging van de Libanese mariene wateren. Nog vóór de vijandelijkheden ten einde waren, had het MIC reeds een team van deskundigen ingezet om de omvang van de behoeften op het terrein te evalueren en de plaatselijke autoriteiten wetenschappelijke en technische bijstand te verlenen. Door tussenkomst van het MIC is gespecialiseerde apparatuur van vijf lidstaten aan Libanon ter beschikking gesteld. Het MIC heeft ook het resultaat van de analyse van de satellietbeelden ter beschikking van de lidstaten gesteld. Het in het kader van het MCMP tot stand gekomen informele netwerk van lidstaten heeft deze unitaire respons mogelijk gemaakt: lidstaten behorend tot diverse mariene regio's hebben hun gespecialiseerde uitrusting in het kader van een gecoördineerde interventie naar een derde land overgebracht.

2.3 Rol van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA)

In 2002 is het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) opgericht[4] teneinde in het bijzonder de Commissie en de lidstaten behulpzaam te zijn bij de tenuitvoerlegging van de Gemeenschapswetgeving op het gebied van maritieme veiligheid en de preventie van door schepen veroorzaakte verontreiniging.

In 2004 is de taakomschrijving van het agentschap uitgebreid bij Verordening (EG) nr. 724/2004, waarbij aan het agentschap specifieke verplichtingen zijn opgelegd op het stuk van de strijd tegen door schepen veroorzaakte verontreiniging in de Gemeenschap.

Krachtens deze verordening[5] behoort het tot de taken van het agentschap de lidstaten en de Commissie technische en wetenschappelijke bijstand te verlenen op het gebied van accidentele of opzettelijke verontreiniging door schepen en desgevraagd de mechanismen voor verontreinigingsbestrijding van de lidstaten te ondersteunen. Het agentschap ondersteunt met zijn optreden het communautaire kader voor samenwerking op het gebied van accidentele of opzettelijke verontreiniging van de zee en het communautaire mechanisme op het gebied van civiele bescherming.

Om zijn activiteiten op het gebied van preventie van verontreiniging door koolwaterstoffen en de bestrijding van dit type verontreiniging in een ruimer kader te plaatsen, heeft het agentschap in oktober 2004 – zoals de verordening het voorschrijft – een actieplan voor paraatheid ten aanzien van en bestrijding van verontreiniging door koolwaterstoffen (hierna "het actieplan" genoemd) aangenomen[6].

Sedert maart 2006 kunnen getroffen lidstaten een beroep doen op het agentschap voor het charteren van schepen voor de bestrijding van verontreiniging, teneinde de door henzelf ondernomen bestrijdingsacties met aanvullende middelen te ondersteunen. De schepen in kwestie zijn geselecteerd via een openbare inschrijving en worden gestationeerd in vier zones die tezamen alle Europese zeeën bestrijken. De door het agentschap gecharterde schepen zullen de lidstaten op hun verzoek ter beschikking worden gesteld in het kader van het communautaire mechanisme voor civiele bescherming.

Het aantal personeelsleden van het agentschap dat zich specifiek bezighoudt met de bestrijding van verontreiniging van de zee is in 2005 aanzienlijk toegenomen tot bijna 20 personen.

BALANS VAN DE ACTIES DIE BINNEN HET COMMUNAUTAIRE SAMENWERKINGSKADER ZIJN ONDERNOMEN OP HET GEBIED VAN PARAATHEID

3.1 Dankzij het communautaire kader zijn acties ten uitvoer gelegd die een aanzienlijk effect hebben gesorteerd

Sedert 2000 zijn meer dan 40 acties ondernomen; het ging daarbij hoofdzakelijk om workshops, proefprojecten en opleidingscursussen. Daarbij is de nadruk gelegd op de Europese dimensie van de projecten: initiatieven waaraan door twee of meer lidstaten werd deelgenomen, zijn extra gestimuleerd.

Deze acties waren thematisch erg gevarieerd: onderzoek naar milieuschade, overleg over de rol van plaatselijke gemeenschappen bij de paraatheid ten aanzien van en de respons op mariene verontreiniging, acties inzake het bergen van geloosde olie, de verwerking van olieafval en de rol van vrijwilligers bij zeer grote catastrofes.

Met andere voorbeeldacties is ingespeeld op specifiekere doelstellingen van het communautaire samenwerkingskader.

Een project is gewijd aan in zee gedumpte munitie en aan de methoden om deze te neutraliseren. In combinatie met het studiewerk dat in het kader van een aantal regionale overeenkomsten (met name HELCOM) is verricht, hebben de conclusies van dat project de oplossing van het probleem een stuk dichterbij gebracht.

Wat de bestrijding van opzettelijke verontreiniging betreft, hebben diverse acties met betrekking tot illegale bedrijfsmatige lozingen door schepen geresulteerd in uitwisselingen tussen de lidstaten. Voorts is door de Commissie een groep van deskundigen voor de monitoring van olieverontreiniging op zee door middel van satellietobservatie (EGEMP) in het leven geroepen.

De uitwisseling van ervaringen in Europees verband, die de belangrijkste toegevoegde waarde vormt van de communautaire actie inzake paraatheid, is in de praktijk gebracht via een reeks acties die reeds een grote impact hebben gehad. Met name is in 2002 een begin gemaakt met een programma voor de uitwisseling van deskundigen tussen de lidstaten (EUMAREX) om de opleiding en de uitwisseling van ervaringen te versterken. Sedert begin 2004 werden in het kader van dit programma 111 deskundigen, afkomstig uit 15 verschillende landen, verwelkomd in een twintigtal gastlanden.

Het communautaire informatiesysteem (CIS), ten slotte, dat deel uitmaakt van de website van de Commissie, is in de periode 2000-2006 continu bijgewerkt, met name om rekening te houden met de uitbreiding van de Gemeenschap. Het CIS wordt door de lidstaten vaak geprezen als een uitzonderlijk nuttig instrument dat een concrete vorm geeft aan de samenwerking binnen de Gemeenschap op het gebied van mariene verontreiniging.

Zowel bij de tussentijdse evaluatie van het programma in maart 2004 als bij een grootschalige evaluatie van de programma's voor civiele bescherming in juli 2005 is duidelijk gebleken dat de op paraatheid gerichte acties op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau tot bemoedigende resultaten hebben geleid, bijvoorbeeld op het stuk van een betere informatie van het publiek en de bewustwording van het belang van paraatheid. De acties hebben ook bijgedragen tot risicopreventie. Ten slotte hebben de investeringen in opleiding, uitwisseling van ervaringen en paraatheid van de jongste jaren geleid tot het ontstaan van een "gemeenschappelijke cultuur" op het gebied van verontreiniging van de zee door ongevallen.

3.2 Het communautaire kader heeft geleid tot het ontstaan van andere wetgevingsinstrumenten

Sedert de invoering van het communautaire samenwerkingskader zijn in sommige gevallen nieuwe wetgevingsinstrumenten in de plaats gekomen van de oorspronkelijk beoogde initiatieven.

Het samenwerkingskader was erop gericht "de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen als het erom gaat te zorgen voor schadeloosstelling volgens het beginsel dat de vervuiler betaalt" . Er zijn workshops en proefprojecten opgezet, met name in de nasleep van het ongeval met de Prestige . Terzelfder tijd is de wetgeving inzake milieuschade verder o ntwikkeld, wat heeft geresulteerd in de vaststelling van Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade. Hoewel deze richtlijn slechts voor een klein gedeelte betrekking heeft op verontreiniging van de zee door ongevallen, vormt zij niettemin een eerste stap in de totstandbrenging van een gemeenschappelijk aansprakelijkheidskader dat milieuschade als gevolg van dit soort ongevallen moet helpen voorkomen.

Het aanvankelijke opzet van het communautaire kader behelsde onder meer de versterking van de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van opzettelijke verontreiniging en illegale bedrijfsmatige lozingen van schepen. Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties voor inbreuken en Kaderbesluit 2005/667/JBZ van de Raad tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van verontreiniging vanaf schepen vormen thans een juridisch kader voor deze acties.

Het kaderbesluit legt de lidstaten namelijk de verplichting op contactpunten aan te wijzen en voorziet in bepaalde informatieverplichtingen in het geval van verontreiniging die gevolgen kan hebben voor andere lidstaten. Voorts bevat het bepalingen die de keuze van de strafrechtelijke instantie die bevoegd is voor de bestraffing van door schepen veroorzaakte verontreiniging vergemakkelijken.

Andere wetgevingsinstrumenten accentueren de toegevoegde waarde van communautaire samenwerking op het gebied van paraatheid en interventies .

In de thematische strategie inzake de bescherming en het behoud van het mariene milieu, die op 24 oktober 2005 door de Commissie is aangenomen[7], zijn op EG-niveau gemeenschappelijke doelstellingen en beginselen vastgesteld, die evenwel op het niveau van de mariene regio's in de praktijk worden gebracht. Voor elke regio zullen regionale milieudoelstellingen moeten worden geformuleerd en indicatoren en bewakingsmaatregelen moeten worden uitgewerkt om de vooruitgang bij het realiseren van die doelstellingen te evalueren. Het is de bedoeling dat daaronder ook specifieke acties en doelstellingen op het gebied van de paraatheid ten aanzien van verontreiniging worden opgenomen.

Ten slotte heeft de Commissie op 7 juni 2006 een groenboek gepubliceerd met als titel "Naar een toekomstig maritiem beleid voor de Unie: een Europese visie voor de zeeën en oceanen". Daarin wordt de nadruk gelegd op de interacties tussen en de onderlinge onafhankelijkheid van de diverse sectoren die te maken hebben met de zee, ook wat betreft paraatheid ten aanzien van mariene verontreiniging en de bestrijding daarvan.

VERSTERKING EN VOORTZETTING VAN DE OP PARAATHEID EN ADEQUATE RESPONS GERICHTE ACTIES NA 1 JANUARI 2007

4.1 Verbetering van de paraatheid na 2007

De samenhang van het communautaire beleid op het gebied van paraatheid ten aanzien van verontreiniging van de zee zal worden versterkt

De tot dusver gevoerde acties hebben reeds belangrijke resultaten opgeleverd. Zij hebben bijgedragen tot de totstandkoming van bepaalde wetgevingsinstrumenten.

Terzelfder tijd heeft de Commissie, die zich terdege bewust is van het belang van wat hier op het spel staat, ernaar gestreefd de bestaande maatregelen voort te zetten en te versterken. Zij stelt voor, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid een grotere rol toe te bedelen op het stuk van paraatheid ten aanzien van en interventies bij mariene verontreiniging.

De Commissie streeft naar een grotere samenhang van het communautaire beleid op dit gebied: het communautaire samenwerkingskader zal in de huidige vorm niet worden verlengd, maar de op paraatheid gerichte acties zullen in het daartoe meest geschikte kader worden voortgezet en geïntensiveerd.

Het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid is voornemens zijn op paraatheid gerichte acties voort te zetten en te ontwikkelen

De rol van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid bij de paraatheid ten aanzien van mariene verontreiniging is aanzienlijk toegenomen.

De verordening waarbij het agentschap is opgericht (Verordening (EG) nr. 1406/2002, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 724/2004) heeft het mogelijk gemaakt bepaalde paraatheidgerichte acties ten uitvoer te leggen. Zoals aangegeven in het actieplan voor paraatheid ten aanzien van en bestrijding van verontreiniging door koolwaterstoffen (zie punt 2.3) ontplooit het agentschap uit hoofde van de verordening eveneens acties ter vergroting van de paraatheid tot het opzetten van doeltreffende interventieoperaties.

In 2005 heeft het EMSA workshops georganiseerd over de bestrijding van mariene verontreiniging en een studie gepubliceerd over de toepassing van dispergeermiddelen. In 2006 heeft het EMSA deze activiteit voortgezet met de organisatie van workshops over de bestrijding van chemische verontreiniging en satellietobservatie van verontreinigde watermassa's.

Overeenkomstig het actieplan wordt in het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over meerjarenfinanciering van het agentschap[8], dat momenteel in behandeling is[9], aangegeven dat het agentschap zijn ondersteunende activiteiten op het gebied van informatie, coördinatie, samenwerking en operationele bijstand zal voortzetten.

In zijn werkprogramma voor 2007 geeft het agentschap aan dat het in de toekomst wil doorgaan met de organisatie van dit type workshops en/of studies. Wellicht zullen die acties dan op een andere manier worden gefinancierd (openbare inschrijving of rechtstreekse organisatie door het agentschap in plaats van cofinanciering), maar zij zullen in wezen op soortgelijke doelen gericht blijven als het communautaire samenwerkingskader.

Via andere communautaire programma's zal worden ingespeeld op specifieke doelstellingen

In het kader van andere communautaire programma's, met name uit hoofde van het cohesie- en het onderzoekbeleid, lopen momenteel specifieke acties op het gebied van paraatheid ten aanzien van accidentele of opzettelijke verontreiniging, die in 2007 zullen worden voortgezet.

Via die programma's kunnen met name activiteiten worden ontplooid die gericht zijn op bepaalde doelstellingen van het communautaire samenwerkingskader waarvoor het EMSA niet bevoegd is: samenwerking met bevoegde plaatselijke autoriteiten en natuurbeschermingsorganisaties bij risicopreventie en interventies; milieueffectbeoordelingen en het schoonmaken van stranden.

Nu reeds kunnen door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) – via de INTERREG-programma's voor transnationale samenwerking – preventiemaatregelen worden gecofinancierd, bijvoorbeeld met betrekking tot de monitoring van het maritiem verkeer, de bescherming van kustgebieden, risicobeheerplannen en –strategieën, databanken en modellen. Bovendien kunnen het EFRO en het Cohesiefonds, overeenkomstig de doelstellingen 1 en 2 van het cohesiebeleid, zorgen voor de medefinanciering van investeringen in haveninfrastructuur die erop gericht is het risico van ongevallen te verminderen en in uitrusting voor snelle interventies en voor de verwerking van afvalstoffen in geval van verontreiniging. De cofinanciering van deze maatregelen kan in de periode 2007-2010 worden voortgezet, conform de drie doelstellingen van het EFRO (convergentie, concurrentievermogen en werkgelegenheid in de regio's, territoriale samenwerking) en de werkingssfeer van het cohesiefonds. Overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt, zal het regionale beleid op dit gebied echter in geen geval in de plaats treden van het Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie (IOPCF).

De verontreiniging van de zee is ook een van de prioriteiten van het programma "duurzaam vervoer over land en zee" van het vijfde en zesde kaderprogramma voor wetenschappelijk onderzoek.

Zo zijn in het raam van het zesde kaderprogramma wel 17 acties met betrekking tot verontreiniging van de zee geïnitieerd, die thans nog lopen. Deze acties betreffen met name de ontwikkeling van methodieken voor risicoanalyse, instrumenten ter ondersteuning van de besluitvorming, detectiesystemen en systemen voor het bergen van geloosde olie. Via andere onderzoekprojecten wordt beoogd een balans op te maken van de mogelijkheden inzake satelliettoepassingen. In het zevende kaderprogramma voor wetenschappelijk onderzoek (2007-2013) zal de ontwikkeling van voorbeeldacties op het gebied van mariene verontreiniging worden voortgezet. Daarnaast is het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek voornemens een institutionele actie inzake maritieme monitoring (MASURE) op te zetten.

De uitwisseling van goede praktijken op Gemeenschapsniveau wordt voortgezet

Nu het communautaire samenwerkingskader niet wordt hernieuwd, zal ook het beheercomité (MCMP) in zijn huidige vorm niet blijven bestaan. De Commissie is er evenwel van overtuigd dat een dergelijk communautair forum voor de uitwisseling van goede praktijken een nuttige bijdrage levert tot de verbetering van de respons op ongevallen in Europees verband.

De Commissie zal er daarom voor zorgen dat ook in de toekomst ten minste jaarlijks een speciale vergadering wordt georganiseerd van de voor paraatheid en respons bevoegde instanties van de lidstaten. Deze vergaderingen zullen hetzij in passende fora, hetzij in het kader van het EMSA worden gehouden en kunnen bijvoorbeeld gewijd zijn aan het trekken van lessen uit de ervaringen die bij specifieke ongevallen zijn opgedaan.

4.2 Versterking van de respons op accidentele verontreiniging van de zee na 2007

Een meer coherente respons in Europees verband

Het communautaire mechanisme voor civiele bescherming vormt sedert 2002 het instrument bij uitstek voor de respons van de Gemeenschap op ongevallen die gepaard gaan met verontreiniging van de zee. De manier waarop het mechanisme na het ongeval met de Prestige en bij de bestrijding van de verontreiniging van de Libanese kusten heeft gefunctioneerd, heeft de doeltreffendheid van de voorzieningen aangetoond.

In de resolutie over de verbetering van de maritieme veiligheid die het Europees Parlement op 27 april 2004 naar aanleiding van de werkzaamheden van de tijdelijke commissie voor de verbetering van de maritieme veiligheid (MARE) heeft aangenomen, onderstreept het Parlement het belang van transnationale samenwerking voor een adequate respons op ongevallen alsmede de noodzaak van een goede coördinatie.

Ook in 2007 en daarna zal het communautaire mechanisme voor civiele bescherming het belangrijkste instrument voor de respons op accidentele verontreiniging van de zee blijven. Doordat het EMSA schepen voor de bestrijding van verontreiniging ter beschikking stelt via het mechanisme wanneer een lidstaat om dit soort bijstand verzoekt, wordt de rol van het mechanisme versterkt.

In dit verband wenst de Commissie de coördinatie tussen het monitoring- en informatiecentrum (MIC) en de eenheid "respons op mariene verontreiniging" van het EMSA te versterken om zo doeltreffend en zo gericht mogelijk te kunnen reageren op eventuele rampen. De interventie naar aanleiding van de recente verontreiniging van de Libanese kusten heeft aangetoond dat het agentschap in staat is de Commissie bij rampen de passende technische bijstand te verlenen: het personeel van het agentschap, dat over de nodige specialistische kennis beschikt, kan ondersteuning bieden aan het MIC en/of aan de getroffen staat; voorts kan het agentschap de lidstaten en de Commissie behulpzaam zijn door de toelevering en analyse van satellietbeelden.

Het agentschap en het MIC hebben formele werkafspraken gemaakt om deze coördinatie te vergemakkelijken: deze betreffen met name de ontwikkeling van een wederzijds alarmeringssysteem, de integratie van het EMSA in het gemeenschappelijke beveiligde noodcommunicatie- en -informatiesysteem (GNCIS) dat in het kader van het mechanisme voor civiele bescherming is opgezet, en de vertegenwoordiging van het EMSA in de teams van deskundigen die op het terrein actief zijn. Deze regelingen zullen in de toekomst periodiek worden geactualiseerd.

Versterking van de operationele ondersteuning van de lidstaten

De Commissie wil de operationele ondersteuning van de lidstaten nog verder ontwikkelen, met name door het ter beschikking stellen van deskundigen in noodsituaties en door de verspreiding bij de lidstaten van de ervaring die in dergelijke situaties is opgedaan.

Het mechanisme zal, dankzij het netwerk waardoor de betrokken instanties van de lidstaten 24 uur per dag met elkaar in verbinding staan, ook in de toekomst een nuttige operationele ondersteuning blijven bieden, met name door de uitwisseling van informatie over de bestaande behoeften. De Commissie wil werk maken van een betere gegevensvergaring bij ongevallen en de verspreiding van periodieke updates bij de deelnemende landen.

De Commissie zal – net zoals zij dat in het geval van de verontreiniging in Libanon heeft gedaan – blijven samenwerken met de andere internationale organisaties die betrokken zijn bij de respons op verontreiniging van de zee, zoals de beheersinstanties van de regionale overeenkomsten en de agentschappen van de Verenigde Naties.

Het communautaire informatiesysteem (CIS) biedt met name ook toegang tot de middelen die door het EMSA ter beschikking worden gesteld. De Commissie zal het beheer blijven voeren over het CIS, dat in het verleden een centrale rol heeft gespeeld bij de samenwerking.

CONCLUSIE

De communautaire actie op het gebied van accidentele of opzettelijke verontreiniging van de zee heeft de voorbije dertig jaar een sterke ontwikkeling gekend: de samenwerking tussen de lidstaten, die aanvankelijk op informele leest was geschoeid, steunt voortaan op een centraal, pan-Europees instrument dat garant staat voor een snelle en adequate respons: het mechanisme voor civiele bescherming. De ervaring met recente rampen heeft geleerd dat Europa, in overleg met de voor mariene verontreiniging bevoegde internationale organisaties en met de steun van het EMSA, snel en doeltreffend weet te reageren.

In het verleden hebben ongevallen die gepaard gingen met verontreiniging van de zee grote gevolgen gehad voor het milieu. De Unie moet al het mogelijke doen om te vermijden dat dergelijke rampen zich nog voordoen: op paraatheid gerichte actie is dus meer dan ooit noodzakelijk. Hoewel het communautaire samenwerkingskader niet wordt hernieuwd, is de Commissie vastbesloten om vanaf 2007 haar strijd tegen de van schepen afkomstige verontreiniging voort te zetten en te intensiveren. Voor het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid is op dit gebied een grotere rol weggelegd. De actie van de Gemeenschap zal daardoor vanaf 2007 nog doeltreffender worden.

[1] Beschikking nr. 2850/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2000 houdende instelling van een communautair kader voor samenwerking op het gebied van door ongevallen veroorzaakte of opzettelijke verontreiniging van de zee.

[2] Beschikking 2001/792/EG,Euratom van de Raad van 23 oktober 2001 tot vaststelling van een communautair mechanisme ter vergemakkel3[pic]king van 2001/792/EG,Euratom van de Raad van 23 oktober 2001 tot vaststelling van een communautair mechanisme ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming.

[3] Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid.

[4] Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid.

[5] Verordening (EG) nr. 724/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid.

[6] Het actieplan is door de Raad van Bestuur van het agentschap aangenomen op zijn negende vergadering, die heeft plaatsgevonden te Lissabon op 21 en 22 oktober 2004 (zie http://www.emsa.eu.int).

[7] Thematische strategie inzake de bescherming en het behoud van het mariene milieu, COM(2005) 504 def. van 24.10.2005.

[8] Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over meerjarenfinanciering voor de acties van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid op het gebied van de bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002.

[9] Dit voorstel voor een verordening is reeds goedgekeurd door de Raad in juni 2006 en door het Europees Parlement in september 2006.