52006DC0799

Verslag van de Commissie - Rapport van de Europese Gemeenschap betreffende de toegewezen hoeveelheid (overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto) /* COM/2006/0799 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 15.12.2006

COM(2006) 799 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Rapport van de Europese Gemeenschap betreffende de toegewezen hoeveelheid (overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto)

1. INLEIDING

Dit rapport is een samenvatting van het door het Europees Milieuagentschap (EMA) opgestelde technisch rapport ("rapport betreffende de toegewezen hoeveelheid" of "TH-rapport") dat bestemd is om namens de Europese Gemeenschap (EG) bij het secretariaat van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) te worden ingediend. Het beoogt een dubbel doel: de berekening van de toegewezen hoeveelheid vergemakkelijken overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van het Protocol van Kyoto (PK), en aantonen dat de Gemeenschap haar emissies van broeikasgassen (BKG) en de haar toegewezen hoeveelheid voor de eerste verbintenisperiode van het PK kan verantwoorden.

Het PK is door de EG and haar lidstaten op 31 mei 2002 bekrachtigd. Ter gelegenheid van die bekrachtiging heeft de Gemeenschap verklaard dat zij en haar lidstaten hun respectieve emissiebeperkings- en -reductieverbintenissen uit hoofde van artikel 3, lid 1, van het PK gezamenlijk zullen nakomen, overeenkomstig artikel 4 van dat protocol. Op het tijdstip van de bekrachtiging omvatte de EG de volgende 15 lidstaten: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. De EG telde dezelfde 15 lidstaten toen het PK in december 1997 werd aangenomen. Overeenkomstig artikel 4, lid 4, van het PK heeft de toetreding van 10 nieuwe lidstaten ná de aanneming van het protocol geen gevolgen voor de verbintenissen van de Gemeenschap uit hoofde van het protocol. Om die reden heeft de berekening die de Gemeenschap van de haar toegewezen hoeveelheid heeft gemaakt, slechts betrekking op de bovengenoemde 15 lidstaten (EU-15). Het TH-rapport bevat ook informatie over de acht nieuwe lidstaten waarvoor krachtens het PK gekwantificeerde emissiebeperkings- of -reductieverplichtingen gelden (Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Slovenië en Slowakije). Voor Cyprus en Malta geldt geen gekwantificeerde emissiebeperkings- of -reductieverplichting uit hoofde van het PK; deze landen blijven in dit rapport dan ook buiten beschouwing.

Overeenkomstig UNFCCC-Besluit 13/CMP.1 (" Modalities for the accounting of assigned amounts under Art. 7(4) of the KP ") dient het TH-rapport twee delen te omvatten, zoals hieronder aangegeven.

2. DEEL 1

a) Volledige inventarissen van antropogene emissies van BKG door bronnen en verwijderingen van BKG door putten

De volledige inventarissen van antropogene emissies door bronnen en verwijderingen door putten van niet krachtens het Protocol van Montreal gereguleerde BKG voor de jaren 1990-2004 zijn opgenomen in bijlage I (EG-inventarisatierapport) en bijlage II (tabellen van het gemeenschappelijk rapportageformat voor de EU-15 en de EU-25) van het door het EMA opgestelde TH-rapport van de EG. De informatie in deze BKG-inventarissen vormt de basis voor de berekening van de aan de Europese Gemeenschap toegewezen hoeveelheid zoals gepresenteerd in deze mededeling.

b) Aanwijzing van het door de Europese Gemeenschap gekozen referentiejaar voor HFK's, PFK's en SF 6 overeenkomstig artikel 3, lid 8

De uitstoot van de EG voor het referentiejaar is de som van de respectieve referentiejaaremissies van de 15 lidstaten die zijn overeengekomen hun individuele verplichtingen krachtens artikel 3 van het PK gezamenlijk na te komen. Deze regel is ook van toepassing voor het referentiejaar voor fluorkoolwaterstoffen (HFK's), perfluorkoolwaterstoffen (PFK's) en zwavelhexafluoride (SF6). Voor deze gassen staat het de in bijlage I van het PK opgenomen partijen vrij hetzij 1995 (overeenkomstig artikel 3, lid 8, van het PK), hetzij het referentiejaar voor de andere broeikasgassen van bijlage A (meestal 1990) te kiezen. Oostenrijk, Frankrijk en Italië hebben als referentiejaar voor deze gassen 1990 gekozen, alle andere lidstaten 1995. Het referentiejaar voor alle andere onder het PK vallende BKG-emissies is 1990 voor de EU-15.

Het referentiejaar voor HFK's, PFK's en SF6 voor de nieuwe lidstaten met verplichtingen uit hoofde van het PK is 1995, behalve voor Slowakije, dat 1990 als referentiejaar voor gefluoreerde gassen heeft gekozen. Het referentiejaar voor alle andere onder het PK vallende BKG-emissies is 1990, behalve voor Polen (1988), Slovenië (1986) en Hongarije (1985-87).

c) Overeenkomst, als bedoeld in artikel 4, welke partijen onderling kunnen sluiten om hun verplichtingen krachtens artikel 3 gezamenlijk na te komen

Artikel 4 van het PK biedt de partijen de mogelijkheid hun respectieve verplichtingen krachtens artikel 3 gezamenlijk na te komen, waarbij zij handelen in het kader van en samen met een regionale organisatie voor economische integratie. Bij de overeenkomst tussen de EG en haar lidstaten om hun respectieve verplichtingen krachtens artikel 3, lid 1, van het PK gezamenlijk na te komen ("gezamenlijke-nalevingsovereenkomst") zijn voor de Gemeenschap en haar lidstaten gekwantificeerde emissiebeperkings- en -reductieverplichtingen vastgesteld voor de eerste verbintenisperiode (2008-2012). Deze verplichtingen zijn bepalend voor de aan de lidstaten toegewezen hoeveelheden uit hoofde van het PK. De volledige tekst van deze overeenkomst is opgenomen in de beschikking van de Raad betreffende de goedkeuring van het PK[1] en is ter kennis van het secretariaat van het UNFCCC gebracht ter gelegenheid van de bekrachtiging door de Gemeenschap en haar lidstaten.

d) Berekening van de toegewezen hoeveelheid overeenkomstig artikel 3, leden 7 en 8, op basis van de inventaris van antropogene emissies door bronnen en verwijderingen door putten van niet krachtens het Protocol van Montreal gereguleerde BKG

De aan de EG toegewezen hoeveelheid overeenkomstig artikel 3, leden 7 en 8, is gelijk aan vijf maal het voor de Gemeenschap in bijlage B van het PK vastgestelde percentage (92 %) van de referentiejaaremissies van de EG. De emissies van de Gemeenschap voor het referentiejaar bedroegen 4.276.359.577 ton kooldioxide-equivalenten (CO 2 -eq.) , wat gelijk is aan de som van de referentiejaaremissies van BKG voor de EU-15. De uit deze berekening voortvloeiende toegewezen hoeveelheden voor de EG en haar lidstaten zijn vastgesteld bij Beschikking xxx/2006/EG[2]. De toegewezen hoeveelheid voor de Gemeenschap bedraagt 19.682.555.325 ton CO 2 -eq . De berekeningen met betrekking tot de toegewezen hoeveelheid voor de Gemeenschap en de respectieve toegewezen hoeveelheden voor elke lidstaat zijn weergegeven in tabel 1. De toegewezen hoeveelheden voor de nieuwe lidstaten zijn weergegeven in tabel 2. De aan elke lidstaat toegewezen hoeveelheid wordt vrijgegeven in het register van die lidstaat.

De herziening van de emissiegegevens van de lidstaten voor het referentiejaar overeenkomstig het PK heeft geresulteerd in een rekenkundig verschil van 11.403.608 ton CO 2 -eq. tussen de aan de EG toegewezen hoeveelheid en de som van de toegewezen hoeveelheden voor de onderscheiden lidstaten van de EU-15. Overeenkomstig Beschikking xxx/2006/EG wordt een met dit verschil overeenstemmende hoeveelheid vrijgegeven in de vorm van toegewezen eenheden in het EG-register.

Tabel 1: Emissies in het referentiejaar en toegewezen hoeveelheden voor de Europese Gemeenschap en de lidstaten die de gezamenlijke-nalevingsovereenkomst hebben gesloten

EG/lidstaat | Emissies in referentiejaar | Emissies in 1990 ten gevolge van ontbossing (art. 3, lid 7, van PK) | Gekwantificeerde emissiereductieverplichting (bijlage B van PK) | Berekende toegewezen hoeveelheid |

ton CO2-eq. | ton CO2-eq. | % | ton CO2-eq. |

Europese Gemeenschap | 4.276.359.577 | 1.619.634 | 92% | 19.682.555.325 |

Gekwantificeerde emissiebeperkings- of -reductieverplichting overeenkomstig de gezamenlijke-nalevingsovereenkomst |

Oostenrijk | 78.959.404 | n.v.t. | 87% | 343.473.407 |

België | 146.890.526 | n.v.t. | 92,5% | 679.368.682 |

Denemarken | 69.323.336 | geen emissies t.g.v. ontbossing | 79% | 273.827.177 |

Finland | 71.096.195 | n.v.t. | 100% | 355.480.975 |

Frankrijk | 563.925.328 | n.v.t. | 100% | 2.819.626.640 |

Duitsland | 1.232.536.951 | n.v.t. | 79% | 4.868.520.955 |

Griekenland | 111.054.072 | n.v.t. | 125% | 694.087.947 |

Ierland | 55.780.237 | geen emissies t.g.v. ontbossing | 113% | 315.158.338 |

Italië | 519.464.323 | n.v.t. | 93,5% | 2.428.495.710 |

Luxemburg | 12.688.140 | n.v.t. | 72% | 45.677.304 |

Nederland | 214.588.451 | 280.212 | 94% | 1.008.565.720 |

Portugal | 60.938.032 | 973.829 | 127% | 386.956.503 |

Spanje | 289.385.637 | n.v.t. | 115% | 1.663.967.412 |

Zweden | 72.281.599 | n.v.t. | 104% | 375.864.317 |

Verenigd Koninkrijk | 779.904.144 | 365.593 | 87,5% | 3.412.080.630 |

* De referentiejaaremissies zijn exclusief emissies en verwijderingen in de sector landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw (LULUCF), maar zij omvatten de emissies ten gevolge van ontbossing voor de lidstaten waarop artikel 3, lid 7, van het PK van toepassing is. Diverse lidstaten hebben ten behoeve van dit rapport hun BKG-inventaris geactualiseerd ten opzichte van de BKG-inventaris die in april 2006 bij het UNFCCC is ingediend.

Tabel 2: Emissies in het referentiejaar en toegewezen hoeveelheden voor de nieuwe lidstaten met verplichtingen uit hoofde van artikel 3 van het PK

Lidstaat | Emissies in referentiejaar, exclusief LULUCF | Emissies in 1990 ten gevolge van ontbossing die in aanmerking worden genomen overeenkomstig art. 3, lid 7, van het PK | Gekwantificeerde emissiereductieverplichting (bijlage B van PK) | Berekende toegewezen hoeveelheid |

ton CO2-eq. | % | ton CO2-eq. |

Tsjechië | 196.280.576 | n.v.t. | 92% | 902.890.649 |

Estland | 43.022.295 | n.v.t. | 92% | 197.902.558 |

Hongarije | 123.034.090 | n.v.t. | 94% | 578.260.222 |

Letland | 25.894.218 | n.v.t. | 92% | 119.113.402 |

Litouwen | 48.103.464 | n.v.t. | 92% | 221.275.934 |

Polen[3] | 565.829.000 | n.v.t. | 94% | 2.673.496.300 |

Slowakije | 73.360.100 | n.v.t. | 92% | 337.456.459 |

Slovenië | 20.203.252 | n.v.t. | 92% | 92.934.961 |

3. DEEL 2

a) Berekening van de reserve voor de verbintenisperiode overeenkomstig Besluit 11/CMP.1

De reserve voor de verbintenisperiode (CPR) is de laagste van de volgende twee waarden: 90 % van de aan een partij toegewezen hoeveelheid, berekend overeenkomstig artikel 3, leden 7 en 8, van het PK, en 100 % van vijf maal de meest recentelijk gecontroleerde inventaris. In tabel 3 zijn de CPR's voor de lidstaten van de EU-15 en de Europese Gemeenschap vermeld. Tabel 4 bevat de CPR's voor de nieuwe lidstaten waarvoor gekwantificeerde emissiebeperkings- of -reductieverplichtingen uit hoofde van artikel 3 van het PK gelden.

Tabel 3: CPR's van de EG en de lidstaten van de EU-15

EG/lidstaat | Berekende toegewezen hoeveelheid | CPR (Berekeningswijze voor de CPR: 90 % van toegewezen hoeveelheid) |

ton CO2-eq. | ton CO2-eq. |

Europese Gemeenschap | 17.704.036.546 |

Oostenrijk | 343.473.407 | 309.126.066 |

België | 679.368.682 | 611.431.814 |

Denemarken | 273.827.177 | 246.444.459 |

Finland | 355.480.975 | 319.932.878 |

Frankrijk | 2.819.626.640 | 2.537.663.976 |

Duitsland | 4.868.520.955 | 4.381.668.860 |

Griekenland | 694.087.947 | 624.679.152 |

Ierland | 315.158.338 | 283.642.504 |

Italië | 2.428.495.710 | 2.185.646.139 |

Luxemburg | 45.677.304 | 41.109.574 |

Nederland | 1.008.565.720 | 907.709.148 |

Portugal | 386.956.503 | 348.260.853 |

Spanje | 1.663.967.412 | 1.497.570.671 |

Zweden | 375.864.317 | 338.277.885 |

Verenigd Koninkrijk | 3.412.080.630 | 3.070.872.567 |

Tabel 4: CPR's van de nieuwe lidstaten met verplichtingen uit hoofde van artikel 3 van het PK

Lidstaat | CPR | Berekeningswijze voor de CPR |

ton CO2-eq. |

Tsjechië | 735.719.710 | 5 * inventaris 2003 |

Estland | 106.806.120 | 5 * inventaris 2004 |

Hongarije | 419.762.705 | 5 * inventaris 2004 |

Letland | 53.730.643 | 5 * inventaris 2004 |

Litouwen | 105.251.557 | 5 * inventaris 2004 |

Polen | 1.942.365.000 | 5 * inventaris 2004 |

Slowakije | 255.230.824 | 5 * inventaris 2004 |

Slovenië | 83.641.463 | 90 % van toegewezen hoeveelheid |

b) Vaststelling van de minimumwaarden voor percentage kroonsluiting, perceeloppervlakte en boomhoogte ten behoeve van de boekhouding in het kader van artikel 3, leden 3 en 4

De lidstaten hebben drempelwaarden vastgesteld voor de definitie van "bos" ten behoeve van de rapportage van hun activiteiten op het gebied van bebossing, herbebossing en ontbossing in het kader van artikel 3, lid 3, van het PK. Omdat de EG de informatie van de lidstaten dient te bundelen, hebben de lidstaten met betrekking tot de vereiste minimumwaarden voor percentage kroonsluiting, perceeloppervlakte en boomhoogte drempelwaarden vastgesteld overeenkomstig de voor rapportage aan de FAO gehanteerde definitie van "bos". Tabel 5 geeft een overzicht van de door de lidstaten gekozen waarden zoals vermeld in hun verslagen met het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid. Tabel 6 biedt een overeenkomstig overzicht voor de nieuwe lidstaten.

Tabel 5: Door de lidstaten van de EU-15 gekozen drempelwaarden voor de definitie van "bos" met het oog op rapportage overeenkomstig artikel 3, lid 3

Lidstaat | Minimumpercentage kroonsluiting (%) | Minimale boomhoogte (m) | Minimumoppervlakte bospercelen (ha) |

Oostenrijk | 30 % | 2 | 0,05 |

België | 20 % | 5 | 0,5 |

Denemarken | 10 % | 5 | 0,5 |

Finland | 10 % | 5 | 0,5 |

Frankrijk | 10 % | 5 | 0,5 |

Duitsland | 10 % | 5 | 0,1 |

Griekenland | niet meegedeeld | niet meegedeeld | niet meegedeeld |

Ierland | 20 % | 5 | 0,1 |

Italië | 10 % | 5 | 0,5 |

Luxemburg | 10 % | 5 | 0,5 |

Nederland | 20 % | 5 | 0,5 |

Portugal | 10 % | 5 | 1 |

Spanje | 20 % | 3 | 1 |

Zweden | 10 % | 5 | 0,5 |

Verenigd Koninkrijk | 20 % | 2 | 0,1 |

Tabel 6: Door de nieuwe lidstaten gekozen drempelwaarden voor de definitie van "bos" met het oog op rapportage overeenkomstig artikel 3, lid 3

Lidstaat | Minimumpercentage kroonsluiting (%) | Minimale boomhoogte (m) | Minimumoppervlakte bospercelen (ha) |

Tsjechië | 30 % | 2 | 0,05 |

Estland | 30 % | 1,3 | 0,5 |

Hongarije | 30 % | 5 | 0,5 |

Letland | 20 % | 5 | 0,1 |

Litouwen | 10 % | 5 | 0,1 |

Polen | 10 % | 2 | 0,1 |

Slowakije | 20 % | 5 | 0,3 |

Slovenië | 30 % | 2 | 0,05 |

c) Aanwijzing van de activiteiten die overeenkomstig artikel 3, lid 4, in aanmerking worden genomen in de boekhouding over de eerste verbintenisperiode

Artikel 3, lid 4, van het PK voorziet in de mogelijkheid om activiteiten op het gebied van bosbeheer, akkerlandbeheer, graaslandbeheer en revegetatie in aanmerking te nemen in de boekhouding van emissies en verwijderingen over de eerste verbintenisperiode. De besluiten van de lidstaten over de aanwijzing van deze activiteiten zijn vervat in hun nationale rapporten uit hoofde van het PK. De inventaris van de EG en de berekening van de toegewezen hoeveelheden zijn gebaseerd op de door de EU-15 aangewezen activiteiten. Tabel 7 geeft een overzicht van de door de lidstaten van de EU-15 overeenkomstig artikel 3, lid 4, aangewezen activiteiten zoals vermeld in hun verslagen met het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid. Tabel 8 vermeldt de door de nieuwe lidstaten overeenkomstig artikel 3, lid 4, aangewezen activiteiten.

Tabel 7: Door de lidstaten van de EU-15 aangewezen activiteiten in het kader van artikel 3, lid 4

Lidstaat | Bosbeheer | Akkerlandbeheer | Graaslandbeheer |

Oostenrijk | - | - | - |

België | - | - | - |

Denemarken | X | X | X |

Finland | nog niet beslist | nog niet beslist | nog niet beslist |

Frankrijk | X | - | - |

Duitsland | nog niet beslist | nog niet beslist | nog niet beslist |

Griekenland | nog niet beslist | nog niet beslist | nog niet beslist |

Ierland | - | - | - |

Italië | X | - | - |

Luxemburg | - | - | - |

Nederland | - | - | - |

Portugal | X | X | X |

Spanje | X | X | - |

Zweden | X | - | - |

Verenigd Koninkrijk | X | - | - |

Tabel 8: Door de nieuwe lidstaten aangewezen activiteiten in het kader van artikel 3, lid 4

Lidstaat | Bosbeheer | Akkerlandbeheer | Graaslandbeheer |

Tsjechië | X | - | - |

Estland | - | - | - |

Hongarije | X | - | - |

Letland | - | - | - |

Litouwen | X | - | - |

Polen | X | nog niet beslist | nog niet beslist |

Slowakije | - | - | - |

Slovenië | X | - | - |

d) Vaststelling van de frequentie waarmee een balans wordt opgemaakt voor de elke onder artikel 3, leden 3 en 4, vallende activiteit

De lidstaten vermelden in hun verslagen met het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid met welke frequentie een balans wordt opgemaakt voor de diverse onder artikel 3, leden 3 en 4, vallende activiteiten. De keuze van de lidstaten is weergegeven in de tabellen 9 en 10.

Tabel 9: Door de lidstaten van de EU-15 gekozen frequentie voor het opmaken van balansen

Lidstaat | Jaarlijkse balans voor elke onder artikel 3, leden 3 en 4, vallende activiteit | Balans opgemaakt aan het einde van de eerste verbintenisperiode voor |

Oostenrijk | elke onder artikel 3, lid 3, vallende activiteit |

België | elke onder artikel 3, lid 3, vallende activiteit |

Denemarken | X |

Finland | elke onder artikel 3, lid 3, vallende activiteit; nog niet beslist voor onder artikel 3, lid 4, vallende activiteiten |

Frankrijk | X |

Duitsland | nog niet beslist | nog niet beslist |

Griekenland | nog niet beslist | nog niet beslist |

Ierland | elke onder artikel 3, lid 3, vallende activiteit |

Italië | elke onder artikel 3, leden 3 en 4, vallende activiteit |

Luxemburg | elke onder artikel 3, lid 3, vallende activiteit |

Nederland | elke onder artikel 3, lid 3, vallende activiteit |

Portugal | elke onder artikel 3, leden 3 en 4, vallende activiteit |

Spanje | elke onder artikel 3, leden 3 en 4, vallende activiteit |

Zweden | elke onder artikel 3, lid 3, vallende activiteit alsook onder artikel 3, lid 4, vallend bosbeheer |

Verenigd Koninkrijk | elke onder artikel 3, lid 3, vallende activiteit alsook onder artikel 3, lid 4, vallend bosbeheer |

Tabel 10: Door de nieuwe lidstaten gekozen frequentie voor het opmaken van balansen

Lidstaat | Jaarlijkse balans | Balans opgemaakt aan het einde van de eerste verbintenisperiode voor |

Tsjechië | elke onder artikel 3, lid 3, vallende activiteit alsook onder artikel 3, lid 4, vallend bosbeheer |

Estland | elke onder artikel 3, lid 3, vallende activiteit |

Hongarije | elke onder artikel 3, lid 3, vallende activiteit alsook onder artikel 3, lid 4, vallend bosbeheer |

Letland | elke onder artikel 3, lid 3, vallende activiteit |

Litouwen | elke onder artikel 3, lid 3, vallende activiteit alsook onder artikel 3, lid 4, vallend bosbeheer |

Polen | elke onder artikel 3, lid 3, vallende activiteit alsook onder artikel 3, lid 4, vallend bosbeheer |

Slowakije | elke onder artikel 3, lid 3, vallende activiteit |

Slovenië | elke onder artikel 3, lid 3, vallende activiteit alsook onder artikel 3, lid 4, vallend bosbeheer |

Elke lidstaat verrekent de netto emissies en verwijderingen ten gevolge van elke onder artikel 3, leden 3 en 4, vallende activiteit, voor zover aangewezen, door de verlening van RMU's of de annulering van PK-eenheden op basis van de overeenkomstige gerapporteerde emissies en verwijderingen ten gevolge van deze activiteiten en de specifieke boekhoudkundige regels ter zake. De EG verleent noch annuleert eenheden op basis van de gerapporteerde emissies en verwijderingen ten gevolge van onder artikel 3, leden 3 en 4, vallende activiteiten. De EG rapporteert aan het einde van de verbintenisperiode het cumulatieve resultaat van de door de lidstaten in hun boekhouding opgevoerde hoeveelheden voor deze activiteiten; dit resultaat stemt overeen met de cumulatieve hoeveelheid welke aan de toegewezen hoeveelheid voor de betrokken lidstaat wordt toegevoegd of daarvan wordt afgetrokken.

e) Beschrijving van het in artikel 5, lid 1, bedoelde nationale systeem, overeenkomstig de richtsnoeren voor het opstellen van de uit hoofde van artikel 7 van het PK vereiste informatie

Het inventarisatiesysteem van de EG heeft ten doel de nauwkeurigheid, vergelijkbaarheid, consistentie, volledigheid, transparantie en tijdige beschikbaarheid te garanderen van de inventarissen die de lidstaten en de Gemeenschap bij de UNFCCC indienen overeenkomstig de UNFCCC-richtsnoeren voor de jaarlijkse inventarissen.

Figuur 1 illustreert het inventarisatiesysteem van de EG. Het directoraat-generaal Milieu van de Europese Commissie (DG Milieu) is verantwoordelijk voor het opstellen van de inventaris voor de EG. Elke lidstaat is verantwoordelijk voor het opstellen van zijn eigen inventaris, waarvan de inhoud de grondslag vormt voor het opstellen van de EG-inventaris. De volgende instellingen verlenen DG Milieu ondersteuning bij het opstellen van de inventaris: het EMA en zijn Europees Thematisch Centrum voor de atmosfeer en klimaatverandering (ETC/ACC) alsook de volgende andere DG's van de Europese Commissie: Eurostat en het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO).

Figuur 1: Inventarisatiesysteem van de EG

Europese Commissie, Directoraat-generaal Milieu

DG Milieu heeft, in overleg met de lidstaten, de algemene verantwoordelijkheid voor de inventaris van de Gemeenschap. Krachtens Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad[4] moeten de lidstaten hun nationale inventarissen en inventarisatierapporten indienen bij DG Milieu van de Europese Commissie; zelf dient de Europese Commissie (DG Milieu) de inventaris en het inventarisatierapport van de EG in bij het UNFCCC-secretariaat.

- De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 9 van Beschikking 280/2004/EG ingestelde Comité klimaatverandering (CCC). Dit comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. Binnen het CCC is werkgroep 1 (“jaarlijkse inventarissen”) ingesteld als regulier orgaan voor de uitwisseling van informatie tussen de Europese Commissie (DG Milieu, Eurostat, GCO), het EMA (ETC/ACC) en de lidstaten.

Europees Milieuagentschap (EMA)

Het EMA assisteert DG Milieu via de werkzaamheden van het ETC/ACC. Het ETC/ACC ondersteunt het EMA bij de volgende activiteiten:

- initiële controles (t/m 28 februari) van de door de lidstaten ingediende informatie in samenwerking met Eurostat en het GCO en verspreiding van de resultaten van de initiële controles (rapporten over de stand van zaken, consistentie- en volledigheidsrapporten);

- overleg met de lidstaten teneinde gegevens en andere overgelegde informatie te verduidelijken;

- opstellen en verspreiden, tegen 28 februari, van de ontwerp-inventaris en het ontwerp-inventarisatierapport van de EG op basis van de door de lidstaten ingediende rapporten;

- opstellen, tegen 15 april, van de definitieve inventaris en het definitieve inventarisatierapport van de EG, met het oog op de indiening daarvan door de Commissie bij het UNFCCC-secretariaat;

- hulp aan de lidstaten bij de rapportage van hun BKG-inventarissen door het ter beschikking stellen van software;

- beheer van de inventarisdatabank en -archieven;

- toepassing van de kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontroleprocedures (QA/QC) voor de EG-inventaris, als omschreven in het QA/QC-programma van de EG.

De specifieke activiteiten van het EMA en het ETC/ACC worden beschreven in hun respectieve jaarlijkse beheerplannen. De werkzaamheden van het EMA en het ETC/ACC worden gefaciliteerd door het Europees Milieuobservatie- en informatienetwerk (Eionet), dat bestaat uit het EMA – dat daarvan het centrale knooppunt vormt en dat de ondersteuning geniet van de Europese thematische centra – en nationale instellingen in de EMA-lidstaten, die milieugegevens op lidstaatniveau verstrekken en/of analyseren (zie http://eionet.eea.eu.int/). De lidstaten worden aangespoord om voor de indiening van hun BKG-gerelateerde informatie bij de Europese Commissie en het ETC/ACC gebruik te maken van het centrale gegevensarchief van Eionet (zie http://cdr.eionet.eu.int/).

Europees Thematisch Centrum voor de atmosfeer en klimaatverandering (ETC/ACC)

Aan de basis van de instelling van het ETC/ACC ligt een contract tussen de Nederlandse woordvoerderorganisatie Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) en het EMA, dat in maart 2001 is gesloten. Per 1 januari 2007 gaat een geactualiseerd contract in met een looptijd van vier jaar (tot 2010). Het ETC/ACC omvat 11 organisaties en instellingen in acht Europese landen. De specifieke activiteiten van het ETC/ACC worden beschreven in zijn jaarlijkse beheerplan.

DG Eurostat

DG Eurostat staat DG Milieu terzijde en werkt met het EMA samen bij QA/QC-activiteiten, zoals omschreven in het QA/QC-programma. Het spitst zich daarbij toe op activiteits- en met name energiegerelateerde gegevens. De specifieke activiteiten van DG Eurostat worden beschreven in zijn jaarlijkse beheerplan.

DG Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (DG GCO)

DG GCO biedt ondersteuning aan DG Milieu en werkt samen met het EMA bij QA/QC-activiteiten met betrekking tot de EG-inventaris, met bijzondere aandacht voor de LULUCF- en de landbouwsector. DG GCO voert deze activiteiten uit in nauwe samenwerking met de lidstaten en de wereld van het wetenschappelijk onderzoek. De specifieke activiteiten van DG GCO worden beschreven in zijn jaarlijkse beheerplan.

Lidstaten

De inventaris van de EG is gebaseerd op de inventarissen van de lidstaten. De geschatte totale hoeveelheid door de Gemeenschap uitgestoten broeikasgassen dient precies overeen te stemmen met de som van de nationale BKG-inventarissen van de lidstaten. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de keuze van de activiteitsgegevens, emissiefactoren en andere parameters die zij voor hun nationale inventarissen gebruiken, alsook voor de correcte toepassing van de methodieken die worden verstrekt in de richtsnoeren van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC), de IPCC-richtsnoeren voor de goede praktijk en de IPCC-richtsnoeren voor de goede praktijk inzake LULUCF. De lidstaten zijn ook verantwoordelijk voor het opzetten van QA/QC-programma's met betrekking tot hun inventarissen.

De rechtsgrond voor het opstellen van de EG-inventaris is Beschikking 280/2004/EG.

Krachtens Beschikking 280/2004/EG is elke lidstaat verplicht een nationaal systeem in het leven te roepen. De op de lidstaten rustende rapportageverplichtingen krachtens Beschikking 280/2004/EG werden nader uitgewerkt in Beschikking 2005/166/EG van de Commissie tot vaststelling van regels voor de uitvoering van Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto[5].

Jaarlijkse procedures

Het jaarlijks herhaalde proces van het opstellen van de EG-inventaris omvat de volgende kernelementen: De lidstaten dienen uiterlijk 15 januari hun jaarlijkse BKG-inventaris in bij DG Milieu van de Europese Commissie. Het ETC/ACC, Eurostat en het GCO voeren vervolgens tot uiterlijk 28 februari initiële controles uit van de ingediende gegevens. Op 28 februari worden de ontwerp-BKG-inventaris en het ontwerp-inventarisatierapport van de EG aan de lidstaten toegezonden, zodat deze hun opmerkingen kunnen maken. De lidstaten controleren hun nationale gegevens en informatie die in het EG-inventarisatierapport zijn gebruikt en doen, indien nodig, tegen 15 maart hun correcties en opmerkingen aan de Commissie toekomen. Deze procedure garandeert dat de BKG-inventaris en het inventarisatierapport van de EG tijdig bij het UNFCCC-secretariaat worden ingediend en dat de door de EG bij het UNFCCC-secretariaat ingediende informatie consistent is met de UNFCCC-gegevens van de lidstaten.

Kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole (QA/QC) met betrekking tot de EG-inventaris

De Europese Commissie (DG Milieu) is verantwoordelijk voor de coördinatie van de QA/QC-activiteiten met betrekking tot de BKG-inventaris van de EG en moet erop toezien dat de doelstellingen van het QA/QC-programma worden geïmplementeerd en dat een QA/QC-plan wordt opgesteld. Het EMA is verantwoordelijk voor de jaarlijkse toepassing van de QA/QC-procedures met betrekking tot de EG-inventaris.

Aangezien de EG-inventaris gebaseerd is op de jaarlijkse inventarissen van de lidstaten, wordt de kwaliteit ervan bepaald door de kwaliteit van de inventarissen van de lidstaten, de QA/QC-procedures van de lidstaten en de kwaliteit van het bundelingsproces. De lidstaten en de EG zelf zijn momenteel bezig met de implementatie van QA/QC-procedures die in overeenstemming zijn met de IPCC-richtsnoeren voor de goede praktijk.

De Gemeenschap heeft een QA/QC-programma opgesteld waarin de kwaliteitsdoelstellingen en het QA/QC-plan voor de inventaris worden beschreven, met inbegrip van de verantwoordelijkheden en tijdschema's voor de toepassing van de QA/QC-procedures. Het QA/QC-programma van de Gemeenschap wordt jaarlijks getoetst en zo nodig gewijzigd of bijgewerkt.

De algemene doelstellingen van het QA/QC-programma van de EG zijn:

- een EG-inventaris van BKG-emissies en -verwijderingen op te stellen die consistent is met de som van de inventarissen van BKG-emissies en -verwijderingen van de lidstaten;

- op EG-niveau passende QA/QC-procedures vast te stellen die in overeenstemming zijn met de eisen van het UNFCCC en het PK;

- bij te dragen tot de verbetering van de kwaliteit van de inventarissen van de lidstaten, en

- assistentie te verlenen bij de tenuitvoerlegging van de nationale QA/QC-programma's.

Daarnaast zijn extra specifieke doelstellingen geformuleerd die moeten garanderen dat de inventaris van de Gemeenschap in overeenstemming is met de UNFCCC-beginselen inzake transparantie, volledigheid, consistentie, vergelijkbaarheid, nauwkeurigheid en tijdige beschikbaarheid van inventarissen.

Daarnaast is een QA/QC-plan opgesteld. Dit plan bevat de QC-procedures die voor en tijdens het samenstellen van de inventaris worden gevolgd. Ook de QA-procedures, de documentatie- en archiveringsprocedures, het tijdschema voor de QA/QC-procedures en de bepalingen in samenhang met het inventarisverbeteringsplan zijn daarin opgenomen.

QC-procedures worden toegepast in verschillende fasen van het opstellen van de EG-inventaris. Om te beginnen wordt op diverse manieren getoetst of de gegevens van de lidstaten consistent en volledig zijn, zodat zij op transparante wijze op EG-niveau kunnen worden gebundeld. Vervolgens wordt gecontroleerd of de gegevens op EG-niveau correct zijn geaggregeerd overeenkomstig de algemene rapportage-eisen. Ten derde wordt een reeks controles m.b.t. de archivering en documentatie van de gegevens uitgevoerd teneinde ook aan diverse andere doelstellingen inzake gegevenskwaliteit te voldoen.

Op basis van het QA/QC-programma van de EG is een leidraad kwaliteitsbeheer opgesteld die alle nadere bijzonderheden betreffende de QA/QC-procedures bevat (met name checklists en formulieren). De EG-leidraad kwaliteitsbeheer is qua structuur afgestemd op drie belangrijke processen (beheer, samenstelling van de inventaris, ondersteuning) van het kwaliteitsbeheersysteem.

De kwaliteitscontroles die plaatsvinden tijdens het opstellen van de inventaris vormen het hart van de leidraad. Kwaliteitscontroles worden toegepast op drie niveaus: a) kwaliteitscontrole op de door de lidstaten ingediende informatie, b) kwaliteitscontrole op de bundeling daarvan tot een EG-inventaris, en c) kwaliteitscontroles m.b.t. het EG-inventarisatierapport.

f) Beschrijving van het nationale register, overeenkomstig de richtsnoeren voor het opstellen van de uit hoofde van artikel 7 van het PK vereiste informatie

De beschrijving van het "nationale" register van de EG volgt de richtsnoeren voor de rapportage welke zijn vervat in Besluit 15/CMP.1, deel II ("Reporting of supplementary information under Art. 7(1), E. National registries") uit hoofde van het PK. Het EG-register wordt bijgehouden door DG Milieu; "harde" koppelingen met de registers van andere partijen zijn er vooralsnog niet. De software die voor het functioneren van het EG-register wordt gebruikt, is ontwikkeld met het oog op de handel in emissierechten in het kader van zowel de EU-handelsregeling als het PK. Beide toepassingen vereisen dat de registers van de deelnemende partijen voldoen aan de standaarden voor gegevensuitwisseling die de VN voor het PK heeft vastgesteld.

Mogelijke discrepanties tussen het EG-register en het onafhankelijk transactielogboek van de VN zullen worden geminimaliseerd via dezelfde aanpak die ook voor de ontwikkeling van het registratiesysteem voor de EU-regeling voor de handel in emissierechten wordt gehanteerd. Voorts is een aantal beveiligingsmaatregelen getroffen om manipulaties door onbevoegden te voorkomen en operateursfouten zoveel mogelijk te beperken. Het publiek krijgt toegang tot relevante informatie in het EG-register, overeenkomstig het internationaal en communautair recht en de eisen van het PK.

[1] Beschikking 2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen, PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1.

[2] Beschikking xx/2006/EG van de Commissie van xx december 2006 tot vaststelling, op grond van Beschikking 2002/358/EG van de Raad, van de respectieve emissieniveaus die in het kader van het Protocol van Kyoto aan de Gemeenschap en elk van haar lidstaten zijn toegewezen.

[3] Polen heeft geen complete tijdreeks van BKG-emissiegegevens tot en met 2004 ingediend. Het in de tabel vermelde emissiecijfer voor het referentiejaar is het cijfer dat op 26 juni 2006 aan de Commissie is meegedeeld. Polen heeft afzonderlijk zijn – in deze tabel vermelde – totale toegewezen hoeveelheid gerapporteerd, die niet met bovenvermeld emissiecijfer in overeenstemming is.

[4] Beschikking 280/2004/EG van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto.

[5] PB L 55 van 1.3.2005, blz. 57.