Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de tenuitvoerlegging van richtlijn 1997/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten /* COM/2006/0514 def. */
NL Brussel, 21.9.2006 COM(2006) 514 definitief MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 1997/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten WOORD VOORAF Deze mededeling heeft tot doel de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten. Voorts is in bijlage II van deze mededeling een vragenlijst voor openbare raadpleging opgenomen. De doelen van de vragenlijst en de beantwoordingsprocedure zijn ook te vinden in die bijlage. MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 1997/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (Voor de EER relevante tekst) INHOUDSOPGAVE WOORD VOORAF (...)2 1. Inleiding (...)4 2. De voornaamste bepalingen van de richtlijn (...)5 3. Definities - Artikel 2 (...)6 4. Werkingssfeer – Uitsluitingen op grond van artikel 3 (...)7 5. Voorschriften betreffende voorafgaande informatie – Artikel 4 (...)8 6. Schriftelijke bevestiging van de informatie – Artikel 5 (...)9 7. Herroepingsrecht – Artikel 6 (...)10 8. Uitvoering - Artikel 7 (...)12 9. Beperkingen van het gebruik van bepaalde technieken voor communicatie op afstand – Artikel 10 (...)12 10. Conclusies (...)13 BIJLAGE I (...)14 BIJLAGE II (...)16 BIJLAGE III (...)20 BIJLAGE IV (...)21 1. Inleiding Alle lidstaten hebben Richtlijn 1997/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten [1] (hierna: “de richtlijn”) omgezet in nationaal recht (zie bijlage I). In dit document (hierna: “het verslag”) brengt de Commissie verslag uit over de tenuitvoerlegging van de richtlijn, zoals is voorgeschreven in artikel 15, lid 4 [2]. Dat de Commissie te laat aan artikel 15, lid 4, heeft voldaan, was aanvankelijk het gevolg van de te late omzetting door enkele van de vijftien lidstaten. De Commissie heeft toen besloten de bekendmaking van het verslag uit te stellen tot na de toetreding van de tien nieuwe lidstaten om een verslag uit te brengen dat de situatie in alle 25 lidstaten dekt. In bijlage II bij dit verslag is een vragenlijst (hierna: “de vragenlijst”) opgenomen. Deze vragenlijst heeft als doel, de belanghebbende partijen te raadplegen over een aantal kwesties in verband met de richtlijn. Met name zal de Commissie beoordelen of de nationale verschillen bij de omzetting als gevolg van de door de richtlijn toegekende regelgevingsbevoegdheid en het gebruik van de minimumclausule in artikel 14, die inhoudt dat de lidstaten ter verhoging van het beschermingsniveau van de consument strengere bepalingen mogen aannemen of handhaven voor zover deze verenigbaar zijn met het verdrag, gevolgen hebben gehad voor de interne markt en voor het vertrouwen van het bedrijfsleven en de consumenten in grensoverschrijdende handel. De Commissie acht het niet wenselijk om voorstellen tot wijziging van de richtlijn in te dienen voordat de diagnostische fase van de evaluatie van het acquis communautaire op consumentengebied (hierna: “het acquis”) is afgesloten (zie bijlage III). Doel van deze evaluatie is, mogelijke tekortkomingen op het gebied van consumentenbescherming op te sporen, met name in het licht van nieuwe marketingpraktijken en –technieken zoals internet en mobiele handel, en tegenstrijdigheden tussen de verschillende onderzochte consumentenrichtlijnen te signaleren. Op basis van het resultaat van de raadpleging aan de hand van de vragenlijst en op basis van de resultaten van de evaluatie zal de Commissie beoordelen of er behoefte is aan meer wetgevingsinitiatieven op het gebied van verkoop op afstand in overeenstemming met de doelstelling van de Commissie om de wetgeving te verbeteren door het regelgevingskader te vereenvoudigen [3]. Bij de beoordeling van de omzettingen van de richtlijn in de lidstaten heeft de Commissie vaak gebruikgemaakt van vertalingen. Sommige van de in dit verslag genoemde omzettingsproblemen kunnen daarom het gevolg zijn van vertaalproblemen. 2. De voornaamste bepalingen van de richtlijn De richtlijn moet ervoor zorgen dat de positie van consumenten die goederen of diensten op afstand kopen, dus zonder persoonlijk contact met de leverancier, niet zwakker is dan die van consumenten die bij de aankoop persoonlijk contact hebben. De richtlijn dekt zowel goederen als diensten. Artikel 3 beperkt de toepassing van de richtlijn echter door bepaalde soorten overeenkomsten uit te sluiten van alle of sommige bepalingen van de richtlijn. Deze uitsluitingen hangen samen met de aard van de betrokken goederen of diensten. Een van deze uitzonderingen betreft de financiële diensten, gezien de complexiteit en de waarde ervan. Zij vallen onder Richtlijn 2002/65/EG [4] betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten, die binnenkort eveneens wordt geëvalueerd [5]. Daarom komen de financiële diensten in dit verslag niet aan de orde. Bij de evaluatie van Richtlijn 2002/65/EG zal echter rekening worden gehouden met de relevante resultaten van de onderhavige evaluatie (zoals de conclusies over “duurzame dragers”). In artikel 4 van de richtlijn wordt de informatie opgesomd waarover de consument moet beschikken voordat een overeenkomst op afstand wordt gesloten. Dit is dezelfde informatie waarover een consument beschikt die persoonlijk contact met de verkoper heeft, namelijk de belangrijkste kenmerken van de goederen of diensten en de prijs inclusief belastingen. De richtlijn schrijft ook voor hoe en wanneer deze informatie moet worden verstrekt. Om de consument na het sluiten van de overeenkomst te beschermen, bepaalt artikel 5 dat hem altijd een adres moet worden meegedeeld waar hij met zijn klachten terecht kan. Deze informatie moet schriftelijk of op een ander duurzaam medium binnen een specifieke termijn worden verstrekt. Bovendien moet op grond van artikel 5, lid 1, de meeste voorafgaande informatie samen met aanvullende informatie die relevant is nadat een overeenkomst in werking is getreden, zoals after sales service en garanties, in de meeste gevallen ook op deze wijze worden bevestigd. Aangezien de consument die goederen of diensten op afstand koopt, bij de bestelling niet volledig kan beoordelen of de aankoop aan zijn behoeften voldoet, voorziet de richtlijn in een herroepingsrecht gedurende ten minste zeven werkdagen. Bij de uitoefening van dit recht hoeft de consument zijn beslissing niet te rechtvaardigen. Er mag geen boete worden opgelegd en er moet snel worden terugbetaald. Alleen de terugzendingskosten mogen hem worden aangerekend. Op grond van artikel 6, lid 3, is het herroepingsrecht niet van toepassing op bepaalde goederen en diensten gezien de aard ervan (zoals bederfelijke waren). De richtlijn beschermt de consument ook tegen te lange uitvoeringstermijnen. Op grond van artikel 7 moet de overeenkomst worden uitgevoerd binnen dertig dagen nadat de bestelling aan de leverancier is toegezonden. De lidstaten mochten desgewenst bepalingen invoeren over vervangende goederen of diensten wanneer de oorspronkelijk bestelde niet beschikbaar zijn. Wanneer van deze mogelijkheid geen gebruik is gemaakt of een leverancier geen vervanging aanbiedt, heeft de consument recht op volledige terugbetaling binnen dertig dagen. Artikel 10 bepaalt dat voorafgaande instemming van de consument is vereist wanneer een leverancier een fax of een oproepautomaat gebruikt. Andere technieken voor communicatie op afstand zijn alleen toegestaan wanneer de consument hier geen bezwaar tegen heeft. Dit verslag heeft geen betrekking op de bepalingen van artikel 9 betreffende niet-gevraagde leveringen, aangezien deze worden vervangen en volledig worden geharmoniseerd door artikel 15 van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken [6]. Ook de bepalingen van artikel 8 betreffende betaling per kaart worden niet in de context van dit verslag besproken, gezien de lopende onderhandelingen over het voorstel van de Commissie betreffende betalingsdiensten [7], waarin intrekking van artikel 8 wordt voorgesteld. De bepalingen over rechterlijk en administratief beroep (artikel 11) zullen worden bekeken in de bredere context van de evaluatie en de werkzaamheden van de Commissie op dit gebied. 3. Definities - Artikel 2 Artikel 2 bevat definities van de kernbegrippen die in de hele richtlijn worden gebruikt. De definities van “consument” en “leverancier” zijn niet specifiek voor de regelgeving voor de verkoop op afstand en zullen worden beoordeeld in het ruimere kader van de evaluatie van het acquis. De definitie van “overeenkomst op afstand” in artikel 2, punt 1, heeft niet tot specifieke problemen geleid. De lidstaten hebben de tekst van de richtlijn in het algemeen tamelijk nauwkeurig gevolgd. Hoewel de Commissie geen specifieke klachten over het begrip “door de leverancier georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand” heeft ontvangen, acht zij het mogelijk dat de consument zich niet realiseert dat de richtlijn niet van toepassing is wanneer een leverancier bij wijze van uitzondering handel op afstand drijft. Verscheidene lidstaten, waaronder Frankrijk, Letland en Slowakije, hebben dit begrip niet omgezet, mogelijkerwijze om dit probleem te verhelpen. De huidige definitie van “techniek voor communicatie op afstand” is volgens de Commisie zo flexibel dat er ook nieuwe technieken voor communicatie op afstand zoals mobiele handel (m-commerce — handel door middel van SMS) onder vallen. Over de omzetting ervan is echter overleg met bepaalde lidstaten noodzakelijk. Zo lijkt bijvoorbeeld Tsjechië “correspondentie” te hebben uitgesloten. Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Letland, Polen, Zweden, Oostenrijk, Slowakije en Slovenië hebben bij de Commissie geen omzetting van de definitie van het begrip “communicatietechniekexploitant” ingediend, terwijl de omzetting door Spanje, Litouwen, Malta en Nederland moet worden verduidelijkt. Verdere kwesties met betrekking tot definities komen verderop in dit verslag aan de orde wanneer en waar zij zich voordoen. 4. Werkingssfeer – Uitsluitingen op grond van artikel 3 Artikel 3 beperkt de werkingssfeer van de richtlijn door bepaalde op afstand gesloten overeenkomsten uit te sluiten van alle of sommige bepalingen van richtlijn. De Commissie moet bepalen of deze uitsluitingen nog opportuun zijn, of zij moeten worden herzien, uitgebreid of ingetrokken. In dit verslag komt een aantal door de Commissie ondervonden problemen aan de orde. De lidstaten hebben deze uitsluitingen op uiteenlopende manieren omgezet. Nederland lijkt bijvoorbeeld alleen de bouw van onroerende zaken te hebben uitgesloten, maar niet de verkoop ervan. De Commissie is gestuit op een aantal kwesties waarin verduidelijking nodig is. Zo heeft België de Commissie niet op de hoogte gesteld van de omzetting van de uitsluitingen in artikel 3, met uitzondering van de financiële diensten. Het is de Commissie bekend dat ten minste enkele ervan zijn omgezet. In aanvulling op de uitsluitingen van artikel 3 voorzien Spanje en Luxemburg in hun nationale wetgeving op het gebied van verkopen op afstand in een algemene uitsluiting van elektronisch afgesloten overeenkomsten, hoewel de richtlijn inzake elektronische handel [8] bepaalt dat deze de richtlijn onverlet laat. Er is behoefte aan meer duidelijkheid over de relatie tussen de timesharing-richtlijn [9] en de richtlijn en over de betekenis van het begrip “rechten op onroerende goederen”. Sommige lidstaten, zoals Hongarije, Denemarken, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk, hebben timesharing expliciet geheel of gedeeltelijk uitgesloten van de werkingssfeer van de omzettingsbepalingen, terwijl andere dit niet hebben gedaan. Door de toegenomen populariteit van veilingen op internet sinds de vaststelling van de richtlijn is het aantal klachten van consumenten aanzienlijk gestegen. Oorspronkelijk waren websites zoals eBay gericht op de verkoop van gebruikte goederen tussen consumenten onderling (“C2C”), maar zij worden steeds meer gebruikt voor de verkoop van nieuwe goederen door bedrijven aan consumenten (“B2C”). De Commissie is op de hoogte van nationale jurisprudentie over de vraag of websites zoals eBay gelijk staan aan veilinghuizen en daarom buiten de richtlijn vallen. Uit de controle van de omzetting is de noodzaak gebleken om de betekenis van het begrip “verkoop bij opbod” in de nationale wetgevingen nader te bezien. In Frankrijk is de uitsluiting bijvoorbeeld beperkt tot “openbare” verkopen bij opbod; in Denemarken is de uitsluiting van toepassing op verkopen bij opbod “die zodanig zijn georganiseerd dat er gewoonlijk een groot aantal bieders op de veilingplaats aanwezig is”. Sommige lidstaten lijken de uitsluiting slechts gedeeltelijk te hebben omgezet (zo houdt de uitsluiting van verkopen bij opbod in Estland slechts in dat het herroepingsrecht niet van toepassing is). Sommige lidstaten, zoals Slovenië, Tsjechië en Griekenland, lijken de gedeeltelijke uitsluitingen van artikel 3, lid 2, te hebben uitgebreid tot alle bepalingen van de richtlijn. In andere landen is de wetgeving in dit opzicht onduidelijk (zoals in Letland, Finland, Litouwen, Nederland, Slovenië, Denemarken, Griekenland, Polen en Hongarije). Zo kan de uitsluiting van “frequent en op gezette tijden langskomende bezorgers” in artikel 3, lid 2, eerste streepje, tot interpretatieproblemen leiden. In de door de Commissie gemaakte vertaling van de Finse wet betreffende verkoop op afstand is sprake van een “regelmatig distributiesysteem” (regular distribution system), hetgeen wellicht een ruimer begrip is. De Hongaarse omzettingswet is van toepassing op dagelijks aan de consument geleverde goederen. In verband met nieuwe ontwikkelingen in de markt, zoals de stijgende tendens om de dagelijkse boodschappen via internet te doen, moet deze uitsluiting opnieuw worden onderzocht. Ook bij deze uitsluitingen is gebruikgemaakt van de minimumclausule. In de Poolse omzettingsbepaling is bijvoorbeeld geen sprake van dranken of dagelijkse consumptiegoederen. De uitsluiting in artikel 3, lid 2, tweede streepje, kan in een aantal lidstaten ook tot interpretatieproblemen hebben geleid. Zo hebben Letland, Litouwen en Polen de uitsluiting uitgebreid tot overeenkomsten waarin de uitvoeringsdatum is vastgesteld op een datum na de sluiting van de overeenkomst. Uit het arrest in de zaak easyCar [10], waarin het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verklaarde dat autoverhuur een dienst voor “vervoer” in de zin van de richtlijn is, volgt dat de richtlijn niet van toepassing is op sommige overeenkomsten op afstand, terwijl dit wel de bedoeling van de Commissie en van ten minste sommige lidstaten was [11]. Ook het begrip ”diensten voor vrijetijdsbesteding” kan onduidelijk zijn. Dit is wellicht de reden dat het recht voor leveranciers om artikel 7, lid 2, in geval van vrijetijdsevenementen in de open lucht in speciale omstandigheden niet toe te passen, alleen is omgezet door Cyprus, Ierland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk. In de lidstaten waar deze uitsluiting is toegepast, kan de vaagheid van het begrip “specifieke omstandigheden” leiden tot rechtsonzekerheid bij zowel consumenten als bedrijven. 5. Voorschriften betreffende voorafgaande informatie – Artikel 4 De voorschriften betreffende voorafgaande informatie in artikel 4 van de richtlijn geven aanleiding tot enkele aanzienlijke interpretatiekwesties. Hoewel veel lidstaten artikel 4, lid 1, letterlijk hebben omgezet, hebben de meeste van hen ook de minimumclausule gebruikt om de consumentenbescherming op nationaal niveau te verbeteren. Uit de controle van de omzetting is gebleken dat sommige voorschriften in bepaalde lidstaten gebrekkig zijn omgezet. Dit verslag is toegespitst op de vereisten die wellicht gebrekkig zijn omgezet als gevolg van de mogelijke problemen bij de interpretatie van de richtlijn. Wellicht is een herziening van het tijdschema en de uitvoeringsvoorwaarden voor het verstrekken van voorafgaande informatie nodig, zodat consumenten naar behoren worden geïnformeerd wanneer zij beslissen over het sluiten van een overeenkomst. De begrippen “tijdig” in artikel 4, lid 1 en “met alle aan de gebruikte techniek voor communicatie op afstand aangepaste middelen, op duidelijke en begrijpelijke wijze” in artikel 4, lid 2, zijn op verschillende manieren uitgelegd. Zo lijkt in Polen voorafgaande informatie te moeten worden verstrekt voordat er een techniek voor communicatie op afstand wordt gebruikt. Voorafgaande informatie over de prijs in artikel 4, lid 1, onder c, is een goed voorbeeld van voorafgaande informatie die bepalend kan zijn voor de vraag of een consument een overeenkomst zal sluiten. Sommige lidstaten, zoals België en Zweden, noemen belastingen niet expliciet in hun wetgeving. De Commissie zal bij hen informeren of belastingen op grond van het nationaal recht altijd bij een prijsopgave zijn inbegrepen. Zij zal ook beoordelen of de richtlijn expliciete verwijzingen moet bevatten naar andere kosten die bij de consument in rekening worden gebracht, zoals boekings- en afhandelingskosten, rekening houdend met artikel 7, lid 4, onder c, van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken. De Commissie is ook op de hoogte van problemen in verband met prijstransparantie en de exploitatie van diensten tegen verhoogd tarief. De Commissie zal nagaan of de richtlijnbepalingen die relevant zijn voor diensten tegen verhoogd tarief moeten worden versterkt, zoals artikel 4, lid 1, onder g, betreffende voorafgaande informatie over kosten voor het gebruik van de techniek voor communicatie op afstand, wanneer die op een andere grondslag dan het basistarief worden berekend. De meeste lidstaten, zoals Oostenrijk, Tsjechië, Denemarken, Finland, Luxemburg, Malta, Slowakije en Slovenië, hebben gebruikgemaakt van de minimumclausule om de vermelding van een adres voor klachten verplicht te stellen, en vele, zoals België, Duitsland, Italië, Nederland, Slovenië en Spanje, vermelden of het herroepingsrecht al dan niet van toepassing is. De minumumclausule is ook op andere manieren toegepast. Zo mag de consument in Italië eisen dat de voorafgaande informatie in het Italiaans wordt verstrekt wanneer er op het individu gerichte communicatiemiddelen worden gebruikt; Estland en Spanje hebben aanvullende informatievereisten over vervangende goederen ingevoerd. Veel lidstaten hebben het eerlijkheidsvereiste van artikel 4, lid 2, niet expliciet omgezet en/of hebben geen expliciete bepalingen over de bescherming van bepaalde categorieën van consumenten zoals minderjarigen. Deze bepalingen komen verderop in deze evaluatie aan de orde. 6. Schriftelijke bevestiging van de informatie – Artikel 5 Artikel 5 schrijft schriftelijke bevestiging van bepaalde informatie voor, met inbegrip van de meeste in artikel 4 genoemde informatie. Daarom moet artikel 5 in samenhang met artikel 4 worden beoordeeld. Het tijdschema voor de schriftelijke bevestiging moet worden beproken met een aantal lidstaten (Denemarken, Duitsland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen). Bij een aantal lidstaten moet worden geïnformeerd naar de aard van de informatie die schriftelijk moet worden bevestigd, aangezien het mogelijk is dat zij bevestiging van de vereiste informatie niet, of slechts deels, verplicht hebben gesteld. Zo hoeft in Tsjechië alleen informatie over de identiteit en het adres van de leverancier schriftelijk te worden bevestigd. Bovendien heeft de minimumclausule geleid tot onderlinge verschillen in de nationale voorschriften, bijvoorbeeld ten aanzien van de taal (Cyprus, Griekenland, Spanje) of aanvullende informatie die schriftelijk moet worden verstrekt. Vooral over de bevestiging van informatie over het herroepingsrecht zijn extra nationale voorschriften ingevoerd. Cyprus heeft een model van een mededeling tot herroeping voorgeschreven, dat samen met de schriftelijke bevestiging aan de consument moet worden verstrekt. In Spanje moet de leverancier bij de schriftelijke bevestiging een herroepings-/intrekkingsdocument met voorgeschreven informatie verschaffen. België is verder gegaan door standaardclausules in een bepaalde vorm voor te schrijven en sancties vast te stellen voor het geval deze niet worden gebruikt. Sommige lidstaten en belanghebbenden hebben aangegeven dat er meer duidelijkheid moet komen over het begrip “duurzame drager” in artikel 5, lid 1, in verband met Richtlijn 2002/65/EG en nieuwe technologieën. Italië heeft interpretatieproblemen voorkomen door striktere voorschriften in te voeren; zo is bevestiging op een ander medium slechts toegestaan indien de consument hiervoor kiest. Litouwen, Tsjechië, Slowakije en Polen hebben het begrip “duurzame drager” niet in hun wetgeving opgenomen. 7. Herroepingsrecht – Artikel 6 Het herroepingrecht dat in vier consumentenrichtlijnen is opgenomen, waaronder artikel 6 van de richtlijn, wordt vaak gebruikt als een typisch voorbeeld van inconsistentie in het acquis – de afkoelingsperiode verschilt bijvoorbeeld van richtlijn tot richtlijn [12] – en van nationale verschillen als gevolg van het gebruik van de minimumclausule. Voor de verkoop op afstand geeft de richtlijn de consument een minimumperiode van zeven werkdagen om de overeenkomst te herroepen. De lidstaten hebben dit vereiste op zeer uiteenlopende manieren omgezet; de meest gebruikelijke perioden zijn zeven werkdagen of veertien kalenderdagen (zie bijlage IV). De omzetting van artikel 6, lid 1, dat voorschrijft hoe lang de afkoelingsperiode duurt en wanneer deze begint, heeft niet veel problemen opgeleverd. De Franse afkoelingsperiode wordt aangegeven in “jours francs”; de exacte betekenis hiervan moet bij de Franse autoriteiten worden nagevraagd. Het tijdstip waarop de periode begint, geeft meer aanleiding voor fundamentele vragen. Zo kan de “ontvangst” van goederen in de verschillende lidstaten uiteenlopend worden uitgelegd. De vraag wanneer de ontvangst plaatsvindt, is bij gelegenheid reeds gesteld (voorbeeld: indien een pakket wordt bezorgd wanneer de consument afwezig is, vindt de ontvangst dan plaats wanneer de postbode het afhaalbewijs in de bus doet of op het moment dat de consument het pakket ophaalt op het postkantoor?) en zal bij de algemene evaluatie van het acquis aan de orde komen. De Commissie vraagt zich ook af of de behandeling van bezorging in gedeelten opnieuw moet worden onderzocht tijdens de evaluatie. In Duitsland, Estland, Letland en Zweden bepaalt de nationale wet dat de periode loopt vanaf de eerste aflevering van een deel van de goederen. Overweging 10 lijkt deze interpretatie toe te staan. Wanneer een bestelling verscheidene producten betreft, heeft de consument volgens de Commissie recht op een afkoelingsperiode na de bezorging van elk van de bestelde producten. Dit geldt echter niet wanneer een bestelling van een enkel product in verschillende afleveringen wordt afgehandeld. Zo moet een bestelling per internet van verschillende boeken (bijvoorbeeld een roman en een biografie) die niet ineens kunnen worden geleverd omdat een van de boeken niet beschikbaar is, niet op dezelfde manier worden behandeld als een overeenkomst voor de levering van een meerdelige encyclopedie gedurende een bepaalde periode. De financiële gevolgen van de herroeping van een overeenkomst en/of de terugbetalingstermijn (artikel 6, leden 1 en 2), moet ook worden besproken met een aantal lidstaten. Zo lijkt Tsjechië artikel 6, lid 2, niet te hebben omgezet; Duitsland en Litouwen hebben geen termijn voor de terugbetaling vastgesteld. De omzetting van Hongarije is onduidelijk, evenals die van Oostenrijk en Zweden wat de boetes betreft. In Finland moet de terugbetaling plaatsvinden binnen 30 dagen na de terugzending. Aangezien de richtlijn niet vermeldt wanneer de periode van dertig dagen ingaat (mededeling van herroeping, ontvangst van de waren door de leverancier) is onduidelijk of deze interpretatie aanvaardbaar is. In artikel 6, lid 3, worden de uitzonderingen op het herroepingsrecht opgesomd. In het algemeen lijken deze uitzondering adequaat te zijn omgezet, hoewel er enkele verduidelijkingen noodzakelijk zijn; zo is de uitzondering van artikel 6, lid 3, vierde streepje, in Spanje, Luxemburg, Italië en Polen wellicht ruimer uitgelegd dan de richtlijn toestaat. Deze uitzonderingen zullen in het kader van de evaluatie nauwkeurig worden onderzocht om te bepalen of zij nog actueel zijn. Ook bij de omzetting van artikel 6 is de minimumclausule gebruikt. Sommige uitzonderingen van artikel 6, lid 3, zijn niet in de hele Europese Unie op dezelfde wijze omgezet. In België zijn de uitzonderingen bijvoorbeeld niet van toepassing wanneer een leverancier bij het verstrekken van de voorafgaande informatie niet heeft vermeld dat er geen herroepingsrecht is en in Denemarken geldt de uitzondering voor kranten alleen in bepaalde omstandigheden. De nationale verschillen komen bijzonder duidelijk naar voren bij de voorwaarden voor de uitoefening van het herroepingsrecht: in Portugal moeten de waren binnen dertig dagen worden teruggestuurd; in sommige lidstaten is de formulering van de mededeling van herroeping vastgelegd; verscheidene lidstaten, waaronder het Verenigd Koninkrijk, Finland en Portugal, hebben voorschriften ingevoerd over zorgplicht zolang de goederen in het bezit van de consument zijn. De lidstaten hebben ook verschillend gebruikgemaakt van hun regelgevingsbevoegdheid ten aanzien van de kosten van de terugzending van de goederen: betaling door de klant in alle gevallen (bijv. Cyprus), betaling door de klant in bepaalde gevallen (Verenigd Koninkrijk, Ierland, België), betaling door de klant wanneer de leverancier dit bepaalt (Estland, Malta) en betaling door de leverancier wanneer terugzending mogelijk is per normale post (Finland). In Estland zijn bij terugzending van de goederen de eerste 10 euro van de kosten voor rekening van de consument. Niet alle lidstaten hebben melding gemaakt van omzetting van artikel 6, lid 4, betreffende de ontbinding van de leningsovereenkomst bij gebruikmaking van het recht om de overeenkomst te herroepen (bijv. Slovenië) en bij andere lidstaten moet deze nader worden opgehelderd (Tsjechië, Cyprus, Polen). Tot slot moet worden opgemerkt dat de Belgische omzettingsmaatregel toestaat dat er specifieke voorschriften voor kleine en middelgrote ondernemingen worden ingevoerd. Hoewel de Commissie niet over bewijs beschikt dat van deze bevoegdheid gebruik is gemaakt, kunnen dergelijke voorschriften in strijd zijn met de richtlijn. 8. Uitvoering - Artikel 7 In het algemeen geeft de omzetting van artikel 7 betreffende de uitvoering van de overeenkomst problemen met de tijdsschema’s. Opgemerkt moet worden dat noch Tsjechië, noch Duitsland hun omzetting van artikel 7, lid 1, hebben aangemeld. De belangrijkste opmerking die over artikel 7 moet worden gemaakt, is dat de gebruikte terminologie in de richtlijn en met name in genoemd artikel inconsistent is. In artikel 7 is er namelijk sprake van “dagen” terwijl in artikel 6 de term “werkdagen” wordt gebruikt. Bovendien wordt het tijdstip waarop deze periode ingaat wel aangegeven in artikel 7, lid 1, (“vanaf de dag volgend op die” van de bestelling), maar niet in artikel 7, lid 2. Artikel 7, lid 2, in de huidige formulering is op veel verschillende manieren uitgelegd. Volgens de interpretatie van sommige sommige lidstaten is de bepaling ten aanzien van de termijn alleen van toepassing op de terugbetaling, en bij andere zowel op de terugbetaling als op de mededeling dat de goederen of diensten niet beschikbaar zijn. Deze kwestie moet worden besproken met Estland, Griekenland, Hongarije, Letland, Litouwen, Nederland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk. Daarentegen hebben sommige lidstaten zoals Finland, Cyprus, Slovenië en Slowakije alle of sommige van de termijnvoorschriften enger uitgelegd. Andere, zoals Frankrijk en Denemarken, leggen een financiële sanctie in de vorm van een rente op. Ook de omzetting van artikel 7, lid 3, is zwak in sommige lidstaten. In Italië ontbreekt de formulering “op een duidelijke en begrijpelijke wijze” bij de bepaling dat de consument in kennis moet worden gesteld van de mogelijkheid dat de leverancier vervangende goederen of diensten kan leveren. Estland heeft dit probleem vermeden door dit informatievoorschrift op te nemen in de bepalingen waarmee de artikelen 4 en 5 worden omgezet. België, Luxemburg, Denemarken, Duitsland en Oostenrijk hebben kennelijk hun discretionaire bevoegdheid uitgeoefend door de bepalingen over vervangende goederen in artikel 7, lid 3, niet om te zetten. 9. Beperkingen van het gebruik van bepaalde technieken voor communicatie op afstand – Artikel 10 Veel lidstaten hebben hun nationale bepalingen tot omzetting van dit artikel geheel niet of slechts ten dele aangemeld. Dit kan worden gerechtvaardigd door het feit dat deze beperkingen ook in latere communautaire wetgeving zijn geregeld. Richtlijn 2002/58/EG betreffende privacy en elektronische communicatie [13] vereist namelijk dat het gebruik van geautomatiseerde oproepsystemen zonder menselijke tussenkomst, faxmachines of e-mail voor direct-marketing alleen is toegestaan bij abonnees die voorafgaande toestemming hebben gegeven (“opt-in”-systeem). Voor zover het andere vormen van communicatie op afstand betreft, kunnen de lidstaten zelf beslissen of zij een opt-in of een opt-out-systeem kiezen. 10. Conclusies De omzetting van de richtlijn in de lidstaten levert een aantal vaststaande of schijnbare problemen op. Vele hiervan zijn toe te schrijven aan de formulering van de richtlijn. Hoewel de richtlijn voldoende flexibel lijkt om nieuwe technologieën en vormen van marketing te dekken, zal de praktische toepassing van de richtlijn de tand des tijds wellicht niet doorstaan. De rechten en verplichtingen in de richtlijn kunnen niet altijd naar behoren worden toegepast. Bovendien zijn bij de controle van de omzetting aanzienlijke verschillen tussen de nationale wetten door het gebruik van de minimumclausule naar voren gekomen. Het is in dit stadium onduidelijk in hoeverre deze verschillen hun weerslag hebben op het functioneren van de interne markt en op het vertrouwen van de consument. Dit moet door de Commissie worden onderzocht om te kunnen beslissen of de richtlijn moet worden herzien. Al deze kwesties worden nader onderzocht tijdens de evaluatie van het acquis. Hierbij moet de Commissie niet alleen de consumentenbeschermingswetgeving in aanmerking nemen, maar ook andere gebieden van Gemeenschapswetgeving zoals elektronische handel en privacy. BIJLAGE I Tabel met nationale tenuitvoerleggingsmaatregelen van lidstaten Lidstaat | Tenuitvoerleggingsmaatregelen die op 1 april 2006 bij de Commissie bekend waren | Inwerkingtredingsdatum | Oostenrijk | Bundesgesetz, mit dem Bestimmungen über den Vertragsabschluß in Fernabsatz in das Konsumentenschutzgesetz eingefügt und das Bundesgesetz gegen den unlauteren Wettbewerb 1984 sowie das Produkthaftungsgesetz geändert werden (Fernabsatz-Gesetz) BGBl. Nr. 185/1999 | 1 juni 2000 | België | Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, gewijzigd bij de wet van 25 mei 1999, waarmee de Europese richtlijn betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten wordt omgezet. | 1 november 1999? | Cyprus | Ο περί της Σύναψης Καταναλωτικών Συμβάσεων εξ Αποστάσεως Νόμος του 2000 (Ν.14(Ι)/2000) | 28 maart 2000 | Tsjechië | Zákon č. 367/2000 Sb., kterým se mění zákon č. 40/1964 Sb., občanský zákoník, ve znění pozdějších předpisů, a některé další zákony | 1 januari 2001 | Denemarken | Bekendtgørelse af lov om visse forbrugeraftaler (Dørsalg mv., fjernsalg og løbende tjenesteydelser) (Forbrugeraftaleloven), som ændret ved lov nr 262 af 6. maj 1993, lov nr. 1098 af 21.december og lov nr. 442 af 31. maj 2000. | 1 juni 2000 en 1 juli 2000 | Estland | Võlaõigusseadus RT I 2004, 37, 255 | 1 mei 2004 | Finland | Laki kuluttajansuojalain muuttamisesta, 15.12.2000 (Suomen säädöskokoelma 2000 N° 1072)Laki kuluttajansuojalain muuttamisesta, 15.12.2000 (Suomen säädöskokoelma 2000 N° 1073) | 1 maart 2001 | Frankrijk | Articles 5 à 15 de l’ordonnance n° 2001-741 du 23 août 2001 et Article 36 de la Loi n°2001-1062 du 15 novembre 2001 relative à la sécurité quotidienne | 25 augustus 2001 | Duitsland | Gesetz über Fernabsatzverträge und andere Fragen des Verbraucherrechts sowie zur Umstellung von Vorschriften auf Euro vom 27. Juni 2000 | 30 juni 2000 | Griekenland | Κοινή Υπουργική Απόφαση Ζ1-496/2000 περί πωλήσεων από απόσταση και συγκριτικής διαφήμισης, τροποποιητική του Ν.2251/94 για την Προστασία των Καταναλωτών | 18 december 2000 | Hongarije | 1997. évi CLV. törvény a fogyasztóvédelemről17/1999. (II. 5.) Korm. rendelet a távollévők között kötött szerződésekről | Geen informatie | Ierland | European Communities (Protection of Consumers in Respect of Contracts made by Means of Distance Communication) Regulations 2001 (S.I. 207 of 2001) | 15 mei 2001 | Italië | Decreto Legislativo 6 settembre 2005, n.206, “Codice del consumo, a norma dell’ articolo 7 della legge 29 luglio 2003, n.229”. | 23 oktober 2005(Aanvankelijk omgezet in een decreet dat in oktober 1999 in werking is getreden) | Letland | Patērētāju tiesību aizsardzības likums, Grozījumi: 22.11.2001. likums Miniostru kabineta 2002.gada.28 maija noteikumi Nr 207 “Noteikumi par distances lîgumi” | Geen informatie | Litouwen | Lietuvos Respublikos vartotojų teisių gynimo įstatymo pakeitimo įstatymas Nr. VIII – 1946 (nauja redakcija)Lietuvos Respublikos ūkio ministro 2001 m. rugpjūčio 17 d. įsakymas Nr.258 „Dėl daiktų pardavimo ir paslaugų teikimo, kai sutartys sudaromos naudojant ryšio priemones, taisyklių patvirtinimo | Geen informatie | Luxemburg | Loi du 16 avril 2003 concernant la protection des consommateurs en matière de contrats à distance et abrogeant l’article 7 de la loi modifiée du 25 août 1983 relative à la protection juridique du consommateur | 11 mei 2003 | Malta | Distance Selling Regulations (LN186/01)Consumer Affairs Act (Chapter 378) | 1 januari 2002 | Nederland | Wet van 21.12.2000 tot aanpassing van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aan richtlijn nr. 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PbEG L 144) (21 december 2000) | 1 februari 2001 | Polen | Ustawa z dnia 2 marca 2000r. o ochronie niektórych praw konsumentów oraz o odpowiedzialności za szkodę wyrzadzoną przez produkt niebezpieczny | 30 juni 2000 | Portugal | Decreto-Lei nº 143/2001 de 26 de Abril 2000 | 25 mei 2001 | Slowakije | Zákon č. 108/2000 Z. z. o ochrane spotrebiteľa pri podomovom predaji a zásielkovom predaji | 1 april 2000 | Slovenië | Zakon o varstvu potrošnikov - uradno prečiščeno besedilo (N 700-01/190-6/24 (ZVPot-UPB1)) | 2003 | Spanje | Ley 47/2002, de 19 de diciembre, de reforma de la Ley 7/1996, de 15 de enero, de Ordenación del Comercio Minorista, para la transposición al ordenamiento jurídico español de la Directiva 97/7/CE, en materia de contratos a distancia, y para la adaptación de la Ley a diversas Directivas comunitarias | 1 januari 2003 | Zweden | Lag (2000:274) om konsumentskydd vid distansavtal och hemforsaljningsavtal | 1 juni 2000 | United Kingdom | The Consumer Protection (Distance Selling) Regulations 2000 (SI 2000 No. 2334) as amended by The Consumer Protection (Distance Selling) (Amendment) Regulations 2005 (SI 2005 No. 689) | 31 oktober 2000 | BIJLAGE II Vragen voor de openbare raadpleging De Commissie wil de standpunten verzamelen van de lidstaten en de belanghebbenden over de toepassing van de richtlijn en de geschiktheid ervan voor nieuwe marktomstandigheden en/of producten. Hiertoe is een vragenlijst voor openbare raadpleging samengesteld. Deze moet worden onderzocht in combinatie met het verslag waaraan de vragenlijst als bijlage is toegevoegd, om een volledig beeld te krijgen van de problemen met de verkoop op afstand die de Commissie tot nu toe heeft onderkend. Ook opmerkingen over problemen die in het verslag of deze vragenlijst niet aan de orde komen, zijn welkom. Na afloop van de raadplegingsperiode zal de Commissie op haar website een samenvatting van de antwoorden publiceren. De antwoorden en opmerkingen van belanghebbende partijen zullen ook openbaar worden gemaakt op de website van de Europese Commissie, tenzij de afzender expliciet te kennen heeft dat hij dit niet wenst. Deze antwoorden worden ingevoerd in het gegevensbestand dat op het ogenblik wordt samengesteld om de meer algemene evaluatie van het consumentenwetgevingskader te kunnen verrichten. De Commissie zal nagaan of er behoefte is aan een openbare hoorzitting om de discussie over de in het verslag en in deze vragenlijst naar voren gekomen kwesties voort te zetten. Hierbij zal de Commissie ook rekening houden met de resultaten van de openbare raadpleging die van start zal gaan met het groenboek over de meer algemene evaluatie van het consumentenwetgevingskader. In dit groenboek wordt verslag gedaan van de stand van zaken bij de evaluatie van het acquis. Op basis van de tot dusverre verzamelde informatie zullen hierin ook mogelijkheden voor de hervorming van het consumentenwetgevingskader worden voorgesteld en de standpunten van de lidstaten en belanghebbenden over de verder te nemen stappen worden verzameld. De goedkeuring van dit groenboek is gepland in de herfst van 2006. De belanghebbende partijen die de vragenlijst wensen te beantwoorden, wordt verzocht hun antwoorden voor 21.11.2006 bij de Commissie in te dienen. Beantwoord de vragen zo uitvoerig mogelijk en is stuur uw bijdrage (met de vermelding “Eerste raadpleging over de richtlijn ‘verkoop op afstand”) naar: Europese Commissie Directoraat-generaal Gezondheid en consumentenbescherming Wetstraat 200 B-1049 Brussel België of per e-mail naar SANCO-B2@ec.europa.eu Artikel 2 - Definities 1. Zijn de huidige definities van “consument” en “leverancier” adequaat voor het gebied waarop Richtlijn 97/7/EG betrekking heeft? (Deze kwestie zal ook bij de algemene evaluatie van het consumentenacquis aan de orde komen)2. Is de huidige definitie van een “overeenkomst op afstand” voldoende duidelijk? Is met name de term “door de leverancier georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand” duidelijk of moet de consumentenbescherming worden uitgebreid tot alle overeenkomsten op afstand, ongeacht of handel op afstand een gebruikelijke activiteit van de leverancier is? 3. Is de huidige definitie van een “overeenkomst op afstand” voldoende duidelijk? 4. Zou een definitie van het begrip “communicatietechniekexploitant” een toegevoegde waarde hebben? 5. Zijn er definities van andere begrippen onduidelijk, of zijn er andere begrippen in verband met verkoop op afstand die gedefinieerd moeten worden? | Artikel 3 - Vrijstellingen 6. Moeten de huidige uitsluitingen worden herzien, uitgebreid of ingetrokken in verband met nieuwe marktontwikkelingen (bijvoorbeeld het downloaden van muziek of andere diensten) en/of technologieën (bijvoorbeeld de opkomst van m-commerce) of interpretatieproblemen (bijvoorbeeld het easyCar-arrest waarin het Europees Hof van Justitie verklaarde dat autoverhuur een “vervoersdienst” is en daarom buiten de werkingssfeer van de richtlijn valt; gebruik van algemene termen zoals “diensten voor vrijetijdsbesteding”)?7. Heeft de door artikel 18 van Richtlijn 2002/65/EG in de richtlijn ingevoerde definitie van financiële diensten problemen opgelost die de lidstaten aanvankelijk wellicht ondervonden bij de omzetting van de richtlijn? (Deze kwestie wordt nader onderzocht bij de evaluatie van Richtlijn 2002/65/EG).8. Leidt de uitsluiting van overeenkomsten voor de bouw en de verkoop van onroerende goederen of betreffende rechten op onroerende goederen tot interpretatieproblemen, bijvoorbeeld over de relatie tussen deze richtlijn met de timesharing-richtlijn? 9. Moeten veilingen of specifieke soorten veilingen onder de richtlijn vallen? | Artikel 4 - Voorafgaande informatie 10. Kan artikel 4 worden verbeterd (bijvoorbeeld duidelijkere bepalingen over het tijdschema en de vorm van de voorafgaande informatie; invoering van aanvullende voorschriften of intrekking van bepaalde voorschriften)?11. Worden alle categorieën consumenten (zoals minderjarigen) voldoende beschermd door de richtlijn? Zo nee, hoe kan hun bescherming worden verbeterd? | Artikel 5 – Schriftelijke bevestiging 12. Kan artikel 5 worden verbeterd, bijvoorbeeld door de invoering van een definitie van “duurzame drager” zoals in Richtlijn 2002/65/EG of door invoering van meer schriftelijk te bevestigen informatie of schrapping van bepaalde informatie)?13. Zou de samenvoeging van de informatievereisten van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 1, deze voorschriften voor de consument en de leverancier vereenvoudigen? | Artikel 6 - Herroepingsrecht 14. Moet de lengte van de afkoelingsperiode bij de verkoop op afstand naar uw mening in de lidstaten worden geharmoniseerd en zo ja, hoe lang zou deze periode moeten duren? (De vraag of de lengte van de afkoelingsperiode in de verschillende consumentenrichtlijnen moet worden geharmoniseerd, zal bij de algemene evaluatie van het consumentenacquis aan de orde komen. U kunt hier echter uw eventuele opmerkingen plaatsen.)15. Moeten de voorschriften betreffende de uitoefening van het herroepingsrecht en de gevolgen daarvan worden verduidelijkt?16. Moeten de huidige uitsluitingen van het herroepingsrecht worden herzien, uitgebreid of ingetrokken in verband met nieuwe marktontwikkelingen en/of technologieën?17. Moeten de bepalingen over de terugzendingskosten bij de verkoop op afstand worden geharmoniseerd en zo ja, wie moet deze kosten betalen? (Deze kwestie zal ook bij de algemene evaluatie van het consumentenacquis aan de orde komen.) | Artikel 7 - Uitvoering 18. Zorgen de bepalingen van artikel 7 voor een behoorlijke uitvoering van overeenkomsten op afstand? Zijn bijvoorbeeld de bepalingen over het tijdschema en de vorm duidelijk?19. Moet de optionele bepaling over vervangende goederen in artikel 7, lid 3, verplicht worden gesteld om het niveau van consumentenbescherming in de hele interne markt te verhogen? | Artikel 10 20. Moet artikel 10 uitdrukkelijk worden ingetrokken om de relatie tussen artikel 10 en Richtlijn 2002/58/EG betreffende privacy en elektronische communicatie te verduidelijken? | Algemene vragen 21. Welke invloed heeft het gebruik van de minimumclausule (d.w.z de mogelijkheid voor lidstaten om bepalingen met een hoger niveau van consumentenbescherming te handhaven of aan te nemen) op de grensoverschrijdende handel en de mededinging? Heeft dit gebruik bijvoorbeeld de grensoverschrijdende handel of de uitoefening van het recht van vestiging belemmerd? Zo ja, geef voorbeelden.22. Heeft u andere problemen ondervonden met de regelgeving van de verkoop op afstand in de huidige vorm? 23. Zijn er naar uw mening andere aspecten van de verkoop op afstand die gereguleerd moeten worden? | BIJLAGE III Geëvalueerde consumentenrichtlijnen Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (PB L 372 van 31.12.1985, blz. 31). Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59). Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29). Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen (PB L 280 van 29.10.1994, blz. 83). Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19). Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PB L 80 van 18.3.1998, blz. 27). Richtlijn 98/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 51). Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12). BIJLAGE IV Duur van de afkoelingsperiode in de lidstaten Lidstaat | Duur van de afkoelingsperiode | Oostenrijk | 7 werkdagen (zaterdag expliciet uitgesloten) | België | 7 werkdagen | Cyprus | 14 dagen | Tsjechië | 14 dagen | Denemarken | 14 dagen | Estland | 14 dagen | Finland | 14 dagen | Frankrijk | 7 werkdagen? (betekenis van “jours francs” moet worden opgehelderd) | Duitsland | 2 weken | Griekenland | 10 werkdagen | Hongarije | 8 werkdagen | Ierland | 7 werkdagen | Italië | 10 werkdagen | Letland | minimaal 14 dagen | Litouwen | 7 werkdagen | Luxemburg | 7 werkdagen | Malta | 15 dagen | Nederland | 7 werkdagen | Polen | 10 dagen | Portugal | 14 dagen | Slowakije | 7 werkdagen | Slovenië | 15 dagen | Spanje | 7 werkdagen op basis van de wet van het land van levering | Zweden | 14 dagen | Verenigd Koninkrijk | 7 werkdagen | [1] PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19. [2] Artikel 15, lid 4, luidt: “Uiterlijk 4 jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot herziening van deze richtlijn.” [3] Zie de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 16 maart 2005 “Betere regelgeving met het oog op economische groei en meer banen in de Europese Unie” (COM(2005) 97 definitief) en de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 25 oktober 2005 “Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap - Een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving” (COM(2005) 535 definitief). De evaluatie van het acquis op consumentenbeschermingsgebied maakt deel uit van het lopend programma voor vereenvoudiging in de bijlage bij laatstgenoemde mededeling. [4] Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad, PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16. [5] Mededeling van de Commissie van 6 april 2006 - Evaluatie van Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad ((COM(2006) 161 definitief). [6] Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad („Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”), PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22. [7] Voorgesteld artikel 81 van COM(2005) 603 definitief. [8] Zie artikel 1, lid 3, gelezen in samenhang met overweging 11 van Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("Richtlijn inzake elektronische handel"), PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1. [9] Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen, PB L 280 van 29.10.1994, blz. 83. [10] Zaak C-336/03, easyCar (UK) Ltd tegen Office of Fair Trading, Jurispr. 2005, blz. I-1947. [11] Frankrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. [12] In de timesharing-richtlijn is sprake van minimaal 10 kalenderdagen, terwijl colportagerichtlijn 85/577/EEG minimaal 7 dagen voorschrijft (Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, PB L 372 van 31.12.1985, blz. 31). De richtlijn betreffende verkoop op afstand van financiële diensten schrijft 14 kalenderdagen voor. [13] Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37. --------------------------------------------------