30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 146/10


Advies van het Comité van de Regio's „Huisvesting en regionaal beleid”

(2007/C 146/02)

Huisvesting is niet alleen een zaak van stenen en cement maar heeft ook te maken met de buurten en gemeenschappen waarin mensen leven. Bij het aanpakken van de huisvestingsproblematiek moet ernaar worden gestreefd dat mensen kunnen (samen)leven in veiligere, schonere en groenere buurten in steden en regio's. Een ander facet van de huisvestingsproblematiek houdt verband met toegang tot werkgelegenheid, vervoer, diensten en de totstandbrenging van een kwaliteitsvolle omgeving. Hoewel huisvesting geen specifieke bevoegdheid van de Europese Unie is, zijn toch tal van beleidslijnen rechtstreeks of onrechtstreeks van invloed op huisvestingskwesties. Dit geldt met name voor het beleid m.b.t. stedelijk milieu, energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen, geluidshinder en gezondheid, alsook voltooiing van de interne markt voor diensten en mededinging.

Nieuwe lidstaten kunnen tot 3 % van de EFRO-toewijzing aan de betrokken operationele programma's, hetzij 2 % van de totale EFRO-toewijzing voor huisvesting gebruiken en het advies bevat praktisch advies en goede praktijkvoorbeelden uit de hele EU die dergelijke uitgaven ondersteunen. Zo worden ideeën aangereikt ter verbetering van de concrete relatie tussen landschap en gebouwen, woningen, werkgelegenheid en lokale diensten, m.b.t. energie-efficiëntie en duurzame ontwikkeling, en ter voorkoming van gettovorming in woonwijken.

Alle lidstaten moeten aandacht schenken aan de rol van opleiding bij de totstandbrenging van duurzame gemeenschappen. Opleiding van plaatselijke bewoners in de vaardigheden die nodig zijn om hun woongebieden te verbeteren, groene ruimte te ontwikkelen en de energie-efficiëntie te verhogen kan een oplossing bieden voor in verval geraakte buurten en en nieuwe bron van werkgelegenheid creëren.

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

GEZIEN de brief van 28 september 2006 waarin het Europees Parlement, overeenkomstig artikel 265 (4) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Comité van de Regio's verzoekt een advies op te stellen over „Huisvesting en regionaal beleid”;

GEZIEN het besluit van zijn voorzitter d.d. 20 november 2006 om de commissie Territoriale samenhang met het opstellen van een advies over dit onderwerp te belasten;

GEZIEN het ontwerpverslag van het Europees Parlement over „Huisvestingsbeleid en regionaal beleid” (2006/2108(INI)) (rapporteur: Andria (IT/ALDE));

GEZIEN zijn advies over „De steden en het cohesiebeleid: de bijdrage van steden en agglomeraties aan groei en werkgelegenheid in de regio's” (CdR 38/2006 fin);

GEZIEN de conclusies van de op 6 en 7 december 2005 te Bristol gehouden informele ministerbijeenkomst over duurzame gemeenschappen;

GEZIEN de mededeling van de Europese Commissie over „Cohesiebeleid en steden: bijdrage van steden en agglomeraties aan groei en werkgelegenheid in de regio's”;

GEZIEN het „Voorstel voor een Europees Handvest voor huisvesting” van de URBAN-werkgroep van het Europees Parlement;

GEZIEN zijn op 11 december 2006 door zijn commissie Territoriale samenhang goedgekeurde ontwerpadvies (CdR 345/2006 rev.1) (rapporteur: mevrouw Clucas (UK/ALDE, lid van de gemeenteraad van Liverpool);

Overwegende dat:

1.

De regeringsleiders hebben in december 2005 een compromis bereikt waarbij is overeengekomen dat de uitgaven voor huisvesting alleen in de nieuwe lidstaten voor steun van de structuurfondsen in aanmerking kunnen komen; bovendien kan dit krachtens de EFRO-verordening (art. 7.2) slechts voor een beperkt deel van de uitgaven gebeuren, nl. 3 % van de EFRO-toewijzing aan de betrokken operationele programma's, hetzij 2 % van de totale EFRO-toewijzing. De uitgaven mogen voorts alleen betrekking hebben op meergezins- en sociale woningen, en moeten geprogrammeerd zijn in het kader van programma's voor stadsontwikkeling. Nieuwe instrumenten die onder de structuurfondsen zijn gecreëerd via samenwerking tussen de Commissie en de EIB, zoals JESSICA, zullen financiering van projecten in een ruimer kader voor stadsontwikkeling mogelijk maken.

2.

Huisvesting is geen specifieke bevoegdheid van de Europese Unie maar tal van beleidslijnen zijn rechtstreeks of onrechtstreeks van invloed op huisvestingskwesties. Dit geldt met name voor het beleid m.b.t. stedelijk milieu, energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen, geluidshinder en gezondheid, alsook voltooiing van de interne markt voor diensten en mededinging.

3.

Lokale en regionale overheden zijn in de Europese Unie in het algemeen bevoegd voor huisvestingsaangelegenheden op hun grondgebied, en stedelijk milieu stelt hen op dit gebied voor de grootste uitdaging.

4.

Toegang tot behoorlijke huisvesting is een cruciale voorwaarde voor het behoud van de sociale en territoriale samenhang in de Europese Unie. Er is dan ook een duidelijk verband tussen huisvesting en de Lissabonagenda. Degelijke woningen zijn onontbeerlijk om het concurrentievermogen van de regio's op peil te houden. Zonder voldoende kwaliteitsvolle woningen kunnen regio's niet de nodige arbeidskrachten aantrekken en behouden, wat onvermijdelijk tot economische achteruitgang moet leiden.

heeft tijdens zijn op 13 en 14 februari 2007 gehouden 68e zitting (vergadering van 13 februari) onderstaand advies goedgekeurd.

Standpunten van het Comité van de Regio's:

1.

Huisvesting is een van de sleutelfactoren in de bestrijding van sociale uitsluiting en werkloosheid; goede huisvesting maakt onze regio's, steden, gemeenten en landelijke gebieden betere plekken om te leven en te werken, bevordert harmonisch samenleven binnen en tussen gemeenschappen en draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen op het gebied van duurzame ontwikkeling.

2.

In tal van regio's en steden in de Europese Unie is thans een vernieuwingsproces aan de gang of aan de orde, met name in gebieden die gekenmerkt worden door slechte huisvesting en falen van de huisvestingsmarkt, gecombineerd met een achteruitgang van de economie en een verslechtering van het netwerk en de voorziening van sociale infrastructuur (onderwijs, gezondheidszorg en sociale betrekkingen) in de betrokken buurten.

3.

Huisvesting is niet alleen een zaak van stenen en cement maar heeft ook te maken met de buurten en gemeenschappen waarin mensen leven. Bij het aanpakken van de huisvestingsproblematiek moet ernaar worden gestreefd dat mensen kunnen (samen)leven in veiligere, schonere en groenere buurten in steden en regio's. Een ander facet van de huisvestingsproblematiek houdt verband met toegang tot werkgelegenheid, vervoer, diensten en de totstandbrenging van een kwaliteitsvolle omgeving. Dit is de agenda voor „duurzame gemeenschappen”. Twee dimensies van deze agenda verdienen bijzondere aandacht: de territoriale en de sociale dimensie.

1.   Territoriale dimensie van huisvesting

1.1

Ten gevolge van decennia van verwaarlozing hebben vele oude, maar vooral de nieuwe EU-lidstaten te kampen met een aanslepend probleem van onaangepaste huisvesting en uitgesloten gemeenschappen. Gebrek aan investeringen in huisvesting heeft in die gevallen geleid tot gettovorming van armere, uitgesloten gemeenschappen, met onverschilligheid en soms ook sociale onrust en geweld tot gevolg, zoals recentelijk in sommige lidstaten nog is gebleken.

1.2

Stadsplanning moet de grondslag vormen van toekomstige strategieën; huisvestingsstrategieën moeten daarbij worden afgestemd op strategieën inzake landinrichting van regio's. De oude lidstaten laten op dit gebied zowel successen als mislukkingen zien, bv. bij het zoeken naar oplossingen voor uitdijende voorsteden en verkeerscongestie, en het streven naar aantrekkelijkere en meer leefbare steden, door op lokaal of buurtniveau een gevoel van identificatie op te wekken en te bevorderen. Nieuwe lidstaten moeten uit deze ervaringen lering trekken om soortgelijke fouten te vermijden.

1.3

Acties ter vernieuwing van buurten zullen verschillen naar gelang van de lokale omstandigheden maar moeten getuigen van een geïntegreerde aanpak. Zij moeten maatregelen omvatten ter verbetering van onderwijs, gezondheidzorg en andere openbare diensten, alsook ter bevordering van opleiding, werkgelegenheid en economische kansen. Daarbij moet een proactief buurtbeheer worden gehanteerd, waarbij anti-sociaal gedrag wordt aangepakt, de kwaliteit en planning van de omgeving worden verbeterd en goede openbare vervoersdiensten worden verzekerd. [Zie bijlage, voorbeeld 4]

1.4

Prioriteit moet gaan naar hergebruik van thans verwaarloosde gebieden en terugwinning van vervallen industrieterreinen, zodat steden compact blijven qua omvang, niet verder uitdijen en aantasting van plattelandsgemeenschappen wordt voorkomen. Dit is vaak een dure aangelegenheid op korte termijn maar levert op lange termijn voordelen op qua samenhang, hergebruik van middelen en werkgelegenheid. Steunverlening en stimulansen voor infrastructuur op lokaal en regionaal niveau zijn goede middelen om deze aanpak te bevorderen en te verkiezen boven het optrekken van nieuwe gebouwen op nog onbebouwde gronden.

1.5

Ook dient prioriteit te worden verleend aan het restaureren, onderhouden en opknappen van woningen; daartoe moet worden voorzien in steunmaatregelen voor vernieuwing en wederopbouw. Jongeren moeten ertoe worden aangezet zich te vestigen in historische stadscentra en plattelandsgemeenschappen aan de kust of in het binnenland, waaruit de bevolking wegtrekt of waar de vergrijzing toeslaat.

1.6

Door het opzetten van publiek-private partnerschappen (PPPs) om verwaarloosde gebieden te hergebruiken en in verval geraakte wooncomplexen te renoveren, gaan gebouwen er niet alleen anders uitzien maar worden de betrokken buurten ook aantrekkelijkere plekken om te leven en te werken.

1.7

Compacte buurten, met goed ontworpen woningen van verschillende grootte en met een sociale menging van bewoners, worden gekenmerkt door een grote dynamiek en een dichte bevolking, hetgeen geïntegreerde diensten, winkels en vervoer mogelijk maakt en het economisch voortbestaan van de buurt verzekert. Bij het voorzien in huisvesting moet ook worden gedacht aan openbare dienstverlening en moet ervoor worden gezorgd dat een optimaal bevolkingsaantal wordt aangehouden om de basisdiensten te kunnen blijven verzekeren. Bij renovatie van huisvesting in steden kan het moeilijk zijn de bevolkingsaantallen op peil te houden, wat dan weer een negatief effect heeft op de dienstverlening. Lidstaten moeten zich ervan bewust zijn dat het van belang is de continuïteit van de dienstverlening te verzekeren in perioden dat gemeenschappen wezenlijke veranderingen ondergaan.

1.8

Om inzicht te krijgen in de concrete relatie tussen landschap en gebouwen, woningen, werkgelegenheid en lokale diensten is een alomvattende benadering van de planning nodig. Projecten moeten goed zijn afgestemd op elkaar, en op hun omgeving. Bij het renoveren van huisvesting en het creëren van nieuwe woongelegenheid dienen regionale en lokale overheden rekening te houden met de behoeften en verwachtingen van de lokale gemeenschappen, met de ruimere impact op de samenhang en met aspecten als planning van de woningen, omdat dit kan bijdragen tot bestrijding van criminaliteit en goede buurten kan helpen creëren.

1.9

Waardering voor de geschiedenis en het erfgoed van een bepaalde buurt kan een belangrijke rol spelen bij het aantrekken van investeerders en bewoners. Gebruik maken van een rijk industrieel of stedelijk verleden i.p.v. het te verhullen, kan een stimulans zijn voor herstel en verandering; daarbij kunnen aantrekkelijke woonplekken worden gecreëerd met een duidelijke identiteit, waarop de gemeenschap trots kan zijn. Om te kunnen beslissen wat moet worden behouden, opgeknapt of afgebroken, moeten daarom eerst alle concrete, milieugerelateerde, sociale en economische factoren onder de loep worden genomen.

1.10

Sociale ondernemingen, met inbegrip van huisvestingsverenigingen, spelen in sommige lidstaten een belangrijke rol bij de vernieuwing van huisvesting. Zij kunnen zorgen voor stabiliteit, kwesties als integratie en toegankelijkheid van voorsteden aanpakken, en gemeenschappen in crisis ondersteuning bieden. Huisvestingsverenigingen beschikken als verstrekkers van sociale huisvesting over de nodige flexibiliteit en staan in rechtstreeks contact met de gemeenschappen zodat zij in geval van problemen oplossingen kunnen aanreiken die aan de behoeften van de bewoners voldoen. Zij scheppen tevens werkgelegenheid en kunnen openbare en particuliere steun voor projecten aantrekken. [Zie bijlage, voorbeelden 1 & 2]

1.11

Daar de klimaatveranderingen voor regeringen een steeds groter probleem worden, is het bij het crëeren van toekomstige huisvesting van belang aandacht te schenken aan energie-efficiënt ontwerpen van woningen, die op betaalbare wijze kunnen worden verwarmd en aldus het probleem van brandstofschaarste tegengegaan. Het is evenwel van even groot belang iets te doen aan de slechte isolatie van oudere gebouwen; ook dit kan zorgen voor werkgelegenheid en energiebesparing. Een van de factoren die verantwoordelijk zijn voor het feit dat sommige gebieden weinig aantrekkelijk zijn, is de slechte kwaliteit van de bebouwde omgeving, waarvan woningen slechts een onderdeel vormen. Bij het plannen van wooninfrastructuur dient van meet af aan rekening te worden gehouden met duurzame oplossingen voor het milieu. Zo is het installeren van geothermische waterverwarmingssystemen niet alleen energie-efficiënt maar drukt het ook de verwarmingskosten. Om de doelstellingen van het Kyoto-Protocol te halen moet energieverspilling absoluut worden tegengegaan. Hieraan moet ook worden gedacht bij stadsvernieuwing en het treffen van huisvestingsmaatregelen, met name in het kader van de EU-Richtlijn over de energie-efficiëntie van gebouwen.

1.12

Bij het ontwerpen van woningen in buurten dient te worden nagegaan hoe de ruimte tussen de huizen kan worden gebruikt en hoe openbare plaatsen van invloed kunnen zijn op de interactie tussen mensen. Zo dienen straten te worden ontworpen voor mensen en niet alleen voor auto's. Een voorbeeld van ruimtelijke interactie zijn de „woonwijken”, waar auto's ondergeschikt zijn aan de behoeften van voetgangers en bewoners. Via intermediaire arbeidsmarktprogramma's en tuinbouwopleidingen kan de perceptie van dergelijke gebieden worden veranderd, kunnen de lokale bewoners een duidelijker gevoel van welzijn krijgen en kan onderbenutte grond worden omgezet in productievere groene ruimte.

1.13

Buurtplanning kan mensen reeds aanmoedigen er een duurzame en gezonde levensstijl op na te houden en aandacht te schenken aan diensten en voorzieningen die op loopafstand van hun huis liggen, recyclagecentra, parken en speeltuinen, alsmede gemakkelijk bereikbaar openbaar vervoer.

1.14

In dit verband is het van cruciaal belang met de burgers te communiceren en hen vanaf de beginfase bij een herwaarderingsproject te betrekken, teneinde ze actief bij het saneringsproject te betrekken en de fysieke renovatie van een wijk hand in hand te laten gaan met vernieuwing van de gemeenschapszin, sociale integratie en sociale samenhang. Saneringsmaatregelen moeten in eerste instantie de bewoners ten goede komen en mogen niet leiden tot uitsluiting van sociaal kansarmen.

1.15

Opleiding van lokale bewoners in vaardigheden die zij nodig hebben om hun woonomgeving te verbeteren, groene ruimte te ontwikkelen en de energie-efficiëntie te verhogen, kan een oplossing bieden voor zowel werkloosheid als verwaarlozing van buurten die in verval zijn geraakt. [Zie bijlage, voorbeeld 5]

1.16

PPPs zijn vaak toegespitst op openbare-infrastructuurprojecten op het gebied van bv. vervoer, afvalbeheer en nutsvoorzieningen. Hoewel het belang van PPPs voor stadsrevitalisatie door sommige organisaties wordt erkend, zou hiervan nog meer gebruik kunnen worden gemaakt. Voorwaarde is wel dat een aantal vaagheden in de communautaire wetgeving inzake PPP's wordt opgehelderd, zoals de definitie van het begrip „in-house”, bepaalde gemeenschappelijke acties in de sector sociale huisvesting die onder de noemer PPP vallen en bepaalde organisaties voor sociale huisvesting die als geïnstitutionaliseerde PPP's worden beschouwd.

1.17

Stadsvernieuwing vormt voor stedelijke overheden in Europa, zij het in uiteenlopende mate, een grote uitdaging en vergt aanzienlijke investeringen op financieel, creatief en managementgebied. Tal van steden kunnen deze investeringen niet langer alléén opbrengen, ofwel bij gebrek aan openbare middelen of beperkte beschikbaarheid van vaardigheden, ofwel omdat de daaraan verbonden risico's te hoog zijn, of eenvoudigweg omdat er wettelijke beperkingen zijn (op het aangaan van leningen).

1.18

PPPs kunnen dit verhelpen daar zij niet alleen toegang verschaffen tot aanvullende financiering maar ook de beste oplossingen bieden door iedere partner ertoe aan te zetten niet alleen de rol te spelen die hij gebruikelijk speelt. De aanvullende vaardigheden van particuliere partners kunnen het beheer en de organisatie van projecten vereenvoudigen. Lokale organisaties die flexibeler zijn dan formele gemeentelijke structuren, dicht bij informele netwerken staan en de belangen op lange termijn van de lokale gemeenschap vertegenwoordigen, kunnen de doeltreffendheid verhogen en de aanvaarding en ondersteuning door het publiek helpen verzekeren. Projecten kunnen daarom sneller worden verwezenlijkt, met een grotere duurzaamheid op lange termijn.

1.19

Het gevaar bestaat evenwel dat het gebruik van particuliere financiering tot een artificiële inflatie van de prijzen op de huisvestingsmarkt leidt. Dit kan in menig opzicht een averechts effect hebben. De prijzen kunnen zo hoog komen te liggen dat leden van de lokale gemeenschap zich geen eigen huis meer kunnen veroorloven en hun buurt, familie en ondersteunende netwerken moeten achterlaten, waardoor deze gemeenschappen uiteen komen te vallen. In deze gevallen is sociale huisvesting dan ook van cruciaal belang. Sociale huisvesting kan de impact van de inflatie van woningprijzen beperken. Daarnaast moet worden gedacht aan maatregelen ten gunste van lokale gemeenschappen, bv. via programma's voor gedeelde eigendom of het ter beschikking stellen van goedkope leningen. Zo kan er in crisisgebieden voor gezorgd worden dat vroegere bewoners blijven, dat nieuwe bewoners worden aangetrokken en dat de lokale economie nieuw leven wordt ingeblazen.

2.   Sociale dimensie van huisvesting

Algemene maatregelen voor een betere toegang van de bevolking tot huisvesting

2.1

Om de bevolking in ruime zin toegang tot huisvesting te verschaffen moeten inspanningen worden geleverd om voldoende huurwoningen te kunnen aanbieden, om mensen aan te moedigen en te helpen eigenaar te worden, en om hen in staat te stellen hun woning te onderhouden. Ondersteuning kan worden verleend in de vorm van een vermindering van administratieve kosten, lage interesten en belastingvoordelen voor bepaalde groepen, alsmede gemakkelijke toegang tot bankproducten. Stimulansen als steun voor de bescherming van voorgevels van gebouwen en voor groenaanleg vóór gebouwen kunnen de huisvestingsnormen ook helpen ontwikkelen. [Zie bijlage, voorbeelden 4, 5 & 6]

Maatregelen voor specifieke groepen van de bevolking

2.2

Over alle sociale, rassen- en geloofsverschillen heen kunnen geïntegreerde gemeenschappen tot stand worden gebracht door aan de huisvestingsbehoeften en verwachtingen van de verschillende groepen binnen de gemeenschap tegemoet te komen. Met het oog daarop kan de mogelijkheid worden geboden tot zowel huren als kopen van een woning, met inbegrip van gedeelde eigendom, en kunnen woningen van verschillende omvang worden aangeboden, bv. voor gezinnen of voor alleenstaanden. De waarde van het terrein kan worden gebruikt als een instrument om dergelijke goedkope oplossingen mogelijk te maken, wanneer de gemeente bereid is de grond waarover zij beschikt, voor dat doel te gebruiken. Bij het bouwen van nieuwe woningen of toewijzen van huisvesting moet ook rekening worden gehouden met de behoeften van religieuze groepen, bv. de beschikbaarheid van stromend water voor rituele wassingen. Voor gehandicapten of ouderen moet ook worden voorzien in toegankelijke huizen waarin zij hun hele leven kunnen blijven wonen.

2.3

Huisvestingskeuzes kunnen leiden tot concentratie van mensen met een bepaalde etnische achtergrond in specifieke buurten. Op zich is dit geen probleem, en er bestaan tal van voorbeelden van succesvolle gemeenschappen met een hoge concentratie inwoners met een bepaalde etnische achtergrond. Het is echter betreurenswaardig dat in andere buurten verschillende zwarte of andere etnische minderheden geconcentreerd in particuliere woningen van slechte kwaliteit wonen, en dat verarmde leden van de blanke gemeenschap in socialewoningcomplexen leven. Gebrek aan interactie, die deels aan fysieke segregatie te wijten is, kan leiden tot angst en wantrouwen, waarbij nog komt dat segregatie in de huisvesting op haar beurt ook segregatie op school en in de vrijetijdsbesteding uitlokt.

2.4

Gelet op de economische en sociale benadeling van tal van minderheden en uitgesloten gemeenschappen wordt via verschillende „mainstream” herstelstrategieën en -programma's geprobeerd deze problemen aan te pakken in het kader van breed opgezette maatregelenpakketten. Huisvestingsmaatregelen moeten deel uitmaken van deze programma's en moeten ook worden meegenomen bij een ruimere evaluatie van de impact van maatregelen en investeringen met het oog op een succesvolle revitalisatie van een buurt.

2.5

Het is van belang dat woongebieden een afspiegeling zijn van de cultuur van de gemeenschappen die er leven. Lokale trefpunten als gemeenschapscentra, plekken voor godsdienstbeleving, lokale markten en gespecialiseerde winkels zijn belangrijk voor de totstandkoming van gemeenschappen. Organisaties als „Habitat for Humanity” kunnen voorzien in regelingen om nieuwe woongelegenheid te creëren die openstaat voor allen maar vooral voor personen die religieuze bezwaren hebben tegen het aangaan van schulden of leningen; deze organisaties kunnen deze personen dan de mogelijkheid bieden op een niet-traditionele manier eigenaar van een woning te worden.

2.6

Demografische veranderingen en de mobiliteit van werknemers in de EU zijn twee factoren die van invloed zijn op de behoefte aan en vraag naar huisvesting. In sommige steden en regio's staan meer huizen leeg daar bewoners zijn weggegaan om werk te zoeken in andere regio's, met een dienovereenkomstige daling van het bevolkingscijfer tot gevolg. Vele lidstaten worden gekenmerkt door nieuwe complexe situaties van ouders die pas op latere leeftijd een gezin stichten en minder kinderen krijgen, alsook van ouderen die langer leven, waardoor de vraag naar meer huisvesting voor alleenstaanden toeneemt. Regio's moeten zich bewust zijn van deze demografische uitdagingen en de gevolgen van immigratie en migratie van werknemers en moeten hun huisvestingsstrategieën hierop afstemmen.

3.   Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

3.1

Het Europees Parlement moet het debat voortzetten dat met zijn ontwerpverslag (1) is gelanceerd en daarin het voorstel voor een Europees Handvest voor huisvesting van de URBAN-werkgroep opnemen, daar de EU niet achteloos kan blijven voorbijgaan aan de vragen van de EU-burgers m.b.t. huisvesting, die overigens van groot belang is voor de doelstellingen inzake groei en productiviteit.

3.2

De rol van huisvesting in de ondersteuning van sociale en economische groei moet worden erkend. Mensen wonen graag op plekken met degelijke huisvesting in duurzame gemeenschappen, die bijdragen tot een omgeving van goede kwaliteit. Als mensen hierdoor worden aangetrokken, zal dit ook investeringen aantrekken en duurzame economische groei aanmoedigen.

3.3

In de nieuwe lidstaten moet gebruik worden gemaakt van het JESSICA-instrument voor huisvesting, als middel ter aanvulling van andere EFRO-initiatieven voor stadsvernieuwing en -ontwikkeling. Het CvdR zou in dit verband graag zien dat huisvesting wordt geïntegreerd in de strategieën voor duurzame stadsontwikkeling die via JESSICA kunnen worden gefinancierd. Voor de tenuitvoerlegging van een doeltreffend huisvestingsbeleid kan financiële instrumentering van groot nut zijn, met name micro-kredieten voor het vernieuwen en opknappen van woningen, hetgeen door het JEREMIE-initiatief ondersteund kan worden.

3.4

De nieuwe lidstaten zouden lokale overheden meer financiële middelen ter beschikking moeten stellen om problemen inzake duurzame stadsontwikkeling en huisvesting doeltreffend aan te pakken. Zij zouden vaart moeten zetten achter de nationale huisvestingsstrategieën (programma's) zodat er meer sociale en gemeentewoningen komen, en middelen moeten vrijmaken voor de ontwikkeling van infrastructuur.

3.5

Prioriteit dient te gaan naar het hergebruik van thans verwaarloosde gebieden en de herwinning van vervallen industrieterreinen, teneinde de steden compact te houden, het uitdijen ervan te voorkomen en aantasting van plattelandsgemeenschappen tegen te gaan.

3.6

Het verdient aanbeveling burgers aan stadsrenovatieprojecten te laten deelnemen, met name met het oog op de opwaardering van verwaarloosde buurten waar het zaak is gemeenschapszin, alsook betrekkingen tussen en integratie van bewoners te bevorderen. In dit verband moeten ervaringen met door de EU gesteunde projecten (bv. INTERREG IIIC POSEIDON) voor de lidstaten toegankelijk worden gemaakt, zodat ermee ook rekening kan worden gehouden.

3.7

Alle lidstaten moeten aandacht schenken aan de rol van opleiding bij de totstandbrenging van duurzame gemeenschappen. Opleiding van plaatselijke bewoners in de vaardigheden die nodig zijn om hun woongebieden te verbeteren, groene ruimte te ontwikkelen en de energie-efficiëntie te verhogen kan een oplossing bieden voor in verval geraakte buurten en en nieuwe bron van werkgelegenheid creëren.

3.8

Aansluitend bij de conclusies van de informele ministerraad van Bristol over duurzame gemeenschappen zij eraan herinnerd dat de vaardigheden en kennis van stadsplanners moeten worden vergroot. Daarnaast moet worden nagegaan of de wetgeving inzake stadsplanning kan worden uitgebreid. Dit geldt in het bijzonder voor de nieuwe lidstaten. De Commissie wordt daarom verzocht verdere initiatieven te ontplooien, met name op het gebied van samenwerking en uitwisseling van goede praktijken.

3.9

De EU-richtlijn over energie-efficiëntie van gebouwen dient te worden herzien en de tenuitvoerlegging ervan in de lidstaten dient zorgvuldig te worden gemonitord. Ook EU-programma's als „Intelligente energie voor Europa” of het initiatief CONCERTO (zevende kaderprogramma) in de periode 2007-2013 kunnen zorgen voor een beter energiegebruik in woningen.

3.10

De aandacht zou eerst en vooral moeten gaan naar opvoeding van de burgers met het oog op energiebesparing. Aan de behoeften die desondanks zullen blijven bestaan, moet worden voldaan door prioritair gebruik te maken van hernieuwbare energiebronnen. Het Comité beveelt dan ook aan meer middelen vrij te maken voor onderzoek en bewustmaking op dit gebied.

3.11

In het vooruitzicht van de informele bijeenkomst van voor stadsbeleid verantwoordelijke ministers te Leipzig in mei 2007 dient huisvesting een belangrijk onderdeel te worden van alle stadsbeleid in de EU.

3.12

Om de concrete relatie tussen landschap en gebouwen, woningen, werkgelegenheid en lokale diensten te optimaliseren, is een alomvattende benadering van de planning nodig. Door maatregelen op lokaal, regionaal en nationaal niveau moet daarbij de nodige oppervlakte voor met name sociale woningbouw veilig worden gesteld en moet worden verzekerd dat zij ook voor dat doel zal worden gebruikt.

3.13

Huisvesting moet worden gelinkt aan openbare dienstverlening; bij het bouwen van nieuwe woningen moet er dan ook op worden toegezien dat de nodige infrastructuur voor het verlenen van openbare diensten aanwezig is. Ook moet ernaar worden gestreefd optimale bevolkingsaantallen te behouden teneinde de basisdiensten te kunnen blijven leveren.

3.14

De rol van huisvestingsverenigingen moet worden erkend daar zij zowel flexibel zijn als in direct contact staan met gemeenschappen, waardoor zij oplossingen kunnen bieden die op de behoeften van de bewoners zijn afgestemd.

3.15

Er moet aandacht gaan naar de rol van huisvesting in de context van de demografische veranderingen en de integratie van immigranten in het kader van het EU-immigratiebeleid, waarbij de specifieke rol van regionale en lokale overheden op dit gebied moet worden erkend.

3.16

De recent opgerichte, overkoepelende task force van de Commissie die voor stadsaangelegenheden bevoegd is, moet zich bezighouden met huisvesting als een belangrijk onderdeel van het stadsbeleid.

3.17

Positief is dat de Commissie in haar mededeling over de sociale diensten van algemeen belang erkent dat sociale huisvesting een rol speelt in de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag op het gebied van versterking van de sociale samenhang en de grondrechten.

3.18

De lidstaten dienen de administratieve procedures voor renovatie van woningen te vereenvoudigen en transparant te maken.

3.19

Er moet gebruik worden gemaakt van het URBACT-netwerk en het nieuwe initiatief „Regio's voor economische verandering” als mogelijk instrument voor de uitwisseling van expertise en goede praktijken tussen steden en regio's in de Europese Unie.

3.20

In de EU-richtlijn inzake energie-efficiëntie dient te worden verwezen naar het saneren en restaureren van woningen als essentieel onderdeel van het streven om geen nieuwe bouwgrond meer vrij te maken zonder dat eerst alle bestaande — en bewoonbare — woningen zijn bezet, zodat het grondgebied niet onnodig wordt belast.

Brussel, 14 februari 2007.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

M. DELEBARRE


(1)  Ontwerpverslag van het Europees Parlement over „Huisvestingsbeleid en regionaal beleid” (2006/2108(INI)) (rapporteur: Andria (IT/ALDE)).


BIJLAGE

VOORBEELDEN VAN HUISVESTINGSPROJECTEN

Raadpleging van gemeenschappen

Voorbeeld 1: „Include” is de naam van het partnerschap tussen een huisvestingsvereniging (CDS) en de gemeenteraad van Liverpool en staat in voor het buurtmanagement. Beide partners stellen hiervoor personeel ter beschikking en bewoners van de buurt waarvoor het partnerschap verantwoordelijk is, komen regelmatig bijeen zodat de gemeenschap wordt geraadpleegd over alle aangelegenheden die met de buurt verband houden. Door gemeenschappen aldus te betrekken bij beslissingen over de buurt waarin zij leven, krijgt de lokale bevolking meer invloed, is zij trots op haar woonomgeving en wordt duurzame stadsvernieuwing bevorderd.

Voorbeeld 2: In het kader van het „Anfield Regeneration project” in Liverpool hebben de ca. 19 000 gezinnen die er wonen (in openbare, particuliere en sociale woningen) ten volle inspraak gekregen bij de vernieuwing van hun buurt. Dit is een voorbeeld van renovatie en sanering van woningen waarbij particuliere investeringen in een verwaarloosde buurt in de binnenstad werden aangemoedigd. De structuurfondsen zullen voorzien in financiering voor opleiding en verbeteringen op milieugebied waarvoor de openbare sector ca. 20 miljoen euro en de particuliere sector 300 miljoen euro zullen vrijmaken.

Innovatieve benaderingen van de vernieuwing van de huisvestingsmarkt

Voorbeeld 3: Merseyside speelt een voortrekkersrol bij de innovatieve aanpak van het huisvestingsbeleid; het staat centraal in de regionale heropleving die deel uitmaakt van het nieuwe initiatief van de regering met het oog op de vernieuwing van de huisvestingsmarkt.

Merseyside is een van de negen „pioniergebieden” in het VK en zal nu werk kunnen maken van een vernieuwing van de huisvestingsmarkt doordat het toegang heeft gekregen tot het nationaal fonds voor vernieuwing van de huisvestingsmarkt waaraan 720 miljoen Britse pond voor de komende drie jaar ter beschikking is gesteld. De financiering zal in de toekomst worden bepaald door volgende evaluaties van de regeringsuitgaven.

„Merseyside Pathfinder, NewHeartlands” is een partnerschap met aan het hoofd drie lokale overheden van Merseyside (Liverpool, Sefton en Wirral); daarbij wordt ook samengewerkt met „Local Strategic Partnerships (LSPs)”, „the North West Development Agency” en „English Partnerships”. Een en ander betreft 130 000 woningen in enkele van de meest achtergestelde gemeenschappen van Merseyside.

Voorbeeld 4: in Liverpool is er een programma om mensen die in een buurt komen studeren, aan te moedigen er te blijven, werk te zoeken en zich definitief in de stad te vestigen door hen te helpen toegang tot de huisvestingsmarkt te krijgen (New Heartlands). Soortgelijke programma's bestaan voor jonge werknemers en gezinnen. Ook is er nu een programma waarbij erkende „vaklui” voor personen met een beperkt inkomen, en met name ouderen, kostenloos kleine herstellingen aan woningen uitvoeren.

Voorbeeld 5: een ander vermeldenswaardig programma is het te Athene ontwikkelde initiatief onder de naam Prosopsi/Facades, om eigenaars van appartementen aan te zetten tot gevelvernieuwing en -restauratie door hen met steun van de gemeente leningen op lange termijn te verstrekken. De ervaring leert dat hiermee de gemeenschapszin werd versterkt en de kwaliteit van het leven in de wijk werd verhoogd. Dit initiatief, dat samenhing met de Olympische Spelen van 2004 te Athene, werd verlengd en wordt thans door de regering op nationaal niveau gepromoot.

Voorbeeld 6: in Italië zijn er ook een aantal interessante zelfbouwprojecten, waardoor gezinnen met een gemiddeld tot laag inkomen — voor de helft immigranten van diverse etnische origine — van de lokale overheid grond ter beschikking krijgen, waarop ze dan zelf hun eigen woning kunnen bouwen. Ze kunnen hiervoor hun eigen arbeid aanbieden, een goedkope lening afsluiten en aldus tegen betaling van een bescheiden maandelijks aflossingsbedrag eigenaar worden.

Voorbeeld 7: Op integratie gericht woonproject in Wenen. Ca. 30 % van de Weense bevolking draagt sporen van migratie (immigranten van de eerste of tweede generatie, vooral uit het voormalige Joegoslavië of uit Turkije). In het kader van de ondersteunde woningbouw in Wenen — met jaarlijks ca. 6 000 nieuwe woningen — worden sinds enkele jaren ook zogenoemde integratieprojecten opgezet. Bouwheren zijn over het algemeen woningbouwverenigingen van algemeen nut en de steun is gekoppeld aan de voorwaarde dat ten minste de helft van de nieuwe woningen aan migranten wordt toegekend.Uit de evaluatie van dergelijke projecten blijkt dat zowel in Oostenrijk geboren bewoners als immigranten zeer tevreden zijn met hun woning. Deze op integratie gerichte woonprojecten leveren daarom een belangrijke bijdrage aan de totstandbrenging van een vanuit sociaal en etnisch oogpunt gemengde bewonersstructuur en aan conflictpreventie.

Geïntegreerde benadering en regionale initiatieven

Voorbeeld 8: Kritieke buurten in Catalonië. Dit programma wordt mede gefinancierd door het EFRO, de regionale regering van Catalonië en de betrokken lokale overheden. Doel van het programma is de structurele problemen aan te pakken van bepaalde verwaarloosde gebieden in de regio, met name oude stadscentra, woonwijken en marginale districten zonder planning van huisvesting. Er moet een oplossing worden gevonden voor de tekortkomingen op het gebied van stadsplanning, voor de zwakke economische en commerciële structuur en voor de sociale problemen (vergrijzing, lage inkomens, lage opleidingsniveaus, daling van het aantal inwoners en hoge concentratie van groepen met bijzondere behoeften).

Met het oog daarop werd een fonds opgericht om deze buurten volledig te renoveren en samenwerking tussen de betrokken overheden te bevorderen. Er is gebruik gemaakt van een geïntegreerde benadering, met aanvullende maatregelen voor openbare en groene ruimte, renovatie van gemeenschappelijke delen van gebouwen, voorzieningen voor gemeenschappelijk gebruik, bevordering van IT-gebruik, gelijke kansen voor mannen en vrouwen en verbetering van de toegankelijkheid van de buurten, alsook van het milieu.

Tegen het eind van de periode 2004-2007 zullen 60 buurten naar verwachting ondersteuning krijgen en zal in totaal 800 miljoen euro zijn geïnvesteerd.

Vaardigheden en vernieuwing van woningen

Liverpool, Brussel en Harlem in de VS bieden goede voorbeelden van dergelijke initiatieven, waarbij ook is gezorgd voor opleiding van mensen zonder vaardigheden, alsook voor banen waar deze vaardigheden kunnen worden aangewend, zodat lokale economieën nieuw leven worden ingeblazen. De „Liverpool Housing Action Trust” kan hiervoor model staan.

Voorbeeld 9: „Zachte stadsrenovatie” in Wenen. Jaarlijks worden in Wenen dankzij grootschalige overheidsopdrachten woonhuizen met ca. 10 000woningen gerenoveerd en gesaneerd. In geval van basissanering („Sockelsanierungen”) wordt de woonstandaard verhoogd (bv. door te voorzien in een badkamer, aansluiting op het stadsverwarmingsnet, enz.). Daarbij wordt ernaar gestreefd dat de bewoners — meestal huurders — ook hun stem kunnen laten horen. Doel is het grootste deel van zowel particuliere als openbare woonhuizen wezenlijk te verbeteren zonder de reeds aanwezige, vaak sociaal kansarme huurders te verdringen. Het Weense programma voor sanering van woonhuizen loopt reeds ongeveer 30 jaar en is het grootschaligste in Europa. Het kreeg reeds tweemaal de Best Practice Award in het kader van VN-Habitat.

Voorbeeld 10: Huizenbouw vergt specifieke vaardigheden op een hoog niveau. Merseyside in het noordwesten van Engeland heeft een project gefinancierd in het kader van zijn doelstelling 1-programma 2000-2006, waarbij gebruik is gemaakt van de structuurfondsen om vaardigheden te helpen ontwikkelen die nodig zijn om woningen voor de gemeenschap te bouwen. Het „Merseyside Construction Initiative” kreeg Europese steun om lokale werklozen op te leiden in vaardigheden m.b.t. de huizenbouw waardoor aldus het plaatselijke werkloosheidsprobleem mee werd aangepakt. In sommige gevallen hebben deze vroegere werklozen dan meegewerkt aan het bouwen van woningen voor hun eigen buurten.

Een aantal intermediaire arbeidsmarktinitiatieven geeft langdurig werklozen de kans om al werkend te leren, waarbij dus ook de werkloosheid wordt tegengegaan. Een voorbeeld daarvan is het „Groene leerlingen”-programma in Knowsley. Dit wordt deels gefinancierd door de structuurfondsen en geeft lokale jongeren de kans in hun eigen buurt te werken op basis van een aangepast, op vaardigheden gericht programma, dat tot volledig leerlingschap en kwalificaties kan leiden.

Nationale initiatieven

Voorbeeld 11: doel van het VK-initiatief voor degelijke woningen is ervoor te zorgen dat alle sociale woningen tegen 2010 in goede staat zijn, d.i. goed verwarmd, weerbestendig en met de nodige moderne voorzieningen. Verbeteringen zijn vooral nodig in achtergestelde buurten; bedoeling is ook een hoger percentage te krijgen van particuliere woningen in goede staat die door kwetsbare groepen worden bewoond.

Sinds 2001 is het aantal sociale woningen dat niet in goede staat was, met meer dan 50 % verminderd. Tegen 2010 moeten evenwel alle woningen die door de gemeenteraad en huisvestingsverenigingen worden aangeboden, in degelijke staat zijn. Ook wordt gestreefd naar betere woonvoorwaarden voor kansarme gezinnen, met name met kinderen, in particuliere woningen.

Duurzame stadsontwerpen en energie-efficiëntie

Voorbeeld 12: Na de Tweede Wereldoorlog moest Warschau (Polen) in hoog tempo het aantal woningen weer op peil brengen om te voorzien in de behoefte van de snel groeiende bevolking. De wijk Natolin Wyzyny is een voorbeeld van het soort woonwijken dat destijds gebouwd is. De wijk wordt gekenmerkt door hoge gebouwen met meerdere verdiepingen, een monotone ruimtelijke structuur en grote open ruimten. In 1994 werd begonnen met de renovatie en privatisering van de woonwijk. Bij de renovatie werden onder meer de voorgevels van de gebouwen geïsoleerd, de verwarmings- en afvoersystemen gemoderniseerd en werd meetapparatuur aangebracht waarmee het individuele verbruik kon worden gemeten. De overheid verstrekte een subsidie van 920 000 ECU voor het isoleren van de voorgevels. Tegen 1998 was ongeveer 60 % van de woningen geprivatiseerd en 90 % van het totale aantal huizen gerenoveerd of herbouwd. Daarnaast werd de functionele rangschikking van de gebouwen gewijzigd, zodat een gemengd gebruik van de grond ontstond en duurzame buurten in de plaats kwamen van de oorspronkelijke uniforme huizenblokken waarin nauwelijks voorzieningen voor de bewoners waren opgenomen. Er werden aanzienlijke nieuwe percelen gecreëerd voor detailhandel, winkels en kantoren. Dankzij het renovatieproject is de wijk nu een duurzamere, zeer energie-efficiënte gemeenschap waarin het aangenaam wonen is (bron: Europese Commissie).

Voorbeeld 13: Woningsanering inzake thermische isolatie (Thewosan) in Wenen: Om het energieverbruik in met name woonhuizen van de jaren 60 tot 80 duidelijk te verminderen en aldus tot de verwezenlijking van de Kyoto-doelstellingen bij te dragen ondersteunt Wenen maatregelen voor sanering van woningen op het gebied van thermische isolatie. Tot dusver zijn woonhuizen met ca. 50 000 woningen thermisch gesaneerd, waarbij de verwarmingsbehoefte doorgaans met ruim 50 % gereduceerd werd. De bewoners zijn dan ook erg ingenomen met thermische sanering, daar de dankzij de steunverlening relatief geringe saneringskosten toch voor een aanzienlijke vermindering van de verwarmingskosten zorgen. Er wordt steun verleend voor Thewosan-maatregelen in zowel openbare als particuliere woonhuizen.