30.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 325/78


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Het i2010-actieplan voor de elektronische overheid: Versnelde invoering van de elektronische overheid voor het nut van iedereen”

(COM(2006) 173 final)

(2006/C 325/19)

De Commissie heeft op 25 april 2006 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over het bovengenoemde voorstel.

De gespecialiseerde afdeling Vervoer, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij, die met de voorbereiding van de werkzaamheden was belast, heeft haar advies goedgekeurd op 10 november 2006. Rapporteur was de heer HERNÁNDEZ BATALLER.

Tijdens zijn 431e zitting op 13 en 14 december 2006 (vergadering van 14 december) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat met 114 stemmen voor en 1 tegen, bij 2 onthoudingen, werd goedgekeurd:

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Comité steunt het actieplan van de Commissie omdat de uitvoering van dit plan ervoor zorgt dat de overheidsinstanties van de EU de aanjager worden van een kenniseconomie die duurzame economische groei, meer en betere werkgelegenheid en een grotere sociale samenhang oplevert.

1.2

Volgens het Comité kan de uitvoering van het actieplan helpen voorkomen dat diverse groepen in de samenleving worden gemarginaliseerd en geen kans (meer) maken op de arbeidsmarkt; ook kunnen de kwaliteit en de stabiliteit van de werkgelegenheid erdoor worden verbeterd, wordt digitale ongelijkheid tegengegaan, vindt de idee van „de dienstverlenende overheid” op brede schaal ingang en wordt terdege rekening gehouden met kwetsbare groepen. Tot slot zorgt het actieplan ervoor dat de sociale cohesie niet wordt ondermijnd door tot dusver onbestaande ongelijkheden. Er moeten gepaste maatregelen worden genomen om te voorkomen dat er een groep „tweederangsburgers” ontstaat.

1.3

Overheidsdiensten die overstappen op digitale dienstverlening, zullen moeten moderniseren, d.w.z. dat de dienstverlening aan de burger beter, sneller en efficiënter moet worden, de publieke middelen beter moeten worden besteed, de kosten moeten worden teruggebracht en dat er méér moet worden gedaan om de gebruikers tevreden te stellen, de samenwerking tussen de verschillende overheidsinstanties te verbeteren en de administratieve procedures te vereenvoudigen.

1.4

Het Comité pleit nadrukkelijk voor het formuleren van doelstellingen die breedbandinternet voor iedereen bereikbaar willen maken en voor het promoten van internet als informatie- en communicatieinstrument bij uitstek. Of de burgers vertrouwen hebben in dit instrument zal afhangen van de mate waarin het gebruik ervan gegarandeerd kan worden, hetgeen van invloed is op de elektronische overheidsdiensten die aan de burgers kunnen worden geleverd.

1.5

Het Comité betreurt dat in het actieplan met geen woord wordt gerept over de rol die het maatschappelijk middenveld kan spelen bij het streven naar meer inspraak voor de burgers in de democratische besluitvorming. Maatschappelijke organisaties moeten, als spil van de participatiedemocratie, een fundamentele rol spelen in de toekomstige „digitale democratie”.

2.   Het voorstel van de Commissie

2.1

De Commissie presenteert hierbij haar actieplan voor de elektronische overheid (e-overheid), onderdeel van het i2010-initiatief voor groei en werkgelegenheid in de informatiemaatschappij, dat erop gericht is een wezenlijke bijdrage te leveren aan de uitvoering van de Lissabon-agenda en ander beleid van de Europese Gemeenschap.

2.2

Met het oog op modernisering en innovatie is het van groot belang meer vaart te zetten achter de introductie van e-overheid, aangezien zich nieuwe behoeften en eisen aandienen, zoals naadloos op elkaar aansluitende overheidsdiensten aan weerszijden van de grenzen. Die moeten de burger meer mogelijkheden bieden op het gebied van mobiliteit en ondernemen in Europa.

2.3

Met dit actieplan wil de Commissie bereiken dat:

er sneller concrete voordelen voor alle burgers en bedrijven worden behaald;

e-overheid op nationaal niveau geen nieuwe belemmeringen voor de interne markt veroorzaakt door versnippering en gebrek aan interoperabiliteit;

er meer wordt geprofiteerd van e-overheid op EU-niveau dankzij schaalvoordelen bij initiatieven van de lidstaten en door samen een antwoord te vinden op gemeenschappelijke Europese uitdagingen;

dat alle stakeholders in de EU samenwerken bij het ontwerpen en implementeren van e-overheidsoplossingen.

2.4

Het actieplan spitst zich toe op vijf e-overheidsdoelstellingen waarvoor specifieke doelstellingen voor 2010 zijn geformuleerd:

bevordering van „inclusie” met behulp van e-overheidsdiensten zodat iedereen tegen 2010 kan profiteren van gemakkelijk toegankelijke, betrouwbare en innovatieve diensten;

Dit betekent dat de digitale kloof moet worden bestreden en de kansen van een inclusief, op ICT gebaseerd beleid moeten worden benut zodat iedereen, ook sociaal minder begunstigden, volop kan profiteren van e-overheid.

tegen 2010 moeten er aanzienlijke verbeteringen zijn bereikt wat betreft tevredenheid van de gebruiker, transparantie, verantwoordingsplicht, administratieve rompslomp en efficiëntie;

Enerzijds moet vooruitgang worden geboekt bij het ontwikkelen van een gemeenschappelijk raamwerk voor het meten van de impact en de voordelen van e overheid; dit impliceert benchmarking van gemeenschappelijke indicatoren en case based learning met behulp van meetbare indicatoren.

Anderzijds zijn communicatie en uitwisseling van ervaringen noodzakelijk om duurzaamheid op lange termijn te garanderen.

Er moeten kerndiensten met hoge impact voor burger en bedrijfsleven worden ingevoerd, zodat tegen 2010 alle aanbestedingen elektronisch worden gepubliceerd en de helft daarvan ook langs elektronische weg wordt afgewikkeld; ook over andere onlinediensten voor de burger moeten afspraken over samenwerking wordt gemaakt, zoals mobiliteitsdiensten (daarbij valt te denken aan betere arbeidsbemiddelingsdiensten in heel Europa, diensten op het gebied van sociale zekerheid, waaronder pan-Europese elektronische medische dossiers en elektronische doktersrecepten) of terugbetaling van BTW;

er moet een basisinstrumentarium worden ingevoerd waarmee tegen 2010 burgers en bedrijven overal in Europa kunnen profiteren van handige, veilige en interoperabele toegang tot overheidsdiensten, zoals een geharmoniseerde nationale identiteitskaart of wettelijke maatregelen voor de ontwikkeling van elektronische identificatie en authenticatie voor overheidsdiensten;

er moet tegen 2010 een instrumentarium worden ingevoerd waarmee de maatschappelijke discussie en de rol van de burger in het democratisch besluitvormingsproces kan worden versterkt; in dit verband moeten nog vele vragen worden beantwoord en twijfels worden weggenomen, bijvoorbeeld met betrekking tot inclusiviteit en kwaliteit van de besluitvorming.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

Het Comité kan zich in het algemeen wel vinden in het actieplan van de Commissie, dat ambitieuze doelstellingen bevat die écht moeten worden gerealiseerd. Het Comité vindt vooral de doelstellingen van het plan en de politieke opportuniteit ervan lovenswaardig, omdat hiermee een impuls wordt gegeven aan de doelstellingen die in de Lissabonstrategie zijn vastgesteld, nl. dat Europa de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld moet worden.

3.2

Het Comité (1) herhaalt dat als de doelstellingen van Lissabon praktisch haalbaar willen zijn, de Europese Unie een samenhangende, dynamische en vooruitstrevende aanpak moet voorstaan, zowel bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor de Unie als waar het gaat om de institutionele dynamiek. De bevordering van een elektronische overheid is dan ook een nuttig instrument om deze doelstellingen te bereiken.

3.3

Het heeft daarbij grote prioriteit dat breedbandinternet voor iedereen toegankelijk wordt; met het oog hierop moet de infrastructuur in gebieden waar niet aan de vraag wordt voldaan worden uitgebreid, zodat deze diensten ook hier binnen ieders bereik komen, en moeten de netwerken voor breedbandinternet en mobiele telefonie worden verbeterd.

3.4

De uitvoering op verschillende bestuursniveaus van de maatregelen die in het actieplan worden beoogd en de uitwisseling van ervaringen op dit vlak zullen vanzelfsprekend hun weerslag hebben op de werking van de interne markt, vooral waar het openbare aanbestedingen betreft, alsook op die aspecten van het dagelijks leven van de Europese burger die zijn levenskwaliteit en welzijn vergroten.

3.4.1

In het actieplan wordt verwezen naar grondrechten die in het Handvest van de grondrechten zijn opgenomen, zoals het recht op behoorlijk bestuur, de bescherming van persoonsgegevens, het recht op toegang tot arbeidsbemiddeling, gezondheidszorg en toegang tot diensten van algemeen belang.

3.4.2

Het Comité hoopt dat de uitvoering van de doelstellingen van het actieplan niets afdoet aan het huidige beschermingsniveau en dat wordt voorkomen dat een grotere technologische ontwikkeling ten koste gaat van de bescherming van deze rechten.

3.5

Om het vertrouwen van de burgers in de overheid te vergroten, moet een reeks voorzorgsmaatregelen worden genomen. Deze maatregelen moeten evenwichtig en toereikend zijn en qua kosten, aard en reikwijdte in verhouding staan tot de gegevens en handelingen die worden beschermd.

3.6

Het Comité heeft al eerder gepleit voor een Europese beleidsaanpak van netwerk- en informatieveiligheid (2) en is van mening dat investeringen in een betere netwerkbeveiliging maatschappelijke kosten en baten met zich meebrengen die onvoldoende in de marktprijzen tot uitdrukking komen.

3.7

Binnenkort zal het Comité dieper ingaan op de veiligheid van de netwerken in het actieplan i2010 (3).

3.8

Om de „samenwerkingsverbanden” tussen de Europese instellingen en de nationale overheidsinstanties met het oog op de toekomstige uitvoering van het actieplan te versterken moeten passende mechanismen worden gecreëerd, die ook van nut kunnen zijn bij het evalueren van de resultaten.

3.9

Het zou een goede zaak zijn indien structuren voor samenwerking tussen de verschillende overheidsinstanties zouden worden opgezet, zodat de burger gebruik kan maken van nieuwe diensten, ongeacht de instantie die de dienst verleent. Zo wordt het samen zoeken naar oplossingen bevorderd en kunnen de bestaande oplossingen beter op elkaar worden afgestemd.

3.10

Het Comité wijst er nogmaals op dat de samenwerking tussen Europese overheidsinstanties (op het vlak van bijv. douanediensten, Galileo, Europese ziektekostenverzekeringskaart, burgerrechtelijke samenwerking bij bewijsverkrijging en betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken en andere zaken als het Europees kenteken of het Europees rijbewijs) wel een impuls kan gebruiken (4).

3.11

Wat echter mankeert aan het actieplan is de ontoereikendheid van de supranationale economische instrumenten (IST, IDA) om genoemde technologische en mentaliteitsveranderingen tot stand te brengen. Dat is vooral dringend in het geval van de nieuwe lidstaten en met het oog op de volgende uitbreiding van de EU.

3.12

Om te voorkomen dat de lidstaten op het gebied van „e-government” verschillende snelheden aanhouden moet eerst een ad-hocmaatregel worden genomen in de vorm van een fonds voor de modernisering van de overheid en moet ook op juridisch vlak worden gekozen voor een gedifferentieerde aanpak met ruimere uitvoeringstermijnen zodat de in het plan vastgestelde doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt.

3.13

Ook de EIB en de Commissie zouden economische instrumenten moeten voorzien om, met het oog op de uitvoering van dit actieplan, de Europese economie een boost te geven.

4.   Bijzondere opmerkingen

4.1

De informatisering van de maatschappij is niet alleen een uitdaging voor wat betreft ontwikkeling en concurrentiekracht, maar ook op het vlak van sociale en territoriale cohesie en gelijke kansen. Eén van de ongelijkheden die van grote invloed zullen zijn op de toekomst van personen of gebieden is de „digitale kloof”.

4.2

Het doel moet in de eerste plaats zijn deze „digitale kloof” te voorkomen, te verkleinen of geheel weg te werken. Daartoe moet onverwijld een actief beleid worden gevoerd om het gebruik van internet in met name de gebieden waar de laatste technologische ontwikkelingen aan voorbij zijn gegaan, te bevorderen of in te voeren. Daarnaast moet een intensieve alfabetiseringscampagne worden gestart ten behoeve van bepaalde bevolkingsgroepen en moet ook aandacht worden besteed aan beroepsopleiding.

4.3

Het Comité is van mening dat de nodige infrastructuur en middelen, ook in termen van personeel, moeten worden voorzien, gemanaged, ontwikkeld en in stand worden gehouden om de maatregelen van de verschillende overheidsinstanties op het gebied van opleiding en scholing in ICT te ondersteunen, zodat de digitale alfabetisering en de toegang tot het internet overal in de Europese Unie op doeltreffende wijze kunnen worden bevorderd en gestimuleerd.

4.3.1

Om digitale alfabetisering te bevorderen moeten bijvoorbeeld klaslokalen worden ingericht en uitgerust met alle middelen die noodzakelijk zijn voor het geven van ICT-cursussen; ook moeten cursusleiders worden opgeleid, de toegang tot internet worden verbeterd of „internetcheques” worden verstrekt aan succesvolle studenten, die kunnen worden gebruikt om de aanschaf van en toegang tot ICT-goederen of –diensten (hoofdzakelijk internetaansluitingen) deels te bekostigen.

4.3.2

De content en diensten in het kader van de digitale alfabetiseringscampagne zouden zich bij voorkeur moeten toespitsen op het uitwerken, vaststellen, uitvoeren en controleren van opleidings- en ondersteuningsmaatregelen voor internetcursussen.

4.3.3

Maatregelen die het gemiddelde niveau van internetgebruik op een hoger plan beogen te brengen, zoals „virtuele campussen”, verdienen alle steun; ook zou meertalige informatieve content ter beschikking moeten worden gesteld aan de gemiddelde internetgebruiker. De digitale diensten van de overheid kunnen de taalkundige diversiteit, het leren van talen en de meertaligheid in de EU stimuleren.

4.4

De portaalsites van overheden moeten worden aangepast zodat zij aan de strengste internationaal erkende normen voor toegankelijkheid, met name de WAI-normen, voldoen. Ook moet worden gepleit voor allerlei wettelijke, technologische of organisatorische maatregelen die ICT toegankelijker maken en de interoperabiliteit van overheden in de hele Europese Unie verbeteren.

4.5

Samen met de fysieke barrières moeten ook de „psychologische barrières”, die mensen soms van elkaar scheiden, worden geslecht. Het Comité is van mening dat de toegang tot zowel fysieke ruimtes als communicatiemiddelen en de wettelijke erkenning van gebarentaal van cruciaal belang zijn in het streven naar e-overheidsdiensten voor álle Europese burgers.

4.6

Transparantie betekent het vrije spel van informatie bevorderen, objectiviteit garanderen, betrouwbare en tijdige informatie verstrekken en eventuele ondoorzichtigheid in het handelen van de overheid vermijden.

4.7

Relevante en actuele openbare informatie ligt aan de basis van de democratische relatie tussen de regering en de burgers. Alleen zo kunnen mensen kennis opdoen, deelnemen aan de besluitvorming en een oordeel vormen over het bestuur en zijn prestaties.

4.8

Waar het uiteindelijk om gaat, is dat al het ICT-potentieel in goede banen wordt geleid om een beter en doeltreffender bestuur tot stand te brengen, dat dichter bij de burger staat en dat bruikbare en kwalitatief hoogstaande digitale diensten verleent met het oog op volwaardige deelname van burgers en bedrijven aan de informatiemaatschappij.

4.9

Deze maatregelen zouden er in alle lidstaten op redelijke termijn minstens toe moeten leiden dat:

het recht van burgers en bedrijven om elektronisch in contact te treden met de overheid wordt gegarandeerd;

de mechanismen tot stand worden gebracht om ervoor te zorgen dat de onlinedienstverlening aan de vraag beantwoordt; daartoe dient een uitgebreid overzicht van de beschikbare elektronische diensten te worden opgesteld;

de nodige kanalen voorhanden zijn om alle burgers en bedrijven gebruik te laten maken van de diensten die door de overheid worden aangeboden.

4.10

In veel gevallen zal moeten worden overgegaan tot een „technologische onderdompeling” van de bedrijven in de Europese Unie, vooral het MKB, door deskundigen op het vlak van ICT in te schakelen die voor technische aanpassingen zorgen en specifieke oplossingen op maat aandragen voor het Europese bedrijfsleven, met name voor die bedrijfstakken die het meest achterlopen op het gebied van ICT, en door op nationaal, regionaal en lokaal niveau „agentschappen voor technologische ontwikkeling” op te zetten.

4.11

Dergelijke maatregelen moeten worden aangevuld met andere maatregelen ter bevordering en verspreiding van ICT, met initiatieven als doelgerichte cursussen en vaardigheidstrainingen, alsook met campagnes om het MKB te stimuleren meer gebruik te maken van snelle internetverbindingen en ICT in het algemeen.

4.12

Maatregelen die het gebruik van ICT stimuleren kunnen de Europese kleine en middelgrote ondernemingen ook de drempel over helpen naar de kenniseconomie door de totstandbrenging van een innovatief productieklimaat te bevorderen, de dynamiek van bedrijfsnetwerken te versterken en een efficiënte uitwisseling en overdracht van technologie en kennis mogelijk te maken.

4.13

Het aandragen van technologische of bedrijfsmatige oplossingen voor de Europese productiesector kan worden gestimuleerd door: gebruik te maken van benchmarking om te beoordelen hoe ver de verschillende productiesectoren zijn gevorderd op het gebied van ICT; gezamenlijke centra voor technologiebeheer of procesontwikkeling op te richten (branchespecifieke centra voor ICT-oplossingen); dienstencentra voor het MKB in verschillende productiesectoren op te richten en deze te verbinden aan de centra voor O+O+i in ICT (branchespecifieke ICT-ateliers); „B2B- of B2C-bedrijfsnetwerken” te bevorderen; risicokapitaalfinanciering van ICT en soortgelijke instrumenten te stimuleren; websites op te zetten die een overzicht bevatten van alle diensten die aan deelnemende sectoren en bedrijven worden aangeboden; onlinefora en bestandslijsten voor het MKB op te zetten.

4.14

Op het punt van veiligheid zou de aandacht moeten uitgaan naar het opzetten van centra die gespecialiseerd zijn in het voorkomen, oplossen en proactief benaderen van problemen en het leveren van O+O+i voor computerbeveiliging aan de hand van technologische oplossingen die zijn toegesneden op Europese bedrijven en overheden, zodat vertrouwen wordt gesteld in het netwerk en e-commerce en e-government worden aangemoedigd.

4.15

Zowel politieke partijen als maatschappelijke organisaties communiceren tegenwoordig een stuk sneller en efficiënter met de burger en dringen er bij hun respectieve regeringen op aan nieuwe maatregelen te nemen die van de nieuwe media, en dan met name het internet, een normaal instrument maken om contact te leggen met de overheid, om rechtstreeks deel te nemen aan de besluitvorming, om politieke rechten te doen gelden en om, naar gelang van de omstandigheden, te stemmen.

4.16

Het Comité betreurt dat in het actieplan niet wordt verwezen naar de rol die het maatschappelijk middenveld kan spelen bij de verwezenlijking van de doelstellingen, m.n. het streven naar meer inspraak voor de burgers en een meer democratische besluitvorming in Europa.

4.17

Het Comité wil zijn steun uitspreken voor en op Europees niveau toezicht en controle uitoefenen op het initiatief om internet voor iedereen toegankelijk te maken en de digitale kloof en technologische achterstand, die de invoering van e-government in bepaalde delen van de maatschappij kan verhinderen, te overbruggen.

4.18

Om dit doel te bereiken moeten hervormingen worden doorgevoerd die een soepele overdracht van informatie, netwerkcommunicatie en een rechtstreekse dialoog tussen de burger en de overheid bevorderen, het sociaal en democratisch kapitaal vergroten en het aantal gemeenschappelijke digitale sites vermeerderen.

4.19

De kwaliteit van de democratie hangt in belangrijke mate af van de werking van de overheid. De overheid moet modern en flexibel zijn en moet over de middelen beschikken om de problemen van de burgers vóór te kunnen zijn en te kunnen oplossen. De werkzaamheden van de overheid moeten doorzichtig zijn, zodat de burgers vertrouwen hebben in de overheid en niet de indruk hebben dat er een kloof gaapt tussen hen.

4.19.1

Het Comité vindt, als pleitbezorger van de participatiedemocratie, dat deze betrokkenheid de burgerzin vergroot, governance vereenvoudigt en een gezond politiek systeem ten goede komt.

4.19.2

De huidige stand van zaken van de Europese technologische en kennismaatschappij moet aan de hand van een bepaalde methodiek en op grond van strikt wetenschappelijke en statistische gegevens in beeld worden gebracht. Daarbij moet bijzondere aandacht wordt besteed aan de mate waarin overheden met speciale behoeften gebruik maken van de technologische mogelijkheden, zodat duidelijk kan worden vastgesteld welke maatregelen geboden zijn om de „digitale kloof” voor eens en altijd te dichten en een wijdverbreid gebruik van ICT in de Europese samenleving in het algemeen en door dit soort overheden in het bijzonder te bevorderen.

Brussel, 14 december 2006.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Een doeltreffendere uitvoering van de strategie van Lissabon” (PB C 120 van 20.5.2005, blz. 79-88), goedgekeurd tijdens de zitting van 27.10.2004. Rapporteur: de heer Vever; co-rapporteurs: de heren Ehnmark en Simpson.

(2)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Netwerk- en informatieveiligheid: Voorstel voor een Europese beleidsaanpak” (PB C 48 van 21-2-2002, blz. 33-41, goedgekeurd tijdens de zitting van 28.11.2001. Rapporteur: de heer Retureau. Par. 3.2.1.3.11).

(3)  Ontwerpadvies (PB C 318 van 23.12.2006.) Rapporteur: de heer Pezzini.

(4)  Advies (PB C 318 van 23.12.2006.), goedgekeurd tijdens de zitting van 14.9.2006. Rapporteur: de heer Vever.