30.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 324/68


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's:„Een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid”

COM(2005) 596 final

(2006/C 324/24)

De Europese Commissie heeft op 22 november 2005 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over het bovengenoemde voorstel.

De gespecialiseerde afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 6 september 2006 goedgekeurd; rapporteur was mevrouw LE NOUAIL MARLIÈRE.

Vanwege de vernieuwing van het mandaat van het Comité heeft zijn voltallige vergadering besloten om dit advies op de agenda van de oktober-zitting te zetten en om mevrouw LE NOUAIL MARLIÈRE, overeenkomstig artikel 20 van zijn rvo, tot algemeen rapporteur te benoemen.

Het Comité heeft tijdens zijn op 26 oktober gehouden 430e zitting onderstaand advies met 105 stemmen vóór en één stem tegen, bij vijf onthoudingen, goedgekeurd.

1.   Conclusies

1.1

Het Comité zou graag zien dat:

de Commissie de lidstaten precies aangeeft welke links kunnen worden gelegd en welke aanvullende acties kunnen worden genomen in het kader van de vereiste nationale plannen; het wijst erop dat meertaligheid de politieke en culturele integratie van de EU kan ondersteunen en het wederzijds begrip en de sociale integratie bevordert;

op Europees niveau overleg wordt gepleegd over de omvang van het onderwijsaanbod, zodat een duurzaam resultaat kan worden behaald en de potentieel beschikbare vaardigheden niet uitsluitend op een beperkt aantal talen worden toegespitst;

alle meertalige praktijken op professioneel, cultureel, politiek, wetenschappelijk en sociaal gebied worden bevorderd en aangemoedigd;

niet alleen deskundigen op sociaal en wetenschappelijk gebied, maar ook taalgebruikers, tolken, vertalers, taalleraren en -deskundigen bij dit initiatief worden betrokken;

meer aandacht wordt geschonken aan de huidige generaties van jonge en minder jonge volwassenen, via levenslang leren en op basis van hun culturele rechten, als de Commissie de programmeringsfase zal ingaan;

de Commissie zich niet alleen baseert op universitaire studies maar ook op acties van op dit gebied actieve verenigingen en dat zij populaire initiatieven binnen het netwerk van het maatschappelijk middenveld ondersteunt.

2.   Inleiding: samenvatting van de mededeling van de Commissie

In onderhavige mededeling stippelt de Commissie een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid uit en bevestigt ze dat ze veel belang hecht aan meertaligheid in de Europese Unie. Dit is de allereerste mededeling van de Commissie over dit beleidsgebied. In het document worden verschillende facetten van het Europese beleid op dit gebied onder de loep genomen en wordt een aantal specifieke acties voorgesteld.

De lidstaten worden aangemoedigd ten volle hun rol te spelen en het onderwijs, het leren en het gebruik van talen te bevorderen. Vermeldenswaard is dat een nieuwe portaalsite met informatie over de instellingen in 20 talen zal worden opgezet.

In dit eerste beleidsdocument over meertaligheid presenteert de Commissie een nieuwe kaderstrategie, samen met een aantal voorstellen voor specifieke acties m.b.t. de samenleving, de economie en de betrekkingen met de burgers. Zij streeft drie doelstellingen na: het leren van talen en de taalverscheidenheid in de samenleving bevorderen; een gezonde meertalige economie stimuleren; de wetgeving, procedures en informatie van de Europese Unie voor de burgers in hun eigen taal toegankelijk maken. De Commissie herinnert aan de oproep van de Europese Raad van Barcelona in 2002 om het onderwijs van minstens twee vreemde talen te bevorderen en verzoekt de lidstaten daarom actieplannen ter bevordering van meertaligheid vast te stellen, de opleiding van taalleraren te verbeteren, in de nodige middelen te voorzien om het leren van talen op jonge leeftijd mogelijk te maken en meer werk te maken van Content and Language Integrated Learning, d.i. het onderwijzen van vakken in een vreemde taal. Zij wijst er voorts op dat Europese ondernemingen vertrouwd moeten zijn met de talen van de Europese Unie en van andere handelspartners overal ter wereld en dat taalgerelateerde bedrijfstakken in de meeste Europese landen een snelle ontwikkeling doormaken. Zij stelt daarom een aantal acties voor om een meertalige Europese economie te bevorderen. In het kader van haar meertalig communicatiebeleid is de Commissie van plan het meertalige karakter van haar talrijke websites en publicaties te versterken door een intern netwerk op te zetten dat ervoor moet zorgen dat alle diensten het meertaligheidsbeleid coherent uitvoeren. Ook stelt de Commissie voor een groep op hoog niveau met onafhankelijke deskundigen voor meertaligheid op te richten, die haar moet helpen de vooruitgang in de lidstaten te analyseren. Zij zou graag zien dat binnenkort een ministerconferentie over meertaligheid wordt georganiseerd, waarbij de lidstaten hun vorderingen terzake kunnen toelichten. Ten slotte is zij voornemens een nieuwe mededeling uit te werken met voorstellen voor een grootschalige aanpak van meertaligheid in de Europese Unie.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

Het Comité onderschrijft het initiatief en merkt op dat de kaderstrategie als „nieuw” en de mededeling als „eerste beleidsdocument over meertaligheid” worden aangemerkt. De talloze verwijzingen naar de vroegere kaderstrategie (1) volstaan in dit verband niet om een duidelijk beeld te krijgen van de stand van zaken. Het Comité zou graag zien dat de Commissie een studie maakt van de meerwaarde die deze nieuwe kaderstrategie naar verwachting zal opleveren en van de comparatieve impact ervan. Zal de impact worden geëvalueerd zoals in het Samenwerkingsprotocol tussen Commissie en EESC (2) en in het kader van de vereenvoudiging van wetgeving en governance wordt voorgeschreven? Het EESC is van mening dat de mededeling alléén niet voldoende is om de lidstaten ertoe aan te zetten programma's vast te stellen, die overigens niet eens bindend zijn. Hoewel de kaderstrategie aansluit bij een verzoek van de Raad, is de nodige harmonisatie vereist om optimaal gebruik te kunnen maken van de middelen die zowel door de lidstaten als door de Unie zelf ter beschikking worden gesteld. Deze harmonisatie is slechts mogelijk als een duidelijk beeld kan worden gekregen van de acties die in dit verband al door de lidstaten en de Unie op touw zijn gezet.

3.2

Het Comité merkt op dat de Commissie reeds eerder haar steun heeft gegeven aan een dergelijke strategie. De interne praktijken van de Commissie ten aanzien van meertaligheid geven evenwel geen aanleiding tot volledige tevredenheid, noch binnen de diensten van de Commissie, noch bij contacten met de buitenwereld.

3.3

Het Comité stelt vast dat er ongenoegen heerst wegens het feit dat enerzijds instellingen en anderzijds het Europese maatschappelijke middenveld in al zijn uitingsvormen (autonome sociale en civiele dialoog) ongelijk worden behandeld. Alle nota's, studies en documenten die nuttig en noodzakelijk zijn voor het opstellen, raadplegen en bespreken van Europese wetgeving zijn voor een onevenredig groot deel in het Engels opgesteld. Het Engels is ook steeds vaker de voertaal bij door de Commissie gehouden of georganiseerde vergaderingen. Zo moet een deskundige van de Commissie de facto ook Engels kennen om het maatschappelijk middenveld in Brussel te kunnen vertegenwoordigen. Tal van statistieken en kwalitatieve studies waarnaar in dit advies verwezen wordt, zijn eveneens alleen in het Engels beschikbaar (3).

3.4

Sommige documenten zijn niet altijd beschikbaar in de taal van de rapporteurs van de instellingen of van de actoren die doorgaans worden geraadpleegd. Hieruit blijkt dat bij zowel formele als informele communicatie tussen de instellingen lang niet altijd rekening wordt gehouden met de overeenkomst om binnen de EU-instellingen drie werktalen te hanteren. Zo is het ook gemakkelijk om een aantal sprekers bij een steeds toenemend aantal debatten uit te sluiten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat uit verschillende statistieken blijkt dat de in casu ondervraagde personen de voorkeur geven aan studeren in het Engels, omdat die taal de facto in een toenemend aantal doorslaggevende situaties het nuttigst blijkt te zijn. Dat is ook de reden waarom verschillende generaties ouders en verschillende regeringen een „preferentiële keuze” voor het leren van het Engels hebben gemaakt, hetgeen tot de huidige situatie heeft geleid.

3.5

In de bijlage bij de mededeling wordt voorts gespecificeerd dat de meest gesproken „vreemde” taal in de EU niet de taal is van het grootste aantal EU-inwoners dat die taal als moedertaal heeft. De meest gesproken vreemde taal wordt naar verluidt gesproken (Eurostat preciseert niet vanaf welk niveau of vanaf welk aantal gekende woorden mag worden gesteld dat een taal effectief wordt gesproken) door 47 % van de ondervraagde personen, terwijl zij slechts van 13 % van hen de moedertaal is.

3.6

Dit vormt volgens het Comité een feitelijk obstakel voor de democratische uitoefening van het recht op directe en indirecte participatie van de burgers en hun vertegenwoordigers (Parlement en Comités — EESC en CvdR) aan het opstellen van voor hen relevante wetgeving. In de praktijk kunnen rapporteurs van de instellingen en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld die als leden van democratische en wettelijke instanties of instellingen worden geraadpleegd, zich vaak slechts na onredelijk veel moeite en giswerk een beeld vormen van hetgeen door de Commissie wordt voorgesteld. Hoe kan dan worden beweerd dat burgers vooraf effectief toegang hebben tot de nodige informatie? Vooral in het kader van een mededeling over dit thema houdt dit absoluut geen steek. Om uit deze collectieve en vanuit intellectueel en cultureel oogpunt aberrante situatie te raken en los te komen van de economische dwang die een goede participatie in de weg staat, zijn er middelen en politieke wil nodig.

Het Comité stelt dan ook met genoegen vast dat de Commissie voornemens is deze belemmeringen uit de weg te ruimen door in een doeltreffendere portaalsite te voorzien; deze portaalsite heeft echter betrekking op meertaligheid en niet op de communicatie van de Commissie in het algemeen. De door de Commissie nagestreefde doelstellingen m.b.t. communicatie die in het hoofdstuk over de betrekkingen tussen de Commissie en de burgers zijn aangegeven, zijn niet erg duidelijk: deze mededeling kan dan ook worden beschouwd als een eenvoudig verlengstuk van het Plan D. Communiceren in 20 officiële talen verandert de aard van de communicatie van de instellingen niet; het blijft immers gaan over een communicatie achteraf over besluiten waarbij de burger niet betrokken werd en waardoor de burgerparticipatie aldus evenmin bevorderd wordt.

3.7

Verschillende waarnemers merken op dat de eerste bladzijden van portaalsites of websites van de instellingen ogenschijnlijk meertalige documenten bevatten, maar bij nader inzien alleen maar Engelse documenten ter beschikking stellen.

3.8

Het Comité onderstreept dat iedere taal legitiem deel uitmaakt van het cultureel erfgoed van de mensheid en dat het Engels te lijden kan hebben van intensief gebruik door sprekers die de taal slecht beheersen, omdat ze deze weliswaar om technische redenen moeten spreken maar er anderzijds vanuit cultureel oogpunt minder waarde aan hechten. Hierbij zij verwezen naar de verder in dit advies aangegeven specifieke opmerkingen van het Comité betreffende statuut en gebruik van talen.

3.9

Het Comité stelt een onevenwicht vast in de gehanteerde aanpak, die gebaseerd is op economische aspecten van meertaligheid (consumenten, informatie, beroep en industrie, kenniseconomie); dit zou kunnen worden verholpen door meer aandacht te schenken aan menselijke, sociale en sociologische, culturele en politieke overwegingen. Indien, zoals tijdens de persconferentie bij de presentatie van de Commissiemededeling werd vermeld, de mens zich in eerste instantie van de dieren onderscheidt door zijn taal en bijgevolg zijn vermogen tot communicatie met andere mensen, dan zou er in de mededeling ook terdege rekening moeten worden gehouden met het feit dat communicatie tussen mensen niet alleen gericht is op commerciële doeleinden of verdediging van het grondgebied en de daar aanwezige rijkdommen. De mededeling zou er dan ook bij hebben gewonnen indien gebruik was gemaakt van de desbetreffende werkzaamheden van de Unesco, om aldus positieve aanbevelingen te kunnen formuleren (4).

3.10

Volgens het Comité is het een goede zaak dat een verband wordt gelegd tussen de Lissabonstrategie, de tenuitvoerlegging ervan, de Europese werkgelegenheidsstrategie en de nieuwe kaderstrategie. Niettemin zou een en ander in de mededeling moeten worden uitgediept en geconcretiseerd (door meer samenhang in de samenwerking tussen interne diensten en directoraten-generaal als DG werkgelegenheid, DG cultuur, enz.). Het Comité zou graag zien dat de Commissie de lidstaten precies aangeeft welke links kunnen worden gelegd en welke aanvullende acties kunnen worden ondernomen; het wijst erop dat meertaligheid de politieke en culturele integratie van de EU kan ondersteunen en het wederzijds begrip en de sociale integratie binnen de EU bevordert. Een studie van de sectorale impact zou ook aandacht moeten schenken aan het aantal en de kwaliteit van de in stand gehouden of nieuw gecreëerde arbeidsplaatsen en het verwachte reële effect op de lonen.

Het Comité onderschrijft de oproep tot de lidstaten om „nationale plannen op te stellen om structuur, samenhang en richting te geven aan acties ter bevordering van meertaligheid …” maar wijst erop dat coördinatie op Europees niveau nodig is wil men een uitgebreid aanbod verzekeren en een duurzaam resultaat bereiken waarbij de potentiële beschikbare vaardigheden alleen voor een klein aantal talen worden aangewend.

In het kader van het streven naar „de meest dynamische en concurrerende kenniseconomie ter wereld” lijkt het van nut van een zo groot mogelijk aantal brontalen uit te gaan — méér dan het aantal beschikbare en gebruikte talen op de interne markt — zodat de Europese Unie geen gevangene wordt binnen haar eigen taalgrenzen.

Het recht van immigranten om de taal van het gastland te leren, zou gepaard moeten gaan met het recht om de taal en de cultuur van hun land van oorsprong te behouden (5). De Europese Unie zou deze talen als extra menselijk potentieel moeten beschouwen in haar streven naar „wereldwijd concurrentievermogen”. Sommige ondernemingen zijn zich hiervan reeds bewust, maar ook werknemers en hun vakbondsvertegenwoordigers, alsmede specifieke consumentenorganisaties zouden hierop moeten worden geattendeerd. Er zou ook moeten worden gesteund op lokale overheden die concrete acties op touw hebben gezet, bv. het ontvangen van immigranten, met het oog op hun „integratie”, in de talen die recent het meest door hen worden gesproken.

3.11

In de mededeling zou ook meer aandacht moeten worden geschonken aan een ander economisch aspect, nl. de behoeften en de motivering van werknemers bij de uitoefening van hun beroepsactiviteit of binnen raadplegingsinstanties, zoals bijvoorbeeld de Europese ondernemingsraden. Het Comité is er niet over te spreken dat in de mededeling geharmoniseerde programma's worden voorgesteld waarbij geen rekening wordt gehouden met deze specifieke behoeften. In een mededeling van deze draagwijdte zouden immers thema's moeten worden aangesneden die voor ondernemingen en werknemers perspectieven openen en middelen moeten aangeven om het voortouw te kunnen nemen bij de totstandbrenging van deze meest concurrerende kenniseconomie ter wereld, met inachtneming van de rol van de sociale dialoog en de grondrechten (6).

3.12

Het Comité erkent dat meertaligheid een bijzonder kenmerk van de Europese Unie is (7). Niettemin is Europa niet het enige continent, land of politiek geheel waar een groot aantal verschillende talen wordt gesproken.

4.   Bijzondere opmerkingen

4.1

De discussies en het Europees Handvest betreffende regionale en minderheidstalen van de Raad van Europa (8) mogen de aandacht niet afleiden van andere thema's als:

a)

Het statuut van talen. Talen kunnen worden aangemerkt als officiële taal, werktaal, communautaire taal, minderheidstaal, dominante taal, culturele, wetenschappelijke, commerciële, institutionele of diplomatieke taal, gebruikelijke taal of vaktaal (gezondheid, onderwijs, bouwsector, industrie, mode, enz.). Om de door de Europese Unie bepleite en verdedigde meertaligheid te garanderen, dienen verschillende oplossingen te worden voorgesteld die zijn toegesneden op de verschillende situaties en behoeften. Op basis van het voorstel waarbij over het taalvraagstuk alleen wordt gedacht in termen van „onderwijs-toekomstmogelijkheden-werkgelegenheid” of „taaltechnieken-markt voor nieuwe producten- interne markt” zal de doelstelling niet kunnen worden bereikt om iedere EU-burger naast zijn moedertaal twee vreemde talen te leren spreken; een en ander zou integendeel contraproductief kunnen werken en ertoe kunnen leiden dat het aantal daadwerkelijk gekende of gesproken talen in de Europese culturele ruimte vermindert. Het Comité zou graag zien dat elk professioneel, cultureel, politiek, wetenschappelijk, e.a. taalgebruik in zijn specifieke context wordt toegestaan en aangemoedigd; het geeft dan ook zijn steun aan de talrijke initiatieven die in dit verband door het maatschappelijk middenveld ten behoeve van het grote publiek worden gelanceerd. Iedere in de oorspronkelijke taal toegestane en ondersteunde verbale of geschreven communicatie vergroot de vrijheid van de burgers, zonder dat daarbij noodzakelijkerwijs ook aan vertaling of vertolking moet worden gedacht. De kwestie van het aantal gebruikte talen mag dus niet afhangen van de vraag naar de kosten van vertaling, vertolking of onderwijs.

b)

Er is een zekere sociale macht verbonden aan het vermogen om een bepaalde of meerdere talen te gebruiken; de toegang tot en beschikbaarheid van meertalige leermiddelen is in zekere mate bepalend voor sociale uitsluiting of integratie en voor materiële en culturele armoede, daar de kennis van een taal toegang verleent tot sociaal-economische, maar vooral ook culturele en solidariteitsnetwerken. Deel uitmaken van een netwerk draagt enerzijds bij tot meer individuele autonomie, maar bevordert anderzijds ook de integratie in de huidige samenleving. Bepaalde bevolkingsgroepen zullen worden uitgesloten als men er vandaag niet voor zorgt dat deze nagestreefde meertaligheid wordt gegarandeerd op alle niveaus van de samenleving, ook bij kwetsbare en kansarme groepen.

c)

Democratie. Het Comité onderschrijft het streven om elke burger naast zijn moedertaal twee vreemde talen te leren spreken of gebruiken. Hoeveel burgers krijgen tengewoordig evenwel echt de kans om deze doelstelling te realiseren? Voor zowel de Europese als de nationale instellingen is deze doelstelling in het kader van het actieplan 2004-2006 ter bevordering van het leren van talen en taalverscheidenheid en van het programma Cultuur 2007-2013  (9) zelfs voor de professionele, politieke en economische elite van de huidige volwassen bevolking reeds moeilijk haalbaar; als de ambitieuze doelstelling moet gelden voor „iedere burger” staat men evenwel nog voor een grotere opgave. Iedereen weet welke vreemde taal op de eerste plaats komt wanneer kinderen op jonge leeftijd met het leren van een vreemde taal beginnen. Zogenaamd zeldzame of minder gebruikte talen (10) worden door een kleiner aantal personen gesproken omdat zij op latere leeftijd op school of aan de universiteit worden aangeleerd. Het Comité onderschrijft dan ook de aanbeveling ervoor te zorgen dat op jonge leeftijd een vreemde taal kan worden aangeleerd op voorwaarde dat wordt nagedacht over de waaier van aan te bieden talen in een globaal kader, hetgeen het centrale thema van de mededeling zou moeten zijn. Het gaat hierbij immers om de toekomst en de aard van de samenleving van de toekomstige generaties.

d)

Het voortbestaan van talen als deel van het Europese talenerfgoed. Een groot aantal burgers een tweede of derde taal willen doen spreken, is niet hetzelfde als een groot aantal Europese talen in Europa of in de wereld willen laten voortbestaan. Het zijn geen tegengestelde doelstellingen, maar ze vergen twee verschillende benaderingen en methoden. In dit specifieke verband dient er m.b.t. het initiatief van de Commissie betreffende normatieve werkzaamheden om het gebruik van talen en nieuwe informatie- en communicatietechnologieën compatibel te maken, rekening te worden gehouden met het gevaar van verarming als de inspanningen onevenredig worden toegespitst op dit specifieke gebied (11). Het Comité zou graag zien dat niet alleen deskundigen op sociaal en wetenschappelijk gebied maar ook taalgebruikers, tolken, vertalers, taalleraren en -deskundigen bij dit initiatief worden betrokken. De eerder vermelde Unesco-verklaringen en -conventies laten bijvoorbeeld duidelijk zien dat thans reeds onvoldoende talen van het wereldtalenerfgoed op het internet vertegenwoordigd zijn en dat dit beperkte gebruik gevolgen heeft voor de kwaliteit van de nog bestaande talen en het aantal daarvan.

e)

Het behoud van regionale, lokale en/of minderheidstalen in Europa mag niet afhangen van de kosten van het onderwijs ervan. Zoals thans overvloedig in de vakliteratuur is aangetoond, bevordert het leren van talen op jonge leeftijd de intellectuele soepelheid en zorgt het niet alleen voor de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden die nuttig zijn voor toekomstige leerprocessen, maar stelt het ook in staat links te leggen naar zuster- of aanverwante talen. Het volstaat dan ook niet het talenerfgoed te helpen behouden door taalkennis aan kinderen op jonge leeftijd door te geven of door talen zowel privé als openbaar weer meer te gebruiken. Om te kunnen voortbestaan, moet een taal worden gesproken in een omgeving die haar openbare en dus sociale bestaan consolideert; het houdt immers geen steek op de basisschool talen te leren die dan in het middelbaar onderwijs worden opgegeven, omdat de continuïteit van het onderwijs ervan niet is verzekerd (12). Met de economische dynamiek kan rekening worden gehouden in de onderwijsstelsels als men de nodige links legt naar andere talen; de kennis van een regionale of minderheidstaal kan later in het studieprogramma immers van nut zijn als aanzet naar een tweede taal. Het inzicht in taalverwantschappen is in dit verband van evenveel belang als het aantal gesproken talen (13).

f)

Nabijheid betekent niet alleen officiële of institutionele teksten op het internet beschikbaar stellen, maar ook Europese burgers van nabijgelegen landen in staat stellen elkaar en hun respectieve talen beter te leren kennen en deze talen te gebruiken — taal is immers niet alleen een communicatiekanaal, maar is ook een afspiegeling van de wereld. Dit kenmerk van taal is ook eigen aan schilderkunst, muziek, grafiek, mime en dans, plastische kunsten, enz. Burgers moeten de kans krijgen talen die tot verschillende taalgroepen behoren, te leren kennen en te gebruiken, met alle respect voor de culturen en de fundamentele kenmerken van de Europese identiteit of Europese waarden. Het Comité wijst op de positieve rol van uitwisselingen en jumelages, waarnaar het Comité van de Regio's verwijst (14), en beklemtoont dat wat het leren van talen betreft, de vraag even noodzakelijk is als het aanbod, welke strategie ook wordt gehanteerd. Bij het motiveren tot het leren van talen moet dan ook worden gekeken naar andere dan louter utilitaire aspecten (economie en werkgelegenheid).

g)

De behoeften m.b.t. samenhang en Europese identiteit betreffen niet alleen commerciële aspecten en de kwestie van identiteit. Personen met een bepaalde geografische, sociale of culturele achtergrond, die al dan niet een gemeenschappelijke ontwikkeling hebben doorgemaakt, hebben een reële behoefte om elkaar te begrijpen. Er ontbreekt evenwel een impactstudie met aandacht voor thans misschien minder belangrijke aspecten die op lange termijn echter van belang kunnen worden. Met betrekking tot vraag en aanbod van taalopleidingen wordt de tijd immers gemeten in jaren en generaties.

In het algemeen wordt het engagement waarvan in de mededeling sprake is, niet gedefinieerd in de tijd (verleden, toekomst op korte of op middellange termijn, engagement ten opzichte van toekomstige generaties).

Er heerst ook onduidelijkheid ten aanzien van humanitaire en culturele aspecten, asiel en immigratie, behoeften en rol van lokale en regionale overheden terzake, alsmede sociaal-economische aspecten De sociaal-economische partners (UNICE, het Europees Centrum van Overheidsbedrijven, het EVV), de ngo's die actief zijn op het gebied van mensenrechten, sociale en culturele rechten, alsmede universiteiten en besturen zouden op voet van gelijkheid moeten worden geraadpleegd, teneinde een strategie ten uitvoer te leggen die niet zonder hen maar met en door hen is uitgestippeld. Een grootschalige raadpleging biedt immers de beste garantie voor het verwezenlijken van dit ambitieuze streven. Voor de tenuitvoerlegging en het welslagen van de strategie van de Raad „1 + 2” (15) zijn middelen vereist die verder gaan dan het institutionele kader, en is het nodig dat een zo groot mogelijk aantal burgers en inwoners van de Europese Unie participeert en zich betrokken voelt.

Het Comité is ingenomen met het actiekader ter bevordering van het onderwijs en het leren van talen, en het merkt op dat het welslagen ervan zal afhangen van de steun die het zal krijgen van de personen die er in eerste instantie bij betrokken zijn, nl. leraren en lerenden.

Vooraleer nieuwe acties te ondernemen, moeten Commissie en Raad hun strategie dan ook consolideren door voor het brede publiek en de jongeren duidelijk te maken waarom zij hebben gekozen voor deze diversifiëring, en niet voor het aanmoedigen van het gebruik van één levende of oude, moderne of artificiële communautaire taal.

De onderliggende redenen kunnen eenvoudig en bondig als volgt worden samengevat:

het bevorderen van het gebruik van één dominante levende taal leidt tot onbillijke economische voordelen voor het land met die taal als moedertaal en kan een verarming van de culturele rechten en het werelderfgoed tot gevolg hebben;

het zou wel minder kosten een wetenschappelijk en artificieel geconstrueerde taal als het esperanto (duur en aanpassing van het leerproces) (16) dan een bestaande levende taal aan te leren en te verspreiden, maar tot op heden zijn de politieke en culturele voorwaarden in de Europese Unie hiervoor evenwel niet vervuld (17);

de tussenoplossing waarbij het aantal bekende en gebruikte talen in de Europese geografische en politieke ruimte wordt uitgebreid, moet worden bevorderd: het aantal personen dat deze talen spreekt, moet toenemen.

Om die reden zou het Comité graag zien dat in dit verband meer aandacht wordt geschonken aan de huidige generaties van jonge en minder jonge volwassenen, via levenslang leren en op basis van hun culturele rechten, wanneer de Commissie de programmeringsfase ingaat.

Jongeren moeten worden geïnformeerd en aangemoedigd om te kiezen voor beroepen in de communicatiesector van de 21e eeuw op basis van meertaligheid (18). Beroepen die grondige vakkennis van talen vereisen (taalkundigen, tolken, vertalers en taalleraren) moeten worden opgewaardeerd; dit kan in eerste instantie worden bereikt door hun sociale rol te erkennen en de personen die thans op dit gebied actief zijn, bij dit initiatief te betrekken.

Het door de Commissie bepleite aanleren van talen op jonge leeftijd vergt, zoals de Commissie overigens ook toegeeft, de nodige middelen en goed opgeleid personeel, maar ook de instemming van de ouders met de gediversifieerde keuze die hun wordt voorgesteld.

Het Comité erkent tevens dat het gezin kan bijdragen tot het vergemakkelijken van het leren op jonge leeftijd en wijst op de culturele ondersteuning die gezinnen met een „gemengde” culturele achtergrond kunnen geven, bijvoorbeeld in het geval dat de ouders uit verschillende landen afkomstig zijn. Uit diverse Europese en Canadese studies blijkt dat dergelijke gezinnen meestal over verschillende generaties heen getuigen van een cultuur van openheid en verdraagzaamheid.

h)

Wat vertalers en tolken betreft, beklemtoont het Comité dat er in dit verband niet alleen behoefte bestaat op institutioneel, professioneel of economisch vlak, maar dat ook andere belanghebbenden moeten worden gehoord. Er moet aandacht komen voor de behoeften op sociaal en cultureel gebied om twee redenen: eerbiediging van de fundamentele mensenrechten en voltooiing van de interne markt.

Als bijvoorbeeld steeds weer wordt gezegd dat aan de behoefte inzake vertaling en vertolking niet kan worden voldaan wegens een tekort aan vertalers en tolken of om financiële redenen, moet volgens het Comité ook worden gewezen op de verantwoordelijkheid van de betrokken landen en van de Europese Unie; pijnpunten zijn daarbij het gebrek aan opleidingen, de taaldiversiteit, de kosten die voortvloeien uit opleidingen, salarissen en statuten. Het Comité verwijst naar hetgeen het hierboven reeds heeft gezegd, en merkt op dat ook in andere sectoren de nodige deskundigen ontbreken en dat niet alles aan het demografische tekort kan worden toegeschreven. Er is ongetwijfeld niet tijdig genoeg opgetreden om voor evenwicht tussen vraag en aanbod in dit arbeidsmarktsegment te zorgen; gelet op de eenmaking van Europa, de opeenvolgende uitbreidingen en de globalisering van de handel had men echter uit vroegere ervaringen lering kunnen trekken.

Het Comité beveelt de lidstaten dan ook aan een actieve bijdrage te leveren om de situatie op dit gebied in de toekomst recht te zetten en valt de Commissie op dit punt volledig bij.

4.2

Het zou tenslotte graag zien dat de Commissie de gegevens ordent waarover zij beschikt of zou kunnen beschikken betreffende de follow-up van vroegere maatregelen van de lidstaten op taalgebied, teneinde de acties waartoe de Commissie de lidstaten oproept, te kunnen evalueren.

4.3

Het neemt nota van de inspanningen van de Commissie en verheugt zich over de beoogde vernieuwende aanpak; het ondersteunt taaldiversiteit als drager van culturele, sociale en politieke diversiteit en is zich ervan bewust dat als dit steeds meer vaste regel wordt het gebruik van een beperkt aantal talen contraproductief kan werken. Het zou graag zien dat het maatschappelijk middenveld in het kader van de aangekondigde volgende mededeling van de Commissie over dit onderwerp op ruimere schaal wordt geraadpleegd.

4.4

Het Comité is ingenomen met het initiatief van de Commissie om meer steun te geven aan onderzoekswerkzaamheden van universiteiten en instellingen voor hoger onderwijs in het kader van het 7e O&O-onderzoeksprogramma, en beveelt aan zich niet alleen te baseren op universitaire studies, maar ook op acties van netwerken van op dit gebied actieve verenigingen (19).

In de bijlage bij dit advies worden de werkzaamheden uiteengezet van de „Assises européennes du plurilinguisme” die in november 2005 werden gehouden door verenigingen van het maatschappelijk middenveld (20), waarbij ook het Forum van culturele instellingen betrokken werd (21). Deze conferentie heeft geleid tot het opstellen van een „Handvest van meertaligheid” dat voor verdere bespreking is gepubliceerd op de website van de vereniging ASEDIFRES, die voornemens is dit handvest aan de nationale en Europese parlementsleden voor te leggen. Als „interface tussen het maatschappelijk middenveld en de instellingen” ondersteunt en stimuleert het Comité dergelijke initiatieven, die als „good practice” kunnen gelden.

Brussel, 26 oktober 2006

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  COM(2002) 72 / COM (2003) 449 / COM(2005) 24 van 2.2.2005 / 2005/29/EG / COM(2005) 356 / COM(2005) 229 en 465.

(2)  Samenwerkingsprotocol tussen de Europese Commissie en het Europees Economisch en Sociaal Comité (november 2005).

(3)  Noten [2], [12], [17], [19], [24], [25], [26], [30], [31], [32], [37], enz.,…van de onderhavige mededeling COM(2005) 596.

(4)  Universele verklaring van de Unesco betreffende culturele diversiteit van 2 november 2001 en Conventie ter bescherming en bevordering van culturele diversiteit van 10 december 2005, waarin wordt herinnerd aan de noodzaak van taaldiversiteit en diversiteit van uitdrukkingsmiddelen om het cultureel pluralisme en de culturele diversiteit als onverveemdbare en onlosmakelijk verbonden universele rechten ten uitvoer te leggen. Hierbij zij ook verwezen naar de universele verklaring van de taalrechten, die werd afgelegd te Barcelona tijdens de Wereldconferentie over taalrechten van 6 tot 8 juni 1996 en werd ondertekend door 66 nationale en internationale ngo's en netwerken van juristen.

(5)  CvdR-advies CdR 33/2006, goedgekeurd tijdens de 65e CvdR-zitting op 14 juni 2006; rapporteur: de heer MURRAY, par. 1.10.

(6)  Artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verbiedt discriminatie op grond van taal en artikel 22 bepaalt dat de Unie de verscheidenheid van cultuur, godsdienst en taal eerbiedigt. Er kunnen in dit verband reeds inbreuken worden gesignaleerd die voortkomen uit arbeidsomstandigheden waarbij deze door nationale wetgeving gegarandeerde rechten niet worden geëerbiedigd. (General electric medical systems GEMS, arrest van het Hof van Beroep van Versailles, 2 maart 2006, Frankrijk).

(7)  Punt IV, 2 van de mededeling.

(8)  Europees Handvest over regionale en minderheidstalen van 5 november 1992, geratificeerd door 21 leden van de Raad van Europa, waaronder 13 EU-lidstaten.

(9)  COM(2004) 469.

(10)  „minder verspreide”.

(11)  Les processus de modernisation dans l'enseignement des langues pour adultes, dissertatie van mevrouw Judith BARNA, Université Charles de Gaulle — Lille 3, Frankrijk, 2005.

(12)  Advies van de SER van Aquitaine-Frankrijk, goedgekeurd door zijn voltallige vergadering op 14 december 2005, Langues et cultures d'Aquitaine (Talen en culturen van Aquitaine), rapporteur: de heer Sèrgi JAVALOYES.

(13)  Conclusies van de Raad over de Europese taalvaardigheidsindicator (JO 2006/C172/01).

(14)  Eerder genoemd advies CdR 33/2006.

(15)  Eén moedertaal en twee vreemde talen, Europese Raad van Barcelona, 15 en 16 maart 2002, Conclusies van het voorzitterschap, deel I, art. 43.

(16)  L'enseignement des langues étrangères comme politique publique (Het onderwijs van vreemde talen als overheidsbeleid), François GRIN, 2005.

(17)  Grin, op. cit. 2005, noten 59 en 84: Men heeft vergeten dat tal van landen ten tijde van de Volkenbond het esperanto als internationale taal wilden aannemen en dat de voltallige vergadering van de UNESCO in 1954 en 1985 resoluties heeft goedgekeurd die een pleidooi vormden voor het esperanto. De kwestie werd destijds (in september 1922) geblokkeerd door Frankrijk, dat het onderwijs en het bevorderen van het esperanto als een gevaarlijke uiting van internationalisme beschouwde, en beducht was voor de concurrentie die zulks voor het gebruik van het Frans in de wereld kon opleveren. Zie in dit verband ook het inaugurele college van Umberto ECO, die in 1992 de Europese leerstoel bij het Collège de France bekleedde.

Het Comité merkt op dat de oude, zogenoemde dode talen steeds minder worden onderwezen. Los van de vraag welke lingua franca (gemeenschappelijke taal) eventueel het meest geschikt zou zijn voor het huidige Europa, boden deze oude talen echter mogelijkheden voor een makkelijker wederzijds begrip tussen Europeanen; deze oude talen liggen immers aan de basis van een groot aantal Europese talen (die uit een groep Indo-Europese en een groep Fins-Oegrische talen bestaan) en dankzij kennis van deze talen kunnen andere talen sneller worden aangeleerd.

(18)  Er bestaan verschillende definities van meertaligheid en veeltaligheid. Volgens sommigen is meertaligheid het individuele vermogen om meer dan één taal te spreken; veeltaligheid doelt dan op de sociale omgeving in een geografisch gebied waar verschillende talen worden gebruikt (Assises européennes du plurilinguisme, 2005). Volgens anderen is het net andersom (GRIN, 2005). In de teksten van de Commissie heeft meertaligheid betrekking op zowel het individuele vermogen als de omgeving.

(19)  Voorbeelden zijn: Lingua Mon, Casa de les llengues, het project „Maison des langues en danger”, linguamon@linguamon.cat; het netwerk van verenigingen „Babel” van tolken en vertalers die vrijwillig voor internationale en regionale sociale fora werken; ASEDIFRES www.europe-avenir.com, de vereniging die medeorganisator was van de in november 2005 gehouden „Assises européennes du plurilinguisme”.

(20)  De lijst van deelnemers, de resultaten en de verslagen van deze werkzaamheden zijn volledig terug te vinden op de in noot 20 vermelde website.

(21)  De leden van dit Forum zijn: Alliance française, het Zweeds cultureel centrum, het Italiaans instituut voor cultuur, het Instituut van de universiteit van Londen te Parijs, het Camões-instituut, het Cervantes-instituut, het Goethe-instituut, en de culturele instituten van Finland, Hongarije en Nederland;

http://www.forumdeslangues.net.