18.8.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/40


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming (Herschikking)”

(COM (2006) 29 final — 2006/0009 (CNS))

(2006/C 195/10)

De Raad heeft op 7 maart 2006 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 37 van het EG-Verdrag te raadplegen over bovengenoemd Voorstel.

De gespecialiseerde afdeling Landbouw, plattelandsontwikkeling en milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 26 april 2006 goedgekeurd. Rapporteur was mevrouw Sánchez Miguel.

Het Comité heeft tijdens zijn op 17 en 18 mei 2006 gehouden 427e zitting (vergadering van 17 mei 2006) het volgende advies uitgebracht, dat met 144 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 1 onthouding, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC stemt in met de Beschikking van de Raad inzake een communautair mechanisme voor civiele bescherming, mede omdat hierin de opmerkingen zijn verwerkt uit zijn in november 2005 goedgekeurde advies (1) over de mededeling waarin de Commissie voorstelt om dit mechanisme te verbeteren.

1.2

Dankzij de herschikking — een methode om de EU-wetgeving te vereenvoudigen — krijgen de voor burgerbescherming verantwoordelijke instanties in de lidstaten bovendien een beter begrip van het mechanisme en kunnen zij dit beter toepassen bij zowel natuur- als door mensen veroorzaakte rampen.

1.3

Als de betrokken instanties ruimere bevoegdheden krijgen en vooral meer en betere middelen, komt dat de toepassing van het mechanisme in én buiten de EU ten goede. Heel belangrijk is ook de door de Commissie aangestipte coördinatie met de Office for the Coordination of Humanitarian Affairs van de VN, al zouden de burgerbeschermingsactiviteiten tevens moeten worden afgestemd op die van het Rode Kruis en van ngo's die in door rampen getroffen gebieden opereren. Verder zou de inzet van vrijwilligers, van groot belang bij rampen, via het mechanisme gecoördineerd moeten worden.

1.4

Wil het mechanisme goed kunnen functioneren, dan is onder meer het volgende van belang: er moeten genoeg financiële middelen voor worden uitgetrokken, de informatievoorziening en de beschikbaarheid van vervoersmiddelen dienen verbeterd te worden, en er moet meer geld naar de opleiding van deskundigen. Dit zijn cruciale voorwaarden, en daarom benadrukt het EESC nogmaals het grote belang ervan; de Commissie moet over bovengenoemde middelen kunnen beschikken en van de lidstaten eisen dat zij aan deze voorwaarden voldoen, zodat de burgerbescherming zich van haar taak kan kwijten.

2.   Inleiding

2.1

Het communautaire mechanisme voor civiele bescherming dateert van 1981 (2) en heeft sindsdien samen met het actieprogramma voor civiele bescherming (3) de mobilisering en coördinatie van bijstand door de burgerbescherming binnen en buiten de EU vergemakkelijkt. Uit de in al die jaren opgedane ervaringen blijkt echter dat het mechanisme aan verbetering toe is, juist omdat zowel de Raad als het Europees Parlement zo te spreken zijn over de inzet ervan bij grote rampen binnen en buiten Europa.

2.2

Ter verbetering van het mechanisme stelde de Commissie in een mededeling (4) voor om:

het mechanisme beter te coördineren met de nationale systemen voor burgerbescherming en met internationale organen, vooral de VN;

de modules beter voor te bereiden, waarbij ze speciale aandacht besteedt aan de snel inzetbare modules en de nieuw op te richten standby-modules in elke lidstaat, die binnen en buiten de EU kunnen worden ingezet;

bij rampen na te gaan waar behoefte aan bestaat door middel van een alarmsysteem waarbij het waarnemings- en informatiecentrum (WIC) wordt ingeschakeld;

de logistieke basis te versterken.

2.3

Het Comité heeft over deze Mededeling een advies uitgebracht (5), waarin het de voorgestelde verbeteringen toejuicht, maar er tevens op wijst dat sommige maatregelen zouden moeten worden aangepast in het licht van eerdere ervaringen, en met name de ervaringen die werden opgedaan bij de recente rampen in Azië. In het advies wordt gepleit voor de volgende verbeteringen:

versterking van het CECIS-systeem door dit uit te bouwen tot een op basis van satellietverbindingen werkende structuur, met als doel de aard en omvang van de rampen beter te kunnen inschatten en over alle benodigde gegevens te beschikken om de beschikbare middelen en hulpverleners beter te kunnen inzetten;

verbetering van de opleiding van interventieteams door ook aandacht te besteden aan het leren van talen; in dit verband wordt ook gewezen op het belang van duidelijk zichtbare herkenningstekens voor de Europese hulpverleners;

minimumvereisten voor interventiemiddelen, die door de EU en de VN moeten worden gecoördineerd; in dit verband wordt gepleit voor de oprichting van een centraal technisch orgaan dat 24 uur stand-by is en over voldoende financiële middelen beschikt om op een zo adequaat mogelijke manier te kunnen functioneren;

gebruik van eigen communicatie- en transportmiddelen.

3.   Opmerkingen

3.1

Deze Beschikking, waarbij de Beschikking van 23 oktober 2001 en de genoemde Mededeling in één tekst worden samengevoegd, moet worden gezien tegen de achtergrond van het door de Commissie uitgewerkte programma voor vereenvoudiging van de wetgeving. De gebruikte samenvoegingsmethode maakt de tenuitvoerlegging van een en ander, zowel op EU-niveau als op het niveau van de nationale burgerbeschermingsinstanties, een stuk makkelijker. Bovendien zijn tal van inhoudelijke verbeteringen aangebracht, zowel wat de werking als wat de financiering van het communautaire mechanisme betreft.

3.2

Het Comité staat achter dit initiatief, omdat dit meer duidelijkheid kan scheppen in de werking van de communautaire instantie die bij rampen binnen en buiten de EU de hulpverlening moet coördineren, en vooral omdat dit de werkingssfeer van het communautair mechanisme uitbreidt tot door de mens veroorzaakte rampen, terreuraanslagen en accidentele verontreiniging van de zee.

3.3

Belangrijker nog is het feit dat de Commissie een aantal verbeteringen aanbrengt waar het Comité in zijn advies van 2005 op heeft aangedrongen. Het Comité is vooral ingenomen met de uitdrukkelijke vermelding, in artikel 2, van „militaire faciliteiten en middelen” als „voor bijstandsinterventies beschikbare middelen”, omdat dit soort middelen vaak noodzakelijk zijn om snel en efficiënt te kunnen interveniëren. Andere door het Comité aanbevolen verbeteringen zijn de communautaire maatregelen op het vlak van logistiek, vervoer en andere vormen van ondersteuning.

3.4

Verder vindt het Comité het een goede zaak dat de Commissie voortaan met interventiemodules wil gaan werken. In combinatie met een systeem voor vroegtijdige waarschuwing zullen dergelijke modules, die door het communautair mechanisme zullen worden gecoördineerd en permanent in verbinding met het CECIS-systeem zullen staan, het mogelijk maken om steeds aan de specifieke situatie aangepaste middelen, incl. aanvullende transportmiddelen, in te zetten.

3.5

Met betrekking tot interventies buiten de EU wil de Commissie een nieuwe regeling invoeren die niet ter sprake komt in de Mededeling. Zij stelt voor dat bij een ramp buiten de EU de fungerend voorzitter contact opneemt met het getroffen land. Via het CECIS wordt alle benodigde informatie verkregen, terwijl zijzelf ondertussen een coördinatieteam samenstelt, dat op zijn beurt coördinatieoverleg moet plegen met de VN. Het Comité vindt het zeer belangrijk dat ook de hoogste instanties op het vlak van het externe beleid van de EU bij interventies in derde landen in het kader van het communautair mechanisme worden betrokken. Het twijfelt evenwel aan de haalbaarheid van de voorgestelde regeling.

3.6

Een andere belangrijke wijziging is het nieuwe artikel 10, dat handelt over de complementariteit tussen het communautair mechanisme en de nationale regelingen op het vlak van de civiele bescherming en waarin wordt bepaald dat de EU ter ondersteuning van interventieteams van haar lidstaten extra transportmiddelen en andere modules en interventieteams kan inzetten.

3.7

In artikel 13 ten slotte wordt bepaald dat de Commissie alle nodige uitvoeringsregels vaststelt, met name met betrekking tot de voor bijstandsinterventies beschikbare hulpmiddelen, het CECIS-systeem, de teams van deskundigen, de opleiding van deskundigen en iedere vorm van aanvullende steun. Het Comité vindt het een goede zaak dat de Commissie erkent dat voor dit alles voldoende financiële middelen beschikbaar moeten zijn, maar het had graag zien dat voor elk onderdeel van de regeling een concreet bedrag werd genoemd, zodat de Commissie zich van al haar taken kan kwijten.

Brussel, 17 mei 2006

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

A.-M. SIGMUND


(1)  EESC-advies 1491/2005 van 14 december 2005

(2)  Beschikking 2001/792/EG, Euratom

(3)  Beschikking 1999/847/EG van de Raad van 9 december 1999

(4)  Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Verbetering van het communautair mechanisme voor civiele bescherming, COM(2005) 137 def.

(5)  Zie voetnoot 1.