11.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/1


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid en consumentenbescherming (2007-2013)

(COM(2005) 115 final — 2005/0042 (COD))

(2006/C 88/01)

De Raad heeft op 2 juni 2005 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig de artt. 152 en 153 van het EG-Verdrag te raadplegen over het bovengenoemde voorstel.

De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden terzake was belast, heeft haar advies op 23 januari 2006 goedgekeurd; rapporteur was de heer PEGADO LIZ.

Tijdens zijn op 14 en 15 februari 2006 gehouden 424e zitting (vergadering van 14 februari 2006) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat met 130 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 1 onthouding, werd goedgekeurd.

1.   Samenvatting

1.1

De Commissie heeft haar voorstel voor een besluit tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid en consumentenbescherming (2007-2013) samen ingediend met een strategisch document in de vorm van een mededeling. Een uitgebreide effectbeoordeling is opgenomen in een begeleidend werkdocument.

1.2

Het is voor het eerst dat de Commissie een gemeenschappelijke strategie voor volksgezondheid en consumentenbeleid voorstelt, en wel voor een periode van zeven jaar. Het Comité erkent dan ook dat de Commissie zich inspant om een nieuwe impuls te geven aan deze twee beleidsgebieden, die onder hetzelfde DG vallen.

1.3

De Commissie rechtvaardigt haar vernieuwende aanpak met een aantal redenen van juridische, economische, sociale en politieke aard. Bovendien stelt het Comité tot zijn genoegen vast dat zij overvloedige informatie verschaft en de verschillende opties in haar effectbeoordeling in detail uiteenzet.

1.4

Het Comité heeft een uitgebreide hoorzitting op touw gezet met een groot aantal vertegenwoordigers van de betrokken belangengroepen, en ook de Commissie en het EP hebben diverse soortgelijke initiatieven genomen, zodat duidelijk is geworden hoe de betrokkenen tegenover de strekking, de inhoud, de presentatie en de onderbouwing van de Commissievoorstellen staan.

1.5

Na grondige studie van de voorgestelde documenten en de overvloedige informatie van de Commissie en rekening houdend met de bijdragen van de vertegenwoordigers van de maatschappelijke organisaties die rechtstreeks betrokken zijn bij volksgezondheid en consumentenbescherming, alsook met de schriftelijke bijdragen die een hele reeks voor deze gebieden representatieve organisaties aan het Comité hebben doen toekomen, concludeert het Comité dat het voorstel voor een besluit tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid en consumentenbescherming over het algemeen niet voldoende onderbouwd is en dat de verschillende onderdelen niet voldoende worden toegelicht. De aangevoerde redenen tonen niet afdoende aan dat de hier voorgestelde aanpak de juiste zou zijn.

1.6

Zo is het Comité van mening dat lang niet bewezen is dat de punten van overeenkomst tussen volksgezondheids- en consumentenbeleid inderdaad tot een synergie-effect zouden leiden. Aangezien het hier om twee bij uitstek horizontale beleidsgebieden gaat zou eenzelfde effect ook kunnen worden bereikt via samenwerking en coördinatie, zoals dat bv. het geval is met het milieubeleid.

1.7

Het gaat om twee juridisch zeer verschillende beleidsgebieden, die resp. gebaseerd zijn op de artikelen 152 en 153 van het Verdrag. Er moet goed worden opgelet dat ongewenste neveneffecten worden voorkomen. Zo zou het kunnen gebeuren dat de beginselen van complementariteit en subsidiariteit ook strikt op het beleid inzake consumentenbescherming worden toegepast, wat de eigen bevoegdheden van de EU terzake zou aantasten. Daarnaast dreigt het beleid inzake volksgezondheid te worden bezoedeld door „consumptiedenken”, waarbij de begrippen „zorggebruiker” en „consument” op één hoop worden gegooid, omdat zij beide onder de algemene noemer „burgerschap” vallen.

1.8

Voorts is het Comité van oordeel dat het consumentenbeleid er financieel op achteruit zou kunnen gaan als één gemeenschappelijk budget wordt vastgelegd. Het zou voor beide beleidsterreinen voordeliger zijn als afzonderlijk werd besloten over hun respectieve middelen, zoals dat tot nog toe het geval was, zeker gezien de huidige institutionele crisis en de zorgwekkende onzekerheid m.b.t. de financiële vooruitzichten.

1.9

Ook wijst het Comité erop dat de Commissie in haar voorstel voorbijgaat aan een aantal cruciale aspecten van de twee beleidsgebieden, waardoor adequate financiële middelen niet zijn gegarandeerd, en dat zij bepaalde doorslaggevende, essentiële en actuele aspecten wellicht vergeet. Bovendien hadden de voorgestelde bepalingen inzake de tenuitvoerlegging, het toezicht en de beoordeling wel wat vernieuwender, strenger en krachtiger geformuleerd kunnen worden.

1.10

Ten slotte zou het Comité graag zien dat de bevoegdheden en taken van het „Europees consumenteninstituut” beter worden afgebakend, en dat dit instituut niet slechts als „departement” van het Uitvoerend Agentschap voor het gemeenschappelijk programma voor volksgezondheid en consumentenbescherming wordt beschouwd. Alleen dan namelijk kan het in de gewenste mate bijdragen tot een betere toepassing van de bestaande wetgeving en tot verbetering van de informatieverspreiding en de voorlichting van de consument.

2.   Inleiding: samenvatting van de mededeling van de Commissie en van haar voorstel voor een besluit

2.1

Als logische volgende stap na haar mededeling over „De gezondheid, de veiligheid en het vertrouwen van de burger bevorderen: een strategie voor gezondheid en consumentenbescherming”, stelt de Commissie het EP en de Raad voor een besluit tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid en consumentenbescherming voor de periode 2007-2013 goed te keuren.

2.2

In de hier voorgestelde nieuwe strategie en het communautair actieprogramma voor 2007-2013 worden volksgezondheid en consumentenbescherming voor het eerst met elkaar verweven.

2.3

In haar mededeling zet de Commissie uiteen waarom zij voor deze nieuwe aanpak heeft gekozen. Zij wijst erop dat de twee beleidsterreinen een aantal doelstellingen delen en beide hun stempel drukken op het dagelijkse leven van de burgers. Daarnaast merkt zij op dat het synergie-effect van het nieuwe gemeenschappelijke programma besparingen mogelijk kan maken en de procedures zal stroomlijnen, wat de efficiëntie alleen maar ten goede kan komen.

2.4

De strategische keuze van de Commissie is ingegeven door de noodzaak om een synergie-effect teweeg te brengen. Een dergelijke aanpak kan schaalvoordelen opleveren, tot een zuiniger financieel beheer leiden en de procedures efficiënter maken. Bovendien kunnen de verschillende maatregelen zo beter op elkaar worden afgestemd en krijgt de problematiek van volksgezondheid en consumentenbescherming een prominenter plaats op de politieke agenda.

2.5

De Commissie vermeldt de volgende gemeenschappelijke doelstellingen:

burgers beschermen tegen risico's en bedreigingen waarop individuen geen vat hebben;

burgers beter in staat stellen over hun gezondheids- en consumentenbelangen te beslissen;

de doelstellingen van het gezondheids- en consumentenbeleid op alle communautaire beleidsgebieden te mainstreamen;

2.6

Voor het volksgezondheidsbeleid worden de volgende doelstellingen afgebakend:

de burgers beschermen tegen gezondheidsbedreigingen;

beleid bevorderen dat tot een gezondere levenswijze leidt;

bijdragen tot de vermindering van de incidentie van de voornaamste ziekten;

de efficiëntie en effectiviteit van de gezondheidsstelsels verbeteren;

meer en betere informatie over gezondheidskwesties verstrekken.

2.7

Voor het consumentenbeleid worden de volgende doelstellingen afgebakend:

alle consumenten in de EU een even hoog niveau van bescherming bieden;

de consumenten in staat stellen hun eigen belangen beter te behartigen;

het Uitvoerend Agentschap voor volksgezondheid uitbreiden met een Consumenteninstituut.

3.   Beoordeling van de mededeling en het voorstel van de Commissie

3.1   Algemeen: het gemeenschappelijk programma

3.1.1

De rechtsgrondslagen voor het communautair beleid inzake volksgezondheid en dat inzake consumentenbescherming zijn totaal verschillend. Volksgezondheid is op de eerste plaats een nationaal beleid: de EU mag alleen aanvullende maatregelen nemen op de in art. 152 (1) vermelde specifieke gebieden. Het consumentenbeleid daarentegen wordt m.n. sinds het Verdrag van Amsterdam beschouwd als een bij uitstek gemeenschappelijk beleid dat gericht is op de versterking van de rechten en de bescherming van de belangen van de consument, i.h.b. waar het gaat om de voltooiing van de interne markt (2).

3.1.2

Vandaar dat het in de ogen van het Comité niet legitiem is om een strategie en een geïntegreerd actieprogramma op het gebied van volksgezondheid en consumentenbescherming uit te werken op grond van de zogenaamde juridische gelijkheid van de artikelen 152 en 153.

3.1.3

Daar komt nog bij dat het recht op gezondheid vanuit juridisch en grondwettelijk oogpunt totaal verschillend is van de rechten van de consument, en dat niet dezelfde organen terzake bevoegd zijn.

3.1.4

Dit alles neemt niet weg dat de problematiek van volksgezondheid voor het Comité op dit moment ook van kapitaal belang is. Er zou een daadkrachtig Europees beleid terzake moeten worden uitgestippeld dat tevens kan fungeren als een instrument in de strijd tegen armoede en uitsluiting. Het is dan ook betreurenswaardig dat ten gevolge van de afwijzing van het grondwettelijk verdrag maatregelen in dit verband zijn uitgebleven.

3.1.5

Het Comité wil er hier daarom op wijzen dat de begrippen „consument” en „patiënt” niet dezelfde lading dekken. Eerst en vooral dienen consumenten niet uitsluitend te worden beschouwd als individu. Hun keuzes worden overwegend ingegeven door economische motieven. Patiënten op hun beurt mogen niet louter worden gezien als consumenten van geneesmiddelen en gebruikers van medische hulpverlening; hun rechten zijn immers niet alleen van economische aard en kunnen alleen worden vergeleken met het recht op rechtspraak of onderwijs. Medische hulpverlening valt in feite onder de nationale diensten van algemeen belang.

3.1.6

Het Comité erkent dat er ook raakvlakken bestaan tussen consumenten- en volksgezondheidsbeleid, maar dat geldt evenzeer voor andere beleidsgebieden (3). De Commissie heeft niet afdoende aangetoond dat de acties op deze twee gebieden zo met elkaar verweven zijn dat één geïntegreerd programma moet worden uitgewerkt en opgestart; ook valt te betwijfelen of dit werkelijk de meest aangewezen en voordelige aanpak is (4).

3.1.7

Deze geïntegreerde aanpak heeft volgens bepaalde consumentenorganisaties een aantal nadelen. Over sommige daarvan bestaat brede overeenstemming, bijv. over:

het risico dat het consumentenbeleid minder zichtbaar wordt en nog meer aan kracht inboet omdat het wordt gelijkgesteld met het volksgezondheidsbeleid, of daaraan ondergeschikt wordt gemaakt, en zo wordt herleid tot een aanvulling op het beleid van de lidstaten (5);

het steeds moeizamer verloop van de dialoog en de contacten met de bevoegde nationale organisaties en instellingen; zij zijn over het algemeen nl. niet bevoegd voor de twee gebieden;

het feit dat de middelen beperkt zijn of toegekend worden aan andere actoren, waardoor ngo's uit elk van de twee sectoren moeilijker toegang krijgen tot financiering en cofinanciering en in een ongunstige onderhandelingspositie worden gedwongen.

3.1.8

Integendeel, geen van de zes redenen die worden aangevoerd in de effectbeoordeling („Impact Assessment”, blz. 6-7) rechtvaardigt een gezamenlijke aanpak, waarmee niet méér kan worden bereikt dan met een goede coördinatie tussen de twee beleidsgebieden, m.n. in het kader van het uitstekende initiatief van de Commissie inzake bestuurlijke samenwerking tussen nationale autoriteiten (6).

3.1.9

De Commissie slaagt er al evenmin in aan te tonen dat harmonisatie een structureel synergie-effect met een meer dan tijdelijke werking zou hebben, en geeft geen cijfers bij eventuele schaalvoordelen. De effectbeoordeling toont veeleer aan dat de voorgestelde oplossing vanuit kostenoogpunt neutraal is; de samenvoeging zonder meer van twee beleidsgebieden brengt geen enkele verandering mee voor het financieel kader (7).

3.1.10

Net omdat dit een kritiek moment is voor de financiële vooruitzichten van de EU zou het voordeliger kunnen zijn de twee beleidsgebieden gescheiden te houden: zo kan worden onderhandeld op twee fronten en komen de meest relevante aspecten van elk gebied beter uit de verf. Op die manier kunnen voor elk van de twee beleidstakken budgettair gezien de gunstigste resultaten worden behaald. Dat is althans de mening van de betrokken representatieve organisaties.

3.1.11

Het Comité maakt zich overigens ernstig zorgen over de mogelijkheid van een drastische inkrimping van de financiële vooruitzichten 2007 — 2013, die dreigt het voorgestelde programma, waarvoor toch al weinig middelen worden uitgetrokken, te ondermijnen. In het beste geval zou het programma volledig moeten worden omgewerkt en zou een nieuwe reeks prioriteiten en acties moeten worden vastgelegd. De middelen eenvoudigweg beperken, in verhouding tot de algemene korting op de globale begrotingscijfers, is geen haalbare kaart.

3.1.12

Ten slotte wijst het Comité er nog op dat het wel mogelijk is gezamenlijke nationale of communautaire acties op te zetten voor een aantal aspecten van de twee beleidsgebieden die elkaar inderdaad overlappen, net zoals dat ook gebeurt voor andere beleidsgebieden, zoals milieu, mededinging, onderwijs en cultuur. Het gaat immers om twee horizontale beleidsgebieden waarmee vanzelf al rekening dient te worden gehouden in alle andere materies, zoals de Commissie zelf ook erkent in de in bijlage 2 bij de mededeling opgenomen voorbeelden (blz. 16).

3.2   Bijzondere opmerkingen

3.2.1

Dankzij de openbare hoorzitting waaraan werd deelgenomen door zo'n 70 vertegenwoordigers van de voornaamste maatschappelijke organisaties die rechtstreeks betrokken zijn bij het programma van de Commissie, is het mogelijk de mededeling en het voorstel van de Commissie te analyseren, ondanks de ons opgelegde logistieke beperkingen die een diepgravende analyse van de verschillende aspecten en elementen bemoeilijken. Bedoeling is een analyse te maken van de doelstellingen, de middelen te evalueren en na te gaan of zij op de juiste manier worden ingezet, en te kijken welke acties moeten worden opgezet om de afgebakende doelen te bereiken.

3.2.2   Consumenten

3.2.2.1

Het Comité kan zich vinden in de door de Commissie opgestelde lijst van acties die noodzakelijk zijn om tot een rechtvaardiger vorm van consumentenbescherming in de EU te komen. De Commissie gaat echter uit van een minimale bescherming, wat in de lijn ligt van haar meest recente wetgevingsvoorstellen waarin zij kiest voor volledige harmonisatie in combinatie met een minimaal beschermingsniveau. Verder staat het Comité terughoudend tegenover de systematische toepassing van het beginsel dat de wetgeving van het land van herkomst van toepassing is, en wijst het op de gevaren van een beperkte interpretatie van het begrip consumentenbescherming, waarbij enkel de informatie over producten en diensten van tel is (8).

3.2.2.2

Het Comité had gehoopt op een meer vernieuwende aanpak (9) en op concretere (10) voorstellen van de Commissie. Het heeft de Commissie ook al in zijn advies over de strategie voor 2002-2006 (11) op een aantal lacunes gewezen en deze problematiek komt ook uitgebreid aan de orde in een recent initiatiefadvies (12).

3.2.2.2.1

Het Comité stelt voor om in het huidige programma te verwijzen naar de volgende kwesties:

schuldenproblemen in gezinnen;

de herziening van de aansprakelijkheidsregeling voor producenten en van de richtlijn inzake misleidende clausules, en de CLAB-gegevensbank, die nieuw leven moet worden ingeblazen;

het opnieuw bekijken van de aansprakelijkheid van dienstverleners die in gebreke blijven;

het veiliger maken van de elektronische handel;

het vergemakkelijken van de toegang tot de rechter; zo moeten m.n. mechanismen voor collectieve verdediging van consumentenbelangen worden ingevoerd;

het versterken van het synergie-effect van de samenwerking tussen consumentenverenigingen uit de „oude” en „nieuwe” lidstaten;

het in aanmerking nemen van de specifieke situatie van de nieuwe EU-lidstaten en van de landen die ongetwijfeld zullen toetreden tijdens de looptijd van het programma (13);

de achtergrond van duurzaam consumeren en eerlijke handel, waartegen het hele programma moet worden gezien.

3.2.2.3

Een aantal van de voorgestelde initiatieven kan de goedkeuring van het Comité wegdragen. Een minpunt is echter dat de Commissie in veel gevallen niet aangeeft hoe de praktische tenuitvoerlegging moet verlopen en hoe de desbetreffende tijdschema's er uitzien. Deze opmerking geldt bv. voor de volgende initiatieven:

de ontwikkeling van een gemeenschappelijk referentiekader voor het Europees verbintenissenrecht (par. 4.2.2);

de invoering van een regeling om oneerlijke handelspraktijken snel te signaleren (par. 4.2.3);

garanties inzake overleg met de consumenten en ondersteuning van consumentenorganisaties (4.2.2 en 4.2.4);

de horizontale integratie van het consumentenbeleid in de andere beleidsgebieden waaraan wordt gerefereerd in de par. 4.1 en 4.2.2; de Commissie verzuimt evenwel aan te geven hoe een en ander in de praktijk moet worden uitgevoerd.

3.2.2.4

De indicatoren die zijn vastgelegd voor de monitoring en analyse van het synergie-effect van het programma zijn, met uitzondering van de eerste, niet efficiënt voor wat betreft de doelstellingen van grotere deelname van maatschappelijke organisaties en belanghebbenden aan de beleidsvorming en van integratie van het consumentenbeleid in andere communautaire beleidsgebieden.

3.2.2.5

Het zou nuttig zijn nog andere indicatoren voor de beoordeling van het consumentenbeleid vast te leggen, dit om de betrouwbaarheid te verhogen en dichter bij de in bijlage 3 van het programma uiteengezette doelstellingen te blijven.

3.2.2.6

Hoewel er voor de uitvoering van het programma, waarvan de looptijd 7 jaar bedraagt, jaarlijkse werkprogramma's zijn vastgesteld, lijkt de Commissie geen gebruik te willen maken van een instrument dat deel uitmaakte van het programma 2002-2006 — de evaluatie van het doorlopend actieprogramma (14) -, dat gezien de verlenging van de looptijd nochtans van groot nut zou kunnen zijn.

3.2.2.7

Het Comité merkt op dat de organisatie en werking van Consumenteninstituut binnen het Uitvoerend Agentschap voor volksgezondheid nog niet zijn omschreven. Het beveelt aan om de onafhankelijkheid en autonomie van dit instituut te verzekeren en zijn taken en bevoegdheden helder af te bakenen teneinde nog meer bureaucratische rompslomp te voorkomen.

3.2.2.8

Het budget voor het consumentenbeleid bedraagt nog geen 20 % van de totale middelen. Dit komt neer op een schamele 7 eurocent per consument en per jaar, voor de zeven jaar dat het programma loopt. De verdubbeling van de middelen in vergelijking met het vorige programma is dan ook maar schijn: ook de looptijd van het programma is immers verlengd en bedraagt nu zeven i.p.v. vier jaar.

3.2.2.9

Daar komt nog bij dat binnen afzienbare tijd weer een aantal nieuwe landen zullen toetreden. De voorgestelde middelen, die niet eens voldoende zijn voor de geplande acties en waarvan een belangrijk gedeelte naar de werking van het instituut zal gaan, zouden dus meer dan evenredig aan de duur van het programma moeten zijn.

3.2.3   Volksgezondheid

3.2.3.1

Op de eerste plaats wil het Comité de aandacht vestigen op de positieve punten van het programma, m.n. het voornemen om het volksgezondheidsbeleid nieuw leven in te blazen. Zo wil de Commissie dit beleid bovenaan de agenda zetten, meer zichtbaarheid geven en zorgen voor een efficiënter instrumentarium, aspecten die inderdaad dringend aandacht vereisen. Ook zonder de dreiging van een vogelgrieppandemie moge het duidelijk zijn dat op communautair niveau overleg moet worden gepleegd over de belangrijkste aspecten van volksgezondheid, die door de Commissie terecht extra worden belicht (15).

3.2.3.2

Het Comité kan zich dan ook vinden in de algemene lijnen van het programma voor volksgezondheid, m.n. het pleidooi voor de integratie van gezondheidsbelangen in andere beleidsgebieden en de klemtoon die wordt gelegd op preventie, analyse van de informatie, versterking van de samenwerking en uitwisseling van kennis, en op een betere verspreiding van informatie.

3.2.3.3

Ook is het Comité ingenomen met het feit dat de Commissie prioriteit geeft aan de strijd tegen de ongelijke toegang tot de gezondheidszorg, de noodzaak om de gezondheid van kinderen te verbeteren en de problemen die samenhangen met de stijgende leeftijd van personen die nog actief zijn op de arbeidsmarkt.

3.2.3.4

Het Comité schaart zich verder achter de waarschuwingen van de Commissie i.v.m. wereldwijde gezondheidsbedreigingen en de toename van ziekten die verband houden met bepaalde levenswijzen. Het steunt dan ook de in het programma uiteengezette strategie om meer invloed uit te oefenen op de gezondheidsdeterminanten.

3.2.3.5

Verder steunt het Comité de Commissie in haar streven om de aanwezigheid van patiëntenorganisaties in de overleginstanties te versterken, de mobiliteit van patiënten te verbeteren, de samenwerking tussen de nationale gezondheidsstelsels te ondersteunen, zodat zij de uitdagingen waar ze voor komen te staan beter aankunnen, en om de mechanismen voor de uitwisseling van informatie op het gebied van volksgezondheid te versterken.

3.2.3.6

De Commissie heeft er dan ook goed aan gedaan het onderdeel „volksgezondheid” beter af te stemmen op de behoeften van de sector. Dit geldt zowel voor de afbakening van de doelstellingen als voor de omschrijving van de acties en voor het vastgelegde budget — dat bijna drie keer zo hoog is als het budget van het vorige programma en meer dan vier keer zo hoog als het budget voor het onderdeel „consumenten”.

3.2.3.7

Toch meent het Comité dat hier in vergelijking met vorige programma's evenmin sprake is van significante vernieuwingen (16). Zo zijn m.n. de opmerkingen van het Comité bij het programma 2001-2006 en het Europees Plan „Milieu en gezondheid” 2004-2010 nog steeds actueel. Het Comité leverde in dit verband meer in het bijzonder kritiek op het ontbreken van concrete en meetbare doelstellingen en van een duidelijk tijdschema voor de tenuitvoerlegging daarvan (17).

3.2.3.8

Het Comité had graag gezien dat er precieze aanwijzingen waren gegeven over de beoogde doelstellingen betreffende bepaalde aspecten die in het vorige programma wél werden vermeld, zoals bv. de strijd tegen ongelijke kansen op gezondheidsgebied. We denken dan met name aan de ongelijkheid van kansen tussen mannen en vrouwen, maar ook aan de situatie van ouderen, de minst bedeelden en marginale groepen. Verdere knelpunten die niet ter sprake komen zijn de vertrouwelijkheid van persoonlijke gegevens, persoonlijke en biologische factoren, schadelijke gevolgen van straling en lawaai, en resistentie voor antibiotica.

3.2.3.9

Ook had het Comité graag gezien dat een aantal toch essentiële thema's als obesitas, HIV/AIDS, geestelijke gezondheid (18), gezondheid van kinderen en kinderziekten en vergrijzing, in het programma op coherente wijze waren aangepakt. Deze problemen worden wel aangekaart in de inleidende tekst, maar krijgen in het voorstel voor een besluit zelf niet de nodige aandacht.

3.2.3.10

Op zijn minst verrassend is de manier waarop de Commissie voorbijgaat aan een aantal actuele problemen op het gebied van volksgezondheid, zoals tandverzorging, zicht, palliatieve zorgen en pijnbeheersing.

3.2.3.11

Over het algemeen zou het Comité graag zien dat de Commissie bepaalde zaken resoluter aanpakt. We denken aan de kwaliteit van de informatie op alle niveaus en alle vlakken, algemene risicopreventie, publiek/private partnerschappen, en samenwerking op EU- en internationaal niveau.

3.2.3.12

Ten slotte zou het Comité het op prijs stellen als het programma werd aangevuld met concrete acties, bedoeld om de gezondheidszorgstelsels in de EU (19) te kunnen vergelijken, om patiënten die zich binnen de EU verplaatsen beter te kunnen beschermen („ziekteverzekering in de EU”), om codes voor goede praktijken sneller te doen goedkeuren en om expertisecentra en een centrum voor epidemiologie in het leven te roepen.

Brussel, 14 februari 2006

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Anne-Marie SIGMUND


(1)  Hierop is overigens ook duidelijk gewezen door zowel de directeur-generaal van DG SANCO, de heer MADELIN, tijdens de opening van het „Open Health Forum 2005” (7 en 8 november 2005 in Brussel), als door de EP-leden MIKOLASIK (EVP) en CORBEY (PSE), tijdens de zitting die tegelijkertijd met dit forum plaatsvond.

(2)  Zo luidt ook de stelling van o.m. VANDERSENDEN, DUBOIS, LATHAM, Van den ABEELE, CAPOUET, Van ACKERE-PIETRY, GERARD en AYRAL, in Commentaire Mègret, vol. VIII, 2e ed. 1996, blz. 16 e.v. en 41 e.v.. Een en ander blijkt nog duidelijker uit de tekst van de ontwerpgrondwet (PB C 169 van 18 juli 2003) ; de bepalingen van art. III – 132 over consumentenbescherming, in titel III, hoofdstuk III over „Het beleid op andere specifieke gebieden” , staan op gelijke voet met de bepalingen van het sociaal, het landbouw- en het milieubeleid, terwijl art. III-179 over volksgezondheid, in hoofstuk V, over „De gebieden waarop de Unie kan besluiten coördinerend, aanvullend of ondersteunend op te treden” , gelijkgesteld is met de beleidsbepalingen inzake cultuur, jeugd, sport en civiele bescherming.

(3)  Zo zijn het consumentenbeleid en het volksgezondheidsbeleid eveneens verweven met beleidstakken als milieu, toerisme, mededinging, de interne markt of justitie. Ook in al deze gevallen zou dan een gemeenschappelijke aanpak gerechtvaardigd zijn.

(4)  Het volstaat niet te verwijzen naar de „Financiële vooruitzichten 2007-2013” (zie ook COM(2004) 487 final van 14-7-2005, par. 3.3), die overigens nog op de onderhandelingstafel liggen. De Commissie stelt zich wel coherent op, maar dat betekent niet dat de voorgestelde oplossing ook gerechtvaardigd of juist is. Tijdens het „Open Health Forum 2005” is duidelijk gebleken dat net een sterker autonoom Europees beleid voor volksgezondheid noodzakelijk is.

(5)  Zoals de Commissie ook zelf al uitdrukkelijk stelt : „The proposed strategy and program aim to implement articles 152 and 153 of the Treaty .... by complementing national action with value-added measures which cannot be taken at national level” (Legislative Financial Statement, blz. 41).

(6)  Verordening 2006/2004 in PB L 364 van 9-12-2004.

(7)  In par. 4.4 van de „Impact Assessment” (blz. 32) merkt de Commissie immers op dat het optrekken van het budget een aantal voordelen heeft; vanuit louter financieel oogpunt maakt het daarbij weinig of niets uit of de middelen bestemd zijn voor twee afzonderlijke of een gemeenschappelijk programma.

(8)  Deze visie blijkt eveneens uit de richtlijn over oneerlijke handelspraktijken; andere voorbeelden hiervan waren het voorstel inzake consumentenkrediet, dat evenwel nog tijdig grondig werd gewijzigd en vervangen door een beter voorstel en, tot op zekere hoogte, de richtlijn inzake garantie op de verkoop van goederen.

(9)  Dit wordt ook door de Commissie zelf erkend : „Indeed, there will be no major changes in these objectives compared to the Consumer Policy Strategy 2002-2006” (Legislative Financial Statement, blz. 58).

(10)  Er dient in elk geval te worden verwezen naar twee cruciale onderdelen van het consumentenbeleid. Zo is het positief dat eindelijk een nieuw voorstel voor een richtlijn betreffende consumentenkredietovereenkomsten is verschenen (COM(2005) 483 final van 7-10-2005); slecht nieuws daarentegen is de intrekking van het voorstel voor een verordening betreffende verkoopbevordering (COM(2005) 462 final van 27-9-2005).

(11)  PB C 95 van 23-4-2003

(12)  PB C 221 van 8-9-2005

(13)  Zoals bekend is hierover een interessant ontwerpverslag opgesteld door het EP (rapporteur: de heer KRISTENSEN; doc. 2004/2157 (INI) van 31-5-2005).

(14)  Voor het vorige programma voltooid op 15 september 2003 (doc. SEC(2003) 1387 van 27-11-2003).

(15)  Deze noodzaak blijkt duidelijk uit een aantal recente publicaties van de Commissie (Beschikkingen C(2005) 3704 en 3705 van 6 oktober, 4068 van 13 oktober, 3877 en 3920 van 17 oktober, 4135 en 4163 van 19 oktober, 4176 van 20 oktober, en 4197 en 4199 van 21 oktober, resp. in PB L 263 van 8 oktober, 269 van 14 oktober, 274 van 20 oktober, 276 van 21 oktober en 279 van 22 oktober 2005).

(16)  Een vergelijkende analyse van de programma's 2007-2013 en 2001-2006 toont aan dat de par. 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.6, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 5.4, 5.6, 5.7 en 6 van het huidige voorstel nauw aansluiten bij het vorige voorstel (zij het dat de paragrafen niet overeenkomen); par. 1.5 is tot op zekere hoogte nieuw; ook de uitwerking van par. 2 is nieuw, hoewel de reactie in noodsituaties al in het vorige programma is behandeld; de par. 3.5, 3.6 en 3.7 zijn nieuw, net als de hele par. 4, over een aspect waarnaar in de vorige mededeling van de Commissie slechts vaag werd verwezen. Ook de in de par. 5.1, 5.2, 5.3, 5.5 en 5.8 behandelde thema's waren nog niet eerder aan de orde gekomen. Daarentegen werd de samenwerking met kandidaat-lidstaten en derde landen in het vorige programma uitgebreid besproken, terwijl de Commissie het nu bij een korte verwijzing in par. 2.2 van de mededeling houdt.

(17)  PB C 116 van 20-4-2001 en PB C 157 van 28-6-2005.

(18)  Des te verrassender daar de Commissie onlangs nog een uitstekend groenboek heeft gepubliceerd over een EU-strategie inzake geestelijke gezondheid (COM(2005) 484 final van 14-10-2005), dat aansluit bij de vele activiteiten op dit gebied die al sinds 1997 op touw worden gezet; een goed overzicht hiervan is te vinden in het rapport van prof. VILLE LEHTINEN van december 2004. Dit is het beste bewijs dat de Commissie heel goed in staat is geheel zelfstandig zeer doeltreffende acties op te zetten op het gebied van volksgezondheid, zonder daarbij de link te leggen met het consumentenbeleid.

(19)  De noodzaak hiervan werd tijdens het „Open Health Forum 2005” duidelijk aangetoond door Yves CHARPAK van de WTO.