27.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 130/2


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/37.214 — DFB — Gezamenlijke verkoop van mediarechten

(opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

(2005/C 130/02)

(Voor de EER relevante tekst)

De beschikking betreft de centrale verkoop van de media-exploitatierechten voor wedstrijden in de Bundesliga en de tweede Bundesliga van het herenvoetbal door Liga-Fußballverband eV (hierna: „het Ligaverband”) in Duitsland. Het Ligaverband is een geregistreerde vereniging en een gewoon lid van Deutscher Fußballbund (hierna: „DFB”).

Bij schrijven van 25 augustus 1998 verzocht DFB, overeenkomstig de artikelen 2 en 4 van Verordening nr. 17/62, om een negatieve verklaring, subsidiair een individuele vrijstelling op grond van artikel 81, lid 3, van het Verdrag voor de centrale verkoop van de televisie- en radiorechten op en andere technische vormen van exploitatie van de competitiewedstrijden van de Bundesliga en tweede Bundesliga bij de heren. Het Ligaverband dat in 2001 werd opgericht en dat de verkoopactiviteiten van de DFB overnam, heeft op 19 februari 2003 de gewijzigde aanmelding van DFB overgenomen.

Op 9 januari 1999 verzocht de Commissie in een bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen belanghebbenden hun opmerkingen te maken (1). Bij beschikking van 22 oktober 2003 heeft de Commissie de procedure van artikel 9, lid 3, van Verordening nr. 17 ingeleid. Op 30 oktober 2003 kondigde de Commissie in een bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie aan dat zij voornemens was een gunstige beoordeling te maken van de aangepaste regelingen voor de gezamenlijke verkoop (2). Na deze bekendmaking heeft zij van belanghebbenden opmerkingen ontvangen.

Nadat Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad per 1 mei 2004 in werking was getreden, kwam het eerdere verzoek van het Ligaverband voor een negatieve vrijstelling of een individuele ontheffing, overeenkomstig artikel 34, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003, te vervallen.

De inleiding van de procedure overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening nr. 17/62 die overeenstemt met de inleiding van de procedure overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (de uitvoeringsverordening), bleef echter effect sorteren, overeenkomstig artikel 34, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003.

Bijgevolg heeft de Commissie op eigen initiatief de procedure vanaf 1 mei 2004 laten doorlopen, met het oog op een beschikking op grond van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1/2003.

Op 18 juni 2004 zond de Commissie het Ligaverband, overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003, een voorlopige beoordeling; deze werd ook aan DFB beschikbaar gesteld.

Bij schrijven van 6 augustus 2004 heeft het Ligaverband ten aanzien van de regelingen inzake centrale verkoop gewijzigde toezeggingen ingediend, bij wege van toezeggingen in de zin van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003.

Op 14 september 2004 heeft de Commissie in een bekendmaking overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 in het Publicatieblad van de Europese Unie belanghebbenden verzocht hun opmerkingen over de voorgestelde toezeggingen binnen één maand vanaf de datum van die bekendmaking mee te delen. Deze opmerking werden aan het Ligaverband doorgezonden.

In het licht van de door het Ligaverband aangeboden toezeggingen is de Commissie van oordeel dat er voor de Commissie niet langer redenen zijn om op te treden en dat, onverminderd het bepaalde in artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003, de procedure in deze zaak kan worden beëindigd.

De raadadviseur-auditeur ontving in verband met het marktonderzoek van het Ligaverband of andere ondernemingen geen verzoeken om informatie. Er kwamen geen verzoeken om additionele informatie. Het Ligaverband heeft de Commissie meegedeeld dat zij de voor het beoordelen van deze zaak noodzakelijke informatie ter beschikking hield.

In het licht van het voorgaande hoeven geen bijzondere opmerkingen te worden gemaakt wat betreft het recht van de partijen te worden gehoord.

Brussel, 7 december 2004.

Serge DURANDE


(1)  PB C 6 van 9.1.1999, blz. 10.

(2)  PB C 261 van 30.10.2003, blz. 13.