4.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 1/5


Inleiding van een procedure voor de eventuele tussentijdse herziening van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie) uit India

(2005/C 1/04)

De Commissie heeft een verzoek ontvangen, op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad (1), om de inleiding van een procedure voor de tussentijdse herziening van antidumpingmaatregelen.

1.   Indiener van het verzoek

Het verzoek werd ingediend door de volgende EG-producenten: Du Pont Teijin Films, Mitsubishi Polyester Film GmbH en Nuroll SpA.

2.   Product

Het verzoek heeft betrekking op polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie) uit India dat gewoonlijk wordt aangegeven onder de GN-codes ex 3920 62 19 en ex 3920 62 90. Deze GN-codes worden slechts ter informatie vermeld.

3.   Thans geldende maatregelen

Op PET-folie uit, onder meer, India zijn thans definitieve antidumpingrechten van toepassing die werden ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1676/2001 (2) en verbintenissen die werden aanvaard bij Besluit 2001/645/EG van de Commissie (3).

4.   Motivering

De indieners van het verzoek hebben informatie verstrekt waaruit blijkt dat de thans geldende maatregelen ten aanzien van PET-folie, afkomstig van de vijf producenten/exporteurs uit India waarvan bij Besluit 2001/645/EG van de Commissie verbintenissen werden aanvaard, niet meer toereikend zijn om de schadelijke gevolgen van dumping te neutraliseren.

Volgens hen is de dumpingmarge structureel gewijzigd. Bij vergelijking van de prijzen die bovenbedoelde producenten/exporteurs hanteren bij uitvoer naar de Gemeenschap met de binnenlandse prijzen en de geconstrueerde normale waarde zou blijken dat de dumpingmarges die zijn berekend hoger zijn dan die welke werden vastgesteld bij het eerdere onderzoek dat heeft geleid tot de bestaande maatregelen.

Gezien het hoge niveau van de medewerking van de exporteurs aan het onderzoek dat heeft geleid tot het vaststellen van de bestaande maatregelen, werd het residueel recht vastgesteld op basis van het hoogste percentage dat was ingesteld voor de medewerkende producenten in de steekproef (4). Omdat al deze producenten op basis van dit bericht onderzocht zullen worden of momenteel reeds worden onderzocht (5) en deze ondernemingen het grootste deel van de uitvoer van het betrokken product uit India naar de Gemeenschap voor hun rekening nemen, lijkt het de Commissie juist ook na te gaan of het percentage van het residueel recht moet worden gewijzigd.

5.   Procedure

Na overleg in het Raadgevend Comité is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een tussentijdse herzieningsprocedure in te leiden. Zij opent derhalve, op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening, een onderzoek dat beperkt zal zijn tot de vraag of PET-folie, afkomstig van de vijf Indiase producenten/exporteurs waarvan verbintenissen werden aanvaard, met dumping in de Gemeenschap wordt ingevoerd en tot de hoogte van het residuele recht.

Bij dit onderzoek zal worden nagegaan of de thans geldende maatregelen moeten worden gehandhaafd, ingetrokken of gewijzigd.

(a)   Vragenlijsten

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de producenten/exporteurs in India en de Indiase autoriteiten. De antwoorden op de vragenlijst en het bewijsmateriaal moeten binnen de in punt 6(a) vermelde termijn door de Commissie zijn ontvangen.

(b)   Het schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

Alle belanghebbenden worden hierbij uitgenodigd hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en andere gegevens dan de antwoorden op de vragenlijst en het nodige bewijsmateriaal toe te zenden. Deze informatie en het bewijsmateriaal moeten binnen de onder punt 6(a) genoemde termijn door de Commissie zijn ontvangen.

Voorts kan de Commissie de belanghebbenden horen die hierom schriftelijk verzoeken en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Dit verzoek moet binnen de in punt 6(b) vermelde termijn zijn ingediend.

6.   Termijnen

(a)   Om zich aan te melden en antwoorden op de vragenlijst en andere gegevens toe te zenden

Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten binnen 40 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders vermeld, contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en de antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere gegevens doen toekomen. Er wordt op gewezen dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurerechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie aanmeldt.

(b)   Om een mondeling onderhoud aan te vragen

Binnen dezelfde termijn van 40 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

7.   Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op de vragenlijst en andere correspondentie

Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk worden ingediend (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon, fax- en/of telexnummer van de betrokkene. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited” (6) zijn voorzien en moeten, overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening, vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie waarop is vermeld „FOR INSPECTION BY INTERESTED PARTIES”.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat B

Kamer: J-79 5/16

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 295 65 05

Telex COMEU B 21877.

8.   Medewerking

Indien belanghebbenden binnen de gestelde termijnen geen toegang geven tot de nodige informatie, deze anderszins niet verstrekken of het onderzoek ernstig belemmeren, kunnen, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, op grond van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

De Commissie kan de verstrekte informatie, indien deze onjuist of misleidend blijkt, buiten beschouwing laten en van beschikbare gegevens gebruik maken. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent, kunnen de resultaten voor hem minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 227 van 23.8.2001, blz. 1.

(3)  PB L 227 van 23.8.2001, blz. 56.

(4)  Verordening (EG) nr. 1676/2001, overweging 77.

(5)  Bericht van de Commissie 2004/C 43/11 (PB C 43 19.2.2004, blz. 14).

(6)  Dit betekent dat de documenten slechts voor intern gebruik zijn bestemd en beschermd zijn in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en van de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Deze documenten zijn vertrouwelijk op grond van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad (PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1) en artikel 6 van de WTO-Overeenkomst inzake de tenuitvoerlegging van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).