52005SC0014

Aanbeveling voor een advies van de Raad overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) Nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2004-2007 /* SEC/2005/0014 def. */


Brussel, 11.1.2005

SEC(2005) 14 definitief

Aanbeveling voor een

ADVIES VAN DE RAAD

overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) Nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2004-2007

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

In Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid[1] is bepaald dat niet-deelnemende lidstaten, dat wil zeggen de lidstaten die de eenheidsmunt niet hebben aangenomen, vóór 1 maart 1999 bij de Raad en de Commissie een convergentieprogramma moesten indienen. Overeenkomstig artikel 9 van deze verordening diende de Raad elk convergentieprogramma te onderzoeken op basis van evaluaties door de Commissie en het bij artikel 114 van het Verdrag ingestelde comité (het Economisch en Financieel Comité). Op basis van een aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité bracht de Raad vervolgens advies uit na zelf het programma te hebben onderzocht. Ingevolge de verordening moeten de lidstaten jaarlijks een geactualiseerd convergentieprogramma indienen, dat eveneens volgens deze zelfde procedure door de Raad kan worden onderzocht.

Het eerste convergentieprogramma van Zweden voor de periode 1998-2001 werd op 23 december 1998 ingediend en op 8 februari 1999 door de Raad beoordeeld. Daarna is er jaarlijks een geactualiseerd programma gepresenteerd. Op 18 november 2004 heeft Zweden zijn meest recente actualisering van het convergentieprogramma ingediend. De diensten van de Commissie hebben een technische analyse van dit geactualiseerde programma verricht en daarbij rekening gehouden met de economische najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie, de gedragscode[2], de algemeen aanvaarde methode voor de schatting van de potentiële productie en de conjunctuurgezuiverde saldi, de aanbevelingen in de globale richtsnoeren voor het economisch beleid voor de periode 2003-2005 en de beginselen die zijn vervat in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 27 november 2002 betreffende de verbetering van de coördinatie van het begrotingsbeleid[3], zoals bekrachtigd door de Raad. Op grond hiervan zijn zij tot de volgende evaluatie gekomen:

- Het zesde geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden is op 18 november 2004 bij de Commissie ingediend en bestrijkt de periode 2004-2007. Het is gebaseerd op de Begrotingswet 2005, die op 16 december 2004 door het Parlement is goedgekeurd, en is slechts gedeeltelijk in overeenstemming met de “gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s” [4] omdat sommige gegevens niet geheel aan de ESR95-normen voldoen.

- Volgens het geactualiseerde programma zal de groei van het BBP in 2004 naar schatting 3,5% bedragen, in 2005 3,0%, in 2006 2,5% en in 2007 2,3%. Ondanks het hoge groeicijfer in 2004, vertoonde de werkgelegenheid een negatieve groei, maar verwacht wordt dat deze zich de komende jaren zal herstellen. Op basis van de momenteel beschikbare informatie lijkt het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt realistisch en in grote trekken overeen te stemmen met de analyse, inclusief de najaarsprognoses 2004, die de diensten van de Commissie hebben gemaakt. Bovendien lijken de groeihypothesen voor de verst afgelegen jaren aan de voorzichtige kant te zijn en beneden het verwachte potentieel te liggen.

- De inflatie in Zweden is sinds begin 2003 geleidelijk aan gedaald, deels omdat eerdere stijgingen van de energieprijzen buiten de basisreferentieperiode vallen, en zit momenteel duidelijk onder het streefcijfer van 2% van de Riksbank. De koers van de Zweedse kroon is ten opzichte van de euro betrekkelijk stabiel gebleven in 2003 en 2004, maar is recentelijk gestegen, hetgeen een weerspiegeling is van de stabiele macro-economische omgeving en de solide groeivooruitzichten, de ruime overschotten op de lopende rekening en de verwachtingen van de markt dat de beleidstarieven in 2005 iets zullen worden verhoogd. De ontwikkeling van de obligatierendementen in Zweden in het afgelopen jaar vertoonde veel overeenkomst met de op de belangrijkste obligatiemarkten opgetekende trends. Het positieve verschil in rendement op langlopende overheidsobligaties tussen Zweden en de eurozone, dat de jongste jaren rond de 50 basispunten schommelde, is in de loop van 2004 kleiner geworden.

- Het Zweedse begrotingskader omvat een doelstelling voor het begrotingsoverschot van de gehele overheid over een gehele conjunctuurcyclus van gemiddeld 2% BBP, meerjarige nominale maxima voor de uitgaven van de centrale overheid en een begroting in evenwicht voor de lagere overheden. Het geactualiseerde convergentieprogramma gaat uit van een overschot voor de gehele overheid van 0,7% in 2004, 0,6% in 2005, 0,4% in 2006 en ten slotte 0,9% in 2007. Zowel de uitgaven- als de ontvangstenquote geeft over de prognoseperiode een geleidelijk dalende trend te zien. Gecorrigeerd voor het volgens de gebruikelijke methode geschatte conjunctuureffect, vertoont de begroting over de gehele prognoseperiode een batig saldo. Ten opzichte van de vorige programma’s zijn de begrotingsdoelstellingen voor 2005 en 2006 naar beneden bijgesteld, en dit ondanks de aanzienlijke hogere groeiramingen. Dit kan deels worden verklaard aan de hand van de belastingontvangsten, die overeenkomstig de recente feitelijke cijfers, lager zijn geschat. De door de voorjaarswet van 2004 en de begroting 2005 geïntroduceerde belastingverlagingen dragen eveneens bij tot de voorziene lichte daling in 2005 en 2006. Terwijl het pensioenstelsel en de subsector van de lagere overheden naar verwachting stabiele overschotten zullen vertonen, loopt het tekort van de centrale overheid in 2005 en 2006 op, wat de verslechtering van de algemene overheidspositie in die jaren in de hand zal werken. Voor 2007 worden lagere overheidsuitgaven voorspeld.

- De risico’s voor de in het programma vervatte begrotingsprognoses lijken grosso modo in balans te zijn. De begrotingsprognoses lijken realistisch en Zweden heeft een zeer goede reputatie wat betreft het respecteren van de vooropgestelde uitgavenmaxima. Bovendien lijkt de financiële situatie van de lagere overheden te verbeteren. Daar staat tegenover dat de belastingsontvangsten in de voorbije paar jaar nogal wisselvallig zijn geweest. Ook is de begrotingsruimte op de vastgestelde maxima voor de uitgaven van de centrale overheid niet alleen in 2004, maar, afgaand op de begroting 2005, ook in dat jaar en in 2006 bijzonder krap. Voorts zijn er in 2006 verkiezingen gepland, wat de begroting voor dat jaar kan beïnvloeden. Rekening houdende met deze risicobeoordeling, lijkt de in de programma's uitgestippelde begrotingsstrategie toereikend te zijn om gedurende de gehele periode een begrotingssituatie te handhaven die "bijna in evenwicht is of een overschot vertoont”, zoals het stabiliteits- en groeipact voorschrijft. Zij biedt ook een voldoende veiligheidsmarge om het hoofd te kunnen bieden aan normale conjunctuurfluctuaties zonder de referentiewaarde van het tekort, te weten 3% van het BBP, te overschrijden. De voor conjunctuurinvloeden gezuiverde begrotingssituaties en de gemiddelde overschotten blijven gedurende de programmaperiode echter onder de binnenlandse doelstelling van een overschot van 2% van het BBP.

- De brutoschuldquote, die sinds 2000 minder dan 60% van het BBP bedraagt, zal naar verwachting blijven dalen en in 2007 uitkomen op 49% van het BBP. De centrale overheid, die met begrotingstekorten af te rekenen heeft, is de grootste debiteur en het overschot van het pensioenstelsel wordt voornamelijk in niet-overheidsactiva geïnvesteerd, waardoor de afname van de brutoschuldquote wordt vertraagd. Verwacht wordt dat de schuldquote zonder financiële activa zal verbeteren van circa -2% van het BBP in 2004 tot -4% en minder in 2007. Deze prognoses lijken aannemelijk.

- Het convergentieprogramma besteedt aandacht aan het ruimere pakket van structurele hervormingsmaatregelen van de overheid, waarin de nadruk ligt op het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt, het verruimen van de werkgelegenheid en het verminderen van het aantal door ziekteverzuim verloren arbeidsdagen. Er zijn zeer uiteenlopende maatregelen genomen, tot dusver met wisselend succes. Een nieuwe stap is gezet om de belastinghervorming te voltooien en de belasting op arbeid te verlagen in het kader van de ‘green tax swap’-strategie, wat echter gedeeltelijk is tenietgedaan door belastingverhogingen van lagere overheden in zowel 2003 als 2004. Voltooiing van de belastinghervorming en inspanningen om de essentiële beleidsdoelstellingen van meer werkgelegenheid, minder uitkeringstrekkers en minder ziekteverzuim te realiseren, blijven met het oog op gezonde overheidsfinanciën prioritair.

- Zweden lijkt in een betrekkelijk gunstige positie te verkeren wat betreft de langetermijnvooruitzichten voor houdbare openbare financiën, waarvan de vergrijzing en de daarmee gepaard gaande begrotingslast een belangrijk element is. Er dreigt een gat van circa 2% van het BBP te ontstaan als het land op termijn volledige houdbaarheid wil waarborgen. Dit cijfer is gebaseerd op de verwachte toename van de afhankelijkheidsratio van ouderen en de bestaande trends inzake uitgaven voor de gezondheidszorg, arbeidsparticipatie en werkgelegenheid. Zonder verdere hervormingen om deze trends bij te sturen, zal het aanhouden van een begrotingsoverschot van 2% van het BBP in de komende 10 jaar — wat het begrotingsdoel van de regering is — cruciaal zijn om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op langere termijn te bewerkstelligen.

Vergelijking tussen de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

2004 | 2005 | 2006 | 2007 |

Reëel BBP (verandering in %) | CP nov 2004 | 3,5 | 3,0 | 2,5 | 2,3 |

COM | 3,7 | 3,1 | 2,9 | n.b. |

CP nov 2003 | 2,0 | 2,6 | 2,5 | n.b. |

HICP-inflatie (%) | CP nov 20042 | 1,3 | 1,5 | n.b. | n.b. |

COM | 1,1 | 1,5 | 1,9 | n.b. |

CP Nov 20032 | 1,7 | n.b. | n.b. | n.b. |

Overheidssaldo (in % van het BBP) | CP nov 2004 | 0,7 | 0,6 | 0,4 | 0,9 |

COM | 0,6 | 0,6 | 0,8 | n.b. |

CP nov 20033 | 0,6 | 1,4 | 1,9 | n.b. |

Primair saldo (in % van het BBP) | CP nov 20041 | 2,8 | 2,8 | 2,7 | 3,3 |

COM | 2,7 | 2,8 | 3,0 | n.b. |

CP nov 2003 | 0,9 | 1,7 | 2,1 | n.b. |

Conjunctuurgezuiverd saldo (in % van het BBP) | CP nov 20044 | 0,8 | 0,5 | 0,5 | 1,2 |

COM | 0,7 | 0,4 | 0,6 | n.b. |

CP nov 20034 | 1,3 | 1,8 | 2,0 | n.b. |

Bruto overheidsschuld (in % van het BBP) | CP Nov 2004 | 51,7 | 50,5 | 50,0 | 49,0 |

COM | 51,6 | 50,6 | 49,7 | n.b. |

CP nov 2003 | 51,5 | 50,0 | 48,3 | n.b. |

1 De gegevens voor het primair saldo die de Zweedse autoriteiten in het programma verstrekken zijn exclusief nettorente, en niet exclusief brutorente zoals gebruikelijk. De tabel bevat echter de primaire saldi exclusief brutorente, gebaseerd op in het programma voorkomende informatie. 2 Procentuele variatie december-december. 3 Omwille van de vergelijkbaarheid zijn de voor de programma’s 2002 en 2003 opgegeven cijfers van de nettoleningen berekend gebruikmakend van een volledige periodisering van de belastingen (alhoewel deze methode pas in 2004 formeel in de rekeningen is ingevoerd). 4 Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie. Bronnen: Geactualiseerd Convergentieprogramma (CP) van Zweden november 2003 en november 2004; najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie. |

Op grond van deze evaluatie heeft de Commissie de aangehechte aanbeveling voor een advies van de Raad over het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden vastgesteld. Zij zal deze aanbeveling doen toekomen aan de Raad.

Aanbeveling voor een

ADVIES VAN DE RAAD

overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) Nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2004-2007

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid[5], met name op artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

HEEFT HET VOLGENDE ADVIES UITGEBRACHT:

Op [18 januari 2005] heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2004 tot en met 2007 besproken. Dit programma voldoet gedeeltelijk aan de gegevensvereisten van de herziene "gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”. Het betreft in het bijzonder sommige gegevens die niet geheel aan de ESR95-normen beantwoorden. Zweden wordt bijgevolg verzocht volledige overeenstemming met de gegevensvereisten tot stand te brengen.

Het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, gaat uit van een reële BBP-groei die van een sterke 3,5% in 2004 verzwakt tot 3,0% in 2005 en 2,4% gemiddeld in 2006 en 2007. Op grond van de momenteel beschikbare informatie mogen de groeiprognoses van het scenario aannemelijk worden genoemd. De in het programma gehanteerde inflatieverwachtingen lijken realistisch.

Het begrotingskader omvat een doelstelling voor het begrotingsoverschot van de gehele overheid over een volledige conjunctuurcyclus van gemiddeld 2% BBP, meerjarige nominale maxima voor de uitgaven van de centrale overheid en een begroting in evenwicht voor de lagere overheden. Het geactualiseerde convergentieprogramma gaat uit van een overschot voor de gehele overheid van 0,7% in 2004, 0,6% in 2005, 0,4% in 2006 en ten slotte 0,9% in 2007. Zowel de uitgaven- als de ontvangstenquote geeft over de prognoseperiode een geleidelijk dalende trend te zien. Gecorrigeerd voor het volgens de gebruikelijke methode geschatte conjunctuureffect, vertoont de begroting over de gehele prognoseperiode een batig saldo. De conjunctuurgezuiverde begrotingssituaties en de gemiddelde overschotten blijven gedurende de programmaperiode echter onder de binnenlandse doelstelling van een overschot van 2% van het BBP. Terwijl het pensioenstelsel en de subsector van de lagere overheden naar verwachting overschotten zullen vertonen, loopt het tekort van de centrale overheid in 2005 en 2006 op, wat de verslechtering van de algemene overheidspositie in die jaren in de hand zal werken. Voor 2007 worden lagere overheidsuitgaven voorspeld.

De risico’s voor de in het programma vervatte begrotingsprognoses lijken grosso modo in balans te zijn. De begrotingsprognoses lijken realistisch en Zweden heeft een zeer goede reputatie wat betreft het respecteren van de vooropgestelde uitgavenmaxima. Bovendien lijkt de financiële situatie van de lagere overheden te verbeteren. Daar staat tegenover dat de belastingsontvangsten in de voorbije paar jaar nogal wisselvallig zijn geweest. Ook is de begrotingsruimte op de vastgestelde maxima voor de uitgaven van de centrale overheid niet alleen in 2004, maar, afgaande op de begroting 2005, ook in dat jaar en in 2006 bijzonder krap. Voorts zijn er in 2006 verkiezingen gepland, wat de begroting voor dat jaar kan beïnvloeden.

Rekening houdende met deze risicobeoordeling, lijkt de in de programma's uitgestippelde begrotingsstrategie toereikend te zijn om gedurende de gehele periode 2004-2007 overschotten aan te houden, overeenkomstig de in het stabiliteits- en groeipact vervatte doelstelling van een begrotingssituatie die "bijna in evenwicht is of een overschot vertoont”. Zij biedt ook een voldoende veiligheidsmarge om het hoofd te kunnen bieden aan normale conjunctuurfluctuaties zonder de referentiewaarde van het tekort, te weten 3% van het BBP, te overschrijden.

De schuldquote in 2004 wordt geraamd op 51,7% van het BBP, wat beduidend lager is dan de in het Verdrag gestelde referentiewaarde van 60% van het BBP. Volgens het programma zal de quote dalen tot 49,0% van het BBP tegen 2007.

Zweden lijkt in een betrekkelijk gunstige positie te verkeren wat betreft de langetermijnvooruitzichten voor houdbare openbare financiën, niettegenstaande de vergrijzing en de daarmee gepaard gaande aanzienlijke begrotingslasten. Er dreigt een gat van circa 2% van het BBP te ontstaan als het land op termijn volledige houdbaarheid wil waarborgen. Dit cijfer is gebaseerd op de verwachte toename van de afhankelijkheidsratio van ouderen en de bestaande trends inzake uitgaven voor de gezondheidszorg, arbeidsparticipatie en werkgelegenheid. Zonder verdere hervormingen om deze trends bij te sturen, zal het aanhouden van een begrotingsoverschot van 2% van het BBP in de komende 10 jaar — wat het begrotingsdoel van de regering is — cruciaal zijn om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op langere termijn te bewerkstelligen.

Voornaamste prognoses in het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden

2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |

Reële BBP-groei (in %) HICP-inflatie (in %) Overheidssaldo (% van het BBP) Primair saldo (% van het BBP) Conjunctuurgezuiverd saldo (% van het BBP)1 Bruto overheidsschuld (% van het BBP) | 1,6 1,8 0,5 2,7 1,4 52,0 | 3,5 1,3 0,7 2,8 0,8 51,7 | 3,0 1,5 0,6 2,8 0,5 50,5 | 2,5 n.b. 0,4 2,7 0,5 50,0 | 2,3 n.b. 0,9 3,3 1,2 49,0 |

1Berekeningen van de diensten van de Commissie, waarbij de algemeen aanvaarde methode is toegepast op de in het programma voorkomende informatie. |

[1] PB L 209 van 2.8.1997. De documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd op de volgende website:http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.

[2] Herzien advies van het Economisch en Financieel Comité over de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's, door de Raad (Ecofin) op 10.7.2001 bekrachtigd.

[3] COM(2002) 668 definitief van 27.11.2002.

[4] Herzien advies van het Economisch en Financieel Comité over de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's, document EFC/ECFIN/404/01-REV 1 van 27.6.2001, door de Raad (Ecofin) op 10.7.2001 bekrachtigd.

[5] PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. De documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd op de volgende website:http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.