52005PC0587

Voorstel voor een Richtlijn …/…/EG van het Europees parlement en de Raad van[…] inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (Herschikking) {SEC(2005) 1498} /* COM/2005/0587 def. - COD 2005/0237 */


Brussel, 23.11.2005

COM(2005) 587 definitief2005/0237 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN …/…/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van[…]

inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (Herschikking) (Ingediend door de Commissie) {SEC(2005) 1498}

TOELICHTING

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL |

110 | Motivering en doel van het voorstel De noodzaak van een passende behandeling van de instellingen die schepen inspecteren en certificaten daarvoor afgeven, algemeen bekend als "classificatiebureaus", is een constante zorg geweest van de communautaire wetgever. Reeds in haar mededeling "Erika I" stelde de Commissie dat er nog steeds ernstige twijfel bestaat of op alle niveaus van het hele classificatiesysteem voldoende wordt gedaan om het vereiste kwaliteitspeil te halen. Het is niet langer voldoende zich tevreden te stellen met het bestaande systeem: het moet verder worden verbeterd om de goede exploitanten te scheiden van de slechte, de tekortkomingen op evenredige maar efficiënte wijze te corrigeren en zonder aarzelen diegenen van het systeem uit te sluiten die het niet mochten respecteren. - Aldus heeft de Raad in zijn conclusies van 13 december 2002 gewezen op de rol van de Commissie in de procedures voor machtiging en controle van de classificatiebureaus. - Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie over de versterking van de maritieme veiligheid [2003/2235(INI)] aan de Commissie gevraagd een efficiënte controle en een audit van de classificatiebureaus, hun dochterondernemingen en deelnemende ondernemingen uit te voeren en sancties in te voeren voor niet-nakoming van de verplichtingen. In zijn naar aanleiding van de schipbreuk met de Prestige aangenomen resolutie [2003/2066 (INI)] heeft het Europees Parlement bovendien opnieuw bevestigd dat het noodzakelijk is op internationaal en communautair niveau exhaustieve mechanismen voor technische inspectie in te stellen die het mogelijk maken te beschikken over betrouwbare informatie over de werkelijke toestand van schepen. Dienovereenkomstig is het onderhavige voorstel gericht op de hervorming van het huidige systeem voor erkenning van classificatiebureaus door de Gemeenschap, ingesteld bij Richtlijn 94/57/EG (PB L 319 van 12.12.1994, blz. 20), en meer bepaald op: (1) Het versterken van de systemen voor controle van de erkende instellingen. (2) Het unificeren van het huidige dubbele systeem van gewone en beperkte erkenning. (3) Het vereenvoudigen en beter structureren van de criteria voor communautaire erkenning. (4) Het hervormen van het systeem van sancties. (5) Het verduidelijken van de draagwijdte of vergemakkelijken van de toepassing van sommige bepalingen van de richtlijn. Terwille van de transparantie en de leesbaarheid van de communautaire wetgeving is het bij deze vierde actualisering van de richtlijn van belang gebruik te maken van de herschikkingstechniek. Bovendien maakt de herschikking het, afgezien van de voorgestelde inhoudelijke wijzigingen, mogelijk de considerans van de richtlijn te actualiseren. |

120 | Algemene context De ontwikkeling van de technische veiligheidsnormen gebeurt in de praktijk gedeeltelijk door de Internationale Maritieme Organisatie door middel van internationale verdragen (zogenaamde "wettelijk voorgeschreven" normen), en gedeeltelijk door de classificatiebureaus door middel van hun technische voorschriften ("klassevoorschriften"). Wat waaronder valt varieert volgens het verdrag, de materie of het scheepstype. De klassevoorschriften hebben betrekking op de structurele aspecten van het schip (zoals de weerstand of de stabiliteit en het drijfvermogen ervan): de machinekamer (motoren, roer, enz.); de boorduitrusting; bepaalde aspecten van de werking van het schip (bijvoorbeeld reddingsuitrusting, uitrusting voor specifieke ladingen zoals op olietankers en chemicaliëntankers). Hetgeen opvalt is dat de technische voorschriften van de voornaamste classificatiebureaus steeds meer naar elkaar toegroeien, wat zich echter (met name wat de uitrusting betreft) niet noodzakelijk vertaalt in wederzijdse erkenning. Voor de toepassing van de internationale verdragen is het aan de vlagstaat om de vereiste inspecties uit te voeren en de desbetreffende certificaten af te geven, maar het staat deze vrij de inspectie of beide taken samen te delegeren aan een erkend classificatiebureau. Een van de voorafgaande eisen in verband met de afgifte van de belangrijkste internationale certificaten is dat het schip gebouwd en onderhouden wordt conform de technische voorschriften van een classificatiebureau. De classificatiebureaus keuren dan ook de plannen goed en houden toezicht op de bouw; zij houden de controle over de basisvoorschriften en de inspectiemethodologie die zij toepassen om te certificeren dat een nieuw gebouwd schip voldoet aan de voorschriften. Indien, zoals zeer vaak voorkomt, de classificatiebureaus handelen namens de vlagstaat, zijn zij het die vervolgens de certificaten afgeven van conformiteit met de internationale verdragen. Tijdens de hele levensduur van het schip blijft het classificatiebureau de twee types certificaten afgeven. - Het gebrek aan kruiscontroles in het systeem maakt het onwaarschijnlijk dat bij de afgifte van internationale certificaten de kwaliteit van de klassecertificaten ooit ter discussie staat. Gemaakte fouten zullen onvermijdelijk gevolgen hebben verderop in het proces, inclusief voor de wettelijk voorgeschreven certificaten. Fouten kunnen gevolgen hebben voor een groot aantal schepen alvorens te worden ontdekt. - In de praktijk hangt de keuze van het classificatiebureau af van de krachtsverhouding tussen de reders en de scheepswerven. Terwijl de grote reders er over het algemeen in slagen de bureaus op te leggen waaraan zij de voorkeur geven, moeten andere zich tevreden stellen met de keuze van de werf. Sommige classificatiebureaus klagen zelfs openlijk dat zij blootstaan aan de pressie van grote werven die, omdat zij een groot productievolume hebben, de markt en de uitvoering van de technische voorschriften kunnen beïnvloeden. Wanneer een classificatiebureau eenmaal gekozen is voor een nieuw gebouwd schip, bepaalt dat bureau welke uitrusting er aan boord wordt geïnstalleerd aangezien het zich in een machtspositie bevindt ten opzichte van de leveranciers van die uitrusting, die over het algemeen buiten de onderhandelingen worden gehouden tussen de reder, de scheepswerf en het bureau zelf. Zodra het schip aan de eigenaar is afgeleverd en tijdens de hele levensduur ervan brengt het classificatiebureau de kosten van zowel klasseringswerkzaamheden als wettelijk voorgeschreven taken aan de reder in rekening: de reder wordt aldus de enige klant. Het uitvoeren van deze taken vereist totale onafhankelijkheid, de toepassing van een strikte gedragscode, een bijzonder hoog competentieniveau, zeer specialistische en constant evoluerende technische kennis alsmede een bijzonder strikt kwaliteitsbeheer. |

130 | Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied De Gemeenschap, die geen regeling kan instellen die fundamenteel verschilt van de internationale regeling, werd geconfronteerd met de noodzaak de zwakke punten van deze regeling te ondervangen en bovendien de vrije verlening van diensten voor veiligheidsinspectie en certificering van de veiligheid van schepen onder Europese vlag in de interne markt te verzekeren. Zo is richtlijn 94/57/EG ontstaan die, zonder iets essentieels aan de hierboven beschreven status-quo te veranderen, gezorgd heeft voor het opleggen van strikte criteria van onafhankelijkheid en beroepsbekwaamheid als voorwaarde voor het verlenen van de communautaire erkenning. Dit mechanisme werkt op twee manieren: enerzijds moeten de lidstaten nagaan dat schepen onder hun vlag worden ontworpen, gebouwd en onderhouden conform de voorschriften van een erkende instelling of, exceptioneel, op basis van gelijkwaardige nationale voorschriften; anderzijds mogen taken die onder de internationale verdragen vallen slechts aan erkende instellingen worden opgedragen. |

140 | Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU De versterking van de controles op schepen zal een directe impact hebben op het milieu door de vermindering van de kans op ongevallen en derhalve op verontreinigingen die door dergelijke ongevallen kunnen worden veroorzaakt. Anderzijds zal de maatregel positieve economische gevolgen hebben vanwege deze vermindering van de kansen op ongevallen en verontreiniging. Deze wijzigingen beogen eveneens de exploitanten van maritiem vervoer in een concurrerende en billijkere omgeving te brengen door oneerlijke concurrentie van niet aan de normen voldoende schepen te beperken, die strenger zullen worden gestraft, en door de exploitanten van kwaliteitsschepen aan lichtere controles te onderwerpen. |

RAADPLEGING VAN DE BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING |

Raadpleging van de belanghebbende partijen |

211 | Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten De Commissie heeft in februari 2005 de vertegenwoordigers van de lidstaten en de maritieme sector geraadpleegd op basis van werkdocumenten van haar diensten die een gedetailleerde lijst van vragen over de verschillende mogelijke opties bevatten. Deze hadden betrekking op a) de scheiding van wettelijk voorgeschreven en klasseringstaken, b) de hervorming van de beperkte erkenning, c) de hervorming van het systeem van sancties, d) de hervorming van de erkenningscriteria en e) bepaalde aspecten van de toepassing van de richtlijn. De Commissie heeft bovendien aan de geraadpleegde deelnemers gevraagd haar schriftelijk hun gedetailleerde opmerkingen te doen toekomen en heeft vervolgens bilaterale contacten onderhouden met met name vertegenwoordigers van de sector en de erkende instellingen. Het Europees Agentschap voor Maritieme Veiligheid heeft een studie uitgevoerd die meer licht heeft geworpen op het probleem van de opeenstapeling van taken en de basisgegevens heeft geleverd die vereist zijn voor een gedetailleerde effectbeoordeling. |

212 | Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden De eventuele scheiding van taken stuitte op hevige tegenstand, aangezien de erkende instellingen zelf en een meerderheid van de lidstaten er de voorkeur aan gaven meer gebruik te maken van, vooral verticale, audits. Uit de ontvangen antwoorden kwam naar voren dat de geraadpleegde belanghebbenden duidelijk voorstander waren van de hervorming van de beperkte erkenning teneinde de procedure minder omslachtig te maken en het negatieve effect op de prestatie van de betrokken instellingen weg te werken. De hervorming van de erkenningscriteria en de hervorming van het systeem van sancties werd vooral goed ontvangen door de erkende instellingen zelf, die zich met name zorgen maakten over de evenredigheid ervan. Al deze elementen, die trouwens sterke overeenkomsten vertonen met die in de effectanalyse van de Commissie, zijn in het voorstel in aanmerking genomen. |

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid |

229 | Het was niet nodig een beroep te doen op externe deskundigheid. |

230 | Effectbeoordeling De verzamelde gegevens en de gedetailleerde conclusies van de effectstudie zijn opgenomen in het bijgevoegde document SEC ../.., dat hierna wordt samengevat: a) Hervorming van de controlesystemen voor de erkende instellingen In verband met de communautaire erkenning richtte men zich tot nu toe op de beroepsnormen en hield men zich niet bezig met de risico’s van de opeenstapeling van taken door de erkende instellingen. Er werden twee types oplossingen onderzocht: - Invoering van kruiscontroles bij de inspecties en de afgifte van certificaten, hetgeen de scheiding van wettelijk voorgeschreven en klasseringstaken impliceert. Uit de analyse van de Commissie bleken de voordelen van deze formule, maar ze heeft een fundamenteel nadeel: zij kan enkel toegepast worden op de vloot die onder de communautaire vlag vaart. - Versterking van de bestaande controlemechanismen binnen een passend kader. De analyse toont aan dat dit kan leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening en de doeltreffendheid van de inspecties wat betreft alle erkende instellingen, zonder onderscheid van de vlag waaronder gevaren wordt, en met minimale kosten voor de erkende instellingen. Bij het bilaterale overleg met de Commissie toonden de erkende instellingen zelf zich voorstander van een versterking van de verticale audits. b) Hervorming van de beperkte erkenning De hervorming van de beperkte erkenning, waarbij de toepassingssfeer ervan wordt uitgebreid tot heel het communautaire grondgebied en de huidige kwantitatieve criteria worden vervangen door kwalitatieve criteria, werd geacht geen economische effecten te hebben. Deze verandert immers niets aan de marktsituatie omdat in het huidige systeem de beperkte erkenning van een instelling op elk moment kan worden uitgebreid tot de lidstaten die daarom verzoeken. c) De erkenningscriteria De vereenvoudiging en actualisering van de erkenningscriteria, waarbij geen nieuwe verplichtingen aan de erkende instellingen worden opgelegd, heeft uiteraard geen merkbare economische effecten (behalve betreffende het verbod gebruik te maken van niet-fulltime inspecteurs, waarvan de impact evenwel klein blijft en werkzaam is op de hele door de erkende instellingen geklasseerde vloot). d) De hervorming van het systeem van sancties: invoering van geldboeten. Aangezien het hier gaat om een wijziging van strikt juridische aard, is geen economische impact te verwachten van deze hervorming van het sanctiesysteem. e) Andere elementen van de hervorming Aangezien het gaat om wijzigingen van strikt juridische aard die vooral betrekking hebben op het verduidelijken en/of de correcte toepassing van andere bepalingen, is geen economische impact te verwachten van de nieuwe bepalingen betreffende de juridische structuur van de erkende instellingen, de inspectiebevoegdheden van de Commissie en de uitsluiting van "veiligheidsaspecten" van de werkingssfeer van de richtlijn. |

ar | De Commissie heeft een effectanalyse uitgevoerd in het kader van het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie, waarvan het verslag beschikbaar is op http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/impact/index_en.htm. |

JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL |

305 | Samenvatting van de voorgestelde maatregelen a) De versterking van de systemen voor controle van de erkende instellingen (artikel 21) Het betreft de invoering door de erkende instellingen van een gemeenschappelijke structuur voor evaluatie en certificatie van de kwaliteit. Deze structuur moet onafhankelijk zijn en beschikken over alle nodige middelen om continu en diepgaand te werken en kan zowel individuele als collectieve corrigerende maatregelen voorstellen voor het verbeteren van de kwaliteit van het werk van de erkende instellingen. Bovendien wordt, opdat dit systeem correct kan functioneren, voorgesteld de samenwerking tussen de erkende instellingen op het gebied van verenigbaarheid van hun technische voorschriften, interpretatie van de internationale verdragen en uniforme toepassing van beide uit te breiden; hiermee zullen een gemeenschappelijke basis voor evaluatie alsmede instrumenten worden gecreëerd die de corrigerende maatregelen als hierboven bedoeld mogelijk zullen maken met het oog op een uniform niveau van veiligheid in de Gemeenschap. Bovendien zou de verenigbaarheid van de technische voorschriften logischerwijze moeten uitmonden in echte wederzijdse erkenning van de klassecertificaten, inclusief wat betreft de scheepsuitrusting, hetgeen tot een vermindering zou moeten leiden van de kosten van de leveranciers en scheepswerven aangezien het niet langer nodig zou zijn dat certificeringen door meerdere bureaus worden uitgevoerd. Tenslotte blijkt het noodzakelijk om de deelname te stimuleren van de lidstaten aan zowel de ontwikkeling van voorschriften (deze is momenteel facultatief) als aan de hiervoor bedoelde werkzaamheden inzake technische samenwerking (verenigbaarheid van de voorschriften, interpretatie van de internationale verdragen). b) Hervorming van de beperkte erkenning Er werd geconstateerd dat het huidige systeem van beperking van de erkenning naargelang van de grootte van de betrokken instelling de vernieuwing van haar vloot moeilijker maakt en zowel schadelijk is voor haar prestaties als voor haar vermogen om te evolueren en zich te verbeteren. Dit is een totaal onwenselijke situatie. Bovendien kan het systeem worden uitgehold indien de beperkte erkenning wordt uitgebreid tot meerdere lidstaten, met name als dit grote vloten betreft. De beoogde hervorming beoogt een einde te maken aan deze problemen: de communautaire erkenning zal niet langer een kwestie zijn van omvang, maar enkel en alleen van kwaliteit en prestaties op het gebied van veiligheid en bescherming van het milieu. Tegelijk zal het mogelijk worden te beletten dat een erkende instelling, ongeacht de omvang ervan, voor rekening van lidstaten handelt op specifieke gebieden (bijvoorbeeld zeer specialistische schepen zoals chemicaliëntankers, gastankers of grote passagiersschepen) waarvoor deze niet de noodzakelijke capaciteit heeft ontwikkeld. c) Hervorming van de erkenningscriteria In de loop van de successieve hervormingen werden de criteria voor het verlenen van erkenning ontwikkeld en geactualiseerd, en werden aan de erkende instellingen nieuwe verplichtingen inzake transparantie en samenwerking opgelegd. Deze hervormingen hebben echter tot een enigszins ongeordend geheel van criteria geleid met soms onnauwkeurige formuleringen of zelfs overbodige bepalingen. De voorgestelde hervorming beoogt het vereenvoudigen van dit geheel van criteria en het verbeteren van de leesbaarheid ervan, het aanpassen van die bepalingen welke moeilijk toe te passen zijn en het opvullen van bepaalde hiaten: - Duidelijke bevestiging van de noodzaak om over een aantal inspecteurs te beschikken dat in verhouding is tot de geklasseerde vloot – zonder evenwel een vooraf bepaalde drempel voor het verlenen van erkenning vast te stellen; - Stopzetting van het inschakelen van niet-fulltime inspecteurs door de erkende instellingen, hetgeen de richtlijn nog steeds toestaat voor klasseringstaken. De onstabiele werksituatie van deze inspecteurs houdt in dat de onafhankelijkheid en de kwaliteit van hun werk niet voldoende zijn gewaarborgd ondanks de basis- en voortgezette opleiding die door de erkende instellingen wordt verstrekt. Terwijl het gebruik van fulltime inspecteurs van andere erkende instellingen soms essentieel is om in alle omstandigheden wereldwijd te kunnen werken, moet dit de uitzondering blijven. - Eis van rechtspersoonlijkheid en certificering van de boekhouding van de erkende instellingen. Certificering van de boekhouding is essentieel met het oog op de controle van de financiële onafhankelijkheid van de erkende instellingen en de hervorming van het systeem van sancties die hieronder wordt behandelt. d) Hervorming van het systeem van sancties Efficiënte toepassing van de richtlijn is slechts mogelijk door samenwerking en partnerschap tussen de erkende instellingen, de autoriteiten van de lidstaten en de Commissie. Een beleid dat gericht is op de bescherming van de maritieme veiligheid en het milieu kan echter niet buiten een systeem van sancties dat de overheid greep geeft op de activiteiten van de erkende instellingen die hun verplichtingen niet mochten nakomen. De Commissie vindt het absoluut noodzakelijk vast te houden aan het beginsel dat tekortkomingen aan de bron moeten worden gecorrigeerd, en dit zelfs te versterken. Het doel hiervan is met name de risico’s aan te wijzen die veroorzaakt worden door elke inbreuk op de bepalingen van de richtlijn en de mogelijke gevolgen daarvan te corrigeren. Ook blijft het in de ernstigste gevallen waarin de veiligheid of het milieu op onaanvaardbare wijze worden bedreigd even onontbeerlijk om de erkenning van de instelling in kwestie in te trekken. Derhalve acht de Commissie het nodig het huidige systeem van sancties aan te passen om het te vereenvoudigen en tegelijk flexibeler en doeltreffender te maken. Daartoe zijn twee soorten maatregelen nodig: - Omwerking van het huidige dubbele systeem tot één lijst van inbreuken en straffen, of het nu gaat om inbreuken op de erkenningscriteria en andere verplichtingen van de erkende instellingen dan wel om ontoereikende prestaties. - Vervanging van de schorsing van de erkenning door de toepassing van financiële sancties: deze zijn per definitie progressief en dus verfijnder toe te passen dan de schorsing (die trouwens voor de betrokken instelling even fataal kan blijken te zijn als de intrekking van de erkenning, afhankelijk van de omvang van de Europese component van haar geregistreerde vloot). Financiële sancties zijn bovendien verenigbaar met het bevel tot corrigerende maatregelen, dat zij door middel van de dwangsom op nuttige wijze kunnen versterken. De financiële sancties moeten bovenal evenredig zijn met zowel de ernst van de inbreuk als met de economische draagkracht van de betrokken instelling. Twee sanctievormen zijn in dat verband denkbaar: een percentage van de omzet, of een bedrag per ton brutotonnenmaat van de geregistreerde vloot van de instelling – beide gedifferentieerd volgens de omstandigheden van de zaak. Terwijl de eerste methode eerder direct lijkt, houdt de tweede optie beter rekening met de gewone inkomstenstructuur van erkende instellingen. De toepassing van deze optie vereist evenwel een diepgaande analyse om ervoor te zorgen dat sancties afschrikkend maar eerlijk zijn. De Commissie is dan ook van oordeel dat het voldoende is dat de wetgever de beginselen van het systeem bepaalt en een absolute grens stelt aan het totale bedrag van de boetes die kunnen worden opgelegd aan een erkende instelling die een overtreding heeft begaan. Vervolgens kunnen door de Commissie samen met de lidstaten en in overleg met de erkende instellingen via de comitéprocedure uitvoeringsvoorschriften worden vastgesteld op basis van een grondiger studie. e) Inspectiebevoegdheden van de Commissie Het is van fundamenteel belang dat de Gemeenschap kan nagaan of de erkende instellingen dezelfde strikte normen toepassen op schepen die de vlag van een derde land voeren als op schepen die onder de vlag van een lidstaat varen, aangezien beide in de communautaire wateren varen. De goedkeuringscriteria maken dan ook geen onderscheid volgens de vlag en zijn gericht op uniforme kwaliteit bij de erkende instellingen. Het recht van toegang van de communautaire beoordelaars tot de schepen en tot de informatie met het oog op de beoordeling van erkende instellingen is reeds een impliciete eis van de richtlijn. Het is derhalve van belang de uitvoeringsbepalingen hiervoor vast te stellen, met name wat betreft: - Het onmogelijk maken dat men zich beroept op een vertrouwelijkheidsclausule in een overeenkomst om te beletten dat een erkende instelling wordt beoordeeld (toegang tot de dossiers). - Het opnemen van relevante bepalingen in contracten tussen erkende instellingen en scheepswerven en reders betreffende de afgifte van wettelijk voorgeschreven en klassecertificaten, om de afgifte ervan afhankelijk te maken van de goede samenwerking tussen de genoemde partijen (toegang tot de schepen). f) Inaanmerkingneming van de juridische structuur van de erkende instellingen Sedert de verlening van de eerste erkenningen door de lidstaten zijn de erkende instellingen geëvolueerd en hebben zij hun juridische structuur soms ingrijpend veranderd, die over het algemeen complexer is geworden. Er bestaat momenteel een grote diversiteit van rechtsvormen, gaande van de stichting tot de naamloze vennootschap, inclusief de exclusieve vormen van sommige niet-communautaire rechtssystemen. Ingaand op de bezorgdheid die het Europees Parlement te kennen heeft gegeven, stelt de Commissie voor een breed organisatorisch concept in te voeren dat rekening houdt met elke voorzienbare relatie van afhankelijkheid tussen juridische entiteiten die onder dezelfde noemer activiteiten uitoefenen welke onder de werkingssfeer van de richtlijn vallen. Het doel hiervan is ervoor te zorgen dat de erkenning (en derhalve de toepasselijkheid van de criteria en de verplichtingen die uit de richtlijn voortvloeien) van toepassing is op het hoogste niveau dat met dat concept overeenstemt. Aldus zullen zowel horizontale als verticale groeperingen worden bestreken, die ofwel volledig binnen of volledig buiten het communautaire systeem zullen vallen. g) Uitsluiting van de veiligheidsaspecten In haar huidige redactie bepaalt de richtlijn haar werkingssfeer onder verwijzing naar de internationale verdragen, waaronder het Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS). Sinds de wijziging daarvan van 12 december 2002 omvat dit verdrag echter een onderdeel veiligheid dat in de communautaire rechtsorde is omgezet bij Verordening nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 (PB L 129 van 29.4.2004, blz. 6). Deze verordening voorziet, conform de bedoelde nieuwe bepalingen van het SOLAS-Verdrag, in het begrip "erkend veiligheidsbedrijf" op basis van criteria en uitvoeringsbepalingen die onverenigbaar blijken te zijn met de geest en de economie van Richtlijn 94/57/EG. Bijgevolg dienen de "veiligheidsaspecten" van de werkingssfeer van Richtlijn 94/57/EG te worden uitgesloten. |

310 | Rechtsgrondslag De rechtsgrondslag van het voorstel is artikel 80, lid 2, van het Verdrag. |

320 | Subsidiariteitsbeginsel Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voorzover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. |

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. |

323 | Afzonderlijke maatregelen van de lidstaten zijn onverenigbaar met de doelstelling om de vrijheid van dienstverlening te verzekeren op het gebied van inspectie en controle van schepen die onder de Europese vlag varen en om tegelijk een hoog en uniform niveau van bescherming van de veiligheid te waarborgen op heel het grondgebied van de Gemeenschap, hetgeen bijzonder strenge normen inzake beroepsbekwaamheid en onafhankelijkheid van de erkende instellingen en controle van deze normen vereist. |

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt. |

324 | De controle en de sanctionering van niet-nakoming van hun verplichtingen door de erkende instellingen kunnen slechts doeltreffend zijn als men gebruik maakt van de snelheid en eenheid van optreden van de Gemeenschap. Dit controleren en sanctioneren kan enkel eerlijk gebeuren indien alle betrokken instanties op consistente wijze worden geëvalueerd. |

325 | Hoewel dit voorstel de modus operandi van het huidige communautaire systeem verbetert, verandert het niets aan de inhoud ervan. De doelstellingen ervan kunnen derhalve beter door de Gemeenschap worden gerealiseerd. |

327 | Bijgevolg strekt het voorstel ertoe de bepalingen van de bestaande richtlijn te versterken zonder de doelstellingen ervan te wijzigen of de werkingssfeer ervan uit te breiden. |

Het voorstel is dus in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. |

Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. |

331 | De voorgestelde maatregelen houden geen verhoging in van de communautaire bijdrage: integendeel, zij houden in dat de zelfreguleringsmechanismen waarover de erkende instellingen beschikken (controlemechanismen) worden veralgemeend en binnen een juridisch kader gebracht, omslachtige procedures (beperkte erkenning) verdwijnen, de bestaande bepalingen (erkenningscriteria) worden geactualiseerd, of zij zijn gericht op een meer flexibele en doeltreffende toepassing ervan (hervorming van het systeem van sancties). |

332 | Uit dit voorstel vloeit noch voor de lidstaten noch voor de communautaire begroting een financiële last voort. Het zorgt voor toegevoegde waarde in termen van veiligheid en bescherming van de burger terwijl de gekozen opties minimale kosten inhouden voor de ondernemingen. |

Keuze van instrumenten |

341 | Voorgesteld instrument: richtlijn. |

342 | Andere instrumenten zijn niet geschikt om de volgende redenen. De vervanging van de huidige richtlijn door een verordening zou niet goed aansluiten bij het systeem op grond waarvan de lidstaten hun bevoegdheden om schepen te inspecteren en certificaten af te geven krachtens de geldende internationale verdragen kunnen delegeren. |

GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING |

409 | Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap. |

AANVULLENDE INFORMATIE |

Simulatie, proefperiode en overgangsperiode |

507 | Het voorstel was of wordt het voorwerp van een overgangsperiode. |

540 | Juridische herschikking Het voorstel impliceert een herschikking van de vigerende wettelijke bepalingen en maakt deel uit van het communautaire programma voor de actualisering en de vereenvoudiging van het acquis communautaire. |

550 | Concordantietabel De lidstaten moeten de Commissie de tekst van de nationale bepalingen ter omzetting van de richtlijn mededelen alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. |

560 | Europese Economische Ruimte Dit ontwerp van besluit valt onder een gebied dat geregeld wordt door de EER-Overeenkomst en dient derhalve tot de Europese Economische Ruimte te worden uitgebreid. |

1. 2005/0237(COD)

ê 94/57/EG (aangepast)

Voorstel voor een

RICHTLIJN …/…/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van[…]

inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 84 Ö 80 Õ, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie[1],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[2],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[3],

Volgens de procedure van artikel 189c Ö 251 Õ van het Verdrag[4],

Overwegende hetgeen volgt:

ò nieuw

2. Richtlijn 94/57/EG van de Raad van 22 november 1994 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties[5] is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

ê 94/57/EG

3. In zijn resolutie van 8 juni 1993 over een gemeenschappelijk beleid inzake de veiligheid op zee heeft de Raad de doelstelling geformuleerd om alle schepen die niet aan de normen voldoen, uit de communautaire wateren te verwijderen, en prioriteit gegeven aan een communautair actieprogramma met het oog op de effectieve en eenvormige toepassing van internationale regels door de opstelling van gemeenschappelijke normen voor classificatiebureaus[6].

4. Het is mogelijk de veiligheid op zee en de preventie van verontreiniging van de zee daadwerkelijk te verbeteren door een strikte toepassing van de internationale verdragen, gedragsregels en resoluties, waarbij tevens wordt toegewerkt naar de vrijheid van dienstverrichting.

5. De verantwoordelijkheid voor het toezicht op het beantwoorden van schepen aan de uniforme internationale normen inzake veiligheid op zee en preventie van verontreiniging van de zee berust bij de vlaggen- en havenstaten.

6. De lidstaten dragen de verantwoordelijkheid voor de afgifte van de internationale certificaten inzake veiligheid en verontreiniging waarin wordt voorzien door Verdragen zoals het SOLAS-Verdrag van 1974, het Uitwateringsverdrag van 1966 en het Marpol-Verdrag van 1973/1978, evenals voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van die Verdragen.

ê 94/57/EG Overweging 5

ð nieuw

7. Overeenkomstig die Verdragen mogen alle lidstaten technische organisaties ð met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties, algemeen bekend als classificatiebureaus, ï tot op uiteenlopende hoogte toestaan het beantwoorden aan de normen te certificeren en mogen zij de afgifte van de relevante veiligheidscertificaten delegeren.

ê 94/57/EG

8. Vele van de over de gehele wereld bestaande classificatiebureaus garanderen in het kader van hun werkzaamheden namens de nationale instanties geen toereikende tenuitvoerlegging van de voorschriften of betrouwbaarheid, omdat zij niet over de nodige structurering en ervaring beschikken om betrouwbaar te zijn en hun taken op zeer deskundige wijze uit te voeren.

ê 94/57/EG Overweging 7

9. De doelstelling om classificatiebureaus passende normen op te leggen, kan niet voldoende door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt en kan beter door de Gemeenschap worden bereikt.

ò nieuw

10. Voorts worden deze organisaties belast met de taak om regels op te stellen en uit te voeren voor het ontwerp, de bouw, het onderhoud en de inspectie van schepen en te voldoen aan de eisen van de internationale verdragen voor de afgifte van de relevante certificaten. Om die taak op een bevredigende wijze te kunnen uitvoeren, behoeven zij strikte onafhankelijkheid, hooggespecialiseerde technische competentie en een rigoureus kwaliteitsbeheer.

11. Met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties moeten hun diensten overal in de Gemeenschap kunnen aanbieden en met elkaar kunnen concurreren, en zij moeten zorgen voor een gelijk niveau van bescherming van de veiligheid en van het milieu. De nodige professionele normen voor hun activiteiten moeten derhalve overal in de Gemeenschap uniform worden vastgesteld en toegepast.

ê 94/57/EG Overweging 8 (aangepast)

12. Het is wenselijk aan de hand van een richtlijn van de Raad Ö Er dienen Õ minimumcriteria voor de erkenning van organisaties Ö te worden vastgesteld Õ vast te stellen., maar de erkenning zelf, de methoden voor de handhaving en de tenuitvoerlegging van de richtlijn aan de lidstaten over te laten;

ê 94/57/EG Overweging 9

13. Overwegende dat de normen EN 45004 en EN 29001 in combinatie met de normen van de Internationale Associatie van classificatiebureaus (International Association of Classification Societies — IACS) een toereikende garantie voor de kwaliteit van de prestaties van de organisaties vormen;

ê 94/57/EG Overweging 10

14. De afgifte van het radiocertificaat voor vrachtschepen mag worden toevertrouwd aan particuliere instellingen die voldoende deskundig zijn en gekwalificeerd personeel in dienst hebben.

ê 94/57/EG Overweging 11

15. Overwegende dat de organisaties die in het kader van deze richtlijn wensen te worden erkend, bij de lidstaten complete gegevens en bewijsmateriaal met betrekking tot de vraag of zij voldoen aan de minimumcriteria moeten indienen, en dat de lidstaten aan de Commissie en aan de andere lidstaten kennis moeten geven van de door hen erkende organisaties;

ê 2001/105/EG Overweging 11

ð nieuw

16. De beoordeling van de naleving van de ð bovenbedoelde minimumcriteria ï bepalingen van Richtlijn 94/57/EG, met het oog op verlening van de eerste erkenning aan de organisaties die gemachtigd willen worden om namens de lidstaten te werken, is doeltreffender, indien zij volgens een geharmoniseerde en gecentraliseerde aanpak wordt verricht door de Commissie in samenwerking met de lidstaten die de erkenning aanvragen.

ê 94/57/EG Overweging 12

17. Overwegende dat de Commissie een erkenning van drie jaar mag verlenen aan organisaties die niet voldoen aan de criteria inzake minimumaantal en tonnage van geklasseerde schepen en minimumaantal fullime-inspecteurs als bepaald in de bijlage, maar die voldoen aan alle andere criteria; dat de erkenning van dergelijke organisaties na de periode van drie jaar moet worden verlengd, mits zij blijven voldoen aan dezelfde criteria; dat de gevolgen van de driejarige erkenning beperkt moeten blijven tot de aanvragende Lidstaten en tot die periode;

ò nieuw

18. Erkenning moet enkel worden verleend op basis van de kwaliteits- en veiligheidsprestatie van de organisatie. Er moet worden verzekerd dat de graad van erkenning te allen tijde in overeenstemming is met de werkelijke capaciteit van de betrokken organisatie. Bij de erkenning moet verder rekening worden gehouden met het verschil in rechtspositie en bedrijfsstructuur van erkende organisaties en moet de uniforme toepassing van de bovenbedoelde minimumcriteria en de effectiviteit van de communautaire controles verder worden gewaarborgd.

ê 94/57/EG Overweging 13 (aangepast)

19. De verwezenlijking van de interne markt impliceert het vrije verkeer van diensten, zodat de organisaties die voldoen aan een reeks gemeenschappelijke criteria welke hun beroepsbekwaamheid en betrouwbaarheid garanderen, niet kunnen worden verhinderd hun diensten binnen de Gemeenschap te verrichten, mits een lidstaat besloten heeft dergelijke wettelijk voorgeschreven taken te delegeren; een dergelijke Een lidstaat mag het aantal gemachtigde organisaties evenwel beperken overeenkomstig zijn op objectieve en duidelijke gronden gebaseerde behoeften, waarbij een en ander door de Commissie Ö in overeenstemming met een comitéprocedure Õ via de comitéprocedures wordt gecontroleerd.

ê 94/57/EG Overweging 14

20. Overwegende dat de toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van scheepsinspectie en controlediensten geleidelijk kan gebeuren, waarbij echter een voorgeschreven tijdslimiet niet mag worden overschreden;

ê 2001/105/EG Overweging 15 (aangepast)

21. Aangezien Ö deze richtlijn Õ Richtlijn 94/57/EG vrijheid van dienstverrichting in de Gemeenschap waarborgt, dient de Gemeenschap bevoegd te zijn met de derde landen waar sommige van de erkende organisaties gevestigd zijn, te onderhandelen over een gelijke behandeling voor de in de Gemeenschap gevestigde erkende organisaties.

ê 94/57/EG Overweging 15 (aangepast)

22. Een nauwere betrokkenheid van de nationale instanties bij de controle van schepen en de afgifte van de daarmee verband houdende certificaten met het oog op de volledige naleving van de internationale veiligheidsvoorschriften is noodzakelijk, zelfs indien de lidstaten voor de uitvoering van de hun door de wet voorgeschreven taken een beroep doen op organisaties buiten hun administratie. Het is derhalve dienstig een nauwe samenwerking tot stand te brengen tussen deze instanties en deze organisaties, hetgeen met zich kan brengen dat de organisatie een plaatselijke vertegenwoordiging heeft op het grondgebied van de lidstaat voor welke zij haar taken verricht.

ê 94/57/EG Overweging 16

23. Overwegende dat een regelgevend comité moet worden opgericht om de Commissie bij te staan in haar werkzaamheden gericht op de daadwerkelijke toepassing van de bestaande maritieme veiligheids- en milieunormen, zulks met inachtneming van de nationale bekrachtigingsprocedures;

ê 94/57/EG Overweging 17

24. Overwegende dat de Commissie de procedure van artikel 13 dient te volgen, teneinde naar behoren rekening te houden met de in het kader van internationale fora geboekte vooruitgang en de minimumcriteria bij te werken;

ê 94/57/EG Overweging 18

25. Overwegende dat de Commissie, uitgaande van de door de lidstaten overeenkomstig artikel 11 verstrekte informatie over de prestaties van de namens hen optredende organisaties, dient te besluiten of zij, in overeenstemming met de procedure van artikel 13, de lidstaten zal verzoeken de erkenning van de niet meer aan de gemeenschappelijke minimumcriteria beantwoordende erkende organisaties in te trekken;

ê 2001/105/EG Overweging 16 (aangepast)

ð nieuw

26. De Verschillen tussen de regelingen inzake de financiële aansprakelijkheid van de namens de lidstaten optredende organisaties vormden een hinderpaal voor ð zouden een hinderpaal vormen voor ï de deugdelijke uitvoering van Ö deze richtlijn Õ Richtlijn 94/57/EG. Teneinde bij te dragen tot een oplossing van dit probleem, is een zekere mate van harmonisatie op Gemeenschapsniveau geboden van de uit een incident voortvloeiende aansprakelijkheid Ö wegens een door een erkende organisatie veroorzaakt incident, zoals vastgesteld door Õ die naar het oordeel van een rechtbank,- met inbegrip van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprocedure - is veroorzaakt door een erkende organisatie.

ê 2001/105/EG Overweging 17 (aangepast)

ð nieuw

27. De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van ð deze ï richtlijn 94/57/EG Ö vereiste maatregelen Õ moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden.[7]

ò nieuw

28. De bepalingen van deze richtlijn, en met name de minimumcriteria en de verplichtingen die door de erkende organisaties moeten worden vervuld, moeten steeds worden bijgewerkt, naar behoren rekening houdend met voortgang in internationale fora, in overeenstemming met de comitéprocedure.

ò nieuw

29. Het is van het grootste belang op snelle, effectieve en evenredige wijze te kunnen optreden tegen niet-nakoming van verplichtingen door een erkende organisatie. Het primaire doel moet zijn alle tekortkomingen te corrigeren teneinde potentiële bedreigingen voor de veiligheid of het milieu in een vroeg stadium weg te nemen. De Commissie moet derhalve over de nodige bevoegdheden beschikken om te eisen dat de organisatie de nodige preventieve en herstelmaatregelen neemt, en om bij wijze van dwangmaatregel geldboeten en dwangsommen op te leggen.

ê 2001/105/EG Overweging 14

ð nieuw

30. Overeenkomstig de voor de gehele Gemeenschap geldende aanpak moet het besluit tot intrekking van de erkenning van een organisatie die niet aan de bepalingen van de richtlijn voldoet ð , indien de bovenbedoelde maatregelen ineffectief blijken te zijn of de organisatie in andere opzichten een onaanvaardbare bedreiging vormt voor de veiligheid of het milieu, ï met inbegrip van gevallen waarin de prestaties op het gebied van veiligheid en verontreinigingspreventie onvoldoende zijn, op communautair niveau, dus door de Commissie, volgens de comitéprocedure worden genomen.

ê 94/57/EG Overweging 19 (aangepast)

31. De lidstaten moet niettemin de mogelijkheid worden gelaten om de door hen aan een Ö erkende Õ organisatie verleende machtiging te schorsen om redenen welke betrekking hebben op ernstig gevaar voor de veiligheid of het milieu. De Commissie dient in overeenstemming met de bovenbedoelde procedure snel te beslissen of het nodig is een dergelijke nationale maatregel nietig te verklaren.

ê 94/57/EG Overweging 20

32. Elke lidstaat dient de prestaties van de namens hem optredende organisaties periodiek te beoordelen en de Commissie en alle andere lidstaten van nauwkeurige informatie met betrekking tot die prestaties te voorzien.

ê 2001/105/EG Overweging 12 (aangepast)

33. Tevens kan het permanent toezicht op de erkende organisaties, teneinde te beoordelen of zij zich houden aan de bepalingen van Ö deze richtlijn Õ Richtlijn 94/57/EG, doeltreffender worden uitgevoerd als het volgens een geharmoniseerde en gecentraliseerde aanpak gebeurt. Daarom dient deze taak namens de gehele Gemeenschap te worden opgedragen aan de Commissie en de lidstaat die de erkenning aanvraagt.

ò nieuw

34. Het is cruciaal dat de communautaire inspecteurs toegang hebben tot de schepen en scheepsdossiers, ongeacht de vlag van het schip, om na te gaan of de erkende organisaties voldoen aan de minimumcriteria ten aanzien van alle schepen in hun respectieve klasse.

ê 94/57/EG Overweging 21

35. De lidstaten zijn als havenautoriteiten verplicht voor een grotere veiligheid en een betere preventie van verontreiniging in de communautaire wateren te zorgen door in eerste instantie schepen te controleren die houder zijn van certificaten van organisaties die niet voldoen aan de gemeenschappelijke criteria, en er daarbij zorg voor te dragen dat schepen die onder de vlag van een derde Staat varen, geen gunstigere behandeling krijgen.

ê 94/57/EG Overweging 22

36. Overwegende dat de procedure voor de besluitvorming van het Comité procedure III A van artikel 2 van Besluit 87/373/EEG (5) moet zijn[8];

ê 94/57/EG Overweging 24 (aangepast)

37. Op dit ogenblik zijn er geen uniforme internationale normen waaraan alle schepen in het bouwstadium of gedurende hun volledige levensduur moeten voldoen met betrekking tot de romp, de machines, de elektrische installaties en de bedieningsapparatuur. Dergelijke normen kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de regels van erkende classificatiebureaus of overeenkomstig gelijkwaardige normen die door de nationale overheidsdiensten moeten worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van Richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 Ö Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 Õ betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften Ö[9]Õ .

ò nieuw

38. Het vermogen van erkende organisaties om snel zwakke punten in hun regels, werkwijzen en interne controles vast te stellen en te corrigeren is beslissend voor de veiligheid van de schepen die zij inspecteren en certificeren. Dat vermogen moet worden versterkt door middel van een onafhankelijke gezamenlijke instantie die gemeenschappelijke maatregelen kan voorstellen voor de voortdurende verbetering van alle erkende organisaties, en productieve interactie met de Commissie kan verzekeren.

ê 94/57/EG Overweging 23 (aangepast)

ð nieuw

39. Ö De erkende organisaties Õ De classificatiebureaus moeten Ö moeten verplicht worden om Õ hun technische normen bijwerken en doen naleven Ö bij te werken en Õ ð consistent ï Ö te handhaven Õ met het oog op de harmonisatie van de veiligheidsvoorschriften en een uniforme tenuitvoerlegging van de internationale voorschriften binnen de Gemeenschap. ð Voor zover de technische normen van erkende organisaties identiek of zeer vergelijkbaar zijn, moet wederzijdse erkenning van klassecertificaten worden overwogen. ï

ê 2001/105/EG Overweging 18

40. Aangezien transparantie en uitwisseling van informatie tussen de betrokken partijen, evenals het recht van het publiek op toegang tot informatie, voor de voorkoming van ongevallen op zee van fundamenteel belang zijn, dienen de erkende organisaties alle relevante wettelijk voorgeschreven informatie over de toestand van de schepen in hun klasse te verstrekken aan de autoriteiten van de havenstaatcontrole en beschikbaar te maken voor het publiek.

ê 2001/105/EG Overweging 19 (aangepast)

ð nieuw

41. Om Ö Teneinde Õ te verhinderen dat schepen van klasse veranderen om zo niet de nodige reparaties te hoeven uitvoeren, moeten de erkende organisaties onderling alle dienstige informatie uitwisselen over de toestand van van klasse veranderende schepen ð en, wanneer nodig, de vlaggenstaat daarbij betrekken ï .

ò nieuw

42. Het bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad[10] opgerichte Europees Agentschap voor maritieme veiligheid moet de nodige steun verlenen om de uitvoering van deze richtlijn te verzekeren.

43. Daar de doelstelling van het overwogen optreden, namelijk de invoering van gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties die in de Gemeenschap werkzaam zijn en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang van het optreden beter op het niveau van de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

44. De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot die bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijn materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijn.

45. Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

ê 94/57/EG

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze richtlijn bevat voorschriften die moeten worden toegepast door de lidstaten en organisaties die belast zijn met de inspectie, de controle en de certificatie van schepen in verband met de naleving van de internationale verdragen betreffende de veiligheid op zee en ter voorkoming van verontreiniging van de zee, waarbij tevens wordt toegewerkt naar de vrijheid van dienstverrichting. Deze voorschriften zijn ook gericht op de uitwerking en naleving van veiligheidseisen betreffende romp, machines, elektrische installaties en bedieningsapparatuur van schepen waarop de internationale overeenkomsten van toepassing zijn.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)"schip": | een vaartuig waarop de internationale verdragen van toepassing zijn; |

ê 2001/105/EG art. 1, lid 1

è1 2002/84/EG art. 3, lid 1

ð nieuw

b) "schip dat onder de vlag van een lidstaat vaart": | schip dat in een lidstaat is geregistreerd en dat onder de vlag van een lidstaat vaart overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat. Een schip dat niet aan deze definitie voldoet, wordt gelijkgesteld met een schip dat onder de vlag van een derde land vaart; |

c) "inspecties en controles": | de inspecties en controles die krachtens de internationale verdragen moeten worden uitgevoerd; |

d) "internationale verdragen": | het Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1974 (SOLAS 74/78) ð met uitzondering van hoofdstuk XI-2 van de bijlage en de internationale code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten ï , het Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 1966 en het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973-1978, samen met de protocollen en wijzigingen daarvan, en de daarmee verband houdende codes met een verbindend karakter in alle lidstaten, è1 in hun bijgewerkte versie ç; |

ê 94/57/EG (aangepast)

ð nieuw

e) "organisatie": | ð een juridische entiteit, haar dochterondernemingen en alle andere entiteiten waarover zij zeggenschap heeft, die gezamenlijk of afzonderlijk taken uitvoeren die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen ï een classificatiebureau of andere particuliere instelling die veiligheidsbeoordelingen uitvoert voor een overheidsinstantie; |

ð f) "zeggenschap":ï | ðvoor de toepassing van punt e): rechten, contracten of alle andere middelen, rechtens of feitelijk, die afzonderlijk of in combinatie de mogelijkheid verlenen om beslissende invloed uit te oefenen op een juridische entiteit, of die entiteit in staat stellen taken uit te voeren die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. ï |

g) "erkende organisatie": | een organisatie die is erkend overeenkomstig artikel 4; Ö overeenkomstig deze richtlijn. Õ |

h) "machtiging": | handeling waarbij een lidstaat aan een erkende organisatie een recht verleent of bevoegdheid delegeert; |

i) "wettelijk voorgeschreven certificaat": | een door of namens een ð vlaggenstaat ï lidstaat is afgegeven overeenkomstig de internationale verdragen Ö afgegeven certificaat Õ ; |

ð j) "regels en voorschriften": ï | ð de eisen van een erkende organisatie voor het ontwerp, de bouw, de uitrusting, het onderhoud en de controle van schepen. ï |

ê 2001/105/EG art. 1, lid 1 (aangepast)

k) "klassecertificaat": | Ö een door een erkende organisatie afgegeven document waarin wordt bevestigd dat een schip, overeenkomstig de door de erkende organisatie vastgestelde en gepubliceerde regels en voorschriften, geschikt is voor een bepaald gebruik of een bepaalde dienst Õ een document dat door een classificatiebureau is afgegeven overeenkomstig de regels en voorschriften diebureau heeft vastgesteld en openbaar gemaakt en dat betrekking heeft op de structurele en mechanische geschiktheid van een schip voor een bepaald gebruik of een bepaalde dienst; |

l) "radioveiligheids-certificaat voor vrachtschepen": | het certificaat dat is ingevoerd bij de gewijzigde radiovoorschriften van SOLAS 74/78 die zijn aangenomen door de IMO; |

ê 94/57/EG (aangepast)

è1 2001/105/EG art. 1, lid 2

ð nieuw

(m) "vestigingsplaats": | de plaats van de zetel, de centrale administratie of de hoofdvestiging van een organisatie. |

Artikel 3

46. Op grond van hun verdragsverbintenissen zien de lidstaten erop toe dat hun bevoegde instanties de internationale verdragen, met name die betreffende de inspectie en de controle van schepen en de afgifte van ð wettelijk voorgeschreven ï certificaten en certificaten van vrijstelling, naar behoren kunnen doen naleven ð overeenkomstig de internationale verdragen ï .è1 De lidstaten gaan te werk overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de bijlage en het aanhangsel van Resolutie A.847 (20) van de IMO betreffende richtlijnen ter ondersteuning van de vlaggenstaten bij de toepassing van IMO-instrumenten. ç

47. Wanneer een lidstaat voor de toepassing van lid 1 besluit om, voor de schepen die zijn vlag voeren:

(i) organisaties te machtigen tot de volledige of gedeeltelijke uitvoering van inspecties en controles in verband met ð wettelijk voorgeschreven ï certificaten, met inbegrip van die voor het beoordelen van de naleving van Ö de in Õ artikel 14 Ö 19, lid 2, bedoelde voorschriften Õ , en, wanneer van toepassing, tot het afgeven en vernieuwen van de betrokken certificaten, of

(ii) organisaties te belasten met het volledig of gedeeltelijk uitvoeren van de onder (i) bedoelde inspecties en controles;

vertrouwt hij deze taken alleen toe aan erkende organisaties.

Voor de eerste afgifte van certificaten van vrijstelling is in ieder geval de goedkeuring van de bevoegde instantie vereist.

Wat het radioveiligheidscertificaat voor vrachtschepen betreft, kunnen deze taken evenwel worden toevertrouwd aan een particuliere instelling die door een bevoegde instantie is erkend en die voldoende deskundig is en gekwalificeerd personeel heeft voor de uitvoering, namens de bevoegde instantie, van specifieke veiligheidsbeoordelingen op het gebied van radiocommunicatie.

48. Dit artikel is niet van toepassing op de certificatie van afzonderlijke onderdelen van de scheepsuitrusting.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 3 (aangepast)

Artikel 4

1. De lidstaten die een nog niet erkende organisatie willen machtigen, dienen een aanvraag tot erkenning in bij de Commissie, samen met volledige informatie over en bewijzen van de naleving van de criteria van de bijlage Ö bijlage I Õ en informatie over de eis en de verbintenis dat de organisatie de bepalingen van artikel 15, leden 2, 4 en 5, Ö de artikelen 20 en 21 Õ zal naleven.

De Commissie verricht vervolgens, samen met de betreffende aanvragende landen, een beoordeling van de organisaties waarvoor een verzoek om erkenning is ontvangen, om na te gaan of de organisaties aan bovengenoemde voorschriften voldoen en zich ertoe hebben verbonden deze na te leven. Bij de beslissing over de erkenning wordt rekening gehouden met de in artikel 9 bedoelde gegevens over de prestaties van de organisatie op het gebied van veiligheid en verontreinigingspreventie.

ò nieuw

Artikel 5

De Commissie weigert organisaties te erkennen die niet aan de eisen in de eerste alinea van artikel 4 voldoen of waarvan de prestaties worden beschouwd als een onaanvaardbare bedreiging voor de veiligheid of het milieu op grond van de in overeenstemming met artikel 14 vastgestelde criteria.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 3 (aangepast)

Ö Artikel 6 Õ

49. De erkenning wordt door de Commissie verleend volgens de procedure Ö in Õ van artikel 7 Ö 9 Õ , lid 2 Ö , bedoelde procedure Õ .

ò nieuw

50. De erkenning wordt verleend aan de eventuele moederentiteit binnen de organisatie en geldt voor alle entiteiten binnen die organisatie.

51. De erkenning kan door de Commissie, in overeenstemming met de in artikel 9, lid 2, bedoelde procedure te allen tijde worden beperkt of uitgebreid wat betreft bepaalde typen schepen, schepen van een bepaalde grootte, bepaalde activiteiten, of een combinatie daarvan, in overeenstemming met de bewezen capaciteit van de betrokken organisatie.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 3 (aangepast)

ð nieuw

2. De lidstaten kunnen bij de Commissie een bijzonder verzoek indienen voor een beperkte erkenning voor drie jaar van organisaties die voldoen aan alle andere criteria van de bijlage dan die genoemd in de punten 2 en 3 van deel A in genoemde bijlage. De in lid 1 genoemde procedure is hier eveneens van toepassing, met dien verstande dat de organisatie tijdens de beoordeling door de Commissie en de betrokken lidstaat aan alle criteria van de bijlage moet worden getoetst, behalve aan die van de punten 2 en 3 van deel A. Deze tijdelijke erkenning heeft enkel uitwerking voor de lidstaat of lidstaten die een verzoek voor een dergelijke erkenning hebben ingediend.

3. Alle organisaties waaraan erkenning is verleend, blijven onder nauwlettend toezicht staan van het krachtens artikel 7 opgerichte comité, met name de in lid 2 bedoelde organisaties, met het oog op een eventuele beslissing of de beperkte erkenning al dan niet verlengd moet worden. Met betrekking tot laatstgenoemde organisaties wordt bij een besluit over de verlenging van een dergelijke erkenning geen rekening gehouden met de criteria genoemd in de punten 2 en 3 van deel A 'Algemene minimumcriteria' van de bijlage, doch wel met de in artikel 9, lid 2, bedoelde prestatiegegevens op het gebied van veiligheid en verontreinigingspreventie. In ieder besluit wordt in voorkomend geval vermeld onder welke voorwaarden de verlenging wordt toegekend.

52. De Commissie maakt een lijst op van de overeenkomstig Ö dit artikel Õ de leden 1, 2 en 3 erkende organisaties en houdt die lijst bij ð werkt deze regelmatig bij ï . De lijst wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Ö Unie Õ Gemeenschappen.

5. De organisaties die op 22 januari 2002 reeds erkend waren op grond van deze richtlijn, blijven erkend. Van deze organisaties zal echter naleving worden geëist van de nieuwe bepalingen van deze richtlijn, hetgeen bij de in artikel 11 bedoelde eerste beoordelingen zal worden beoordeeld.

ê 94/57/EG

Artikel 7

ê 2001/105/EG art. 1, lid 4, onder a) (aangepast)

53. Bij de toepassing van artikel 3, lid 2, kunnen de lidstaten in beginsel niet weigeren erkende organisaties te machtigen om bovenvermelde taken uit te voeren, behoudens het bepaalde in lid Ö 2 van dit artikel Õ 3 en de artikelen Ö 8 en 16 Õ 6 en 11. Zij mogen echter wel het aantal organisaties dat zij machtigen, beperken overeenkomstig hun behoeften, mits daarvoor duidelijke en objectieve gronden bestaan.

Op verzoek van een lidstaat neemt de Commissie overeenkomstig de Ö in Õ procedure van artikel 7 Ö 9 Õ , lid 2, Ö bedoelde procedure Õ de passende maatregelen.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 4, onder c) (aangepast)

54. Een lidstaat kan aan het machtigen van een in een derde staat gevestigde erkende organisatie tot uitvoering van de in artikel 3 vermelde taken of een gedeelte daarvan de voorwaarde verbinden dat de betrokken derde staat zijnerzijds de in de Gemeenschap gevestigde erkende organisaties op basis van wederkerigheid behandelt.

Bovendien kan de Europese Gemeenschap verlangen dat de derde staat waar een erkende organisatie gevestigd is, de in de Gemeenschap gevestigde erkende organisaties op basis van wederkerigheid behandelt.

ê 94/57/EG

Artikel 8

55. De lidstaten die besluiten te werk te gaan zoals omschreven in artikel 3, lid 2, stellen voor de relatie tussen hun bevoegde instantie en de namens hen optredende organisaties een werkafspraak vast.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 5, onder a) (aangepast)

56. De werkafspraak wordt vastgesteld in de vorm van een formele schriftelijke en niet-discriminerende overeenkomst of een gelijkwaardige juridische regeling waarin de door de organisaties uit te voeren specifieke taken en functies worden omschreven en die minimaal behelst:

a) de eisen van aanhangsel II bij Resolutie A.739 (18) van de IMO over richtlijnen voor het machtigen van organisaties die namens de overheid optreden, met als inspiratiebron de bijlage, aanhangsels en toevoeging bij MSC/Circulaire 710 en MEPC/Circulaire 307 betreffende een modelovereenkomst voor de machtiging van erkende organisaties die namens de overheid optreden;

b) de volgende bepalingen betreffende de financiële aansprakelijkheid:

(i) indien de overheid definitief en onherroepelijk door een rechtbank of naar aanleiding van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprocedure aansprakelijk wordt gesteld voor en wordt verplicht tot het schadeloos stellen van gelaedeerden in verband met verlies van of schade aan goederen, persoonlijk letsel of dood in verband met een incident waarvan voor die rechtbank bewezen is dat het veroorzaakt is door een opzettelijk handelen dan wel verzuim of grove nalatigheid van de erkende organisatie, haar organen, werknemers, of anderen die namens de erkende organisatie optreden, heeft de overheid recht op schadeloosstelling door de erkende organisatie in de mate waarin verlies, schade, letsel of dood naar het oordeel van de rechtbank, door de erkende organisatie is veroorzaakt;

(ii) indien de overheid definitief en onherroepelijk door een rechtbank of naar aanleiding van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprocedure aansprakelijk wordt gesteld voor en wordt verplicht tot het schadeloos stellen van gelaedeerden in verband met persoonlijk letsel of dood in verband met een incident waarvan voor die rechtbank bewezen is dat het veroorzaakt is door een nalatige of roekeloze handeling dan wel verzuim van de erkende organisatie, haar organen, werknemers, of anderen die namens de erkende organisatie optreden, heeft de overheid recht op schadeloosstelling door de erkende organisatie in de mate waarin genoemd persoonlijk letsel of de dood naar het oordeel van de rechtbank door de erkende organisatie is veroorzaakt; de lidstaten kunnen het door de erkende organisatie te betalen maximumbedrag beperken, maar een dergelijke limiet moet ten minste 4 miljoen EUR bedragen;

(iii) indien de overheid definitief en onherroepelijk door een rechtbank of naar aanleiding van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprodecure aansprakelijk wordt gesteld voor en wordt verplicht tot het schadeloos stellen van gelaedeerden in verband met verlies van of schade aan goederen in verband met een incident waarvan voor die rechtbank bewezen is dat het veroorzaakt is door een nalatige of roekeloze handeling dan wel verzuim van de erkende organisatie, haar organen, werknemers, of anderen die namens de erkende organisatie optreden, heeft de overheid recht op schadeloosstelling door de erkende organisatie in de mate waarin het verlies of de schade naar het oordeel van de rechtbank door de erkende organisatie is veroorzaakt; de lidstaten kunnen het door de erkende organisatie te betalen maximumbedrag beperken, maar een dergelijke limiet moet ten minste 2 miljoen EUR bedragen;

c) een periodieke controle door de bevoegde instantie of door een door de instantie benoemd onpartijdig extern orgaan van de wijze waarop de door haar gemachtigde organisaties hun taken uitvoeren, als bedoeld in artikel 11 Ö 16 Õ , lid 1;

d) de mogelijkheid van aselecte en gedetailleerde inspecties van schepen;

e) de rapportering van belangrijke gegevens betreffende de door hen geklasseerde vloot en de wijziging, schorsing of intrekking van de klassering van vaartuigen, als bedoeld in artikel 15 Ö 20 Õ , lid 3.

ê 94/57/EG

57. In de overeenkomst of de gelijkwaardige juridische regeling kan als voorwaarde worden gesteld dat de erkende organisatie een plaatselijke vertegenwoordiging heeft op het grondgebied van de lidstaat die haar heeft gemachtigd de in artikel 3 vermelde taken uit te voeren. Een wettige plaatselijke vertegenwoordiging kan aan die voorwaarde voldoen wanneer zij overeenkomstig de wetgeving van de betrokken lidstaat rechtspersoonlijkheid heeft en onder de bevoegdheid van diens rechtbanken valt.

58. Iedere lidstaat verstrekt de Commissie nauwkeurige informatie over de overeenkomstig dit artikel vastgestelde werkafspraak. De Commissie stelt vervolgens de andere lidstaten daarvan in kennis.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 5, onder b) (aangepast)

59. De Commissie legt uiterlijk op 22 juli 2006 aan het Europees Parlement en de Raad een beoordelingsrapport voor betreffende de economische gevolgen van de aansprakelijkheidsregeling van dit artikel voor de betrokken partijen en meer in het bijzonder de gevolgen daarvan voor het financiële evenwicht van de erkende organisaties.

Dit verslag zal in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de belanghebbende partijen, met name de erkende organisaties/classificatiebureaus, worden opgesteld. De Commissie zal, indien dat voor de beoordeling nodig is, een voorstel tot wijziging van deze richtlijn voorleggen betreffende met name het aansprakelijkheidsbeginsel en de maximale aansprakelijkheid.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 6

Artikel 9

ê 2002/84/EG art. 3, lid 2 (aangepast)

60. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) ingestelde Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS)[11].

ê 2001/105/EG art. 1, lid 6

61. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op drie maanden.

62. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

ê 94/57/EG

Artikel 10

ê 2001/105/EG art. 1, lid 7 (aangepast)

63. Deze richtlijn kan, zonder dat het toepassingsgebied wordt uitgebreid, volgens de Ö in Õ procedure van artikel 7 Ö 9 Õ , lid 2, Ö bedoelde procedure Õ worden gewijzigd met het oog op:

(a) de toepassing, in het kader van deze richtlijn, van in werking getreden latere wijzigingen van de internationale verdragen, protocollen, codes en resoluties als vermeld in artikel 2, onder d), artikel 3, lid 1, en artikel 6 Ö 8 Õ , lid 2,

(b) het actualiseren van de criteria in de bijlage Ö bijlage I Õ, met inachtneming, in het bijzonder, van de relevante IMO-besluiten,

(c) de wijziging van de bedragen vermeld in de punten ii) en iii) van artikel 6 Ö 8 Õ , lid 2, onder b).

ê 94/57/EG

64. Na de aanneming van nieuwe instrumenten of protocollen bij de verdragen bedoeld in artikel 2, onder d), besluit de Raad op voorstel van de Commissie en rekening houdend met de parlementaire procedures van de lidstaten en met de toepasselijke IMO-procedures, over de wijze van bekrachtiging van deze nieuwe instrumenten of protocollen, waarbij wordt toegezien op de eenvormige en gelijktijdige toepassing ervan in de lidstaten.

ê 2002/84/EG art. 3, lid 3 (aangepast)

De wijzigingen van de in artikel 2, onder d), en artikel 6 Ö 8 Õ bedoelde internationale instrumenten kunnen van het toepassingsgebied van deze richtlijn worden uitgesloten krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2099/2002.

ò nieuw

Artikel 11

Voor zover de Commissie van oordeel is dat een erkende organisatie niet heeft voldaan aan de criteria in bijlage I of haar verplichtingen krachtens deze richtlijn, of dat de prestaties op het gebied van veiligheid en verontreinigingspreventie van een erkende organisatie in belangrijke mate verslechterd zijn zonder dat daardoor evenwel een onaanvaardbare bedreiging voor de veiligheid of het milieu is ontstaan, verplicht de Commissie de betrokken organisatie de nodige preventieve en herstelmaatregelen te nemen om geheel te voldoen aan de bedoelde criteria en verplichtingen en met name elke potentiële bedreiging voor de veiligheid of het milieu weg te nemen of op andere wijze de oorzaken van de verslechterende prestaties aan te pakken.

De preventieve en herstelmaatregelen kunnen voorlopige beschermende maatregelen omvatten wanneer de veiligheid of het milieu onmiddellijk kunnen worden bedreigd.

Artikel 12

65. Naast de op grond van artikel 11 genomen maatregelen kan de Commissie geldboeten opleggen aan een erkende organisatie:

(a) waarvan de niet-nakoming van de criteria in bijlage I of haar verplichtingen op grond van deze richtlijn of waarvan de verslechterende prestaties blijken voort te komen uit ernstige tekortkomingen in haar structuur, systemen, procedures of interne controles, of

(b) die onjuiste, onvolledige of misleidende informatie aan de Commissie heeft verstrekt in de loop van haar beoordeling krachtens artikel 16, lid 3, of op een andere wijze die beoordeling heeft belemmerd.

66. Onverminderd lid 1 kan de Commissie, indien een organisatie geen uitvoering geeft aan de door de Commissie geëiste preventieve en herstelmaatregelen, of daarbij ongerechtvaardigde vertragingen oploopt, aan de betrokken organisatie dwangsommen opleggen totdat de vereiste maatregelen geheel zijn uitgevoerd.

67. De in de leden 1 en 2 bedoelde geldboeten en dwangsommen moeten afschrikkend zijn en evenredig zijn aan zowel de ernst van de zaak als de economische capaciteit van de betrokken organisatie, met name rekening houdend met de mate waarin de veiligheid in gevaar is gebracht.

Zij worden pas opgelegd nadat de betrokken organisatie in de gelegenheid is gesteld haar opmerkingen te maken.

Het totale bedrag van de geldboeten en dwangsommen mag niet meer bedragen dan 10% van de totale omzet van de erkende organisatie in het voorafgaande boekjaar voor de activiteiten die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.

Artikel 13

68. De Commissie trekt de erkenning in van organisaties:

(a) waarvan de niet-nakoming van de criteria in bijlage I of hun verplichtingen op grond van deze richtlijn van dien aard is dat daardoor een onaanvaardbare bedreiging voor de veiligheid of het milieu is ontstaan;

(b) waarvan de prestaties op het gebied van veiligheid en verontreinigingspreventie van dien aard zijn dat daardoor een onaanvaardbare bedreiging voor de veiligheid en het milieu is ontstaan;

(c) die hun beoordeling door de Commissie beletten of herhaaldelijk belemmeren, of

(d) die de in artikel 12, leden 1 en 2, bedoelde geldboetes en/of dwangsommen niet betalen.

69. Voor de toepassing van lid 1, onder a) en b), beslist de Commissie op basis van alle beschikbare informatie, inclusief:

(a) de resultaten van haar eigen beoordeling van de betrokken organisatie in overeenstemming met artikel 16, lid 3;

(b) de in overeenstemming met artikel 18 door de lidstaten ingediende verslagen;

(c) de analyses van ongevallen waarbij door de erkende organisaties geklasseerde schepen betrokken waren;

(d) het feit dat de in artikel 12, lid 1, onder a), bedoelde tekortkomingen opnieuw voorkomen;

(e) de mate waarin de vloot die de organisatie onder klasse heeft, wordt beïnvloed, en

(f) ineffectiviteit van de in artikel 12, lid 2, bedoelde maatregelen.

70. Tot intrekking van de erkenning wordt door de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat, besloten in overeenstemming met de in artikel 9, lid 2, bedoelde procedure en nadat de betrokken organisatie in de gelegenheid is gesteld haar opmerkingen te maken.

Artikel 14

De Commissie, handelend in overeenstemming met de in artikel 9, lid 2, bedoelde procedure, stelt het volgende vast:

71. criteria voor het meten van de prestaties op het gebied van veiligheid en verontreinigingspreventie van erkende organisaties, met name rekening houdend met de gegevens die zijn overgelegd in het kader van het Memorandum van Overeenstemming van Parijs betreffende havenstaatcontrole en/of andere soortgelijke regelingen;

72. criteria vast om te bepalen wanneer dergelijke prestaties geacht moeten worden een onaanvaardbare bedreiging te vormen voor de veiligheid of het milieu, waarbij rekening kan worden gehouden met specifieke omstandigheden die van invloed zijn op kleinere of hooggespecialiseerde organisaties, en

73. uitvoeringsvoorschriften vast voor artikel 12 en, in voorkomend geval, artikel 13.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 8

1. Wanneer de in artikel 4 bedoelde organisaties niet meer voldoen aan de criteria van de bijlage of aan de in lid 2 bedoelde prestatiegegevens met betrekking tot veiligheid en verontreinigingspreventie, wordt hun erkenning ingetrokken. Tot intrekking van de erkenning wordt door de Commissie besloten volgens de procedure van artikel 7, lid 2, nadat de betrokken organisatie de gelegenheid heeft gekregen haar opmerkingen te maken.

2. Bij het opstellen van ontwerpen voor een besluit betreffende de in lid 1 bedoelde intrekking van een erkenning houdt de Commissie rekening met het resultaat van de in artikel 11 bedoelde beoordeling van de erkende organisaties en met de prestatiegegevens met betrekking tot veiligheid en verontreinigingspreventie van de organisaties, die voor alle schepen die zij onder klasse hebben, ongeacht onder welke vlag zij varen, gemeten worden.

De prestatiegegevens met betrekking tot veiligheid en verontreinigingspreventie worden vastgesteld aan de hand van de gegevens die in het kader van het memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole of soortgelijke programma's zijn samengesteld. Andere aanwijzingen kunnen worden verkregen uit analyses van ongevallen waarbij door de erkende organisaties geklasseerde schepen betrokken waren.

Bij de beoordeling van de prestatiegegevens met betrekking tot veiligheid en verontreinigingspreventie wordt ook rekening gehouden met de door de lidstaten in het kader van artikel 12 opgestelde rapporten.

Het krachtens artikel 7 opgerichte comité bepaalt de criteria op grond waarvan aan de hand van de in dit lid bedoelde informatie wordt beslist wanneer de prestaties van een namens een vlagstaat optredende organisatie beschouwd mogen worden als een onaanvaardbare bedreiging van de veiligheid en het milieu.

Ontwerp-besluiten betreffende de in lid 1 bedoelde intrekking van een erkenning worden door de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat, aan het comité voorgelegd.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 9 (aangepast)

Artikel 15

1. Niettegenstaande de in de bijlage Ö bijlage I Õ vermelde criteria kan een lidstaat die van oordeel is dat hij een erkende organisatie niet langer kan machtigen om namens hem de in artikel 3 omschreven taken uit te voeren, die machtiging schorsen op basis van de volgende procedure:

a) de lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten, onverwijld in kennis van zijn met redenen omklede besluit;

b) de Commissie onderzoekt of de schorsing gerechtvaardigd is wegens ernstig gevaar voor de veiligheid of het milieu;

c) overeenkomstig de Ö in Õ procedure van artikel 7 Ö 9 Õ , lid 2, Ö bedoelde procedure Õ stelt de Commissie de lidstaat ervan in kennis of zijn besluit tot schorsing van de machtiging al dan niet gerechtvaardigd is wegens ernstig gevaar voor de veiligheid of het milieu, en verzoekt zij de lidstaat, indien zulks niet het geval is, de schorsing in te trekken.

2. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de prestatiegegevens met betrekking tot veiligheid en verontreinigingspreventie van een erkende organisatie slechter worden, zonder dat evenwel intrekking van de erkenning op grond van de in artikel 9, lid 2, bedoelde criteria gerechtvaardigd is, kan zij beslissen de erkende organisatie hiervan op de hoogte te stellen en haar verzoeken passende maatregelen te nemen ter verbetering van haar prestatiescore met betrekking tot veiligheid en verontreinigingspreventie en de lidstaten daarvan in kennis te stellen. Indien de erkende organisatie de Commissie geen passend antwoord geeft, of indien de Commissie van oordeel is dat de door de erkende organisatie genomen maatregelen niet tot verbetering van de prestatiescore op het gebied van veiligheid en verontreinigingspreventie hebben geleid, kan de Commissie besluiten de erkenning van de organisatie volgens de procedure van artikel 7, lid 2, voor één jaar te schorsen, nadat de betrokken organisatie de gelegenheid heeft gekregen haar opmerkingen te maken. In die tijd mag de erkende organisatie geen certificaten afgeven of verlengen voor onder de vlag van een lidstaat varende schepen, terwijl de in het verleden door de organisatie afgegeven of verlengde certificaten geldig blijven.

3. De in lid 2 bedoelde procedure is ook van toepassing wanneer de Commissie over bewijzen beschikt dat een erkende organisatie niet aan het bepaalde in artikel 15, leden 3, 4 of 5, heeft voldaan.

4. Een jaar na de vaststelling van het besluit van de Commissie om de erkenning van een organisatie te schorsen, beoordeelt de Commissie of de in de leden 2 en 3 bedoelde tekortkomingen die tot de schorsing hebben geleid, zijn opgeheven. Indien de tekortkomingen nog steeds bestaan, wordt de erkenning volgens de procedure van artikel 7, lid 2, ingetrokken.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 10 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 16

74. Elke lidstaat vergewist zich ervan dat erkende organisaties de taken waartoe hij hen voor de toepassing van artikel 3, lid 2, heeft gemachtigd, daadwerkelijk uitvoeren ten genoegen van de bevoegde instantie.

75. Iedere lidstaat voert daartoe minstens om de twee jaar controles uit en legt uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op Ö het jaar Õ de jaren waarvoor de naleving werd beoordeeld een verslag over de resultaten van die controles voor aan de andere lidstaten en de Commissie.

76. De Commissie beoordeelt regelmatig en ten minste om de twee jaar samen met de lidstaat die de desbetreffende erkenningsaanvraag heeft ingediend, alle erkende organisaties, om na te gaan of zij ð hun verplichtingen krachtens deze richtlijn nakomen en ï aan de criteria van de bijlage Ö bijlage I Õ voldoen.

De Commissie baseert zich bij de keuze van de te beoordelenorganisaties vooral op de veiligheids- en verontreinigingspreventiescore Ö verontreinigingspreventieprestaties Õ van de organisatie, het ongevallencijfer en de door de lidstaten overeenkomstig artikel 12 Ö 18 Õ geproduceerde rapporten.

De beoordeling kan een bezoek aan regionale vestigingen van de organisatie en aselecte inspecties van ð zowel in bedrijf als in aanbouw zijnde ï schepen omvatten om de prestaties van de organisatie te onderzoeken. In dat geval informeert de Commissie zo nodig de lidstaat waar de regionale vestiging zich bevindt. De Commissie verschaft de lidstaten een rapport met de resultaten van de beoordeling.

77. Elke erkende organisatie legt de resultaten van zijn 'Quality System Management Review' jaarlijks voor aan het bij artikel 7 Ö 9, lid 1, Õ ingestelde comité.

ò nieuw

Artikel 17

78. Op bepalingen in een contract van een erkende organisatie met een derde of in een machtigingsovereenkomst met een vlaggenstaat kan geen beroep worden gedaan om de toegang van de Commissie tot de informatie die nodig is voor de in artikel 16, lid 3, bedoelde beoordeling te beperken.

79. Erkende organisaties waarborgen in hun contracten met derden inzake de afgifte van wettelijk voorgeschreven certificaten of klassecertificaten voor een schip dat een dergelijk afgifte afhankelijk wordt gesteld van het feit dat de bedoelde derden zich niet verzetten tegen de toegang van communautaire inspecteurs tot dat schip voor de toepassing van artikel 16, lid 3.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 11 (aangepast)

Artikel 18

Bij de uitoefening van hun inspectierechten en het nakomen van hun verplichtingen als havenstaat melden de lidstaten het aan de Commissie en de overige lidstaten, alsmede aan de betrokken vlaggenstaat, wanneer zij ontdekken dat door namens een vlaggenstaat optredende organisaties geldige Ö wettelijk voorgeschreven Õ certificaten zijn afgegeven aan een schip dat niet aan de desbetreffende bepalingen van de internationale verdragen voldoet, of dat een schip met een geldig klassecertificaat een tekortkoming heeft die valt onder de in het certificaat vermelde kenmerken. Alleen gevallen van schepen die een ernstig gevaar betekenen voor veiligheid en milieu of die tekenen vertonen van ernstige nalatigheid van de kant van de organisaties, worden ter fine van dit artikel gemeld. De erkende organisatie in kwestie wordt bij de eerste inspectie op deze situatie gewezen, zodat zij onmiddellijk de nodige maatregelen kan treffen

ê 94/57/EG (aangepast)

è1 2001/105/EG art. 1, lid 13

ð nieuw

Artikel 19

80. Iedere lidstaat ziet erop toe dat de onder zijn vlag varende schepen worden ð ontworpen, ï gebouwd ð , uitgerust ï en onderhouden overeenkomstig de ð regels en voorschriften ï voorschriften van een erkende organisatie betreffende de romp, de machines, de elektrische installaties en de bedieningsapparatuur.

81. Een lidstaat kan besluiten voorschriften toe te passen die hij gelijkwaardig acht met die van een erkende organisatie, op voorwaarde echter dat hij daarvan, volgens de procedure van Richtlijn 83/189/EEG Ö 98/34/EG Õ onverwijld kennis geeft aan de Commissie en aan de andere lidstaten, en dat andere lidstaten of de Commissie zich daar niet tegen verzetten en de betrokken voorschriften niet volgens de Ö in Õ procedure van è1 artikel 7 Ö 9 Õ , lid 2, ç Ö van deze richtlijn bedoelde procedure Õ ongelijkwaardig zijn bevonden.

ò nieuw

82. De lidstaten werken met de erkende organisaties die zij machtigen samen bij de ontwikkeling van de regels en/of voorschriften van die erkende organisaties. Zij overleggen met de erkende organisaties om te komen tot een consistente interpretatie van de internationale verdragen in overeenstemming met artikel 20, lid 1.

ê 94/57/EG

Artikel 20

ê 2001/105/EG art. 1.14, onder a) (aangepast)

ð nieuw

83. De erkende organisaties plegen onderling periodiek overleg met het oog op het in stand houden van de gelijkwaardigheid van hun technische normenð regels en voorschriften ï en van de toepassing daarvan. ð Zij werken samen om te komen tot een consistente interpretatie van de internationale verdragen, onverminderd de bevoegdheden van de vlaggenstaten. Erkende organisaties komen de voorwaarden overeen waaronder zij op basis van gelijkwaardige normen hun respectieve klassecertificaten wederzijds erkennen, met name rekening houdend met de scheepsuitrusting waarop het merk in de vorm van een wiel is aangebracht in overeenstemming met Richtlijn 96/98/EG[12]. ï in overeenstemming met IMO-Resolutie A.847 (20) betreffende richtlijnen ter ondersteuning van de vlagstaten bij de toepassing van IMO-instrumenten.

Zij brengen bij de Commissie periodiek verslag uit over belangrijke ontwikkelingen op het gebied van de normen ð en wederzijdse erkenning ï .

ê 94/57/EG

84. De erkende organisaties moeten zich bereid tonen om samen te werken met de instanties van het havenstaattoezicht met betrekking tot een door hen geklasseerd schip, met name om de correctie van gerapporteerde tekortkomingen of andere afwijkingen te vergemakkelijken.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 14, onder b) (aangepast)

ð nieuw

85. De erkende organisaties verstrekken alle lidstaten die aan hen een in artikel 3 vermelde vorm van machtiging hebben verstrekt en de Commissie alle dienstige informatie over de door hen geklasseerde vloot, de overdrachten, veranderingen, schorsingen en intrekkingen van klasse, ongeacht de vlag waaronder de schepen varen.

De informatie over overdrachten, veranderingen, schorsingen en intrekkingen van klasse, alsmede over achterstallige onderzoeken, nog niet opgevolgde aanbevelingen, klassevoorwaarden, exploitatievoorwaarden of exploitatiebeperkingen die aan door hen geklasseerde schepen zijn opgelegd - ongeacht de vlag waaronder die schepen varen - wordt ook ð elektronisch ï doorgegeven aan het Sirenac-informatiesysteem voor inspecties in het kader van de havenstaatcontrole ð de gemeenschappelijke inspectiedatabank die door de lidstaten wordt gebruikt voor de uitvoering van Richtlijn [.../.../EG] van het Europees Parlement en de Raad[13], tegelijk met de registratie in de eigen systemen van de organisatie, en in geen geval later dan 72 uur na het plaatsvinden van de gebeurtenis die de verplichting om de informatie mede te delen heeft doen ontstaan. Deze informatie, met uitzondering van de nog niet opgevolgde aanbevelingen en klassevoorwaarden, ï wordt tevens gepubliceerd op de eventuele website van deze erkende organisaties.

86. De erkende organisaties geven geen ð wettelijk voorgeschreven ï certificaten af voor een schip, ongeacht de vlag waaronder het vaart, dat om veiligheidsredenen in een lagere klasse is ingedeeld of van klasse verandert, alvorens de bevoegde instantie van de vlaggenstaat in de gelegenheid te stellen haar standpunt binnen een redelijke tijd kenbaar te maken, zodat kan worden bepaald of een volledige inspectie noodzakelijk is

ê 2001/105/EG art. 1, lid 14, onder c) (aangepast)

87. Wanneer een schip van de ene erkende organisatie naar de andere overgaat, stelt de overdragende organisatie de opnemende organisatie in kennis van:

(a) alle achterstallige onderzoeken;

(b) Ö alle Õ de nog niet opgevolgde aanbevelingen en klassevoorwaarden;

(c) de exploitatievoorwaarden Ö die aan de door hen geklasseerde schepen zijn opgelegd en Õ

(d) de exploitatiebeperkingen Ö die aan de door hen geklasseerde schepen zijn opgelegd Õ.

Bij de overdracht bezorgt de afgevende organisatie de opnemende organisatie het complete dossier van het schip. De opnemende organisatie mag de scheepscertificaten pas afgeven, nadat alle achterstallige onderzoeken naar behoren zijn voltooid en aan alle niet opgevolgde aanbevelingen of eerder aan het schip opgelegde klassevoorwaarden is voldaan overeenkomstig de aanwijzingen van de overdragende organisatie.

Alvorens tot afgifte van de certificaten over te gaan moet de overnemende organisatie de overdragende organisatie op de hoogte stellen van de datum van afgifte van de certificaten, en een bevestiging geven van de datum, de plaats en de maatregelen die zijn genomen om achterstallig onderzoek te verrichten en aan nog niet opgevolgde aanbevelingen en Ö klassevoorwaarden Õ exploitatievoorwaarden te voldoen.

ò nieuw

De erkende organisaties stellen passende gemeenschappelijke eisen vast en voeren deze uit voor gevallen van overgang van klasse waarin speciale voorzorgsmaatregelen nodig zijn. Die gevallen omvatten minimaal de overgang van klasse van schepen van vijftien jaar oud of ouder en de overgang van een niet-erkende organisatie naar een erkende organisatie.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 14, onder c)

Met het oog op een goede toepassing van de bepalingen van dit lid werken de erkende organisaties met elkaar samen.

ò nieuw

Artikel 21

88. De erkende organisaties richten uiterlijk … een gezamenlijke instantie op en houden deze in stand. Deze instantie wordt belast met de volgende taken:

(a) continue beoordeling van het kwaliteitsbeheersysteem;

(b) certificering van het kwaliteitssysteem;

(c) publicatie van bindende interpretaties van de internationaal erkende kwaliteitsnormen, met name om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de aard en verplichtingen van erkende organisaties, en

(d) vaststelling van individuele en collectieve aanbevelingen voor de verbetering van de regels, processen en interne controlemechanismen van erkende organisaties.

De gezamenlijke instantie is onafhankelijk van de erkende organisaties en beschikt over de nodige middelen om haar taken uit te voeren volgens de strengste regels van het vak.

De instantie stelt een jaarwerkplan vast.

Zij verstrekt de Commissie en de machtigende lidstaten volledige informatie over haar jaarwerkplan almede over haar bevindingen en aanbevelingen, met name betreffende situaties waar de veiligheid in het gedrang mocht zijn gekomen.

89. De in lid 1 bedoelde gezamenlijke instantie wordt periodiek beoordeeld door de Commissie, die erkende organisaties mag verplichten de maatregelen te nemen die de Commissie nodig acht om lid 1 volledig in acht te nemen.

De Commissie brengt aan de lidstaten verslag uit over de resultaten en follow-up van haar beoordeling.

Artikel 22

90. De organisaties die bij de inwerkingtreding van deze richtlijn zijn erkend in overeenstemming met Richtlijn 94/57/EG, behouden hun erkenning onder voorbehoud van de bepalingen van de leden 2 en 3.

91. Erkende organisaties dienen te voldoen aan de nieuwe bepalingen van deze richtlijn vanaf de inwerkingtreding van deze richtlijn.

92. Onverminderd de artikelen 11 en 13, onderzoekt de Commissie alle op grond van Richtlijn 94/57/EG verleende beperkte erkenningen opnieuw in het licht van artikel 6, lid 3, van deze richtlijn uiterlijk [twaalf maanden na de inwerkingtreding van de herschikte richtlijn], teneinde te besluiten, in overeenstemming met de in artikel 9, lid 2, bedoelde procedure, of de beperkingen door andere moeten worden vervangen of moeten worden geschrapt. De beperkingen blijven van toepassing totdat de Commissie heeft gehandeld.

Artikel 23

In de loop van de beoordeling ingevolge artikel 16, lid 3, gaat de Commissie na of de houder van de erkenning de moederentiteit is binnen de organisatie. Indien dat niet het geval is, wijzigt de Commissie de erkenning dienovereenkomstig bij beschikking.

Indien de Commissie de erkenning wijzigt, passen de lidstaten hun overeenkomsten met de organisatie aan om rekening te houden met de wijziging.

Artikel 24

De Commissie brengt het Europees Parlement en de Raad regelmatig op de hoogte van de voortgang in de uitvoering van de richtlijn in de lidstaten.

ê 94/57/EG (aangepast)

ð nieuw

Artikel 25

93. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 1995 Ö achttien maanden na de in artikel 27 vastgestelde datum Õ aan de artikelen […] en de punten […] van de bijlagen […] [artikelen en onderverdelingen daarvan alsmede punten van de bijlagen die ten opzichte van de vorige richtlijn materieel zijn gewijzigd] te voldoen. Ö Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. Õ

94. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. Ö In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor deze verwijzing en de formulering van deze vermelding worden vastgesteld door de lidstaten. Õ

95. De lidstaten Ö delen Õ de Commissie onverwijld in kennis van de tekst van de Ö belangrijkste Õ bepalingen van intern recht Ö mede Õ die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. De Commissie stelt de overige lidstaten daarvan in kennis.

ê 2001/105/EG art. 1.15

4. Bovendien stelt de Commissie het Europees Parlement en de Raad regelmatig in kennis van de voortgang van de uitvoering van de richtlijn in de lidstaten.

ê

Artikel 26

Richtlijn 94/57/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde richtlijnen, wordt met ingang van [datum van inwerkingtreding van de herschikte richtlijn] ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 27

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De artikelen […] en de punten […] van de bijlagen […] [artikelen en onderverdelingen daarvan alsmede punten van de bijlagen die ongewijzigd zijn ten opzichte van de vorige richtlijn] zijn van toepassing vanaf [de datum van inwerkingtreding van de herschikte richtlijn].

ê 94/57/EG

Artikel 28

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel […]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

[…] […]

BIJLAGE I

MINIMUMCRITERIA VOOR DE IN ARTIKEL 3 BEDOELDE ORGANISATIES

ê 2001/105/EG art. 1, lid 16, onder a)

A. ALGEMENE MINIMUMCRITERIA

ò nieuw

1. Een erkende organisatie moet rechtspersoonlijkheid bezitten in de staat waarin zij is gevestigd. Haar boekhouding wordt door onafhankelijke accountants gecertificeerd.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 16, onder a) (aangepast)

1. Ö 2. Õ De erkende organisatie moet met bewijsstukken kunnen aantonen dat zij een uitgebreide ervaring heeft in het beoordelen van het ontwerp en de bouw van koopvaardijschepen.

2. De organisatie dient een vloot van ten minste 1000 zeeschepen (van meer dan 100 BRT) met een gezamenlijk laadvermogen van niet minder dan 5 miljoen BRT onder klasse te hebben.

3. De organisatie moet een bestand van technisch personeel in dienst hebben dat in verhouding is tot het aantal geklasseerde schepen. Een minimum van 100 fulltime-inspecteurs is nodig om aan de in punt 2 vermelde voorwaarden te voldoen.

ò nieuw

3. De organisatie moet beschikken over een aanzienlijk bestand van technisch, leidinggevend, ondersteunend en onderzoek verrichtend personeel dat in verhouding is tot de omvang van de vloot onder klasse, haar samenstelling en de mate van betrokkenheid van de organisatie bij de bouw en verbouwing van schepen. De organisatie is in staat om aan elke werklocatie wanneer en in de mate dat dit nodig is middelen en personeel toe te wijzen die in verhouding zijn tot de taken die moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de algemene minimumcriteria 6 en 7 en de specifieke minimumcriteria.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 16, onder a) (aangepast)

ð nieuw

4. De organisatie Ö beschikt over Õ dient gedetailleerde Ö regels en Õ voorschriften en regelingen ð , die de status hebben van internationaal erkende normen, ï met betrekking tot het ontwerp, de bouw en de periodieke controle van koopvaardijschepen ð en past deze toe ï. ð Deze worden bekendgemaakt en voortdurend bijgewerkt en via onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's verbeterd. ï bekend te maken, voortdurend bij te werken en via onderzoek- en ontwikkelingsprogramma's te verbeteren.

5. De organisatie dient Ö laat Õ jaarlijks haar scheepsregister te publiceren of op te slaan Ö opslaan Õ in een elektronische databank die toegankelijk is voor het publiek.

6. De organisatie mag niet worden Ö wordt niet Õ gecontroleerd door reders of scheepsbouwers, noch door anderen die commercieel betrokken zijn bij de bouw, de uitrusting, de herstelling of de exploitatie van schepen. De organisatie mag Ö is Õ voor haar omzet niet in hoge mate afhankelijk zijn van één enkele commerciële onderneming. De erkende organisatie mag Ö verricht Õ geen ð klasserings- of ï wettelijk voorgeschreven werkzaamheden verrichten indien zij identiek is aan of zakelijke, persoonlijke of verwantschapsrelaties heeft met de eigenaar of Ö exploitant Õ reder van het schip. Deze onverenigbaarheid geldt ook voor inspecteurs die in dienst zijn van de erkende organisatie.

7. De organisatie moet functioneren Ö functioneert Õ overeenkomstig de bepalingen van de bijlage van Resolutie A.789(19) van de IMO over specifieke voorschriften inzake de controlerende en certificerende functies van erkende organisaties die namens de overheid optreden, voorzover die bepalingen toepasselijk zijn binnen de werkingssfeer van deze richtlijn.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 16, onder b)

B. SPECIFIEKE MINIMUMCRITERIA

ò nieuw

1. De organisatie is werkzaam in alle delen van de wereld via haar fulltime technisch personeel of, in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen, via het fulltimepersoneel van andere erkende organisaties.

ê 94/57/EG

1. De organisatie beschikt over:

a) een aanzienlijk bestand van technisch, leidinggevend, ondersteunend en onderzoek verrichtend personeel dat in verhouding is tot de taken en de geklasseerde schepen en ook beschikt over de bekwaamheid om voorschriften en regelingen uit te werken en te handhaven;

b) fulltime technisch personeel in alle delen van de wereld, hetzij eigen personeel hetzij personeel van andere erkende organisaties.

2. De organisatie neemt een gedragscode in acht.

3. De organisatie wordt zodanig geleid en beheerd dat de geheimhouding van de door de overheid gevraagde informatie wordt gegarandeerd.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 16, onder b) (aangepast)

ð nieuw

4. De organisatie is bereid ð verstrekt ï de nodige informatie te verstrekken aan de overheid, de Commissie en de betrokken partijen.

5. Het bestuur van de organisatie heeft zijn kwaliteitsbeleid, kwaliteitsdoelstellingen en streven naar kwaliteit bepaald en schriftelijk vastgesteld en ziet erop toe dat dit beleid wordt begrepen, ten uitvoer gelegd en gehandhaafd op alle niveaus van de organisatie. Het beleid van de organisatie Ö is Õ moet gebaseerd zijn op prestatieoogmerken en -indicatoren op het gebied van veiligheid en verontreinigingspreventie.

6. De organisatie beschikt over, maakt gebruik van en handhaaft een doeltreffend intern kwaliteitssysteem, dat steunt op de desbetreffende gedeelten van de internationaal erkende kwaliteitsnormen en in overeenstemming is met de normen EN 45004 (inspectieorganen) en EN 29001, zoals geïnterpreteerd in de 'Quality System Certification Scheme Requirements' van de IACS, en waardoor met name wordt gegarandeerd dat Ö garandeert dat Õ :

a) Ö haar regels en Õ de voorschriften en regelingen van de organisatie methodisch worden vastgesteld en gehandhaafd;

b) Ö haar regels en Õ de voorschriften en regelingen van de organisatie worden nageleefd en er een intern systeem wordt opgezet voor meting van de kwaliteit van de diensten met betrekking tot deze Ö regels en Õ voorschriften en regelingen;

c) wordt voldaan aan de eisen betreffende de wettelijk voorgeschreven werkzaamheden waartoe de organisatie is gemachtigd en er een intern systeem wordt opgezet voor meting van de kwaliteit van de diensten met betrekking tot de naleving van de internationale verdragen;

d) de verantwoordelijkheden, de bevoegdheden en de onderlinge verhoudingen van het personeel van wie de werkzaamheden de kwaliteit van de dienstverlening van de organisatie beïnvloeden, zijn omschreven en toegelicht;

e) alle werkzaamheden worden gecontroleerd;

f) Ö zij Õ de organisatie beschikt over een controlesysteem in het kader waarvan toezicht wordt gehouden op de werkzaamheden van de rechtstreeks door de organisatie in dienst genomen inspecteurs en technisch en administratief personeel;

g) wettelijk voorgeschreven werkzaamheden waartoe de organisatie is gemachtigd uitsluitend door eigen fulltime-inspecteurs of fulltime-inspecteurs van andere erkende organisaties worden uitgevoerd; in alle gevallen moeten de fulltime-inspecteurs beschikken over uitgebreide kennis van het specifieke scheepstype waarop zij Ö hun Õ de wettelijk voorgeschreven werkzaamheden verrichten, voorzover relevant voor de te verrichten specifieke controle, en van de desbetreffende toepasselijke voorschriften;

h) een systeem voor opleiding en permanente bijscholing van inspecteurs wordt toegepast;

i) gegevens worden bijgehouden waarmee kan worden aangetoond dat in het kader van de verrichte diensten de voorgeschreven normen worden gehaald en dat het kwaliteitssysteem doeltreffend werkt;

j) Ö zij Õ de organisatie een uitgebreid systeem van geplande en gedocumenteerde interne controles inzake met de kwaliteit verband houdende activiteiten in alle vestigingen toepast;

k) de volgens het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie vereiste wettelijk voorgeschreven onderzoeken en inspecties waartoe de organisatie gemachtigd is, worden verricht volgens de bepalingen van de bijlage en het aanhangsel bij Resolutie A.746 (18) Ö A948(23) Õ van de IMO betreffende richtlijnen voor onderzoek in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie;

l) de directe bestuurlijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen het hoofdkantoor en de regionale kantoren van het bureau en die tussen de erkende bureaus en hun inspecteurs duidelijk zijn afgebakend.

7. De organisatie moet bewijzen dat zij in staat is:

a) een volledige en adequate reeks voorschriften en regelingen uit te werken en bij te houden met betrekking tot de romp, de machines, de elektrische installaties en de bedieningsapparatuur, kwalitatief op het niveau van de internationaal erkende technische normen, op basis waarvan Solas- en passagiersschipveiligheidscertificaten (voor wat de structuur van het schip en de belangrijkste machines aan boord betreft) en uitwateringscertificaten (voor wat de stevigheid van het schip betreft) kunnen worden afgegeven;

b) alle krachtens de internationale overeenkomsten vereiste inspecties en onderzoeken voor de afgifte van de certificaten uit te voeren, waaronder de noodzakelijke middelen voor de beoordeling - door gebruikmaking van gekwalificeerd beroepspersoneel en overeenkomstig de bepalingen van de bijlage bij Resolutie A.788 (19) van de IMO betreffende richtlijnen voor de uitvoering van de internationale veiligheidscode (ISM-code) door de overheid - van de toepassing en handhaving van het veiligheidssysteem, zowel aan de wal als aan boord van schepen die bestemd zijn om onder de certificatie te vallen.

ò nieuw

7. De organisatie beschikt over, maakt gebruik van en handhaaft een doeltreffend intern kwaliteitssysteem, dat steunt op de desbetreffende gedeelten van de internationaal erkende kwaliteitsnormen en in overeenstemming is met de normen EN ISO/IEC 17020:2004 (inspectieorganen) en EN ISO 9001:2000, zoals geïnterpreteerd en gecertificeerd door de in artikel 21, lid 1, bedoelde gezamenlijke instantie.

8. De regels en voorschriften van de organisatie worden op zodanige wijze uitgevoerd dat de organisatie in staat blijft om aan haar eigen, directe kennis en oordeel een betrouwbare en objectieve verklaring betreffende de veiligheid van de betrokken schepen te ontlenen door middel van klassecertificaten op basis waarvan wettelijk voorgeschreven certificaten kunnen worden afgegeven.

9. De organisatie beschikt over de noodzakelijke middelen voor de beoordeling - door gebruikmaking van gekwalificeerd beroepspersoneel en overeenkomstig de bepalingen van de bijlage bij Resolutie A.913 (22) van de IMO betreffende richtlijnen voor de uitvoering van de internationale veiligheidscode (ISM-code) door de overheid - van de toepassing en handhaving van het veiligheidssysteem, zowel aan de wal als aan boord van schepen die bestemd zijn om onder de certificatie te vallen.

ê 94/57/EG

8. De deugdelijkheid van het kwaliteitssysteem van de organisatie moet worden bevestigd door een onafhankelijk controleorgaan dat is erkend door de overheid van de Staat waar de organisatie is gevestigd.

ê 2001/105/EG art. 1, lid 16, onder b) (aangepast)

9. Ö 10. Õ De organisatie dient vertegenwoordigers van de overheid en van de andere betrokken partijen te laten meewerken aan de uitwerking van haar Ö regels en/of Õ voorschriften en/of regelingen.

é

BIJLAGE II

Deel A

Ingetrokken richtlijn met de achtereenvolgende wijzigingen ervan (bedoeld in artikel 26)

Richtlijn 94/57/EG van de Raad | PB L 319 van 12.12.1994, blz. 20 |

Richtlijn 97/58/EG van de Commissie | PB L 274 van 7.10.1997, blz. 8 |

Richtlijn 2001/105/EG van het Europees Parlement en de Raad | PB L 19 van 22.1.2002, blz. 9 |

Richtlijn 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad | PB L 324 van 29.11.2002, blz. 53 |

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 26)

Richtlijn | Omzettingstermijn |

94/57/EG | 31 december 1995 |

97/58/EG | 30 september 1998 |

2001/105/EG | 22 juli 2003 |

2002/84/EG | 23 november 2003 |

_________________

é

BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 94/57/EG | De onderhavige richtlijn |

Artikel 1 | Artikel 1 |

Artikel 2, aanhef | Artikel 2, aanhef |

Artikel 2, eerste streepje | Artikel 2, onder a) |

Artikel 2, tweede streepje | Artikel 2, onder b) |

Artikel 2, derde streepje | Artikel 2, onder c) |

Artikel 2, vierde streepje | Artikel 2, onder d) |

Artikel 2, vijfde streepje | Artikel 2, onder e) |

--- | Artikel 2, onder f) |

Artikel 2, zesde streepje | Artikel 2, onder g) |

Artikel 2, zevende streepje | Artikel 2, onder h) |

Artikel 2, achtste streepje | Artikel 2, onder i) |

--- | Artikel 2 onder j) |

Artikel 2, negende streepje | Artikel 2, onder k) |

Artikel 2, tiende streepje | Artikel 2, onder l) |

Artikel 2, elfde streepje | Artikel 2, onder m) |

Artikel 3 | Artikel 3 |

Artikel 4, lid 1, eerste en tweede zin | Artikel 4, lid 1 |

Artikel 4, lid 1, laatste zin | Artikel 6, lid 1 |

Artikel 4, leden 2 en 3 | --- |

--- | Artikelen 5 en 6, leden 2 en 3 |

Artikel 4, lid 4 | Artikel 6, lid 4 |

Artikel 4, lid 5 | --- |

Artikelen 5, 6, 7 en 8 | Artikelen 7, 8, 9 en 10 |

Artikel 9 | --- |

--- | Artikel 11 tot en met 14 |

Artikel 10, lid 1 | Artikel 15 |

Artikel 10, leden 2 en 3 en 4 | --- |

Artikel 11 | Artikel 16 |

--- | Artikel 17 |

Artikel 12 | Artikel 18 |

Artikel 14 | Artikel 19, leden 1 en 2 |

--- | Artikel 19, lid 3 |

Artikel 15 | Artikel 20 |

--- | Artikel 21 tot en met 24 |

Artikel 16 | Artikel 25 |

--- | Artikel 26 |

--- | Artikel 27 |

Artikel 17 | Artikel 28 |

Bijlage | Bijlage I |

--- | Bijlage II |

--- | Bijlage III |

_________________

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. BENAMING VAN HET VOORSTEL:

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties.

2. ABM/ABB-KADER

Beleidsgebied: Energie en vervoer

Activiteiten: Zeevervoer en vervoer over de binnenwateren, intermodaliteit

3. BEGROTINGSONDERDELEN

3.1 Begrotingsonderdelen (beleidsuitgaven en bijbehorende uitgaven voor technische en administratieve bijstand (vroegere BA-onderdelen)) inclusief omschrijving: Niet van toepassing.

3.2 Duur van de actie en van de financiële gevolgen: niet van toepassing

3.3 Begrotingskenmerken: niet van toepassing

Begrotingsonderdeel | Soort uitgave | Nieuw | Bijdrage EVA | Bijdragen kandidaat-lidstaten | Rubriek financiële vooruitzichten |

Verplicht/ niet-verplicht | GK[14]/NGK[15] | JA/NEE | JA/NEE | JA/NEE | Nr.° […] |

Verplicht/ niet-verplicht | GK/ NGK | JA/NEE | JA/NEE | JA/NEE | Nr.° […] |

4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN

4.1 Financiële middelen

4.1.1 Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK)

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Soort uitgave | Punt nr. | Jaar n | n +1 | n + 2 | n +3 | n +4 | n + 5 e.v. | To-taal |

Beleidsuitgaven[16] |

Vastleggingskredieten (VK) | 8.1 | a | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | nihil |

Betalingskredieten (BK) | b | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | nihil |

Administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag[17] |

Technische & administratieve bijstand (NGK) | 8.2.4 | c | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | nihil |

TOTAAL REFERENTIEBEDRAG |

Vastleggingskredieten | a+c | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | nihil |

Betalingskredieten | b+c | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | nihil |

Administratieve uitgaven die niet bij het referentiebedrag zijn inbegrepen[18] |

Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NGK) | 8.2.5 | d | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.324 |

Andere niet in het referentiebedrag begrepen administratieve uitgaven (NGK) | 8.2.6 | e | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

Totale indicatieve kosten van de maatregel

TOTAAL VK inclusief personeelsuitgaven | a+c+d+e | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.324 |

TOTAAL BK inclusief personeelsuitgaven | b+c+d+e | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.324 |

Medefinanciering

Het wetgevingsvoorstel voorziet niet in medefinanciering door de lidstaten.

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Medefinancieringsbron | Jaar n | n + 1 | n + 2 | n + 3 | n + 4 | N + 5 e.v. | Totaal |

…………………… | f | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

TOTAAL VK inclusief medefinanciering | a+c+d+e+f | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

4.1.2 Verenigbaarheid met de financiële programmering

Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

( Het voorstel vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

( Het voorstel vergt wellicht toepassing van de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord[19] (flexibiliteitsinstrument of herziening van de financiële vooruitzichten).

4.1.3 Financiële gevolgen voor de ontvangsten

Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

( Het voorstel heeft de volgende financiële gevolgen voor de ontvangsten:

NB: Alle gegevens en opmerkingen over de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten moeten in een aparte bijlage worden vermeld.

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Vóór de actie [Jaar n-1] | Situatie na de actie |

Totale personele middelen in VTE | 0.5 | 0.5 | 0.5 | 0.5 | 0.5 | 0.5 |

5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN

5.1 Behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Het onderzoek van het huidige systeem van Richtlijn 94/57/EG, inclusief in het licht van de resultaten van de evaluatie van de erkende instellingen door de Commissie, wijst uit dat belangrijke zwakke punten blijven bestaan wat betreft het proces van inspectie en certificering van de veiligheid van de communautaire vloot.

De oplossing van dit probleem vereist een versterking van de controles rond het inspectie- en certificeringsproces die ervoor kunnen zorgen dat alarm wordt geslagen wanneer er een fout gebeurt en waarin tegelijkertijd klasserings- en wettelijk voorgeschreven taken gemakkelijk zijn te integreren.

Het is eveneens opportuun de terminologie van de richtlijn te uniformiseren op basis van meer nauwkeurige en beter gedefinieerde begrippen, zoals een duidelijk onderscheid tussen "wettelijk voorgeschreven" certificaten en "klassecertificaten".

Daartoe dient het vigerende wettelijke kader te worden gewijzigd.

5.2 Meerwaarde van het communautaire optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie

Het internationale systeem voor de certificering van schepen is complex. Historisch gezien is het publieke systeem (het zogenaamde wettelijk voorgeschreven systeem) er gekomen na de particuliere structuur met de classificatiebureaus, zonder deze evenwel te vervangen. Dit heeft aanleiding gegeven tot een veranderlijke taakverdeling tussen deze actoren.

De technische normen worden in de praktijk deels door de IMO, deels door de classificatiebureaus ontwikkeld. Wie waarvoor bevoegd is, hangt af van het verdrag, de materie of het scheepstype.

Een communautaire regeling garandeert een grotere betrouwbaarheid van het inspectie- en certificeringsproces en omvat dan ook de invoering van kruiscontroles die het mogelijk maken alarm te slaan wanneer er een fout gebeurt. Dit zal het vermogen verbeteren om deze fouten bij de bron te corrigeren en zal ertoe bijdragen hinderpalen voor veiligheid op lange termijn uit de weg te ruimen.

5.3 Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM

Het hoofddoel is de verbetering van de betrouwbaarheid van het proces van inspectie en certificering van de veiligheid van schepen onder Europese vlag.

De voorlopige doelstellingen zijn:

- Voorlopige doelstelling nr. 1: de versterking van de systemen van controle van de erkende instellingen.

- Voorlopige doelstelling nr. 2: de hervorming van de beperkte erkenning.

- Voorlopige doelstelling nr. 3: de hervorming van de erkenningscriteria.

5.4 Wijze van uitvoering (indicatief)

Voor de uitvoering van de actie gekozen methode(n)[21].

( Gecentraliseerd beheer

rechtstreeks door de Commissie

( gedelegeerd aan:

( uitvoerende agentschappen

( door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement

( nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

( Gedeeld of gedecentraliseerd beheer

( met lidstaten

( met derde landen

( Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Opmerkingen:

Niet van toepassing.

6. TOEZICHT EN EVALUATIE

Het ontwerp van richtlijn bevat een bepaling die vereist dat de lidstaten de met het oog op de omzetting van de richtlijn in nationaal recht vast te stellen nationale uitvoeringsmaatregelen mededelen.

Bij niet-mededeling (en gedeeltelijke mededeling) van deze nationale uitvoeringsmaatregelen wordt automatisch de inbreukprocedures overeenkomstig artikel 226 van het Verdrag in werking gesteld.

Het Europees Agentschap voor Maritieme Veiligheid zal meewerken aan de follow-up van de uitvoering van de richtlijn door de lidstaten.

6.1 Evaluatie:

6.1.1 Evaluatie vooraf

De in de effectanalyse vastgestelde voor- en nadelen zijn als volgt:

Voordeel: Terwijl alle variaties van optie 1 slechts betrekking zouden kunnen hebben op schepen onder Europese vlag, zou optie 2 bijdragen tot het verbeteren van de veiligheid van de hele door de erkende instellingen geklasseerde vloot zonder onderscheid van vlag, d.w.z. bijna de hele wereldvloot. Dit is een essentiële factor in de bescherming van de communautaire wateren. Bovendien moet de marginale en niet-discriminerende kostprijs ervan voor de Europese reders bezien worden in het licht van het te verwachten hoog niveau van effectiviteit. Het overschakelen zal overigens snel en gemakkelijk gaan.

Nadeel: Aangezien deze optie zich na het hoofdprobleem situeert en een hoge mate van samenwerking van de erkende instellingen vereist, vereist ze een bijzonder nauwlettende controle van de Commissie, inclusief het eventuele gebruik van haar sanctiebevoegdheid, teneinde ervoor te zorgen dat alle voorwaarden voor een goede werking ervan vervuld zijn.

6.1.2 Naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie of evaluatie achteraf genomen maatregelen (ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan)

Niet van toepassing.

6.1.3 Vorm en frequentie van toekomstige evaluaties

Niet van toepassing.

7. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

Niet van toepassing.

8. SPECIFICATIE VAN DE MIDDELEN

8.1 Financiële kosten van de doelstellingen van het voorstel niet van toepassing

Vastleggingskredieten, in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 |

Ambtenaren of tijdelijk personeel10 (06 01 01) | A*/AD | 0.5 | 0.5 | 0.5 | 0.5 | 0.5 | 0.5 |

B*, C*/AST | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel11 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

Uit art. XX 01 04/05 gefinancierd ander personeel12 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

TOTAAL | 0.5 | 0.5 | 0.5 | 0.5 | 0.5 | 0.5 |

8.2.2 Omschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien

De richtlijn inzake de classificatiebureaus breidt de communautaire bevoegdheid uit op het gebied van de maritieme veiligheid. Een uitbreiding van het personeelsbestand - met naar schatting ½ A-ambtenaar - is nodig om de uitvoering van de richtlijn goed te kunnen volgen.

8.2.3 Herkomst van het (statutaire) personeel

( Posten die momenteel zijn toegewezen aan het beheer van het te vervangen of te verlengen programma

( Posten die al zijn toegewezen in het kader van de JBS/VOB-procedure voor jaar n

( Posten waarom in het kader van de volgende JBS/VOB-procedure zal worden gevraagd

Bestaande posten binnen de beherende dienst die worden heringedeeld (interne herindeling)

( Posten die voor jaar n nodig zijn maar die in het kader van de JBS/VOB-procedure voor dat jaar nog niet zijn toegewezen

8.2.4 Andere administratieve uitgaven die in het referentiebedrag zijn begrepen(XX 01 04/05 – Uitgaven voor administratief beheer)

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel (nummer en omschrijving) | Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. | TOTAAL |

1. Technische en administratieve bijstand (inclusief bijbehorende personeelsuitgaven) | 0 |

Uitvoerende agentschappen13 | 0 |

Andere technische en administratieve bijstand | 0 |

- intern | 0 |

- extern | 0 |

Totaal technische en administratieve bijstand | 0 |

8.2.5 Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Soort personeel | Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. |

Ambtenaren en tijdelijk personeel (06 01 01) | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.324 |

Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, personeel op contractbasis, enz.) (vermeld begrotingsonderdeel) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

Totaal personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen) | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.054 | 0.324 |

Berekening – Ambtenaren en tijdelijke functionarissen

(108 000 € * 0.5 = 54 000 €)

Berekening – Uit artikel XX 01 02 gefinancierd personeel

Niet van toepassing.

8.2.6 Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. | TOTAAL |

XX 01 02 11 01 – Dienstreizen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0* |

XX 01 02 11 02 – Conferenties en vergaderingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

XX 01 02 11 03 – Comités14 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

XX 01 02 11 04 – Studies en adviezen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

XX 01 02 11 05 - Informatiesystemen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

2. Totaal andere beheersuitgaven (XX 01 02 11) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

3. Andere uitgaven van administratieve aard (vermeld welke en verwijs naar het begrotingsonderdeel) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

Totaal andere administratieve uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

*zonder effect op het huidige budget van de dienstreizen

Berekening - Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

Niet van toepassing.

[1] PB C […] van […], blz. […].

[2] PB C […] van […], blz. […].

[3] PB C […] van […], blz. […].

[4] PB C […] van […], blz. […].

[5] PB L 319 van 12.12.1994, blz. 20. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/84/EG (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 53).

[6] PB C 271 van 7.10.1993, blz. 1.

[7] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[8] PB L 197 van 18. 7. 1987, blz. 33.

[9] ÖPB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Õ

[10] PB L 208 van 5.8.2002, blz.1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 724/2004 (PB L 129 van 29.4.2004, blz.1).

[11] PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1.

[12] PB L 46 van 17.2.1997, blz. 25. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/84/EG (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 53).

[13] PB L […] van […], blz. […].

[14] Gesplitste kredieten.

[15] Niet-gesplitste kredieten.

[16] Uitgaven die niet onder hoofdstuk xx 01 van de betrokken titel xx vallen.

[17] Uitgaven in het kader van artikel xx 01 04 van titel xx.

[18] Uitgaven in het kader van hoofdstuk xx 01, met uitzondering van de artikelen xx 01 04 en xx 01 05.

[19] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

[20] Voeg zo nodig extra kolommen toe (wanneer de duur van de actie langer is dan 6 jaar).

[21] Verstrek, indien meer dan een methode wordt aangekruist, extra informatie onder Opmerkingen.

9 Zoals beschreven in punt 5.3.

10 Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

11 Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

12 Waarvan de kosten door het referentiebedrag worden gedekt.

13 Verwijs naar het specifieke financieel memorandum voor de betrokken uitvoerende agentschappen.

14 Vermeld het soort comité en de groep waartoe het behoort.