52005PC0221

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens /* COM/2005/0221 def. - CNS 2005/0099 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 30.05.2005

COM(2005) 221 definitief

2005/0099 (CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

( Motivering en doel van het voorstel

Het houden van vleeskuikens is een belangrijke landbouwactiviteit in de EU. Jaarlijks worden in de EU-15 meer dan vier miljard kuikens geslacht voor de productie van vlees[1]. Dat is meer dan in elk ander landbouwsysteem. Met de toetreding van de tien nieuwe lidstaten op 1 mei 2004 is dit aantal met ongeveer 18% gestegen. In vergelijking met andere veesectoren is de productie van vleeskuikens erg intensief. Zij brengt echter uitdagingen met zich mee wat het welzijn en de gezondheid van de dieren in kwestie betreft. Er bestaat geen specifieke communautaire wetgeving voor deze sector; alleen de algemene voorschriften van Richtlijn 98/58/EG inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren zijn van toepassing. Daarom heeft de Commissie besloten een specifieke richtlijn van de Raad voor te stellen, waarin minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens worden vastgesteld.

( Algemene context

In een rapport van het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren uit maart 2000 over het welzijn van vleeskuikens zijn een aantal welzijnsproblemen geïdentificeerd, waaronder stofwisselingsstoornissen die leiden tot pootproblemen, ascites, plotselinge dood en andere gezondheidsproblemen.

Dit voorstel van de Commissie heeft ten doel het dierenwelzijn in de intensieve kippenteelt te verbeteren door de inrichtingen technische en managementeisen op te leggen, inclusief versterkte controle op de bedrijven en meer informatie-uitwisseling tussen de producent, de bevoegde autoriteiten en het slachthuis op basis van een welzijnsgerelateerde controle van de kuikenkarkassen na het slachten. Dit voorstel wordt een belangrijk onderdeel van het Europees Actieplan inzake dierenwelzijn dat de Commissie in 2005 zal opzetten. Het toont aan dat de Commissie absoluut beleidsvoorstellen voor een verbetering van de normen inzake dierenwelzijn wil formuleren, rekening houdend met de wetenschappelijk aangetoonde welzijnsproblemen die de huidige productiesystemen met zich meebrengen. Het speelt ook in op de toenemende vraag vanuit de Europese samenleving naar een aanscherping van de normen inzake dierenbescherming.

( Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

Er bestaat geen specifieke communautaire wetgeving over het welzijn van vleeskuikens; alleen de algemene voorschriften van Richtlijn 98/58/EG inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren zijn van toepassing. De Commissie beseft dat het bestaan van uiteenlopende nationale voorschriften voor de bescherming van vleeskuikens en verschillende vrijwillige kwaliteitsborgingsystemen met een aantal welzijnsgerelateerde aspecten in de EU de mededinging kan verstoren en de vlotte werking van de marktordening kan belemmeren. De Europese burger bekommert zich alsmaar meer om de gezondheid en het welzijn van vleeskuikens. Enkele dierenwelzijnsorganisaties hebben in campagnes opgeroepen tot strengere normen inzake dierenwelzijn.

Goede praktijken inzake landbouwbeheer kunnen niet alleen de gezondheid en het welzijn van de dieren verbeteren, maar ook helpen ziekten te voorkomen en eventuele negatieve gevolgen van de landbouwactiviteit voor het milieu te verminderen.

Op deze basis en rekening houdend met de conclusies van het rapport van het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren heeft de Commissie besloten een richtlijn van de Raad betreffende de bescherming van vleeskuikens voor te stellen.

( Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

In het Protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren, dat aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, staat dat de Gemeenschap en de lidstaten bij het formuleren en uitvoeren van het beleid op het gebied van landbouw ten volle rekening moeten houden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren, onder eerbiediging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en gebruiken van de lidstaten met betrekking tot met name godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed. Levend pluimvee staat vermeld in bijlage I bij het Verdrag, waardoor er een rechtsgrondslag is voor maatregelen om dergelijke dieren beter te beschermen.

2. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

( Raadpleging van belanghebbende partijen

Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten

Tijdens de voorbereiding van het voorstel is overleg gepleegd met de belangrijkste vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, consumentenverenigingen en dierenwelzijnsorganisaties en is gesproken met relevante deskundigen uit de lidstaten. In dit kader zijn enkele werkgroepen van de Commissie met vertegenwoordigers van de lidstaten opgezet. Tijdens een door het Zweedse ministerie van Landbouw georganiseerde studiereis was te zien hoe het Zweedse dierenwelzijnsprogramma voor vleeskuikens in de praktijk werd toegepast, inclusief het scoresysteem bij voetzoolirritatie. In september 2003 en december 2004 zijn ook specifieke overlegvergaderingen met de belanghebbenden georganiseerd.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden

De resultaten van de raadplegingen bevestigen de opvatting dat problemen inzake dierenwelzijn kunnen worden aangepakt door verhoogd zelftoezicht op het bedrijf toe te passen en dierenwelzijnsindicatoren in de postmortemkeuring op te nemen.

Als grootste problemen voor de dieren noemden dierenwelzijnsorganisaties de snelle groei (te wijten aan genetische selectie) en de daarmee gepaard gaande pootgebreken, de hoge bezetting en het beperkt voeren van de vermeerderingsdieren. Op basis van nader wetenschappelijk advies is de Commissie van plan de Raad en het Europees Parlement een specifiek rapport voor te leggen over de invloed van genetische parameters op geconstateerde afwijkingen die het welzijn van vleeskuikens ondermijnen.

Producentenorganisaties hebben erkend dat zich welzijnsproblemen hebben voorgedaan en hebben erop gewezen dat de industrie actief werkt aan verbeteringen terzake. Vertegenwoordigers van de producenten hebben in dit verband gezegd dat wetgeving om de productievoorwaarden op Europees niveau beter te harmoniseren welkom zijn op voorwaarde dat voor een geleidelijke aanpak wordt gekozen.

Alle deelnemers waren het eens over het belang van de opleiding van de mensen die voor de dieren moeten zorgen. Ze erkenden ook dat het controleren van welzijnsindicatoren in de slachthuizen een goed middel was om welzijnsproblemen op bedrijven op te sporen.

( Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden

Wetenschappelijk advies op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn.

Gebruikte methode

In maart 2000 heeft het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren als reactie op een verzoek van de Commissie een rapport over het welzijn van vleeskuikens ("The Welfare of Chickens Kept for Meat Production (Broilers)") goedgekeurd.

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen

Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren

Samenvatting van de ontvangen en gebruikte adviezen

Het bestaan van mogelijk ernstige risico's met onomkeerbare gevolgen is niet vermeld.

Het rapport van het Wetenschappelijk Comité concludeert dat de meeste welzijnsproblemen bij vleeskuikens rechtstreeks te maken hebben met de selectie op groeisnelheid en betere voerconversie. Heel wat metabole en gedragskenmerken zijn gewijzigd door genetische selectie. Stofwisselingsstoornissen leiden tot pootproblemen, ascites, plotselinge dood of andere gezondheidsproblemen.

Een indicator van welzijnsproblemen die in het wetenschappelijk rapport wordt gebruikt, is de vergelijking van de sterfte bij standaardvleeskuikens (1% sterfte per week), vleeskuikens van langzaam groeiende rassen ("Label rouge") (0,25% per week) en hennetjes van legkiprassen (0,14%).

Dit zijn de belangrijkste gezondheids- en welzijnsproblemen:

De sterfte in standaardproductie-eenheden van vleeskuikens is hoger dan in andere soorten kippenhouderijen (vetmesten van langzaam groeiende kippenrassen of opfokken van legkippen). De sterfte van jonge vleeskuikens kan in verband worden gebracht met factoren vóór het uitkomen, zoals de kwaliteit van de eieren. Bij oudere dieren hebben stofwisselingsstoornissen als gevolg van de snelle groei een grote invloed.

Skeletproblemen, met name verschillende vormen van zwakke poten, kunnen het welzijn van de dieren ondermijnen omdat ze er slecht door kunnen lopen, wat in ernstige gevallen gepaard gaat met pijn en ongemak. Broze en vervormde botten kunnen leiden tot botbreuken tijdens het vangen en slachten. Skeletproblemen kunnen het gevolg zijn van infecties, ontwikkelingsproblemen of degeneratie.

Contactdermatitis komt voor in de vorm van borstblaren, brandhakken of meestal voetzooldermatitis. Ernstige wonden kunnen pijn veroorzaken en zetten de deur open voor andere infecties die de gezondheid en de productiviteit van de dieren schaden. De kwaliteit van het strooisel blijkt grote invloed te hebben op het probleem.

Ascites is een belangrijke dodelijke ziekte van metabole oorsprong. Luchtkwaliteit, verlichting, temperatuur en voeding hebben een grote invloed op het risico van ascites.

Plotselinge dood heeft een groot aantal risicofactoren en oorzaken gemeen met ascites. Aangezien dit syndroom binnen enkele minuten tot de dood leidt bij dieren die over het algemeen in goede gezondheid verkeren, heeft het minder gevolgen voor het welzijn van de dieren in vergelijking met ascites, dat chronisch lijden veroorzaakt.

Ademhalings- en slijmvliesproblemen hebben een al dan niet infectieuze oorzaak, onder meer slechte luchtkwaliteit. Pathologieën van de luchtwegen zijn een indicator van de hygiënische normen in een bedrijf en kunnen wijzen op problemen met de klimaatregeling.

Thermisch ongemak heeft grote gevolgen voor het welzijn van de dieren. Het omgevingstemperatuurbereik waarbij vleeskuikens zich comfortabel voelen, is erg smal. Het risico van warmtestress neemt toe naarmate de dieren groeien aangezien de metabole warmteproductie stijgt en de beschikbare ruimte voor elk kuiken afneemt. Thermisch comfort hangt niet alleen af van de temperatuur maar ook van de relatieve vochtigheid.

Als de dieren dicht opeengepakt zitten, zijn ze belemmerd in hun gedrag, kunnen ze hun voortbewegingsorganen niet gebruiken en kunnen ze niet in het strooisel krabben of pikken, wat het welzijn van de vleeskuikens negatief kan beïnvloeden.

Wijze waarop het deskundigenadvies voor het publiek beschikbaar is gesteld

Het advies van het Wetenschappelijk Comité is beschikbaar op de website.

http://europa.eu.int/comm/food/fs/sc/scah/out39_en.pdf

( Effectbeoordeling

Beleidsopties:

- Geen maatregelen:

Deze mogelijkheid zou niet beantwoorden aan de toenemende bezorgdheid bij het publiek over het welzijn van vleeskuikens. Tegelijkertijd verkiest de industrie een betere harmonisatie op Europees niveau om marktverstoringen te voorkomen die het gevolg zijn van uiteenlopende nationale wet- en regelgeving en door de detailhandel en de consument gevraagde vrijwillige kwaliteitsborgingsystemen op nationaal niveau.

- Vaststelling van minimumvoorschriften inzake dierenwelzijn voor de productie van vleeskuikens: richtlijn of verordening met een gedetailleerde beschrijving van de uitrusting en de huisvesting die in de kippenhouderij moeten worden gebruikt.

Hiermee zou tegemoet kunnen worden gekomen aan de publieke verwachtingen in verband met het welzijn van vleeskuikens. Een erg strikte regeling van de technische details van de toegepaste houderijmethoden is echter mogelijk niet flexibel genoeg gezien de verscheidenheid aan houderijsystemen. De ontwikkeling van efficiëntere en meer op het welzijn gerichte praktijken vereist een wetgevingskader dat flexibel genoeg is. Wetgeving die te veel technische details regelt, kan een belemmering vormen voor de technische ontwikkeling van de sector.

- Geïntegreerde benadering: harmonisatie van technische voorschriften op gebieden die belangrijk zijn voor het welzijn van de vleeskuikens, gecombineerd met een op indicatoren gebaseerde controle van de geslachte dieren voor de meest intensieve productie tijdens de postmortemkeuring.

Deze resultaatgerichte benadering is gekozen voor het voorstel.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

( Samenvatting van de voorgestelde maatregel

Er wordt een richtlijn van de Raad voorgesteld waarin minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens worden vastgesteld.

( Rechtsgrondslag

Artikel 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

( Subsidiariteitsbeginsel

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voorzover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.

Verschillen in de bestaande voorschriften in deze sector kunnen de mededinging verstoren en de vlotte werking van de gemeenschappelijke marktordening voor kippenvlees belemmeren. Gezien het transnationale karakter van deze markt zijn maatregelen van afzonderlijke lidstaten niet voldoende om de doelstellingen van dit voorstel te verwezenlijken.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt.

Er moeten gemeenschappelijke minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens worden vastgesteld om de rationele ontwikkeling van de productie te garanderen. Door de omvang van deze sector kan dit het best worden verwezenlijkt door maatregelen op EU-niveau.

Momenteel valt de kippenhouderij onder Richtlijn 98/58/EG inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren. Terwijl in verschillende lidstaten vrijwillige productieregelingen met voorschriften inzake dierenwelzijn bestaan, hebben alleen Zweden en Denemarken specifieke wetten voor de bescherming van vleeskuikens.

Een betere harmonisatie op communautair niveau van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens zou marktverstoringen als gevolg van uiteenlopende nationale wet- en regelgeving en vrijwillige kwaliteitsborgingsystemen op nationaal niveau helpen voorkomen.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

( Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Het voorstel stelt minimumnormen voor de bescherming van vleeskuikens vast. De lidstaten mogen, voorzover ze de algemene regels van het Verdrag naleven, op hun grondgebied bepalingen voor de bescherming van vleeskuikens handhaven of toepassen die strenger zijn dan die in de richtlijn.

Dit voorstel van de Commissie heeft ten doel het dierenwelzijn in de intensieve kippenhouderij te verbeteren door de inrichtingen technische en managementeisen op te leggen, inclusief versterkte controle op de bedrijven en meer informatie-uitwisseling tussen de producent, de bevoegde autoriteiten en het slachthuis op basis van een welzijnsgerelateerde controle van de geslachte dieren.

Er zij op gewezen dat nu al uitgebreide informatie over productieparameters wordt verzameld in dit sterk geïntegreerde productiesysteem. Wanneer deze gegevens niet alleen voor commerciële doeleinden of de controle van de hygiënevoorschriften worden gebruikt maar ook voor de controle van de welzijnsomstandigheden op het bedrijf, kan het welzijn van de dieren op een kosteneffectieve en efficiënte manier worden verbeterd.

Deze geïntegreerde benadering is tevens een belangrijk leidmotief van de nieuwe wetgeving inzake levensmiddelenhygiëne en inzake veterinaire controles. Deze algemene wetgeving, die ook betrekking heeft op aspecten van dierenwelzijn, voorziet tevens in een informatiestroom tussen het bedrijf en het slachthuis. Tijdens de uitvoerige raadplegingen van de belanghebbenden tijdens de voorbereiding van het voorstel is deze benadering door alle betrokken partijen toegejuicht.

( Keuze van instrumenten

Voorgesteld instrument: richtlijn.

Andere instrumenten zijn om de volgende reden(en) ongeschikt.

Een verordening met technische details van de toegepaste houderijmethoden is mogelijk niet flexibel genoeg gezien de verscheidenheid aan houderijsystemen. De ontwikkeling van efficiëntere en meer op het welzijn gerichte praktijken vereist een wetgevingskader dat flexibel genoeg is. Wetgeving die te veel technische details regelt, kan een belemmering vormen voor de technische ontwikkeling van de sector.

Een verordening heeft als voordeel dat ze algemeen geldig is, bindend is in al haar onderdelen en rechtstreeks van toepassing is in alle lidstaten, zonder de bijkomende administratieve belasting van nationale wetgeving voor de omzetting. Wat de specifieke wetgeving inzake dierenwelzijn en gezondheid betreft, hebben verschillende lidstaten niettemin eerder al laten weten dat ze de voorkeur geven aan richtlijnen, die bindend zijn wat het resultaat betreft maar de lidstaten zelf laten bepalen hoe ze de doelstellingen willen halen. Daartoe moet in het kader van de nationale wetgeving omzettingswetgeving worden opgesteld, die de mogelijkheid biedt om de wetgeving aan te passen teneinde rekening te houden met specifieke nationale omstandigheden.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

5. AANVULLENDE INFORMATIE

( Evaluatie-, herzienings- of vervalbepaling

Het voorstel bevat een evaluatiebepaling.

( Transponeringstabel

De lidstaten delen de Commissie de nationale bepalingen tot omzetting van de richtlijn mee, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

( Europese Economische Ruimte

De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

2005/0099 (CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie[2],

Gezien het advies van het Europees Parlement[3],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[4],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[5],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In het Protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren, dat aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, staat dat de Gemeenschap en de lidstaten bij het formuleren en uitvoeren van het beleid op het gebied van landbouw ten volle rekening moeten houden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren, onder eerbiediging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en gebruiken van de lidstaten met betrekking tot met name godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed.

(2) Bij Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren[6], opgesteld op basis van het Europees Verdrag inzake de bescherming van landbouwhuisdieren[7] (hierna "het verdrag" genoemd), worden minimumnormen vastgesteld inzake de bescherming van landbouwhuisdieren, inclusief bepalingen op het gebied van huisvesting, voedsel, water en verzorging die passen bij de fysiologische en ethologische behoeften van de dieren.

(3) De Gemeenschap is partij bij het verdrag, in het kader waarvan een specifieke aanbeveling inzake de bescherming van landbouwhuisdieren ( Gallus gallus ), met bijkomende bepalingen inzake pluimvee dat voor vleesproductie wordt gehouden, is goedgekeurd.

(4) In het rapport van het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren van 21 maart 2000 over het welzijn van vleeskuikens is geconcludeerd dat de snelle groei van kippenrassen die momenteel voor deze doeleinden worden gebruikt, niet gepaard gaat met een hoog niveau van welzijn en gezondheid, en dat de negatieve gevolgen van een hoge bezettingsgraad afnemen in gebouwen met goede klimatologische omstandigheden.

(5) Op communautair niveau moeten voorschriften voor de bescherming van vleeskuikens worden vastgesteld om mededingingsproblemen te voorkomen die de vlotte werking van de gemeenschappelijke marktordening kunnen belemmeren en om de rationele ontwikkeling van de sector te garanderen.

(6) Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het, teneinde de fundamentele doelstelling te verwezenlijken, namelijk verbeteringen op het gebied van dierenwelzijn invoeren in de intensieve kippenhouderij, noodzakelijk en passend minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens vast te stellen. Deze richtlijn gaat overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

(7) De voorschriften moeten worden toegespitst op de welzijnsproblemen in intensieve houderijsystemen. Om te voorkomen dat onevenredige maatregelen gelden voor het houden van kleine aantallen vleeskuikens, moet een minimumdrempel voor de toepassing van deze richtlijn worden vastgesteld.

(8) Bovendien moeten bepaalde types extensieve productiesystemen van bepaalde specifieke voorschriften van deze richtlijn worden vrijgesteld. Dergelijke vrijstellingen moeten gebaseerd zijn op de verwijzingen naar scharrelkippen met uitloop in Verordening (EEG) nr. 1538/91 van de Commissie van 5 juni 1991 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee[8].

(9) Personen die belast zijn met de zorg voor vleeskuikens moeten op de hoogte zijn van de relevante voorschriften inzake dierenwelzijn en een passende opleiding krijgen om hun taken uit te voeren.

(10) Bij de vaststelling van voorschriften voor de bescherming van vleeskuikens moet een evenwicht worden gevonden tussen de verschillende aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, namelijk dierenwelzijn en diergezondheid, economische en sociale overwegingen en gevolgen voor het milieu.

(11) Bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn[9] wordt een kader ingesteld voor officiële controles, inclusief naleving van voorschriften inzake dierenwelzijn zoals de bepalingen van deze richtlijn. Die verordening bepaalt bovendien dat de lidstaten jaarlijks een verslag moeten indienen over de uitvoering van de meerjarige nationale controleplannen, met inbegrip van de resultaten van de controles en de audits.

(12) In verschillende lidstaten bestaan al vrijwillige regelingen voor de etikettering van kippenvlees dat is geproduceerd in overeenstemming met normen inzake dierenwelzijn en andere parameters.

(13) In het licht van de ervaring die met dergelijke vrijwillige etiketteringsregelingen is opgedaan, is het wenselijk dat de Commissie een rapport opstelt over de eventuele invoering van een specifieke, geharmoniseerde en verplichte etiketteringsregeling op communautair niveau voor kippenvlees en producten en bereidingen daarvan, die gebaseerd is op de naleving van de normen inzake dierenwelzijn. In dat rapport moet ook aandacht worden besteed aan de mogelijke sociaal-economische implicaties, de gevolgen voor de economische partners van de Gemeenschap en de overeenstemming van een dergelijke etiketteringsregeling met de regels van de Wereldhandelsorganisatie.

(14) Het is wenselijk dat de Commissie op basis van nieuwe wetenschappelijke informatie en rekening houdend met nader onderzoek en praktijkervaring een rapport opstelt om het welzijn van vleeskuikens, inclusief de ouderdieren daarvan, verder te verbeteren, met name op het gebied van aspecten die niet onder deze richtlijn vallen. In dat rapport moet specifiek worden ingegaan op de invloed van genetische parameters op geconstateerde afwijkingen die het welzijn van vleeskuikens ondermijnen.

(15) De lidstaten moeten sancties vaststellen voor inbreuken op de bepalingen van deze richtlijn en moeten ervoor zorgen dat deze sancties worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(16) De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[10],

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied

Deze richtlijn heeft betrekking op vleeskuikens.

Zij is echter niet van toepassing op:

a) inrichtingen met minder dan 100 vleeskuikens;

b) inrichtingen met vermeerderingsdieren;

c) broederijen.

Het staat de lidstaten vrij strengere maatregelen te nemen op het door deze richtlijn bestreken gebied.

Artikel 2 Definities

1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) "eigenaar" of "houder": elke natuurlijke of rechtspersoon die permanent of tijdelijk vleeskuikens bezit of anderszins verantwoordelijk is voor of belast is met de zorg voor vleeskuikens;

b) "bevoegde autoriteit": de voor het verrichten van veterinaire en zoötechnische controles bevoegde centrale autoriteit van een lidstaat of een autoriteit waaraan zij deze bevoegdheid heeft overgedragen;

c) "officiële dierenarts": een dierenarts die, overeenkomstig bijlage I, sectie III, hoofdstuk IV, punt A, bij Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad[11], gekwalificeerd is om als zodanig op te treden en door de bevoegde autoriteit is aangesteld;

d) "vleeskuiken": een dier van de soort Gallus gallus dat voor het vlees wordt gehouden;

e) "inrichting": een productieplaats waar vleeskuikens worden gehouden;

f) "eenheid van een inrichting": een pluimveestal of een afzonderlijk deel van een pluimveestal waar een koppel vleeskuikens wordt gehouden;

g) "nuttige oppervlakte": een van strooisel voorziene oppervlakte die te allen tijde toegankelijk is voor de vleeskuikens.

2. De definitie van "nuttige oppervlakte" in lid 1, onder g), mag overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde procedure worden uitgebreid tot oppervlaktes waarvan de vloer niet van strooisel is voorzien maar die een gelijkwaardig welzijnsniveau bieden.

Artikel 3 Voorschriften voor het houden van vleeskuikens

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de eigenaar of houder de voorschriften van bijlage I naleeft.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de hoeveelheid vleeskuikens per vierkante meter nuttige oppervlakte ("bezettingsdichtheid") in inrichtingen of afzonderlijke eenheden van een inrichting niet meer dan 30 kg levend gewicht bedraagt.

3. In afwijking van punt 2 kunnen de lidstaten bepalen dat vleeskuikens mogen worden gehouden met een bezettingsdichtheid van maximaal 38 kg levend gewicht in inrichtingen of afzonderlijke eenheden van een inrichting, op voorwaarde dat de eigenaar of houder niet alleen de voorschriften van bijlage I maar ook de voorschriften van bijlage II naleeft.

In dat geval zorgen de lidstaten ervoor dat:

a) de inspecties, het toezicht en de follow-up die in de bijlagen III en IV zijn bedoeld door de bevoegde autoriteit worden uitgevoerd; en

b) de officiële dierenarts die voor de officiële controles in het slachthuis verantwoordelijk is, de voorschriften van bijlage IV naleeft.

4. De leden 2 en 3 en de punten 6 en 7 van bijlage I zijn niet van toepassing op scharrelkippen met uitloop, bedoeld onder c), d) of e) in bijlage IV bij Verordening (EEG) nr. 1538/91 van de Commissie.

Artikel 4 Opleiding en begeleiding van personen belast met de zorg voor vleeskuikens

1. De lidstaten zorgen ervoor dat:

a) eigenaars of houders en personen die door hen worden tewerkgesteld of aangenomen om voor vleeskuikens te zorgen of ze te vangen en te laden:

i) instructies en advies hebben gekregen over de relevante voorschriften inzake dierenwelzijn, inclusief die met betrekking tot de dodingsmethoden die in de inrichtingen worden toegepast; en

ii) voldoende zijn opgeleid om hun taken uit te voeren.

b) er passende cursussen voor de onder a) genoemde personen beschikbaar zijn.

2. De in lid 1, onder b), genoemde cursussen (hierna "de cursussen" genoemd) zijn toegespitst op welzijnsaspecten en hebben met name betrekking op de in bijlage V genoemde onderwerpen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat er een systeem voor de controle en goedkeuring van de cursussen wordt opgezet. De eigenaar of houder van de vleeskuikens heeft een door de bevoegde autoriteit van de lidstaat erkend certificaat waaruit blijkt dat hij dergelijke cursussen heeft gevolgd of gelijkwaardige ervaring heeft opgedaan.

4. Ervaring opgedaan vóór [1 december 2006] mag door de lidstaten worden erkend als gelijkwaardig aan het volgen van dergelijke cursussen; zij geven een certificaat af waaruit die gelijkwaardigheid blijkt.

5. Nadere voorschriften voor de toepassing van dit artikel kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde procedure.

Artikel 5 Etikettering van kippenvlees

Uiterlijk twee jaar na de vaststelling van deze richtlijn dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een rapport in over de eventuele invoering van een specifieke, geharmoniseerde en verplichte etiketteringsregeling op communautair niveau voor kippenvlees en producten en bereidingen daarvan, die gebaseerd is op de naleving van de normen inzake dierenwelzijn.

In dat rapport wordt aandacht besteed aan de mogelijke sociaal-economische implicaties, de gevolgen voor de economische partners van de Gemeenschap en de overeenstemming van een dergelijke etiketteringsregeling met de regels van de Wereldhandelsorganisatie.

Het rapport gaat vergezeld van passende wetgevingsvoorstellen die rekening houden met de genoemde overwegingen en de ervaring die de lidstaten met vrijwillige etiketteringsregelingen hebben opgedaan.

Artikel 6 Indiening van de gegevens door de lidstaten en rapport van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad

1. Uiterlijk vijf jaar na de vaststelling van deze richtlijn dienen de lidstaten bij de Commissie een samenvatting in van de gegevens die zijn verzameld zoals bepaald in de punten 1 en 2 van bijlage IV.

Op basis van die gegevens en een wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een rapport in over de invloed van genetische parameters op geconstateerde afwijkingen die het welzijn van vleeskuikens ondermijnen. Dat rapport gaat indien nodig vergezeld van passende wetgevingsvoorstellen.

2. Binnen twee jaar na de vaststelling van deze richtlijn bepaalt de Commissie overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde procedure in welke vorm de in lid 1 bedoelde gegevens moeten worden ingediend.

Artikel 7 Sancties

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op [1 december 2006] in kennis van die bepalingen en delen eventuele latere wijzigingen daarop zo spoedig mogelijk mee.

Artikel 8 Uitvoeringsbevoegdheden

1 . De voor de uniforme uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde procedure. Met name de nadere voorschriften voor de toepassing van het in punt 4 van bijlage IV beschreven scoresysteem worden overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde procedure vastgesteld.

2. De bijlagen kunnen worden gewijzigd overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde procedure.

Artikel 9 Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid (hierna "het comité" genoemd).

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

Artikel 10 Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [1 december 2006] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 12

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, op

Voor de Raad

De voorzitter

BIJLAGE I

VOORSCHRIFTEN VOOR ALLE INRICHTINGEN

(als bedoeld in artikel 3)

Drinkvoorzieningen

1. Drinkvoorzieningen moeten zo zijn geplaatst en onderhouden dat morsen wordt tegengegaan.

Voedervoorzieningen

2. De vleeskuikens moeten permanent bij het voer kunnen; het voer mag niet meer dan 12 uur vóór de geplande slachttijd bij de vleeskuikens worden weggenomen.

Strooisel

3. Alle vleeskuikens moeten permanent toegang hebben tot droog en los strooisel.

Ventilatie en verwarming

4. De ventilatie moet voldoende zijn om oververhitting te voorkomen en, indien nodig in combinatie met verwarmingssystemen, vocht te verwijderen.

Lawaai

5. Het geluidsniveau moet zo laag mogelijk worden gehouden. Ventilators, voedermachines en andere uitrusting moeten zo worden gebouwd, geplaatst, gebruikt en onderhouden dat zij zo weinig mogelijk lawaai produceren.

Licht

6. In alle gebouwen moet de lichtintensiteit tijdens de lichtperiode op de hele vloer ten minste 20 lux bedragen, gemeten op ooghoogte van de dieren. Een tijdelijke vermindering van het verlichtingsniveau is toegestaan als dat volgens de dierenarts noodzakelijk is.

7. Binnen drie dagen nadat de vleeskuikens in het gebouw zijn geplaatst tot drie dagen vóór de geplande slachttijd moet de verlichting een 24-uurschema volgen en donkerperiodes omvatten die in totaal ten minste acht uur duren, met ten minste één ononderbroken donkerperiode van ten minste vier uur.

Inspectie

8. Alle vleeskuikens die in de inrichting worden gehouden, moeten ten minste tweemaal per dag worden geïnspecteerd. De houder moet een procedure opstellen waarbij de persoon die de inspectie uitvoert alle vleeskuikens op maximaal drie meter passeert.

9. Vleeskuikens die zwaargewond zijn of blijk geven van een zwakke gezondheid, bijvoorbeeld doordat ze moeilijk lopen, aan een ernstige vorm van ascites lijden of zwaar misvormd zijn en daar waarschijnlijk onder lijden, moeten een passende behandeling krijgen of onmiddellijk worden gedood.

Schoonmaken

10. De delen van gebouwen, uitrusting of gereedschap die met de vleeskuikens in contact komen, moeten na elke ontruiming grondig worden gereinigd en ontsmet vóór nieuwe dieren in de eenheid worden binnengebracht.

Registratie

11. Behalve de gegevens die overeenkomstig punt 5 van de bijlage bij Richtlijn 98/58/EG worden bijgehouden, registreert de eigenaar of houder voor elke eenheid van een inrichting de volgende gegevens:

a) het aantal binnengebrachte vleeskuikens;

b) de oorsprong van de vleeskuikens;

c) hoeveelheid en type voer en datum van levering;

d) de medische en veterinaire behandelingen die zijn uitgevoerd;

e) de dagelijkse sterfte met een indicatie van de oorzaken, indien bekend;

f) de dagelijkse temperatuur in de stallen (maximum- en minimumtemperatuur);

g) het gemiddelde gewicht op het moment dat de vleeskuikens naar het slachthuis worden afgevoerd;

h) het aantal vleeskuikens dat naar het slachthuis wordt afgevoerd en het aantal vleeskuikens dat dood is bij aankomst in het slachthuis.

Deze gegevens moeten gedurende ten minste drie jaar worden bijgehouden en bij een inspectie of op verzoek ter beschikking worden gesteld van de bevoegde autoriteit.

Chirurgische ingrepen

12. Chirurgische ingrepen voor andere dan therapeutische of diagnosedoeleinden, die leiden tot beschadiging of verlies van een gevoelig deel van het lichaam of tot wijziging van het beendergestel, zijn verboden.

Om pikkerij en kannibalisme te voorkomen, kunnen de lidstaten echter het inkorten van snavels toestaan bij vleeskuikens jonger dan tien dagen, mits dat uitgevoerd wordt door gekwalificeerd personeel. Bovendien kunnen lidstaten castratie van mannelijke vleeskuikens toestaan. Castratie mag uitsluitend onder toezicht van een dierenarts worden uitgevoerd door personeel dat een specifieke, door de bevoegde autoriteit erkende opleiding heeft gekregen.

BIJLAGE II

VOORSCHRIFTEN VOOR HET AANHOUDEN VAN EEN HOGERE BEZETTINGSDICHTHEID

(als bedoeld in artikel 3, lid 3)

Kennisgeving en documentatie

1. De eigenaar of houder stelt de bevoegde autoriteit in kennis van zijn voornemen om een bezettingsdichtheid van meer dan 30 kg levend gewicht aan te houden.

Deze kennisgeving gaat vergezeld van een samenvatting van de informatie in de krachtens punt 2 vereiste documentatie. De kennisgeving moet worden gefiatteerd door de dierenarts van de inrichting in kwestie. Een dergelijke fiattering ontheft de eigenaar of houder echter niet van enige wettelijke verplichting krachtens deze richtlijn.

2. De eigenaar of houder moet in de inrichting een verzameling documenten aanleggen en beschikbaar houden waarin de productiesystemen in detail zijn beschreven. Daarin moet de volgende informatie zitten:

a) technische details van de inrichting en de uitrusting ervan:

i) een plattegrond van de inrichting met inbegrip van de afmetingen van de vleeskuikenstallen;

ii) het ventilatie-, het koel- en het verwarmingssysteem en de locatie ervan, het ventilatieschema met de beoogde parameters inzake luchtkwaliteit, zoals luchtstroming, luchtsnelheid en temperatuur;

iii) de voeder- en watervoorziening en de locatie ervan;

iv) de alarm- en reservesystemen in geval van elektrische storingen;

v) het vloertype en het normaal gebruikte strooisel;

b) productiedoelstellingen;

c) management:

i) het aantal personeelsleden dat voor de vleeskuikens zorgt, inclusief contactgegevens in noodgevallen;

ii) de kwalificaties van de eigenaar of houder en andere personen die voor de vleeskuikens zorgen;

iii) de leveranciers van vleeskuikens en voer;

iv) de dierenarts van de inrichting in kwestie;

v) het inspectieschema en de procedures betreffende het dagelijkse management van de inrichting, inclusief dodingsprocedures;

vi) het inspectie- en onderhoudsschema voor de technische uitrusting;

vii) de ontruimingsprocedures, inclusief vangen;

viii) de reinigings- en ontsmettingsprocedures;

ix) het noodplan in geval van elektrische storingen.

De documentatie moet op verzoek ter beschikking worden gesteld van de bevoegde autoriteit en moet up-to-date worden gehouden. Met name de technische inspecties van het ventilatie- en het alarmsysteem worden geregistreerd.

De eigenaar of houder stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van eventuele substantiële wijzigingen van de beschreven inrichting, uitrusting of procedures.

Voorschriften voor de inrichtingen en het personeel

3. De eigenaar of houder garandeert dat elke eenheid van een inrichting is uitgerust met ventilatie-, koel- en verwarmingssystemen die zo zijn ontworpen en gebouwd en zo functioneren dat

a) de NH3-concentratie niet hoger is dan 20 ppm en de CO2-concentratie niet hoger is dan 3 000 ppm, gemeten ter hoogte van de kop van de vleeskuikens;

b) de binnentemperatuur de buitentemperatuur met niet meer dan 3°C overschrijdt wanneer het buiten in de schaduw warmer is dan 30 °C;

c) de relatieve vochtigheid in de eenheid van de inrichting niet hoger is dan 70% wanneer de buitentemperatuur minder dan 10 °C bedraagt.

De inspectie van het ventilatie-, het koel- en het verwarmingssysteem vindt plaats met de regelmaat die is aangegeven in de documentatie die vereist is krachtens punt 2, onder c).

Toezicht en registratie in de inrichting

4. In de inrichting controleert en registreert de eigenaar of houder de volgende variabelen:

a) de temperatuur en de relatieve vochtigheid in elke eenheid van de inrichting (permanent);

b) het waterverbruik van de vleeskuikens in elke eenheid van de inrichting (dagelijks).

De eigenaar of houder moet deze gegevens gedurende ten minste drie jaar bewaren en bij een inspectie of op verzoek ter beschikking stellen van de bevoegde autoriteit.

BIJLAGE III

INSPECTIES EN FOLLOW-UP VAN TEKORTKOMINGEN IN DE INRICHTING BIJ TOEPASSING VAN EEN HOGERE BEZETTINGSDICHTHEID

(als bedoeld in artikel 3, lid 3)

1. De bevoegde autoriteit voert inspecties uit om de volgende elementen te controleren:

a) of de uitrusting en het management van de inrichting of een eenheid van de desbetreffende inrichting geschikt zijn om een aanvaardbaar welzijnsniveau te garanderen;

b) de aannemelijkheid van de geregistreerde koppelgroottes en sterftecijfers;

c) of behalve aan de voorschriften van bijlage I ook aan de voorschriften van bijlage II is voldaan.

De bevoegde autoriteit inspecteert met name elke inrichting waarvoor zij een kennisgeving krachtens punt 3 van bijlage IV ontvangt met de melding van een ernstige tekortkoming of een tekortkoming waarvan al eerder kennisgeving werd gedaan.

Procedure in geval van niet-naleving

2. Na een inspectie overeenkomstig punt 1 van deze bijlage, waarbij blijkt dat de voorschriften van bijlage II niet zijn nageleefd, of na een kennisgeving overeenkomstig punt 3 van bijlage IV kan de bevoegde autoriteit de eigenaar of houder verzoeken factoren in de inrichting die waarschijnlijk tot de gemelde tekortkomingen hebben bijgedragen, te elimineren. In dat geval dient de eigenaar of houder een actieplan in, dat wordt gefiatteerd door de dierenarts van de inrichting in kwestie.

Wanneer bij een inspectie blijkt dat de voorschriften van bijlage II niet zijn nageleefd of bij ontvangst van een kennisgeving krachtens punt 3 van bijlage IV met de melding van een ernstige tekortkoming of de tweede kennisgeving van een tekortkoming die voor dezelfde inrichting al eerder werd gemeld, kan de bevoegde autoriteit bovendien een vermindering van de maximale bezettingsdichtheid in de desbetreffende inrichtingen of eenheden van inrichtingen opleggen tot een niveau waarmee de tekortkoming wordt hersteld, normaliter tot een bezettingsdichtheid van 30 tot 38 kg levend gewicht. De bevoegde autoriteit deelt de eigenaar of houder de beslissing mee, en met name het tijdstip waarop de vermindering van de bezettingsdichtheid ingaat.

De bevoegde autoriteit kan echter beslissen dat de bezettingsdichtheid niet hoeft te worden verminderd indien de eigenaar of houder voldoende kan aantonen dat het om een uitzonderlijke tekortkoming of een geval van overmacht gaat. In dat geval toont de eigenaar of houder aan dat de betrokken personen, zoals de exploitant van de broederij of de voederleverancier, van de tekortkoming op de hoogte zijn gebracht om te voorkomen dat de situatie zich herhaalt.

3. De eigenaar of houder van de inrichting kan om een herziening van de in punt 2 genoemde opgelegde vermindering van de maximale bezettingsdichtheid verzoeken op voorwaarde dat

a) de twee vorige koppels aan de in punt 3 van bijlage IV genoemde grenswaarden voldeden; en

b) de dierenarts van de inrichting in kwestie een positief advies over het verzoek heeft gegeven.

De bevoegde autoriteit beslist over het verzoek op basis van een inspectie van de inrichting, inclusief een beoordeling van de overeenkomstig de punten 1 en 2 van bijlage II ingediende documentatie.

BIJLAGE IV

TOEZICHT EN FOLLOW-UP IN HET SLACHTHUIS

(als bedoeld in artikel 3, lid 3; artikel 6, lid 1; en artikel 8, lid 1)

1. In het slachthuis wordt een representatief monster van ten minste 200 vleeskuikens van elke zending onder toezicht van de officiële dierenarts onderzocht op voetzooldermatitis, waarbij overeenkomstig punt 4 scores worden gegeven.

De sterftecijfers in de documentatie bij de zending en het aantal vleeskuikens dat dood aankomt, worden geregistreerd met vermelding van de inrichting en de eenheid van de inrichting. De sterftecijfers zijn inclusief alle dieren die zijn gedood.

2. De officiële dierenarts beoordeelt de resultaten van de postmortemkeuring om andere mogelijke indicaties van slechte welzijnsomstandigheden in de inrichting of de eenheid van de inrichting van oorsprong op te sporen.

3. Wanneer de aanvaardbare cijfers inzake sterfte of voetzooldermatitis van tabel 1 in de inrichting of de eenheid van de inrichting van oorsprong worden overschreden, brengt de officiële dierenarts de eigenaar of houder van die inrichting, de dierenarts van de inrichting in kwestie en de bevoegde autoriteit daarvan op de hoogte.

De officiële dierenarts brengt de eigenaar of houder van de inrichting, de dierenarts van de inrichting in kwestie en de bevoegde autoriteit ook op de hoogte wanneer de krachtens punt 2 uitgevoerde beoordeling tekortkomingen in de inrichting aan het licht brengt of wanneer de sterfte tijdens het transport meer dan 0,5% bedraagt.

Tabel 1:

Aspect | Score of percentage |

Voetzooldermatitis | 50 punten |

Sterfte (in de inrichting) | 1% plus 0,06% vermenigvuldigd met de slachtleeftijd van de dieren uitgedrukt in dagen |

4. De score voor voetzooldermatitis wordt bepaald overeenkomstig dit punt. Eén poot van elk dier wordt onderzocht en in een van de volgende drie groepen ondergebracht:

Groep 0: geen verwondingen aan de voetzool;

Groep 1: lichte verwondingen aan de voetzool;

Groep 2: zware verwondingen aan de voetzool.

Het aantal poten van Groep 0 wordt niet meegenomen in de score. Het aantal poten van Groep 1 wordt vermenigvuldigd met 0,5, het aantal poten van Groep 2 wordt vermenigvuldigd met 2 en deze scores worden opgeteld. Het totaal wordt gedeeld door de steekproefgrootte en vermenigvuldigd met 100.

BIJLAGE V

OPLEIDING

(als bedoeld in artikel 4, lid 2)

De cursussen als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b), moeten ten minste betrekking hebben op de communautaire wetgeving inzake de bescherming van vleeskuikens en met name op de volgende aspecten:

a) de bijlagen I en II;

b) de fysiologie, met name de drink- en voederbehoeften, diergedrag en het begrip stress;

c) de praktische aspecten van de omgang met vleeskuikens, inclusief het vangen en transporteren;

d) eerste hulp voor vleeskuikens, noodslachten en doden.[pic][pic][pic]

[1] In 2001 en 2002 zijn respectievelijk 4,59 en 4,485 miljard kuikens (vleeskuikens) geplaatst in de EU-15 (bron: Europese Commissie, Eurostat).

[2] PB C […] van […], blz. […].

[3] PB C […] van […], blz. […].

[4] PB C […] van […], blz. […].

[5] PB C […] van […], blz. […].

[6] PB L 221 van 8.8.1998, blz. 23. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

[7] PB L 323 van 17.11.1978, blz. 14.

[8] PB L 143 van 7.6.1991, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 814/2004 (PB L 153 van 30.4.2004, blz. 1); rectificatie in (PB L 231 van 30.6.2004, blz. 3).

[9] PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1; rectificatie in (PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1).

[10] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[11] PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; rectificatie in (PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83).