31.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/34


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Het actieplan voor de noordelijke dimensie”

(2006/C 24/11)

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 10 februari 2005, overeenkomstig artikel 29, lid 2, van het r.v.o., besloten een advies op te stellen over „Het actieplan voor de noordelijke dimensie”.

De gespecialiseerde afdeling, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 8 september 2005 goedgekeurd. Rapporteur was de heer HAMRO-DROTZ.

Het Comité heeft tijdens zijn op 28 en 29 september 2005gehouden 420e zitting (vergadering van 28 september) het volgende advies uitgebracht, dat met 163 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 9 onthoudingen, is goedgekeurd.

In 1999 is het EU-beleid voor de noordelijke dimensie (BND) opgezet. Dit beleid maakt deel uit van het EU-beleid voor externe betrekkingen en heeft als doel door middel van regionale en grensoverschrijdende samenwerking de welvaart in Noord-Europa te vergroten. Het beleid is gericht op de Oostzee- en de Arctische regio en de tenuitvoerlegging ervan gebeurt binnen het kader van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst met Rusland (PCA) en de Europese Economische Ruimte (EEA- IJsland en Noorwegen). Sinds de uitbreiding van de EU wordt er ook meer gewerkt met Rusland, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar de regio's in het noordwesten van het land.

De goedkeuring van het plan voor de zgn. „Vier gemeenschappelijke ruimten” heeft geleid tot nauwere banden tussen de EU en Rusland. In mei 2005 bereikten de partijen een akkoord (de zgn. routekaarten) over de aanpak voor het opzetten van deze gemeenschappelijke ruimten. Mocht Rusland toetreden tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) — de onderhandelingen hierover zijn momenteel gaande — dan zal ook dat een positieve impact hebben op de handel en de economische samenwerking tussen de EU en Rusland. Verder kan worden vastgesteld dat de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en Rusland in het algemeen ook bevorderlijk is voor het beleid voor de noordelijke dimensie.

De bedoeling is om het beleid voor de noordelijke dimensie nauwer te koppelen aan de samenwerking met Rusland. In de conclusies van de Europese Raad van 16 en 17 juli dit jaar valt onder meer te lezen: „De Europese Raad is tevreden met de resultaten van de vijftiende topontmoeting van de EU en Rusland op 10 mei 2005 en meer in het bijzonder met de aanneming van de routekaarten voor de totstandbrenging van de vier gemeenschappelijke ruimten, waartoe (…) is besloten. (…) Door de uitvoering van de routekaarten kunnen het strategisch partnerschap tussen de EU en Rusland en de regionale samenwerking worden versterkt, met name in het kader van de Noordelijke dimensie.”

In de routekaarten zelf, in het bijzonder onder de titel „Gemeenschappelijke Economische Ruimte”, wordt eveneens expliciet verwezen naar het beleid voor de noordelijke dimensie. Zo staat er onder meer dat overwogen wordt om onder leiding van het EESC maatregelen op te zetten die aansluiten bij de gemeenschappelijke prioriteiten die zijn vastgesteld in het kader van regionale organisaties en initiatieven, zoals de Raad van Oostzeestaten, het beleid voor de noordelijke dimensie enz..

Onderhavig advies is een vervolg op eerdere werkzaamheden van het EESC m.b.t. het beleid voor de noordelijke dimensie en vormt diens bijdrage aan de ministerconferentie over dit beleid, die in november van dit jaar zal worden gehouden.

1.   Doelstellingen en speerpunten van het NDAP II, 2004-2006

1.1

In januari 2004 is een nieuw actieplan voor de noordelijke dimensie (NDAP II (1)) in werking getreden.

1.2

Het nieuwe actieplan is gecentreerd rond vijf speerpunten:

economie, bedrijfsleven en infrastructuur

menselijke hulpbronnen, onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en volksgezondheid,

milieu, nucleaire veiligheid en natuurlijke hulpbronnen,

grensoverschrijdende samenwerking en regionale ontwikkeling, en

justitie en binnenlandse zaken.

1.3

Daarnaast is er aandacht voor regio's met specifieke behoeften, zoals Kaliningrad en de Arctische regio. Ter ondersteuning van het economisch, werkgelegenheids- en sociaal beleid in deze regio's wordt gezamenlijke actie van de betrokken actoren aangemoedigd.

1.4

Het NDAP II stelt uiteenlopende maatregelen voor voor de speerpuntsectoren, maar laat de concrete uitwerking over aan de betrokken actoren. Er is geen apart budget voor het actieplan. De maatregelen worden gefinancierd via verschillende EU-programma's (bijv. Tacis) en de middelen die de regeringen van de betrokken landen en internationale financiële instellingen (de Noordse Investeringsbank (NIB), de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), enz.) ter beschikking stellen.

1.5

Jaarlijks stelt de Europese Commissie een verslag op van de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van het actieplan. In het jaarverslag van 2004 valt te lezen dat er een uitgebreid aantal maatregelen is opgezet in de vijf speerpuntsectoren. Daarnaast wordt de conclusie van het EESC aangehaald dat de maatschappelijke organisaties nauwelijks op de hoogte zijn van de maatregelen die in het kader van het beleid voor de noordelijke dimensie worden opgezet, en wordt gepleit voor betere voorlichting en een grotere rol voor regionale organisaties bij de tenuitvoerlegging en monitoring van deze maatregelen.

1.6

Jaarlijks wordt ook bekeken hoe de tenuitvoerlegging van het actieplan is verlopen en waar het eventueel beter kan: in 2004 is er te dien einde een bijeenkomst van hoge ambtenaren georganiseerd, dit jaar komt er een ministerconferentie en voor de tweede helft van volgend jaar staat er weer een bijeenkomst van hoge ambtenaren op het programma.

2.   De noordelijke dimensie en het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC)

2.1

In het NDAP II wordt het Europees Economisch en Sociaal Comité verzocht bij te dragen aan de tenuitvoerlegging van het actieplan: „Met het oog op de brede participatie van maatschappelijke organisaties in de beoordeling van de voortgang die in het kader van het actieplan is geboekt, zou het ook dienstig zijn als het Europees Economisch en Sociaal Comité jaarlijkse fora zou kunnen organiseren over de implementatie van het actieplan, met deelname door vertegenwoordigers van de sociale en economische organisaties die zitting hebben in het Comité”  (2).

2.2

Dit verzoek is ingegeven door het feit dat het EESC al eerder bijdragen heeft geleverd m.b.t. dit dossier, te weten de adviezen over „De betrekkingen tussen de Europese Unie en de oeverstaten van de Oostzee” (3), „De noordelijke dimensie van de EU m.i.v. de betrekkingen met Rusland” (4), „De noordelijke dimensie: Actieplan voor de noordelijke dimensie in het externe en grensoverschrijdende beleid van de EU in de periode 2000-2003” (5) en het „Strategisch partnerschap EU/Rusland — Wat zijn de volgende stappen?” (6), zijn verklaringen betreffende de ministeriële vergaderingen over de noordelijke dimensie in 1999, 2001 en 2002 en de conclusies van de twee conferenties (fora) die het EESC in 2001 en 2003 over het beleid voor de noordelijke dimensie heeft georganiseerd.

2.3

Het EESC heeft besloten in te gaan op het verzoek van de Commissie en zich vooral te richten op de vraag

in hoeverre maatschappelijke organisaties op de hoogte zijn van en, door middel van eigen initiatieven of op verzoek van anderen, deelhebben in de tenuitvoerlegging van het NDAP II, en

welke hun adviezen en aanbevelingen zijn m.b.t. de inhoud en de tenuitvoerlegging van het actieplan.

2.4

Om inzicht te verwerven in de standpunten van het maatschappelijk middenveld heeft het EESC in 2004 naar diverse maatschappelijke organisaties in de betrokken landen een vragenlijst gestuurd en drie verkennende bezoeken georganiseerd naar resp. Gdanks, Kaliningrad en Riga.

3.   Conclusies en aanbevelingen van het EESC in 2004

3.1

Het EESC heeft deelgenomen aan de bijeenkomst van hoge ambtenaren in oktober 2004, waar het een rapport met zijn conclusies en aanbevelingen (7) heeft gepresenteerd.

3.2

De conclusie m.b.t. de participatie van het maatschappelijk middenveld aan het NDAP II was in het algemeen dat de desbetreffende organisaties:

doorgaans nauwelijks wisten wat het beleid voor de noordelijke dimensie inhield,

slechts zijdelings betrokken waren bij de tenuitvoerlegging van het actieplan, en

op geen enkele manier inspraak hadden (behalve via de activiteiten van het EESC) in het toezicht op de tenuitvoerlegging van het actieplan.

De „oude” EU-lidstaten leken het op genoemde onderdelen overigens beter te doen dan de andere landen in de regio.

In het algemeen was er bij de gecontacteerde maatschappelijke organisaties belangstelling om meer te weten te komen over het beleid voor de noordelijke dimensie en het NDAP II, mee te werken aan projecten en mede toe te zien op de tenuitvoerlegging van de maatregelen op nationaal en Europees niveau.

Het EESC heeft voorgesteld om de maatschappelijke organisaties beter te informeren over het NDAP II en hen meer te betrekken bij de tenuitvoerlegging en monitoring van het actieplan.

Zowel op het terrein van de voorlichting als op dat van de monitoring heeft het EESC op Europees niveau diverse initiatieven gesteund. Tegelijkertijd heeft het altijd benadrukt dat activiteiten in het kader van het beleid voor de noordelijke dimensie in de eerste plaats gericht moeten zijn op het subnationale, dus het lokale en regionale niveau, om ervoor te zorgen dat de desbetreffende overheden en maatschappelijke organisaties op een constructieve manier bij het actieplan betrokken worden.

Het EESC staat achter het in het NDAP II (8) bepleite beginsel dat de deelname van maatschappelijke organisaties aan de jaarlijkse bijeenkomsten van hoge ambtenaren dient te worden aangemoedigd.

Daarnaast heeft het EESC een aantal bijkomende zaken naar voren gebracht waaraan zijns inziens meer aandacht dient te worden besteed in het NDAP II, nl.:

Het beleid voor de noordelijke dimensie zou meer nadruk moeten krijgen in de betrekkingen tussen de EU en Rusland en in het nabuurschapbeleid van de EU.

Voor de maatschappelijke organisaties in de regio zou het uitermate nuttig zijn als er een bijeenkomst in de regio, m.i.v. Kaliningrad, zou worden georganiseerd.

De regelingen voor de financiering van kleinschalige projecten waarmee grensoverschrijdende contacten tussen maatschappelijke organisaties in de regio kunnen worden bevorderd, dienen te worden verbeterd.

Maatschappelijke organisaties dienen beter te worden geïnformeerd over de middelen die de EU beschikbaar stelt voor de financiering van projecten in het kader van de noordelijke dimensie (de organisaties weten vaak niet waar zij subsidies kunnen krijgen).

Daarnaast dient er in de regio, m.i.v. Kaliningrad, informatie te worden verspreid over de EIB en andere financiële instellingen die bij mogelijke projecten in het kader van de noordelijke dimensie als partner kunnen optreden.

Het beleid voor de noordelijke dimensie dient bij het uitwerken van het nieuwe financiële kader van de EU voor 2007-2013 gepaste aandacht te krijgen.

3.3

Deze aanbevelingen hebben nog niets aan geldingskracht ingeboet.

4.   De structurele betrekkingen tussen het EESC en de maatschappelijke organisaties die een rol spelen bij de noordelijke dimensie

4.1

Het EESC heeft in het rapport van 2004 aangegeven, op basis van dezelfde criteria als in 2004, een bijdrage te willen leveren aan de ministerconferentie van 2005 en de bijeenkomst van hoge ambtenaren in 2006.

4.2

In het kader van de recentelijk opgerichte contactgroep voor Oost-Europa (EECG) zet het EESC zijn werkzaamheden op het gebied van het beleid voor de noordelijke dimensie voort. De contactgroep bestaat uit leden van het EESC en houdt zich bezig met activiteiten die het Comité organiseert ten behoeve van landen in Oost-Europa. Met deze activiteiten wil het EESC het communautaire beleid ondersteunen ter versterking van de betrekkingen met deze landen, hieraan bijdragen door als spreekbuis van het maatschappelijk middenveld op te treden en zelf rechtstreekse contacten aanknopen met de betrokken maatschappelijke actoren.

4.3

Via eigen contacten, maar ook door te verwijzen naar het informatiesysteem van de Commissie voor de noordelijke dimensie (NDIS) heeft het EESC getracht meer bekendheid te geven aan het beleid voor de noordelijke dimensie.

4.4

Ter voorbereiding van onderhavig advies heeft het EESC in juni dit jaar een vragenlijst verstuurd naar ca. 100 maatschappelijke organisaties. Ook is het beleid voor de noordelijke dimensie door het EESC ter sprake gebracht tijdens de discussies die het in verband met het op te stellen advies over de betrekkingen tussen de EU en Rusland gevoerd heeft met maatschappelijke organisaties uit laatstgenoemd land. De conclusies van dit advies zijn derhalve mede gebaseerd op de standpunten van maatschappelijke organisaties uit de zgn. partnerlanden.

5.   Conclusies op basis van de enquête van het EESC van 2005

5.1   Algemene kennis van het beleid voor de noordelijke dimensie

5.1.1

In juni 2005 heeft het EESC een enquête gehouden m.b.t. de algemene kennis van het beleid voor de noordelijke dimensie. Diverse maatschappelijke organisaties in de landen die betrokken zijn bij het actieplan (de Baltische staten, de landen van Noord-Europa, Duitsland, Rusland m.i.v. Kaliningrad, en Polen) hebben een vragenlijst toegestuurd gekregen. Net als vorig jaar werden ze gevraagd naar hun kennis van het beleid voor de noordelijke dimensie en het NDAP II, hun mening over dit beleid en hun aandeel in de tenuitvoerlegging en monitoring van het NDAP II.

5.1.2

Slechts 20 organisaties hebben gereageerd, waaruit blijkt dat het beleid voor de noordelijke dimensie en het actieplan nog maar weinig bekendheid genieten. De antwoorden op de vragenlijsten hebben deze indruk nog eens bevestigd: het merendeel van de organisaties die op de vragenlijst reageerden, verklaarde weliswaar min of meer te weten wat het beleid voor de noordelijke dimensie en het NDAP II inhielden, maar slechts in een enkel geval bleek de organisatie in kwestie het nieuwe actieplan daadwerkelijk te kennen. Een derde van de maatschappelijke organisaties verklaarde al wel eens gehoord te hebben van het beleid voor de noordelijke dimensie en een speciaal actieplan, maar had duidelijk geen idee wat dit inhield of wat er mee beoogd werd.

5.1.3

Sommige organisaties bleken al te hebben gehoord van (de weinige) publiek-private samenwerkingsverbanden (PPS) in het kader van het beleid voor de noordelijke dimensie. Vooral het partnerschap voor ecologische initiatieven (NDEP) werd in dit verband genoemd. Verschillende organisaties kenden het beleid voor de noordelijke dimensie dan weer via regionale organisaties uit de Oostzeeregio, in de eerste plaats de Raad van Oostzeestaten (CBSS). Daarnaast blijken de werkgevers- en werknemersnetwerken (resp. Business Advisory Council (BAC) en Baltic Sea Trade Union network (BASTUN)) het nodige te hebben gedaan om hun leden te informeren over het beleid voor de noordelijke dimensie.

5.1.4

Ondanks het informatiesysteem dat de Commissie voor de noordelijke dimensie heeft opgezet (NDIS), lijkt bij sommige organisaties het idee te bestaan dat het NDAP II geen programma voor maatschappelijke organisaties is, maar een politiek project voor regionale samenwerking tussen de regeringen en terzake bevoegde overheidsinstanties.

5.2   Voorlichting van maatschappelijke organisaties en hun participatie in activiteiten van lokale overheden in het kader van het beleid voor de noordelijke dimensie

5.2.1

Uit de antwoorden op de vragenlijsten blijkt duidelijk dat regeringen, overheidsinstanties en andere organisaties slechts weinig hebben ondernomen om maatschappelijke organisaties te informeren over en te betrekken bij het NDAP II. Slechts een paar organisaties maken in dit verband melding van een inzet van overheidswege in positieve zin. In sommige landen hebben de bevoegde instanties niettemin seminars en workshops georganiseerd m.b.t. de tenuitvoerlegging van het NDAP II. Ook de regionale overheden blijken zich op dit vlak niet onbetuigd te hebben gelaten.

5.2.2

Slechts weinig maatschappelijke organisaties zijn op eigen initiatief mee gaan werken aan het NDAP II. De organisaties die dat wel deden, waren voornamelijk betrokken bij activiteiten in het kader van de verbetering van het investeringsklimaat in het gebied van de noordelijke dimensie, de samenwerking met andere organisaties in landen van de noordelijke dimensie en het debat over de toekomst van het beleid voor de noordelijke dimensie en hebben, meer in het algemeen, de ontwikkelingen in het beleid voor de noordelijke dimensie gevolgd.

5.3   Algemene opinie over het beleid voor de noordelijke dimensie en het NDAP II

Over het algeheel waren de meningen over het beleid voor de noordelijke dimensie en het NDAP II vrij positief, enkele uitzonderingen daargelaten. De meerderheid sprak zich positief tot zeer positief uit over het beleid voor de noordelijke dimensie en het NDAP II. Enkele organisaties hadden maar weinig op met het beleid voor de noordelijke dimensie en het NDAP II, terwijl andere zich van een uitspraak hebben onthouden omdat zij onvoldoende op de hoogte waren van de activiteiten in het kader van het beleid voor de noordelijke dimensie en het NDAP II.

5.4   Belangrijkste actieterreinen van het NDAP II

Als wij de verschillende landen met elkaar vergelijken, blijken de maatschappelijke organisaties in grote lijnen dezelfde actieterreinen van het NDAPII als het belangrijkst te beschouwen, nl. economie, bedrijfsleven en infrastructuur; milieu, nucleaire veiligheid en natuurlijke hulpbronnen; grensoverschrijdende samenwerking en regionale ontwikkeling. Aan justitie en binnenlandse zaken, Kaliningrad en de Arctische samenwerking wordt minder belang gehecht.

Actieterreinen van het NDAP II

Aantal keren vermeld

Economie, bedrijfsleven en infrastructuur

**************

Menselijk potentieel, onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en volksgezondheid

******

Milieu, nucleaire veiligheid en natuurlijke hulpbronnen

************

Grensoverschrijdende samenwerking en regionale ontwikkeling.

**********

Justitie en binnenlandse zaken

***

Kaliningrad

*****

De Arctische samenwerking

****

5.5   Prioritaire maatregelen

De maatschappelijke organisaties zijn van mening dat op de bovengenoemde actieterreinen voorrang moet worden gegeven aan maatregelen gericht op:

de arbeidsmarkt, werkgelegenheid en sociale dialoog,

de ondersteuning van het MKB

het scheppen van gunstige voorwaarden voor handels- en andere economische betrekkingen

het scheppen van gunstige voorwaarden voor grensoverschrijdende investeringen

het aan elkaar koppelen van de infrastructuur in de betrokken gebieden en de verbetering van vervoersnetwerken

Daarnaast achten zij het van belang dat

de maatschappelijke organisaties betrokken worden bij de tenuitvoerlegging van het NDAP II

structuren worden opgezet voor de tenuitvoerlegging van het NDAP II

voldoende middelen worden vrijgemaakt voor het NDAP II

verslagen over de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van het NDAP II worden verspreid.

6.   Aanbevelingen m.b.t. het beleid voor de noordelijke dimensie

6.1

Het EESC is er voorstander van de regionale samenwerking in het noordelijk gedeelte van Europa voort te zetten door middel van gestructureerde, multilaterale en grensoverschrijdende samenwerking waarbij ook landen betrokken worden die geen lid zijn van de EU. Het beleid voor de noordelijke dimensie biedt hiervoor, naar zijn mening, een uitstekend kader.

6.2

Het EESC onderschrijft het voornemen om het beleid voor de noordelijke dimensie te koppelen aan de samenwerking tussen de EU en Rusland en de vier gemeenschappelijke ruimten. In een recent advies over „De bijdrage van het maatschappelijk middenveld aan de betrekkingen tussen de EU en Rusland” (9) verklaart het EESC (par. 3.2.5): „Ook de regionale samenwerkingin het kader van de Noordelijke dimensie (…) zal (…) op nieuwe leest moeten worden geschoeid. Het EESC stelt met voldoening vast dat ook dit aspect de vereiste aandacht krijgt in de routekaarten en dringt aan op nog meer maatregelen ter ontwikkeling van de regionale samenwerking als onderdeel van de totale betrekkingen tussen de EU en Rusland.”

6.3

Om de samenwerking in het kader van de noordelijke dimensie te doen slagen dient Rusland op een gepaste manier te worden betrokken bij de voorbereiding en tenuitvoerlegging van toekomstig beleid. Gedacht zou kunnen worden aan samenwerkingsmechanismen, bijv. een gezamenlijk stuurcomité, waarin tevens andere landen in de regio die geen lid zijn van de EU kunnen participeren.

6.4

Het EESC wenst in dit verband tevens te wijzen op zijn aanbevelingen in het advies over de betrekkingen tussen de EU en Rusland om in eerdergenoemde routekaarten meer aandacht te besteden aan zaken die van belang zijn voor het maatschappelijk middenveld en maatschappelijke organisaties een grotere rol toe te bedelen bij de samenwerking tussen beide landen. Er zou o.a. bekeken moeten worden hoe in de toekomstige mechanismen voor het beleid voor de noordelijke dimensie gestructureerd overleg met het maatschappelijk middenveld kan worden opgezet.

6.5

De samenwerking in het kader van het beleid voor de noordelijke dimensie spitst zich toe op vijf actieterreinen die ook met het oog op de toekomst relevant zijn. Allereerst moet worden voortgeborduurd op de positieve ervaringen met de zgn. partnerschappen voor de noordelijke dimensie (op het gebied van milieu, sociale zaken en volksgezondheid en informatietechnologie) door serieus te overwegen nieuwe partnerschappen op te zetten op het gebied van:

infrastructuur en logistiek

werkgelegenheid, menselijke hulpbronnen en sociale zaken, m.i.v. de civiele dialoog

grensoverschrijdende samenwerking en samenwerking tussen mensen die aan de basis opereren, met aandacht voor de jeugd, onderwijs en cultuur.

6.6

De huidige regionale instanties in de Oostzeeregio, met name de Raad van Oostzeestaten (CBSS), dienen een centrale rol te krijgen in het komende actieplan voor de noordelijke dimensie. Via hun eigen regionale samenwerkingsnetwerken en de contacten met genoemde instanties moeten maatschappelijke organisaties betrokken worden bij het beleid voor de noordelijke dimensie en een eerlijke kans krijgen een bijdrage hieraan te leveren.

6.7

Het EESC wijst erop, zoals het eerder al deed in 2004, dat er meer openbare informatie moet worden verspreid over het beleid voor de noordelijke dimensie. Een eerste vereiste is in dit opzicht dat het NDIS verbeterd wordt. Het EESC benadrukt tevens dat de informatie niet alleen op nationaal, maar ook lokaal niveau moet worden verspreid, aangezien het beleid voor de noordelijke dimensie zowel de nationale regeringen als de lagere overheden in de betrokken landen aanbelangt. Door het publiek beter te informeren zal de belangstelling voor het beleid voor de noordelijke dimensie groeien en zal de participatie c.q. bijdrage van maatschappelijke organisaties toenemen.

6.8

De financiering van partnerschappen dient per geval te worden bekeken, waarbij voor regeringen en internationale financiële instellingen een centrale taak is weggelegd. De financiële mechanismen die voor Noorwegen en de EER zijn ingesteld, kunnen eveneens een positieve bijdrage leveren, met name door gezamenlijke grensoverschrijdende maatregelen in het kader van het beleid voor de noordelijke dimensie te stimuleren. Het Europees nabuurschap- en partnerschapsinstrument (ENPI) zal vanaf begin 2007 in werking treden.

6.9

Het EESC zal zijn werkzaamheden op het vlak van het beleid voor de noordelijke dimensie voortzetten en zal in 2006 opnieuw een bijdrage leveren aan de bijeenkomst van hoge ambtenaren. Deze bijdrage zal waarschijnlijk ook een aantal conclusies bevatten die te herleiden zijn tot de discussies die het Comité met maatschappelijke organisaties uit de zgn. partnerlanden heeft gevoerd. Het EESC is ook altijd bereid mee te werken aan verdere beschouwingen over de tenuitvoerlegging van het beleid voor de noordelijke dimensie.

Brussel, 28 september 2005

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Anne-Marie SIGMUND


(1)  De tekst van het actieplan NDAPII is te vinden op: http://europa.eu.int/comm/external_relations/north_dim/ndap/com03_343.pdf

(2)  COM (2003) 343 def. van 10.6.2003, p. 16.

(3)  PB C 73 van 9.3.1998, p. 57.

(4)  PB C 368 van 20.12.1999, p. 39.

(5)  PB C 139 van 11.5.2001, p. 42.

(6)  PB C 125 van 27.5.2002, p. 39.

(7)  Rapport van 2004 met de bevindingen van het EESC betreffende het tweede actieplan van de EU voor de noordelijke dimensie (NDAPII).

(8)  COM (2003) 343 def,. p. 19.

(9)  PB C 294 van 25.10.2005, blz. 21.