4.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/26


Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's „Naar de zege in de strijd tegen de wereldwijde klimaatverandering”

(2006/C 81/07)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

Gezien de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's „Naar de zege in de strijd tegen de wereldwijde klimaatverandering” (COM(2005) 35 final);

Gezien het besluit van de Commissie van 9 februari 2005 om het CvdR conform artikel 265 van het EG-Verdrag over dit onderwerp te raadplegen;

Gezien het besluit van het bureau van 22 februari 2005 om de commissie „duurzame ontwikkeling” met het opstellen van een advies over dit onderwerp te belasten;

Gezien de conclusies van de Raad van 22 en 23 maart 2005 en van de Raad milieu van 7 maart 2005;

Gezien de resolutie van het Europees Parlement van 12 mei 2005 over het seminar van regeringsdeskundigen over klimaatverandering;

Gezien het CvdR-advies van 18 november 1999 over de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement „Voorbereiding van de uitvoering van het Protocol van Kyoto” (COM(1999) 230 final; CDR 295/1999 fin (1));

Gezien het CvdR-advies van 21 september 2000 over het Groenboek over de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Europese Unie en de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake het beleid en de maatregelen van de EU om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen — Naar een Europees programma inzake klimaatverandering (EPK) (COM(2000) 87 final en COM(2000) 88 final; CDR 189/2000 fin (2));

Gezien het ontwerpadvies (CDR 65/2005 rev.1) dat op 28 juni 2005 door de commissie „duurzame ontwikkeling” is goedgekeurd (rapporteur: de heer CORREIA, voorzitter van de gemeenteraad van Tavira (P/EVP));

Overwegende

1.

dat er in samenwerking met de internationale gemeenschap strategieën voor de middellange en lange termijn moeten worden uitgewerkt om klimaatveranderingen in de EU afdoende te bestrijden;

2.

dat de Raad van Ministers van de EU in 1996 verklaarde van mening te zijn dat de gemiddelde wereldwijde temperatuur niet meer dan twee graden boven het pre-industriële niveau mag komen te liggen;

3.

dat de voordelen hiervan opwegen tegen de kosten die nodig zijn om emissies terug te dringen;

4.

dat er voortdurend moet worden gezocht naar de meest efficiënte en minst dure combinatie van aanpassingen en verzachtende maatregelen om onze milieudoelstellingen te verwezenlijken en tegelijkertijd ons concurrentievermogen op peil te houden;

5.

dat klimaatveranderingen duidelijk een mondiaal probleem zijn dat niet door de EU alleen kan worden opgelost en dat ook een zaak is van lokale en regionale overheden; het door de EU en haar lidstaten ondertekende Kyoto-protocol is een internationale overeenkomst die de lidstaten — en dus ook de lokale en regionale overheden — tot het nemen van maatregelen verplicht.

heeft tijdens zijn 61e zitting op 12 en 13 oktober 2005 (vergadering van 12 oktober) het volgende advies uitgebracht:

1.   Standpunten van het Comité van de Regio's

1.1

Het CvdR stemt in met de Mededeling, waarin de Commissie een helder overzicht geeft van de huidige situatie, ingaat op de gevaren van klimaatveranderingen en de instrumenten analyseert waarmee deze afdoende bestreden kunnen worden.

1.2

Het CvdR juicht het toe dat het Protocol van Kyoto in werking is getreden; dit is de eerste fase van een wereldwijde bestrijding van klimaatveranderingen.

1.3

Het CvdR wijst er nogmaals op dat de EU op zijn steun kan rekenen voor een ambitieus beleid op dit gebied.

1.4

Het is van groot belang dat veel meer landen een bijdrage gaan leveren aan de bestrijding van klimaatveranderingen. Alle sectoren die verantwoordelijk zijn voor de uitstoot van broeikasgassen, vooral de luchtvaart en de zeevaart, zouden hieraan mee moeten doen.

1.5

Het CvdR ziet het somber in als een wereldwijde aanpak uitblijft.

1.6

Helaas hebben sommige lidstaten nog lang niet voldaan aan hun verplichtingen in het kader van de in Kyoto gemaakte afspraak dat de EU haar uitstoot met 8 % omlaag zal brengen; het is belangrijk dat deze landen worden aangespoord alsnog stappen in deze richting te nemen.

1.7

De Commissie dringt terecht aan op campagnes om het publiek bewust te maken van de problemen en aldus tot duurzamere leefpatronen aan te zetten. In dit verband zouden ook op scholen, die niet voor niets worden beschouwd als spiegels van de samenleving, projecten moeten worden opgezet.

1.8

In de ruimtelijke ordening zou energie-efficiëntie een van de uitgangspunten moeten zijn: men zou moeten streven naar een menging van onderling verenigbare en elkaar aanvullende functies, zodat het woon-werkverkeer afneemt en dus het brandstofgebruik daalt.

1.9

Het is ook van groot belang dat groene gebieden behouden blijven als een volwaardig onderdeel van de stadsplanning, en dat nieuwe groene zones worden aangelegd. Om de absorptie van CO2 uit de lucht te vergroten is het absoluut zaak dat er meer met bomen beplante gebieden komen.

1.10

De mobiliteit moet een duurzaam karakter krijgen, waarbij vooral voetgangerszones en stadscentra die niet of maar in beperkte mate toegankelijke zijn voor auto's, een belangrijke rol spelen. Het openbaar vervoer moet zó aantrekkelijk worden dat het grotendeels en vaak zelfs volledig in de plaats komt van het eigen vervoer.

1.11

Alle voertuigen, dus ook bedrijfswagens en dienstwagens van overheidsinstellingen, moeten op minder verontreinigende brandstoffen gaan rijden; publieke overheden zouden wat dit betreft het voortouw moeten nemen.

1.12

De gescheiden inzameling van afval helpt bij het verwezenlijken van de doelstellingen, vooral als het publiek er achterstaat.

1.13

Bij het (ver)bouwen van gebouwen moet de aandacht mede uitgaan naar een efficiënt gebruik van energie.

1.14

De genoemde maatregelen tegen klimaatveranderingen zijn een zaak van alle lokale, regionale en nationale overheden.

2.   Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

2.1

De Commissie moet ervoor zorgen dat klimaatveranderingen op alle niveaus, dus ook op het lokale en regionale niveau, worden bestreden.

2.2

Om de emissies van broeikasgassen binnen de perken te houden moet er meer worden gedaan aan de preventie en bestrijding van bosbranden.

2.3

Er moeten meer maatregelen worden genomen ter bevordering van het onderzoek naar en de permanente monitoring van Europese gletsjers. Dit zijn namelijk kwetsbare ecosystemen, die zeer gevoelig zijn voor klimaatveranderingen.

2.4

Om bedrijven tot het gebruik van schone technologieën of het veranderen van bestaande technologieën aan te zetten, dienen zij sterke financiële prikkels te krijgen.

2.5

Om de bestrijding van klimaatveranderingen een legitieme basis te verschaffen moeten industriële activiteiten op een efficiënte manier worden gecontroleerd.

2.6

Voor de verwarming van gebouwen moet in alle sectoren (óók het openbaar bestuur) gebruik worden gemaakt van alternatieve energie (zoals biomassa). In dit verband is ook het efficiëntere gebruik van de beschikbare energiebronnen van belang, bijvoorbeeld door de verdere ontwikkeling van warmtekrachtkoppeling, waarmee de uitstoot van productie-eenheden omlaag worden gebracht.

2.7

De aanschaf van zuinige of met behulp van duurzame energie vervaardigde producten moet worden aangemoedigd.

2.8

Activiteiten die bijdragen tot klimaatveranderingen zouden geen subsidie meer moeten krijgen.

2.9

Het CvdR is het eens met het voorstel van de Raad om voor de periode na 2012 streefcijfers vast te stellen. Ten opzichte van de referentiewaarden in het Protocol van Kyoto zouden de ontwikkelingslanden hun uitstoot in 2020 met 15 à 30 procent omlaag moeten hebben gebracht. Daarna zouden zij, de conclusies van de Raad milieu indachtig, moeten streven naar een reductie van 60 à 80 procent in 2050.

2.10

De thematische strategie voor het stadsmilieu zou de bestrijding van klimaatveranderingen ten goede moeten komen.

2.11

Er is meer onderzoek nodig naar de vraag hoeveel het kost en hoeveel het oplevert om de temperatuurstijging onder de 2oC te houden. Bij precies welke reductie van de concentratie van broeikasgassen is dit mogelijk en welke kosten zijn hiermee gemoeid?

2.12

Steden moeten zich blijven aansluiten bij het LA21-proces, zodat de uitvoering van de hiermee verband houdende strategieën een sterkere impuls krijgt.

Brussel, 12 oktober 2005

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Peter STRAUB


(1)  PB C 107, 3-5-2002, blz. 76

(2)  PB C 192, 12-8-2002, blz. 59