25.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 264/28 |
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 32/2005
door de Raad vastgesteld op 18 juli 2005
met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. …/2005 van het Europees Parlement en de Raad van … inzake de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3051/95 van de Raad
(2005/C 264 E/03)
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 80, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Internationale Maritieme Organisatie (IMO) heeft in 1993 de Internationale Veiligheidsmanagementcode voor het veilige gebruik van schepen en voorkoming van verontreiniging, hierna „ISM-code” genoemd, aangenomen. Deze code is geleidelijk bindend geworden voor de meeste internationale reizen makende schepen door het opnemen van het op 24 mei 1994 goedgekeurde hoofdstuk IX „Management voor het veilige gebruik van schepen” in het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974 (SOLAS). |
(2) |
De ISM-code is door de IMO gewijzigd bij Resolutie MSC.104 (73), die op 5 december 2000 is aangenomen. |
(3) |
De richtlijnen voor de implementatie van de ISM-code door de overheid zijn aangenomen bij IMO-Resolutie A.788 (19) op 23 november 1995. De richtlijnen zijn gewijzigd bij Resolutie A.913(22), die op 29 november 2001 is aangenomen. |
(4) |
Bij Verordening (EG) nr. 3051/95 van de Raad van 8 december 1995 betreffende een veiligheidsbeleid voor ro-ro-passagiersschepen (3) werd de ISM-code per 1 juli 1996 bindend voor alle ro-ro-passagiersveerboten die een geregelde dienst onderhouden van en naar havens van de lidstaten, zowel bij binnenlandse als internationale reizen en ongeacht de vlag waaronder zij varen. Dit was de eerste stap op weg naar een uniforme en samenhangende implementatie van de ISM-code in alle lidstaten. |
(5) |
Per 1 juli 1998 werd de ISM-code krachtens het bepaalde in hoofdstuk IX van het SOLAS-Verdrag bindend voor maatschappijen die passagiersschepen, met inbegrip van hogesnelheidspassagiersvaartuigen, olietankers, chemicaliëntankers, gastankers, bulkcarriers en hogesnelheidsvrachtvaartuigen van 500 brutoton en meer gebruiken voor internationale reizen. |
(6) |
Per 1 juli 2002 werd de ISM-code bindend voor maatschappijen die andere vrachtschepen en mobiele offshore booreenheden van 500 brutoton en meer gebruiken voor internationale reizen. |
(7) |
De veiligheid van mensenlevens op zee en de bescherming van het milieu kunnen daadwerkelijk worden verbeterd door een strikte en verplichte toepassing van de ISM-code. |
(8) |
Het is wenselijk de ISM-code rechtstreeks toe te passen op schepen die onder de vlag van een lidstaat varen, alsmede op schepen, ongeacht de vlag waaronder zij varen, die uitsluitend voor binnenlandse reizen worden gebruikt of lijndiensten onderhouden van of naar havens van de lidstaten. |
(9) |
De vaststelling van een nieuwe rechtstreeks toepasselijke verordening zou voor handhaving van de ISM-code moeten zorgen, met dien verstande dat de lidstaten beslissen of zij de code toepassen op schepen die uitsluitend in havengebieden worden gebruikt, ongeacht de vlag waaronder zij varen. |
(10) |
Derhalve moet Verordening (EG) nr. 3051/95 worden ingetrokken. |
(11) |
Een lidstaat die van oordeel is dat reders zich in de praktijk moeilijk kunnen houden aan specifieke voorschriften van deel A van de ISM-code voor bepaalde schepen of categorieën schepen welke uitsluitend voor binnenlandse reizen in die lidstaat worden gebruikt, kan volledig of gedeeltelijk van die bepalingen afwijken door maatregelen op te leggen waarmee de doelstellingen van de code in dezelfde mate worden verwezenlijkt. Die lidstaat kan, voor dergelijke schepen en maatschappijen, in alternatieve certificatie- en verificatieprocedures voorzien. |
(12) |
Richtlijn 95/21/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole) (4) moet in aanmerking worden genomen. |
(13) |
Bij de definiëring van erkende organisaties in de zin van deze verordening moet ook rekening worden gehouden met Richtlijn 94/57/EG van de Raad van 22 november 1994 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (5). Bij de vaststelling van het toepassingsgebied van deze verordening met betrekking tot voor binnenlandse reizen gebruikte passagiersschepen moet rekening gehouden worden met Richtlijn 98/18/EG van de Raad van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (6). |
(14) |
Wijzigingen van bijlage II dienen vastgesteld te worden overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7). |
(15) |
Aangezien de doelstellingen van deze verordening, te weten het veiligheidsmanagement, de veilige exploitatie van schepen en de verontreinigingspreventie met betrekking tot schepen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Doel
Doel van deze verordening is het veiligheidsmanagement, de veilige exploitatie van schepen en de verontreinigingspreventie met betrekking tot de in artikel 3, lid 1, bedoelde schepen te verbeteren door ervoor te zorgen dat de maatschappijen die deze schepen exploiteren de ISM-code naleven doordat:
a) |
die maatschappijen aan boord en op de wal veiligheidsmanagementsystemen invoeren, implementeren en naar behoren onderhouden, en |
b) |
de overheden van vlag- en havenstaten daarop controle uitoefenen. |
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. |
„ISM-code”: Internationale Veiligheidsmanagementcode voor het veilige gebruik van schepen en voor verontreinigingspreventie, als aangenomen door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) bij Resolutie A.741 (18) van de Vergadering van 4 november 1993, als gewijzigd bij Resolutie MSC.104 (73) van de Maritieme Veiligheidscommissie van 5 december 2000, en als bijlage I aan deze verordening gehecht, in bijgewerkte versie; |
2. |
„erkende organisatie”: een lichaam dat erkend is overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 94/57/EG; |
3. |
„maatschappij”: de eigenaar van het schip of elke andere organisatie of een persoon, zoals de manager of rompbevrachter, die de verantwoordelijkheid voor het gebruik van het schip heeft overgenomen van de eigenaar en er daardoor mee heeft ingestemd alle door de ISM-code voorgeschreven plichten en verantwoordelijkheid op zich te nemen; |
4. |
„passagiersschip”: een schip, een hogesnelheidsvaartuig inbegrepen, dat meer dan twaalf passagiers vervoert, of een onderwaterpassagiersvaartuig; |
5. |
„passagier”: iedere persoon aan boord met uitzondering van:
|
6. |
„hogesnelheidsvaartuig”: een hogesnelheidsvaartuig als omschreven in hoofdstuk X, voorschrift 1, lid 2, van het SOLAS-Verdrag van 1974, als van kracht. Voor hogesnelheidspassagiersvaartuigen gelden de beperkingen vermeld in artikel 2, onder f), van Richtlijn 98/18/EG; |
7. |
„vrachtschip”: een schip, met inbegrip van een hogesnelheidsvaartuig dat geen passagiersschip is; |
8. |
„internationale reis”: een reis over zee van een haven in een lidstaat of elke andere staat naar een haven buiten die staat, of omgekeerd; |
9. |
„binnenlandse reis”: een reis in zeegebieden van een haven van een lidstaat naar dezelfde of een andere haven in die lidstaat; |
10. |
„geregelde dienst”: een reeks tochten per schip ten behoeve van het verkeer tussen dezelfde twee of meer punten, welke plaatsvinden:
|
11. |
„ro-ro-passagiersveerboot”: een zeegaand passagiersvaartuig als omschreven in hoofdstuk II-1, van het SOLAS-Verdrag, als van kracht; |
12. |
„onderwaterpassagiersvaartuig”: een voor de vaart bestemd passagiersvaartuig dat hoofdzakelijk onder water vaart en van bovenzeese ondersteuning, bv. een oppervlakteschip of faciliteiten aan de wal, gebruikmaakt voor monitoring en een of meer van de volgende handelingen:
|
13. |
„verplaatsbare offshore booreenheid”: een vaartuig dat booroperaties kan uitvoeren voor de exploratie of de ontginning van rijkdommen onder de zeebodem zoals vloeibare of gasvormige koolwaterstoffen, zwavel of zout; |
14. |
„brutotonnage”: het brutotonnage van een schip, bepaald overeenkomstig het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen van 1969 of, in het geval van schepen die uitsluitend voor binnenlandse reizen worden gebruikt en indien het schip niet is gemeten overeenkomstig dat Verdrag, het brutotonnage van een schip, bepaald overeenkomstig de bestaande nationale voorschriften inzake tonnagemeting. |
Artikel 3
Toepassingsgebied
1. Deze verordening is van toepassing op de volgende typen vaartuigen en op de maatschappijen die deze vaartuigen gebruiken:
a) |
voor internationale reizen gebruikte vrachtschepen en passagiersschepen die onder de vlag van een lidstaat varen; |
b) |
vrachtschepen en passagiersschepen die uitsluitend voor binnenlandse reizen worden gebruikt, ongeacht de vlag waaronder zij varen; |
c) |
vrachtschepen en passagiersschepen die geregelde diensten onderhouden van of naar havens van de lidstaten, ongeacht de vlag waaronder zij varen; |
d) |
verplaatsbare offshore booreenheden, die gebruikt worden onder het gezag van een lidstaat. |
2. De verordening is niet van toepassing op de volgende typen vaartuigen, noch op de maatschappijen die deze vaartuigen gebruiken:
a) |
oorlogsschepen, troepentransportschepen of andere schepen die eigendom zijn van of gebruikt worden door een lidstaat en alleen voor niet-commerciële overheidsdiensten worden gebruikt; |
b) |
schepen die niet mechanisch worden aangedreven, houten schepen met een primitieve constructie, plezierjachten en pleziervaartuigen, tenzij zij een bemanning hebben of zullen hebben en meer dan 12 passagiers voor commerciële doeleinden vervoeren; |
c) |
vissersvaartuigen; |
d) |
vrachtschepen en verplaatsbare offshore booreenheden met een brutotonnage van minder dan 500 ton; |
e) |
andere passagierschepen dan ro-ro-passagiersveerboten, varend in de zeegebieden van klassen C en D als omschreven in artikel 4 van Richtlijn 98/18/EG. |
Artikel 4
Conformiteit
De lidstaten zorgen ervoor dat alle maatschappijen die onder deze verordening vallende schepen gebruiken, aan de verordening voldoen.
Artikel 5
Eisen met betrekking tot veiligheidsbeleid
De schepen vallende onder artikel 3, lid 1, en de maatschappijen die ze gebruiken, houden zich aan de eisen van deel A van de ISM-code.
Artikel 6
Certificatie en verificatie
Met het oog op certificatie en verificatie voldoen de lidstaten aan de bepalingen van deel B van de ISM-code.
Artikel 7
Afwijking
1. Een lidstaat die van oordeel is dat reders zich in de praktijk moeilijk kunnen houden aan paragrafen 6, 7, 9, 11 en 12 van deel A van de ISM-code voor bepaalde schepen of categorieën schepen welke uitsluitend voor binnenlandse reizen in die lidstaat worden gebruikt, kan volledig of gedeeltelijk van die bepalingen afwijken door maatregelen op te leggen waarmee de doelstellingen van de code in dezelfde mate worden verwezenlijkt.
2. Een lidstaat die van oordeel is dat schepen en maatschappijen waarvoor krachtens lid 1 een afwijking is vastgesteld, in de praktijk moeilijk kunnen voldoen aan de vereisten van artikel 6, kan in alternatieve certificatie- en verificatieprocedures voorzien.
3. In de omstandigheden als bedoeld in lid 1 en, indien van toepassing, lid 2, is de volgende procedure van toepassing:
a) |
de betrokken lidstaat stelt de Commissie in kennis van de afwijking en van de voorgenomen maatregelen; |
b) |
indien binnen zes maanden na de kennisgeving volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure wordt besloten dat de voorgestelde afwijking niet gerechtvaardigd is of dat de voorgestelde maatregelen niet volstaan, wordt van de betrokken lidstaat verlangd dat hij de voorgenomen bepalingen aanpast of intrekt; |
c) |
bij de bekendmaking van de vastgestelde maatregelen wordt door deze lidstaat rechtstreeks verwezen naar lid 1 en, indien van toepassing, lid 2. |
4. Naar aanleiding van een afwijking krachtens lid 1 en, indien van toepassing, lid 2, geeft deze lidstaat overeenkomstig bijlage II, punt 5, tweede alinea, een certificaat af waarin de geldende gebruiksbeperkingen vermeld zijn.
Artikel 8
Geldigheid, aanvaarding en erkenning van certificaten
1. Het conformiteitsdocument is geldig gedurende maximum vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van afgifte. Het veiligheidsmanagementcertificaat is geldig gedurende maximum vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van afgifte.
2. Bij vernieuwing van het conformiteitsdocument of het veiligheidsmanagementcertificaat zijn de desbetreffende bepalingen van deel B van de ISM-code van toepassing.
3. De lidstaten aanvaarden een conformiteitsdocument, een voorlopig conformiteitsdocument, een veiligheidsmanagementcertificaat of een voorlopig veiligheidsmanagementcertificaat dat is afgegeven door de overheid van een lidstaat of een namens haar optredende erkende organisatie.
4. De lidstaten aanvaarden conformiteitsdocumenten, voorlopige conformiteitsdocumenten, veiligheidsmanagementcertificaten en voorlopige veiligheidsmanagementcertificaten die zijn afgegeven door of namens de overheden van derde landen.
Voor schepen die geregelde diensten onderhouden, wordt evenwel door of namens de betrokken lidstaat of lidstaten met passende middelen gecontroleerd of de conformiteitsdocumenten, voorlopige conformiteitsdocumenten, veiligheidsmanagementcertificaten en voorlopige veiligheidsmanagementcertificaten welke namens de overheid van derde landen zijn afgegeven, voldoen aan de ISM-code, tenzij ze zijn afgegeven door de overheid van een lidstaat of door een erkende organisatie.
Artikel 9
Sancties
De lidstaten stellen regels vast betreffende de sancties die gelden voor overtredingen van deze verordening en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat ze worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
Artikel 10
Rapportage
1. De lidstaten brengen bij de Commissie om de twee jaar verslag uit over de uitvoering van deze verordening.
2. De Commissie stelt volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure een geharmoniseerd modelformaat op voor deze verslagen.
3. De Commissie stelt, bijgestaan door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de zeevaart, binnen zes maanden na ontvangst van de verslagen van de lidstaten een geconsolideerd verslag op over de uitvoering van deze verordening en stelt in voorkomend geval maatregelen voor. Dit verslag wordt aan het Europees Parlement en de Raad gericht.
Artikel 11
Wijzigingen
1. De wijzigingen van de ISM-code kunnen van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) en houdende wijziging van de verordeningen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (8).
2. Bijlage II kan worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 12, lid 2.
Artikel 12
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS), dat is opgericht bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2099/2002.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.
3. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 13
Intrekking
1. Verordening (EG) nr. 3051/95 wordt ingetrokken met ingang van … (9).
2. Voor … (10) afgegeven voorlopige conformiteitsdocumenten, voorlopige veiligheidsmanagementcertificaten, conformiteitsdocumenten en veiligheidsmanagementcertificaten blijven geldig totdat ze zijn verlopen of tot de volgende verklaring van verificatie.
Artikel 14
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Met betrekking tot vrachtschepen en passagiersschepen die tot dusverre niet aan de ISM-code hoefden te voldoen is deze verordening van toepassing met ingang van … (9).
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
…
Voor de Raad
De voorzitter
…
(1) PB C 302 van 7.12.2004, blz. 20.
(2) Advies van het Europees Parlement uitgebracht op 10 maart 2004 (PB C 102 E van 28.4.2004, blz.565), gemeenschappelijk standpunt van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB L 320 van 30.12.95, blz. 14. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1).
(4) PB L 157 van 7.7.95, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 53).
(5) PB L 319 van 12.12.94, blz. 20. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/84/EG.
(6) PB L 144 van 15.5.98, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/75/EG van de Commissie (PB L 190 van 30.7.2003, blz. 6).
(7) PB L 184 van 17.7.99, blz. 23.
(8) PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 415/2004 van de Commissie (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 10).
(9) De datum van inwerkingtreding van de verordening.
(10) Twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
BIJLAGE I
INTERNATIONALE VEILIGHEIDSMANAGEMENTCODE VOOR HET VEILIGE GEBRUIK VAN SCHEPEN EN VOOR VERONTREINIGINGSPREVENTIE (INTERNATIONAL SAFETY MANAGEMENT (ISM) CODE)
DEEL A — IMPLEMENTATIE
1. |
ALGEMEEN |
1.1. |
Definities |
1.2. |
Doelstellingen |
1.3. |
Toepassing |
1.4. |
Functionele vereisten voor een veiligheidsmanagementsysteem (SMS) |
2. |
VEILIGHEIDS- EN MILIEUBESCHERMINGSBELEID |
3. |
VERANTWOORDELIJKHEDEN EN GEZAG VAN DE MAATSCHAPPIJ |
4. |
AANGEWEZEN PERSOON (PERSONEN) |
5. |
VERANTWOORDELIJKHEID EN GEZAG VAN DE KAPITEIN |
6. |
MIDDELEN EN PERSONEEL |
7. |
UITWERKING VAN PLANNEN VOOR WERKZAAMHEDEN AAN BOORD |
8. |
VOORBEREIDING OP NOODSITUATIES |
9. |
MELDING EN ANALYSE VAN NON-CONFORMITEITEN, ONGEVALLEN EN GEVAARLIJKE SITUATIES |
10. |
ONDERHOUD VAN SCHIP EN UITRUSTING |
11 |
DOCUMENTEN |
12. |
VERIFICATIES, DOORLICHTINGEN EN EVALUATIE DOOR DE MAATSCHAPPIJ |
DEEL B — CERTIFICATIE EN VERIFICATIE
13. |
CERTIFICATIE EN PERIODIEKE VERIFICATIE |
14. |
VOORLOPIGE CERTIFICATIE |
15. |
VERIFICATIE |
16. |
MODELLEN VAN CERTIFICATEN |
INTERNATIONALE VEILIGHEIDSMANAGEMENTCODE VOOR HET VEILIGE GEBRUIK VAN SCHEPEN EN VOOR VERONTREINIGINGSPREVENTIE (INTERNATIONAL SAFETY MANAGEMENT (ISM) CODE))
DEEL A — IMPLEMENTATIE
1. ALGEMEEN
1.1. Definities
Voor de delen A en B van deze Code gelden de volgende definities.
1.1.1. |
„Internationale veiligheidsmanagementcode (ISM-code)”: de door de Vergadering goedgekeurde internationale veiligheidscode voor de scheepvaart en ter voorkoming van verontreiniging bedoeld, zoals eventueel door de Organisatie gewijzigd. |
1.1.2. |
„Maatschappij”: de eigenaar van het schip of elke andere organisatie of persoon, bijvoorbeeld de manager of de rompbevrachter, die de verantwoordelijkheid voor het gebruik van het schip van de scheepseigenaar heeft overgenomen en er daardoor mee heeft ingestemd alle door de Code voorgeschreven plichten en verantwoordelijkheden op zich te nemen. |
1.1.3. |
„Overheid”: de regering van de staat waarvan het schip de vlag mag voeren. |
1.1.4. |
„Veiligheidsmanagementsysteem” (Safety Management System (SMS)): een gestructureerd en gedocumenteerd systeem dat het maatschappijpersoneel in staat stelt het veiligheids- en milieubeschermingsbeleid van de maatschappij op doeltreffende wijze uit te voeren. |
1.1.5. |
„Conformiteitsdocument”: een document dat wordt afgegeven aan een maatschappij die aan de eisen van deze Code voldoet. |
1.1.6. |
„Veiligheidsmanagementcertificaat”: een voor een schip afgegeven document, waaruit moet blijken dat de werkwijze van de maatschappij en de bedrijfsvoering aan boord in overeenstemming zijn met het goedgekeurde SMS. |
1.1.7. |
„Objectief bewijs”: kwantitatieve of kwalitatieve informatie, aantekeningen of constateringen van feiten met betrekking tot de veiligheid of het bestaan en de uitvoering van een onderdeel van het veiligheidsmanagementsysteem, gebaseerd op verifieerbare waarnemingen, metingen of proeven. |
1.1.8. |
„Opmerking”: vermelding van een tijdens een veiligheidsmanagementaudit geconstateerd feit, dat met objectieve bewijzen kan worden gestaafd. |
1.1.9. |
„Inbreuk”: een geconstateerde situatie waarin objectieve bewijzen erop duiden dat aan een bepaalde eis niet is voldaan. |
1.1.10. |
„Ernstige inbreuk”: een onmiddellijk corrigerend optreden vereisende, aanwijsbare afwijking die een ernstige bedreiging voor de veiligheid van personeel of schip vormt, dan wel een ernstig risico voor het milieu. Hieronder valt ook het ontbreken van een doeltreffende en systematische implementatie van een eis van deze Code. |
1.1.11. |
„Verjaringsdatum”: de met de vervaldatum van het betreffende document of certificaat overeenkomende dag en maand van ieder jaar. |
1.1.12. |
„Verdrag”: Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, als gewijzigd. |
1.2. Doelstellingen
1.2.1. |
De doelstellingen van de Code zijn de veiligheid op zee te verzekeren en te bereiken dat er niemand gewond raakt, dat er geen mensenlevens verloren gaan en dat er geen schade aan het milieu — met name het zeemilieu — en aan eigendommen wordt toegebracht. |
1.2.2. |
Het veiligheidsbeleid van de maatschappij dient onder meer na te streven dat:
|
1.2.3. |
Het veiligheidsbeleidssysteem moet ervoor zorgen:
|
1.3. Toepassing
De eisen van deze Code kunnen op alle schepen worden toegepast.
1.4. Functionele vereisten voor een veiligheidsbeleidssysteem (SMS)
Iedere maatschappij moet een veiligheidsbeleidssysteem (SMS) ontwikkelen, uitvoeren en onderhouden dat de volgende functionele vereisten omvat:
1.4.1. |
een beleid voor veiligheid en milieubescherming; |
1.4.2. |
instructies en procedures die een veilig gebruik van schepen en bescherming van het milieu moeten verzekeren overeenkomstig de desbetreffende internationale wetgeving en die van de vlaggestaat; |
1.4.3. |
duidelijk afgebakende gezagsverhoudingen en communicatiekanalen tussen wal- en boordpersoneel en tussen personeelsleden onderling; |
1.4.4. |
procedures voor het rapporteren van ongevallen en inbreuken op de bepalingen van de Code; |
1.4.5. |
procedures om zich voor te bereiden en te reageren op noodsituaties, en |
1.4.6. |
procedures voor interne audits en beleidsherzieningen. |
2. VEILIGHEIDS- EN MILIEUBESCHERMINGSBELEID
2.1. |
De maatschappij moet een veiligheids- en milieubeschermingsbeleid vaststellen en daarin beschrijven hoe zij de doelstellingen van paragraaf 1.2 zullen bereiken. |
2.2. |
De maatschappij moet erop toezien dat dit beleid op alle administratieve niveaus, zowel aan wal als aan boord, uitgevoerd en gehandhaafd wordt. |
3. VERANTWOORDELIJKHEDEN EN AUTORITEIT VAN DE MAATSCHAPPIJ
3.1. |
Indien de voor het gebruik van het schip verantwoordelijke entiteit niet de eigenaar is, moet de eigenaar de overheid van de volledige naam en alle gegevens betreffende deze entiteit in kennis stellen. |
3.2. |
Van alle personeel dat werkzaamheden in verband met en van invloed op veiligheid en vervuilingspreventie leidt, verricht en controleert dient de maatschappij de verantwoordelijkheden, de gezagsverhoudingen en de onderlinge betrekkingen schriftelijk vast te leggen. |
3.3. |
De maatschappij dient ervoor te zorgen dat de aangewezen persoon of personen voldoende middelen en assistentie vanaf de wal krijgt (krijgen) om zijn of hun functies te kunnen uitoefenen. |
4. AANGEWEZEN PERSOON (PERSONEN)
Ter verzekering van het veilige gebruik van ieder schip en als verbindingsschakel tussen maatschappij en het boordpersoneel, moet iedere maatschappij, naar gelang van het geval, één of meer personen aan de wal aanwijzen die rechtstreeks met de hoogste autoriteit in het bedrijf in contact kan (kunnen) treden. Deze aangewezen persoon (of personen) moet(en) ook verantwoordelijk en bevoegd zijn voor het toezicht op de veiligheids- en vervuilingspreventievereisten van het gebruik van elk schip, en ervoor zorgen dat, indien nodig, voldoende middelen en assistentie vanaf de wal worden ingezet.
5. VERANTWOORDELIJKHEID EN GEZAG VAN DE KAPITEIN
5.1. |
De maatschappij moet duidelijk de verantwoordelijkheden van de kapitein afbakenen en documenteren met betrekking tot:
|
5.2. |
De maatschappij moet ervoor zorgen dat het aan boord van het schip gebruikte SMS een duidelijke verklaring bevat waarin het gezag van de kapitein benadrukt wordt. De maatschappij moet in het SMS vastleggen dat voor alle besluiten met betrekking tot veiligheid en vervuilingspreventie en voor de beslissing de maatschappij, indien nodig, om assistentie te vragen, het hoogste gezag alsmede de verantwoordelijkheid bij de kapitein liggen. |
6. MIDDELEN EN PERSONEEL
6.1. |
De maatschappij moet erop toezien dat de kapitein:
|
6.2. |
De maatschappij moet erop toezien dat elk schip, overeenkomstig nationale en internationale voorschriften, bemand wordt met gekwalificeerde, gediplomeerde en medisch geschikte zeelieden. |
6.3. |
De maatschappij dient er door invoering en handhaving van procedures voor te zorgen dat nieuwe personeelsleden en met nieuwe veiligheids- en milieubeschermingstaken belaste personeelsleden naar behoren met hun taken vertrouwd gemaakt worden. Wanneer het van essentieel belang is dat bepaalde instructies voor het tijdstip van de afvaart gegeven worden, dienen deze, als zodanig genoemd, geregistreerd en metterdaad gegeven te worden. |
6.4. |
De maatschappij dient ervoor te zorgen dat al het bij de uitvoering van het SMS van de maatschappij betrokken personeel voldoende op de hoogte is van de desbetreffende regels, voorschriften, codes en richtlijnen. |
6.5. |
De maatschappij moet procedures vaststellen en handhaven voor het bepalen van de eventuele behoeften aan opleiding ter ondersteuning van het SMS, en moet ervoor zorgen dat alle betrokken personeelsleden deze bijscholing krijgen. |
6.6. |
De maatschappij dient procedures vast te stellen die erin voorzien dat de bemanning relevante informatie over het SMS krijgt in een of meer voor hen begrijpelijke werktalen. |
6.7. |
De maatschappij moet ervoor zorgen dat de bemanningsleden bij de uitvoering van hun met het SMS verband houdende taken doeltreffend met elkaar kunnen communiceren. |
7. UITWERKING VAN PLANNEN VOOR DE WERKZAAMHEDEN AAN BOORD
De maatschappij dient procedures vast te stellen voor het uitwerken van plannen en instructies, in voorkomend geval met inbegrip van checklists, voor essentiële werkzaamheden aan boord in verband met de veiligheid van het schip en ter voorkoming van verontreiniging. De verschillende hiermee verband houdende taken moeten worden omschreven en aan gekwalificeerd personeel worden toegewezen.
8. VOORBEREIDING OP NOODSITUATIES
8.1. |
De maatschappij dient procedures vast te stellen voor het identificeren en omschrijven van en reageren op potentiële noodsituaties aan boord. |
8.2. |
De maatschappij dient programma's vast te stellen voor oefeningen ter voorbereiding op noodsituaties. |
8.3. |
Het SMS dient te voorzien in maatregelen die de maatschappij in staat stellen om te allen tijde te reageren op potentieel gevaarlijke situaties, ongevallen en noodsituaties waarbij schepen van de maatschappij betrokken zijn. |
9. RAPPORTEREN EN ANALYSE VAN INBREUKEN, ONGEVALLEN EN GEVAARLIJKE SITUATIES
9.1. |
Het SMS dient procedures te omvatten voor melding aan de maatschappij, onderzoek en analyse van inbreuken, ongevallen en gevaarlijke situaties, die tot doel hebben de veiligheid en de vervuilingspreventie te verbeteren. |
9.2. |
De maatschappij dient procedures vast te stellen voor de uitvoering van corrigerende maatregelen. |
10. ONDERHOUD VAN SCHIP EN UITRUSTING
10.1. |
De maatschappij dient procedures vast te stellen om ervoor te zorgen dat het schip aan de desbetreffende regels en voorschriften en eventuele door de maatschappij vastgestelde bijkomende eisen blijft beantwoorden. |
10.2. |
Met het oog hierop moet de maatschappij ervoor zorgen:
|
10.3. |
De maatschappij dient in het kader van haar SMS procedures vast te stellen voor aanwijzing van die uitrusting en technische systemen waarvan het uitvallen tot gevaarlijke situaties kan leiden. Het SMS moet voorzien in specifieke maatregelen ter bevordering van de betrouwbaarheid van deze uitrusting en systemen. Deze maatregelen omvatten ook het geregeld testen van reserve-installaties en -uitrusting of van technische systemen die niet permanent in gebruik of bedrijf zijn. |
10.4. |
De in paragraaf 10.2 genoemde inspecties, alsmede de in paragraaf 10.3 genoemde maatregelen, dienen een integrerend onderdeel van de normale onderhoudswerkzaamheden aan boord te vormen. |
11. DOCUMENTATIE
11.1. |
De maatschappij dient procedures vast te stellen en te handhaven voor het controleren van alle documenten en gegevens die relevant zijn voor het SMS. |
11.2. |
De maatschappij moet ervoor zorgen dat:
|
11.3. |
De documenten die voor de beschrijving en uitvoering van het SMS worden gebruikt kunnen het„Handboek voor het Veiligheidsbeleid” vormen. De desbetreffende documentatie dient te worden bewaard in de vorm die door de maatschappij het meest geschikt wordt geacht. Ieder schip dient alle voor dat schip relevante documentatie aan boord te hebben. |
12. VERIFICATIES, EVALUATIE EN HERZIENING DOOR DE MAATSCHAPPIJ
12.1. |
De maatschappij dient interne veiligheidsaudits te houden om na te gaan of de veiligheids- en vervuilingspreventiemaatregelen met het SMS in overeenstemming zijn. |
12.2. |
De maatschappij moet regelmatig de doeltreffendheid van het SMS toetsen en dit, indien nodig, herzien, zulks volgens door de maatschappij vastgestelde procedures. |
12.3. |
De audits en eventuele corrigerende maatregelen moeten volgens schriftelijk vastgelegde procedures worden uitgevoerd. |
12.4. |
Het personeel dat de audits uitvoert mag geen binding hebben met de afdelingen waarop de inspecties betrekking hebben, tenzij dit in de praktijk wegens de omvang en aard van de maatschappij niet mogelijk is. |
12.5. |
De resultaten van de audits en herzieningen dienen onder de aandacht van alle voor de betrokken afdeling verantwoordelijke leidinggevende personen te worden gebracht. |
12.6. |
De voor de betrokken sector verantwoordelijke leidinggevende personen dienen, wanneer tekortkomingen zijn geconstateerd, tijdig corrigerende maatregelen te nemen. |
DEEL B — CERTIFICATIE EN VERIFICATIE
13. CERTIFICATIE EN PERIODIEKE VERIFICATIE
13.1. |
Een schip dient te worden gebruikt door een maatschappij waaraan overeenkomstig paragraaf 14.1 een conformiteitsdocument of een voorlopig conformiteitsdocument is afgegeven met betrekking tot dat schip. |
13.2. |
Het conformiteitsdocument dient door de overheid, een door de overheid erkende organisatie of, op verzoek van de overheid, door een andere verdragsluitende regering aan elke maatschappij die aan de eisen van deze Code voldoet te worden afgegeven voor een door de overheid voorgeschreven periode van ten hoogste vijf jaar. Dit document moet aanvaard worden als bewijs dat de maatschappij in staat is aan de eisen van deze Code te voldoen. |
13.3. |
Het conformiteitsdocument geldt alleen voor de vaartuigtypen die expliciet in het document worden vermeld. Deze vermelding moet gebaseerd zijn op de vaartuigtypen waarop de eerste verificatie gebaseerd was. Toevoeging van andere typen vaartuigen wordt pas mogelijk, nadat is geverifieerd dat de maatschappij in staat is te voldoen aan de voor deze vaartuigtypen geldende eisen van de Code. Vaartuigtypen zijn in dit verband de typen vaartuigen als bedoeld in hoofdstuk IX, voorschrift 1, van het Verdrag. |
13.4. |
De geldigheid van een conformiteitsdocument moet jaarlijks geverifieerd worden door de overheid, door een door de overheid erkende organisatie of, op verzoek van de overheid, door een andere verdragsluitende regering binnen drie maanden vóór of na de verjaringsdatum. |
13.5. Het conformiteitsdocument moet door de overheid, of op haar verzoek, door de verdragsluitende regering die het document heeft afgegeven, worden ingetrokken, wanneer niet om de in paragraaf 13.4 voorgeschreven jaarlijkse verificatie wordt gevraagd, of indien er bewijzen zijn van ernstige inbreuken op de Code.
13.5.1. |
Alle bijbehorende veiligheidsmanagementcertificaten en/of voorlopige veiligheidsmanagementcertificaten moeten samen met het conformiteitsdocument worden ingetrokken. |
13.6. |
Er moet zich een afschrift van het conformiteitsdocument aan boord van het schip bevinden, zodat de kapitein dit, indien hem daarom wordt gevraagd door de overheid of door een door de overheid erkende organisatie, dan wel in verband met de in hoofdstuk IX, voorschrift 6, lid 2, van het Verdrag bedoelde controle, ter verificatie kan overleggen. Het afschrift van het document behoeft niet te worden gewaarmerkt of gecertificeerd. |
13.7. |
Het veiligheidsmanagementcertificaat moet voor een schip voor een periode van ten hoogste vijf jaar worden afgegeven door de overheid, een door de overheid erkende organisatie of, op verzoek van de overheid, door een andere verdragsluitende regering aan elke maatschappij die aan de eisen van deze Code voldoet. Bij de afgifte van dit certificaat dient de overheid zich ervan te vergewissen dat het gebruik door de maatschappij en het management aan boord van het schip in overeenstemming is met het goedgekeurde SMS. Het certificaat moet worden aanvaard als bewijs dat het schip voldoet aan de eisen van deze Code. |
13.8. |
De geldigheid van het veiligheidsmanagementcertificaat moet minstens éénmaal tussentijds geverifieerd worden door de overheid, door een door de overheid erkende organisatie of, op verzoek van de overheid, door een andere verdragsluitende regering. Indien er slechts één tussentijdse verificatie moet worden verricht en het veiligheidsmanagementcertificaat vijf jaar geldig is, moet deze verificatie plaatsvinden in de tijd tussen de tweede en de derde verjaringsdatum van het veiligheidsmanagementcertificaat. |
13.9. |
Onverminderd het bepaalde in paragraaf 13.5.1, moet het veiligheidsmanagementcertificaat ook worden ingetrokken door de overheid of, op verzoek van de overheid, door de verdragsluitende regering die het heeft afgegeven, wanneer niet om de in paragraaf 13.8 voorgeschreven tussentijdse verificatie gevraagd wordt, of er bewijs is van een ernstige inbreuk op deze Code. |
13.10. |
Onverminderd het bepaalde in de paragrafen 13.2 en 13.7, is het nieuwe conformiteitsdocument of veiligheidsmanagementcertificaat, wanneer de hernieuwde verificatie minder dan drie maanden vóór de vervaldag van het bestaande conformiteitsdocument of veiligheidsmanagementcertificaat wordt voltooid, geldig vanaf de datum van voltooiing van de hernieuwde verificatie voor een periode van ten hoogste vijf jaar vanaf de vervaldag van het bestaande conformiteitsdocument of veiligheidsmanagementcertificaat. |
13.11. |
Wanneer de hernieuwde verificatie meer dan drie maanden vóór de vervaldag van het bestaande conformiteitsdocument of veiligheidsmanagementcertificaat wordt voltooid, is het nieuwe conformiteitsdocument of veiligheidsmanagementcertificaat geldig vanaf de datum van voltooiing van de hernieuwde verificatie voor een periode van ten hoogste vijf jaar vanaf de datum van voltooiing van de hernieuwde verificatie. |
14. VOORLOPIGE CERTIFICATIE
14.1. |
Er mag een voorlopig conformiteitsdocument worden afgegeven om het begin van de implementatie van deze Code gemakkelijker te maken, wanneer:
|
14.2. |
Een voorlopig veiligheidsmanagementcertificaat mag worden afgegeven:
Een veiligheidsmanagementcertificaat mag voor ten hoogste zes maanden worden afgegeven door de overheid, een door de overheid erkende organisatie of, op verzoek van de overheid, door een andere verdragsluitende regering. |
14.3. |
Een overheid of, op verzoek van de overheid, een andere verdragsluitende regering mag in bijzondere gevallen de geldigheid van een voorlopig veiligheidsmanagementcertificaat met ten hoogste 6 maanden na de vervaldatum verlengen. |
14.4. |
Een voorlopig veiligheidsmanagementcertificaat mag worden afgegeven, nadat is geverifieerd dat:
|
15. VERIFICATIE
15.1. |
Alle door deze Code voorgeschreven verificaties moeten worden verricht volgens procedures die acceptabel zijn voor de overheid, rekening houdende met de door de Organisatie opgestelde richtlijnen (1). |
16. MODELLEN VAN CERTIFICATEN
16.1. |
De vorm van het conformiteitsdocument, het veiligheidsmanagementcertificaat, het voorlopig conformiteitsdocument en het voorlopig veiligheidsmanagementcertificaat moet overeenkomen met de modellen in het aanhangsel bij deze Code. Indien een andere taal dan het Engels of het Frans wordt gebruikt, dient de tekst vergezeld te gaan van een vertaling in een van deze talen. |
16.2. |
Behalve het bepaalde in paragraaf 13.3, mogen in het conformiteitsdocument en het voorlopig conformiteitsdocument bij de vaartuigtypen ook de eventuele in het SMS beschreven gebruiksbeperkingen voor die vaartuigtypen worden vermeld. |
(1) Zie de richtlijnen voor de implementatie van de internationale veiligheidsmanagementcode (ISM-code) door de overheid, door de Organisatie aangenomen bij Resolutie A. 913(22).
Aanhangsel
BIJLAGE II
BEPALINGEN VOOR DE OVERHEID BETREFFENDE DE IMPLEMENTATIE VAN DE INTERNATIONALE VEILIGHEIDSMANAGEMENTCODE (ISM-CODE)
DEEL A ALGEMENE BEPALINGEN
DEEL B CERTIFICATIE EN NORMEN
2. |
CERTIFICATIEPROCEDURE |
3. |
KWALITEIT VAN HET MANAGEMENT |
4. |
VEREISTE BEKWAAMHEID |
5. |
MODELLEN VAN HET CONFORMITEITSDOCUMENT EN HET VEILIGHEIDSMANAGEMENTCERTIFICAAT |
DEEL A — ALGEMENE BEPALINGEN
1.1. |
Bij de uitvoering van de door de ISM-code voor de onder deze verordening vallende schepen voorgeschreven verificatie- en certificatietaken voldoen de lidstaten aan de eisen en normen van deel B van deze titel. |
1.2. |
Voorts houden de lidstaten naar behoren rekening met de bepalingen van de gewijzigde richtlijnen betreffende de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode (ISM-code) door overheden, als aangenomen door de IMO bij Resolutie A.913 (22) van 29 november 2001, voorzover zij niet onder deel B van deze titel vallen. |
DEEL B — CERTIFICATIE EN NORMEN
2. CERTIFICATIEPROCEDURE
2.1. |
Bij de certificatieprocedure met betrekking tot de afgifte van een conformiteitsdocument aan een maatschappij en van een veiligheidsmanagementcertificaat voor ieder schip wordt met onderstaande bepalingen rekening gehouden. |
2.2. |
De certificatieprocedure bestaat normalerwijze uit de volgende etappes:
Deze verificaties vinden plaats wanneer de maatschappij dit vraagt aan de overheid of aan de namens de overheid optredende erkende organisatie. |
2.3. |
Bij deze verificaties vindt ook een veiligheidsmanagementaudit plaats. |
2.4. |
Voor de uitvoering van deze audit worden een hoofdauditor en, indien relevant, een team van auditors aangewezen. |
2.5. |
De aangewezen hoofdauditor stelt in overleg met de maatschappij een auditplan op. |
2.6. |
Een auditrapport wordt opgesteld onder toezicht van de hoofdauditor, die verantwoordelijk is voor de correctheid en volledigheid van dat rapport. |
2.7. |
Het auditrapport omvat het auditplan, de gegevens betreffende de leden van het auditteam, data en gegevens betreffende de maatschappij, verslagen van eventuele opmerkingen en geconstateerde inbreuken, alsmede opmerkingen over de mate waarin het veiligheidsbeleidssysteem aan de gestelde doelen beantwoordt. |
3. KWALITEIT VAN HET MANAGEMENT
3.1. |
De auditors of het team van auditors die (dat) de naleving van de ISM-code moeten (moet) verifiëren, zijn (is) bevoegd op de volgende punten:
|
3.2. |
Bij de verificatie van de naleving van de eisen van de ISM-code moet ervoor worden gezorgd dat er geen bindingen zijn tussen het advies-personeel en degenen die bij de certificatieprocedure zijn betrokken. |
4. VEREISTE BEKWAAMHEID
4.1. Minimaal vereiste bekwaamheid voor het verrichten van verificatie
4.1.1. |
Het met de verificatie van de naleving van de eisen van de ISM-code te belasten personeel moet voldoen aan de minimumeisen voor inspecteurs van punt 2 van bijlage VII bij Richtlijn 95/21/EG van de Raad. |
4.1.2. |
Dit personeel moet door zijn opleiding over voldoende bekwaamheid en vaardigheden beschikken om de naleving van de eisen van de ISM-code te kunnen verifiëren, met name waar het gaat om:
|
4.2. Bekwaamheid voor het verrichten van eerste verificaties en hernieuwde verificaties
4.2.1. |
Om ten volle te kunnen beoordelen of de maatschappij, respectievelijk ieder type schip aan de eisen van de ISM-code voldoet, moet het personeel dat met het oog op de afgifte van een conformiteitsdocument en een veiligheidsmanagementcertificaat een eerste of hernieuwde verificatie moet uitvoeren, niet alleen over bovengenoemde minimumbekwaamheden beschikken, maar ook in staat zijn om:
|
4.2.2. |
Aan deze bekwaamheidseisen kan worden voldaan door teams die tezamen alle vereiste bekwaamheden bezitten. |
5. MODELLEN VAN CONFORMITEITSDOCUMENTEN EN VEILIGHEIDSMANAGEMENTCERTIFICATEN
Voor slechts één lidstaat varende schepen gebruiken de lidstaten de formulieren van de ISM-code of onderstaande formulieren van het conformiteitsdocument, het veiligheidsmanagementcertificaat, het voorlopig conformiteitsdocument en het voorlopig veiligheidsmanagementcertificaat.
In geval van een afwijking krachtens artikel 7, lid 1, en, indien van toepassing, lid 2, wordt een ander certificaat afgegeven waarop duidelijk vermeld staat dat een afwijking krachtens artikel 7, lid 1, en, indien van toepassing, lid 2, is toegestaan en staat aangegeven welke gebruiksbeperkingen van toepassing zijn.
MOTIVERING VAN DE RAAD
I. INLEIDING
In het kader van de medebeslissingsprocedure (art. 251 VEG) heeft de Raad op 9 december 2004 een politiek akkoord bereikt over de ontwerp-verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode (ISM-code) in de Gemeenschap (1). Na bijwerking door de juristen-vertalers heeft de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt op 18 juli 2005 vastgesteld.
Het Europees Parlement heeft er in zijn advies in eerste lezing van 10 maart 2004 mee ingestemd het Commissievoorstel zonder amendementen goed te keuren (2). Bij het bepalen van zijn standpunt heeft de Raad rekening gehouden met het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3) (4).
Deze verordening strekt tot vervanging en verruiming van Verordening (EG) nr. 3051/95 van de Raad teneinde het veiligheidsmanagement, de veilige exploitatie en de verontreinigingspreventie van schepen te verbeteren. De bepalingen van de ISM-code moeten van toepassing zijn op alle voor internationale of binnenlandse reizen gebruikte schepen die onder de vlag van een lidstaat varen en op alle onder het toepassingsgebied van het SOLAS-Verdrag vallende schepen die uitsluitend voor binnenlandse reizen worden gebruikt of lijndiensten onderhouden tussen havens van de lidstaten.
II. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT
De Internationale Maritieme Organisatie (IMO) heeft in 1993 de Internationale Veiligheidsmanagementcode voor de veilige exploitatie van schepen en ter voorkoming van verontreiniging, de zogenoemde ISM-code, als onderdeel van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS) aangenomen ter bevordering van de ontwikkeling van een algemene veiligheidscultuur en milieubewustzijn bij bemanningen en rederijen. De code bevat richtsnoeren voor het management en de exploitatie van schepen door hun respectieve rederijen.
Naar aanleiding van het tragische ongeval met de Estonia heeft de Gemeenschap de implementatie van deze ISM-code vervroegd met de aanneming van Verordening (EG) nr. 3051/95, die van toepassing is op ro-ro-passagiersveerboten die voor internationale en binnenlandse reizen binnen de Gemeenschap worden gebruikt.
De Raad steunt het beginsel dat is neergelegd in het in december 2003 ingediende Commissievoorstel om Verordening (EG) nr. 3051/95 te vervangen door een nieuwe tekst waarbij alle rederijen en schepen die onder hoofdstuk IX van het SOLAS-Verdrag vallen, worden verplicht de ISM-code toe te passen, mede in aanmerking nemend dat de code internationaal gezien in 2002 verplicht is geworden. Hij deelt de visie dat de nieuwe verordening een correcte, strikte en geharmoniseerde implementatie van de code in alle lidstaten zal bevorderen.
Teneinde de internationale bepalingen op passende wijze weer te geven, achtte de Raad het noodzakelijk verder te gaan dan het Commissievoorstel, als hierna aangegeven.
De Raad is het erover eens dat, bij wijze van logische verdere stap, de verordening ook moet gelden voor voor binnenlandse reizen gebruikte schepen die onder de vlag van een lidstaat varen en schepen, ongeacht de vlag waaronder zij varen, die uitsluitend voor binnenlandse reizen worden gebruikt of lijndiensten onderhouden tussen havens van de lidstaten. Uit proportionaliteitsoverwegingen worden andere passagiersschepen dan ro-ro-passagiersschepen die minder dan vijf mijl buiten de kust varen, alsmede — conform de ISM-code — vrachtschepen en mobiele offshore booreenheden met een brutotonnage van minder dan 500 ton uitgesloten van de werkingssfeer.
Met het oog op duidelijke en precieze wetgeving zijn de definities aangevuld en, in voorkomend geval, aangepast aan de bestaande internationale instrumenten, rekening houdend met hogesnelheidsvaartuigen, onderwaterpassagiersvaartuigen, ro-ro-passagiersveerboten en mobiele offshore booreenheden alsook met bijzonderheden in verband met het meten van de brutotonnage.
De Raad is van mening dat de communautaire wetgeving ter uitvoering van internationale rechtsinstrumenten zoveel mogelijk aan die instrumenten moet worden aangepast. Aldus stemmen de bepalingen inzake geldigheid van de documenten die aan schepen en hun rederijen moeten worden afgegeven (conformiteitsdocument, voorlopig conformiteitsdocument, veiligheidsmanagementcertificaat en voorlopig veiligheidsmanagementcertificaat) overeen met die van de ISM-code, waarbij wordt voorzien in een geldigheidsperiode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van afgifte.
Ingevolge het beginsel van eerbiediging van de ISM-code worden deze documenten door de lidstaten aanvaard indien zij zijn afgegeven door de overheid van een lidstaat of een namens haar optredende, krachtens Richtlijn 94/57/EG erkende organisatie, of indien zij zijn afgegeven door of namens de overheid van derde landen. In dit laatste geval controleren de lidstaten, wat schepen betreft die lijndiensten onderhouden, met passende middelen of deze documenten aan de ISM-code voldoen.
De Raad is van mening dat er door de uitbreiding van de werkingssfeer van de verordening tot binnenlandse reizen, rekening mee moet worden gehouden dat de situatie van lidstaat tot lidstaat kan verschillen. De verordening voorziet daarom in een eventuele afwijkende regeling ingeval een lidstaat van oordeel is dat reders zich in de praktijk moeilijk kunnen houden aan bepaalde paragrafen van de ISM-code voor bepaalde schepen of categorieën schepen welke uitsluitend voor binnenlandse reizen in die lidstaat worden gebruikt. Uit hoofde van deze afwijkingsprocedure legt de betrokken lidstaat maatregelen op waarmee de doelstellingen van de code in dezelfde mate worden verwezenlijkt, stelt hij de Commissie in kennis van de afwijking en van de voorgenomen maatregelen en maakt hij de vastgestelde maatregelen bekend. Bijgevolg wordt in geval van een afwijking aan het schip en de rederij een certificaat afgegeven dat verschilt van de modellen in bijlage I of II van de verordening, waarop duidelijk vermeld staat dat een afwijking krachtens de verordening is toegestaan en welke exploitatiebeperkingen van toepassing zijn.
Ten slotte bevat het gemeenschappelijk standpunt een aantal voornamelijk technische wijzigingen, die nodig zijn om de nieuwe tekst in overeenstemming te brengen met de bestaande communautaire wetgeving.
(1) De Commissie heeft haar voorstel ingediend op 11 december 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Doc. 7031/04 CODEC 317 MAR 34 ENV 133 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB C 302 van 7.12.2004, blz. 20.
(4) Het Comité van de Regio's heeft geen advies uitgebracht.