25.10.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 264/18


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 31/2005

door de Raad vastgesteld op 18 juli 2005

met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. /2005 van het Europees Parlement en de Raad van … betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Århus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen

(2005/C 264 E/02)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De communautaire milieuwetgeving beoogt onder meer bij te dragen tot het behoud, de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu en de bescherming van de menselijke gezondheid.

(2)

Het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (3) legt de nadruk op het belang van het verstrekken van adequate milieu-informatie en het bieden van reële mogelijkheden tot inspraak in de besluitvorming op milieugebied, zodat de verantwoordingsplicht voor en transparantie van de besluitvorming worden vergroot en een bijdrage wordt geleverd tot de bewustmaking van en steun voor de genomen besluiten. Voorts spoort het, net als de voorgaande milieuactieprogramma's (4), aan tot een effectievere uitvoering en toepassing van de communautaire wetgeving betreffende milieubescherming, met inbegrip van de handhaving van de communautaire regelgeving en het optreden tegen inbreuken op de communautaire milieuwetgeving.

(3)

De Gemeenschap heeft op 25 juni 1998 het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de VN/ECE (hierna „het Verdrag van Århus” genoemd) ondertekend. De Gemeenschap heeft het Verdrag van Århus op 17 februari 2005 goedgekeurd. De bepalingen van het Gemeenschapsrecht dienen met dat verdrag in overeenstemming te zijn.

(4)

De Gemeenschap heeft reeds wetgeving aangenomen, deze evolueert en draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag van Århus. Er dienen voorzieningen te worden getroffen om de eisen van het verdrag van toepassing te maken op de communautaire instellingen en organen.

(5)

Het is passend om de drie pijlers van het Verdrag van Århus, te weten toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, via één wetgevingsbesluit te regelen en gemeenschappelijke bepalingen inzake doelstellingen en definities vast te stellen. Dit draagt bij tot een stroomlijning van de wetgeving en meer transparantie van de uitvoeringsmaatregelen die met betrekking tot de communautaire instellingen en organen worden genomen.

(6)

In beginsel gelden de krachtens de drie pijlers van het Verdrag van Århus gewaarborgde rechten zonder onderscheid op basis van staatsburgerschap, nationaliteit of woonplaats.

(7)

Het Verdrag van Århus geeft een ruime omschrijving van „overheidsinstanties” omdat de basisidee is dat overal waar openbaar gezag wordt uitgeoefend, rechten dienen te gelden voor individuele personen en hun organisaties. Het is derhalve noodzakelijk de communautaire instellingen en organen die onder deze verordening vallen, op eenzelfde ruime en functionele manier te definiëren. Overeenkomstig het Verdrag van Århus kunnen communautaire instellingen en organen van het toepassingsgebied van het verdrag worden uitgesloten wanneer zij in een rechterlijke of wetgevende hoedanigheid optreden. Ter wille van de samenhang met Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (5), zijn de bepalingen inzake toegang tot milieu-informatie evenwel van toepassing op communautaire instellingen en organen wanneer zij in een wetgevende hoedanigheid optreden.

(8)

De definitie van milieu-informatie in deze verordening omvat informatie in ongeacht welke vorm over de toestand van het milieu. Deze definitie, die afgestemd is op die van Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie (6), heeft dezelfde inhoud als de definitie die in het Verdrag van AaÅrhus wordt gehanteerd. De definitie van „document” in Verordening (EG) nr. 1049/2001 omvat ook milieu-informatie als omschreven in de onderhavige verordening.

(9)

Het is passend dat in deze verordening een definitie wordt gegeven van „plannen en programma's” die rekening houdt met de bepalingen van het Verdrag van Århus, die ook strookt met de aanpak die ten aanzien van de verplichtingen van de lidstaten krachtens de vigerende EG-wetgeving wordt gehanteerd. Bij de definitie van „plannen en programma's betreffende het milieu” moet rekening worden gehouden met hun bijdrage tot, of vermoedelijk significant effect op, het bereiken van de doelstellingen van het communautaire milieubeleid. Het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap stelt de doelstellingen van het communautaire milieubeleid en de acties die voor het bereiken van die doelstellingen worden gepland, vast voor de periode van 10 jaar die ingaat op 22 juli 2002. Na het verstrijken van deze periode dient een volgend milieuactieprogramma te worden vastgesteld.

(10)

Aangezien het milieurecht aan voortdurende evolutie onderhevig is, dient in de definitie van „milieurecht” te worden verwezen naar de doelstellingen van het communautaire milieubeleid die in het Verdrag zijn uiteengezet.

(11)

Administratieve handelingen van individuele strekking die juridisch bindende en externe werking hebben, moeten aan een interne herziening kunnen worden onderworpen. Eenzelfde regeling dient te gelden voor nalatigheden in gevallen waarin krachtens het milieurecht een verplichting tot het stellen van een administratieve handeling bestaat. Aangezien besluiten die worden genomen door een communautaire instelling of een communautair orgaan, optredend in een rechterlijke of wetgevende hoedanigheid, kunnen worden uitgesloten, dient hetzelfde te gelden voor andere onderzoekprocedures waarbij de communautaire instelling of het communautaire orgaan uit hoofde van bepalingen van het Verdrag als administratief toezichtsorgaan optreedt.

(12)

Het Verdrag van Århus schrijft voor dat het publiek toegang wordt verleend tot milieu-informatie, hetzij op verzoek, hetzij door de actieve verspreiding van informatie door de autoriteiten waarop het verdrag van toepassing is. Verordening (EG) nr. 1049/2001 is van toepassing op het Europees Parlement, de Raad en de Commissie alsmede op bij communautair besluit ingestelde agentschappen en soortgelijke organen. Zij stelt ten aanzien van deze instellingen regels vast die grotendeels in overeenstemming zijn met de regels van het Verdrag van Århus. Het is noodzakelijk het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1049/2001 uit te breiden tot alle andere communautaire instellingen en organen.

(13)

Waar het Verdrag van Århus bepalingen bevat die niet of slechts gedeeltelijk voorkomen in Verordening (EG) nr. 1049/2001, is het nodig hierin te voorzien, met name ten aanzien van de verzameling en verspreiding van milieu-informatie.

(14)

Milieu-informatie van goede kwaliteit is essentieel, wil het recht van het publiek op toegang tot milieu-informatie daadwerkelijk kunnen worden uitgeoefend. Daarom is het passend regels in te voeren die de communautaire instellingen en organen ertoe verplichten die kwaliteit te waarborgen.

(15)

Waar Verordening (EG) nr. 1049/2001 in uitzonderingen voorziet, dienen deze van overeenkomstige toepassing te zijn op verzoeken om toegang tot milieu-informatie uit hoofde van de onderhavige verordening. De gronden voor weigering met betrekking tot de toegang tot milieu-informatie moeten in beperkende zin worden uitgelegd, waarbij rekening wordt gehouden met het met de openbaarmaking gediende openbaar belang, alsmede met de vraag of de gevraagde informatie betrekking heeft op emissies in het milieu. De woorden „commerciële belangen” hebben betrekking op overeenkomsten ter bescherming van geheime informatie welke zijn gesloten door instellingen of organen die optreden in de hoedanigheid van bankinstelling.

(16)

Bij Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 tot oprichting van een netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Europese Gemeenschap (7) is reeds een de gehele Gemeenschap bestrijkend netwerk ingesteld ter bevordering van samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten, met bijstand van de Commissie, met het oog op de verbetering van de preventie en beheersing van een aantal overdraagbare ziekten in de Gemeenschap. Besluit nr. 1786/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 (8) voorziet in een communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid dat een aanvulling vormt op het beleid van de lidstaten. Een aantal elementen van dit programma, zoals de verbetering van kennis en informatie voor de ontwikkeling van de volksgezondheid en een versterking van de mogelijkheden om snel en op gecoördineerde wijze te reageren op bedreigingen voor de volksgezondheid, zijn doelstellingen die eveneens volledig in overeenstemming zijn met de eisen van het Verdrag van Århus. De onderhavige verordening laat Beschikking nr. 2119/98/EG en Besluit nr. 1786/2002/EG derhalve onverlet.

(17)

Het Verdrag van Århus schrijft voor dat de partijen voorzieningen treffen voor inspraak voor het publiek gedurende de voorbereiding van plannen en programma's betrekking hebbende op het milieu. Deze voorzieningen moeten redelijke termijnen bevatten voor het informeren van het publiek over de milieubesluitvorming in kwestie. Wil inspraak doeltreffend zijn, dan moet zij in een vroeg stadium plaatsvinden wanneer alle opties open zijn. Communautaire instellingen en organen dienen, wanneer zij bepalingen inzake inspraak voor het publiek vaststellen, het publiek aan te wijzen dat inspraak heeft.

(18)

Artikel 9, lid 3, van het Verdrag van Århus voorziet in toegang tot rechterlijke of andere herzieningsprocedures om handelingen en nalatigheden van particulieren en overheidsinstanties te betwisten die strijdig zijn met bepalingen van het milieurecht. Er moeten bepalingen inzake toegang tot de rechter worden ingevoerd op een wijze die verenigbaar is met het EG-Verdrag. In dit verband is het passend dat in deze verordening alleen handelingen en nalatigheden van overheidsinstanties aan de orde zijn.

(19)

Om adequate en effectieve rechtsmiddelen te verzekeren, met inbegrip van die voor het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen uit hoofde van de desbetreffende bepalingen van het EG-Verdrag, is het passend dat de communautaire instelling of het communautaire orgaan aan de bron van de aan te vechten handeling of die/dat, in geval van een vermeende administratieve nalatigheid, nagelaten heeft te handelen, de gelegenheid krijgt haar/zijn vroegere beslissing te herroepen, dan wel te handelen, in geval van een nalatigheid.

(20)

Niet-gouvernementele organisaties die actief zijn op het gebied van milieubescherming en die aan bepaalde criteria voldoen welke met name garanderen dat zij onafhankelijke organisaties zijn wier hoofddoelstelling het bevorderen van de milieubescherming is, moeten gerechtigd zijn om op communautair niveau een verzoek tot interne herziening in te dienen, met het oog op de heroverweging door de communautaire instelling of het communautair orgaan in kwestie van besluiten die zijn genomen met betrekking tot het milieurecht, alsmede van het nalaten van een dergelijke instelling of een dergelijk orgaan om een besluit met betrekking tot het milieurecht te nemen.

(21)

Wanneer het voorafgaand verzoek tot interne herziening geen resultaat oplevert, mogen de betrokken niet-gouvernementele organisaties een procedure voor het Hof van Justitie inleiden overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Verdrag.

(22)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn erkend en die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn weergegeven, met name in artikel 37,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel

1.   Doel van deze verordening is het leveren van een bijdrage aan de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de VN/ECE, hierna het Verdrag van Århus genoemd, middels het vaststellen van regels voor de toepassing van het Verdrag van Århus op de communautaire instellingen en organen, met name door:

a)

recht van toegang te garanderen tot milieu-informatie die door communautaire instellingen of organen is ontvangen of opgesteld en die bij hen berust, en de voorwaarden, grondregels en praktische regelingen voor de uitoefening van dat recht vast te stellen;

b)

ervoor te zorgen dat milieu-informatie geleidelijk beschikbaar wordt gesteld en onder het publiek wordt verspreid, om te bereiken dat deze milieu-informatie op de breedst mogelijke basis systematisch ter beschikking komt van en verspreid wordt onder het publiek. Daartoe zal in het bijzonder het gebruik van telecommunicatie via de computer en/of elektronische technologie, indien beschikbaar, worden bevorderd;

c)

te voorzien in inspraak voor het publiek ten aanzien van plannen en programma's betreffende het milieu;

d)

op communautair niveau toegang tot de rechter te verlenen in milieuaangelegenheden, overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde voorwaarden.

2.   Bij de toepassing van deze verordening trachten de communautaire instellingen en organen het publiek zo goed mogelijk van advies te dienen en bij te staan ten aanzien van de toegang tot informatie, de inspraak bij de besluitvorming en de toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden.

Artikel 2

Definities

1.   In deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„aanvrager”: elke natuurlijke of rechtspersoon die om milieu-informatie verzoekt;

b)

„publiek”: een of meer natuurlijke of rechtspersonen en verenigingen, organisaties of groepen van dergelijke personen;

c)

„communautaire instelling of communautair orgaan”: alle openbare instellingen, organen, bureaus of agentschappen die krachtens of op basis van het Verdrag zijn ingesteld, uitgezonderd wanneer zij in een rechterlijke of wetgevende hoedanigheid optreden. De bepalingen van Titel II zijn evenwel van toepassing wanneer de communautaire instelling of het communautaire orgaan in een wetgevende hoedanigheid optreedt;

d)

„milieu-informatie”: alle informatie in geschreven, visuele, auditieve, elektronische of enige andere materiële vorm over:

i)

de toestand van elementen van het milieu, zoals lucht en atmosfeer, water, bodem, land, landschap en natuurgebieden met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, biologische diversiteit en haar componenten, met inbegrip van genetisch gemodificeerde organismen, en de interactie tussen deze elementen;

ii)

factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen in het milieu die de onder i) bedoelde elementen van het milieu aantasten of waarschijnlijk aantasten;

iii)

maatregelen (met inbegrip van bestuurlijke maatregelen), zoals beleidslijnen, wetgeving, plannen, programma's, milieuovereenkomsten en activiteiten die op de onder i) en ii) bedoelde elementen en factoren van het milieu een uitwerking hebben of kunnen hebben, alsmede maatregelen of activiteiten ter bescherming van die elementen;

iv)

verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving;

v)

kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de onder iii) bedoelde maatregelen en activiteiten, en

vi)

de toestand van de menselijke gezondheid en veiligheid, met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, indien van toepassing, de menselijke levensomstandigheden, cultureel waardevolle gebieden en bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder i) bedoelde toestand van elementen van het milieu of, via die elementen, door eender welke van de zaken vermeld onder ii) of iii);

e)

„plannen en programma's betreffende het milieu”: plannen en programma's:

i)

die door een communautaire instelling of communautair orgaan worden voorbereid en, indien van toepassing, aangenomen;

ii)

die krachtens wetgevende, regelgevende of bestuurlijke bepalingen vereist zijn, en

iii)

die bijdragen tot, of significante gevolgen kunnen hebben voor, het bereiken van de doelstellingen van het communautaire milieubeleid zoals vastgesteld bij het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap of enig later algemeen milieuactieprogramma.

Algemene milieuactieprogramma's worden eveneens als plannen en programma's betreffende het milieu aangemerkt.

Deze definitie bestrijkt niet financierings-, bank- of begrotingsplannen en -programma's, meer bepaald de plannen en programma's die betrekking hebben op de voorgestelde jaarlijkse begrotingen of die aangeven hoe bepaalde projecten of activiteiten gefinancierd moeten worden, interne werkprogramma's van een communautaire instelling of communautair orgaan, en noodplannen en -programma's met als enig doel civiele bescherming;

f)

„milieurecht”: communautaire wetgeving die, ongeacht de rechtsgrond, bijdraagt tot het nastreven van de doelstellingen van het communautaire milieubeleid volgens het Verdrag: behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, bescherming van de gezondheid van de mens, behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen;

g)

„administratieve handeling”: elke onder het milieurecht vallende en door een communautaire instelling of communautair orgaan genomen maatregel van een individuele strekking die juridisch bindende en externe werking heeft;

h)

„administratieve nalatigheid”: elk geval waarbij een communautaire instelling of communautair orgaan verzuimt een administratieve handeling als omschreven onder g) te stellen.

2.   Administratieve handelingen en administratieve nalatigheden omvatten niet de maatregelen of nalatigheden van een communautaire instelling of communautair orgaan optredend in de hoedanigheid van administratief toezichtsorgaan, bijvoorbeeld in het kader van:

a)

de artikelen 81, 82, 86 en 87 van het Verdrag (regels betreffende de mededinging);

b)

de artikelen 226 en 228 van het Verdrag (inbreukprocedure);

c)

artikel 195 van het Verdrag (optreden van de ombudsman);

d)

artikel 280 van het Verdrag (optreden van het Europees Bureau voor fraudebestrijding).

TITEL II

TOEGANG TOT MILIEU-INFORMATIE

Artikel 3

Toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001

Verordening (EG) nr. 1049/2001 is van toepassing op ieder verzoek van een aanvrager om toegang tot milieu-informatie waarover communautaire instellingen en organen beschikken, zonder onderscheid op basis van staatsburgerschap, nationaliteit of woonplaats en, in het geval van een rechtspersoon, zonder discriminatie op grond van de plaats van de statutaire zetel of een feitelijk middelpunt van de activiteiten.

Voor de toepassing van deze verordening wordt „instelling” in Verordening (EG) nr. 1049/2001 gelezen als „communautaire instelling of communautair orgaan”.

Artikel 4

Verzameling en verspreiding van milieu-informatie

1.   De communautaire instellingen en organen ordenen de milieu-informatie die voor hun functies relevant is en waarover zij beschikken, met het oog op de actieve en systematische verspreiding ervan onder het publiek, in het bijzonder door middel van computertelecommunicatie- en/of elektronische technologie overeenkomstig artikel 11, leden 1 en 2, en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1049/2001. Zij zorgen ervoor dat deze milieu-informatie geleidelijk beschikbaar komt in elektronische gegevensbanken die voor het publiek makkelijk toegankelijk zijn via openbare telecommunicatienetwerken. Te dien einde brengen zij de milieu-informatie die bij hen berust onder in gegevensbanken en voorzien deze van zoekfuncties en andere vormen van programmatuur die het publiek kunnen helpen om de informatie die het verlangt, op te sporen.

De door middel van computertelecommunicatie en/of elektronische technologie beschikbaar gestelde informatie behoeft geen informatie te omvatten die vóór de inwerkingtreding van deze verordening is verzameld, tenzij deze reeds in elektronische vorm beschikbaar is.

De communautaire instellingen en organen leveren alle redelijke inspanningen om milieu-informatie waarover zij beschikken, te bewaren in vormen of formaten die gemakkelijk reproduceerbaar zijn en toegankelijk zijn via computertelecommunicatiemiddelen of andere elektronische middelen.

2.   De milieu-informatie die toegankelijk wordt gemaakt en wordt verspreid wordt op passende wijze bijgewerkt. Naast de in artikel 12, leden 2 en 3, en artikel 13, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vermelde documenten dienen de gegevensbanken of registers de volgende informatie te bevatten:

a)

teksten van internationale verdragen, conventies of overeenkomsten en van communautaire wetgeving inzake of in verband met het milieu en van beleidsmaatregelen, plannen en programma's betreffende het milieu;

b)

voortgangsrapporten over de uitvoering van de onder a) genoemde onderwerpen, indien deze door communautaire instellingen of organen worden opgesteld of in elektronische vorm bewaard;

c)

rapporten over de toestand van het milieu zoals bedoeld in lid 4;

d)

gegevens of samenvattingen van gegevens afkomstig van de monitoring van activiteiten die voor het milieu gevolgen hebben of waarschijnlijk zullen hebben;

e)

vergunningen die belangrijke gevolgen hebben voor het milieu, alsmede milieuovereenkomsten of een verwijzing naar de plaats waar die informatie kan worden opgevraagd of gevonden;

f)

milieu-effectstudies en risico-beoordelingen met betrekking tot milieuelementen of een verwijzing naar de plaats waar die informatie kan worden opgevraagd of gevonden.

3.   Waar passend kunnen de communautaire instellingen en organen aan de voorschriften van de leden 1 en 2 voldoen door links te creëren naar internetsites waar de informatie kan worden gevonden.

4.   De Commissie zorgt ervoor dat met regelmatige tussenpozen van ten hoogste vier jaar een rapport over de toestand van het milieu, met inbegrip van informatie over de kwaliteit van en de druk op het milieu, wordt gepubliceerd en verspreid.

Artikel 5

Kwaliteit van de milieu-informatie

1.   De communautaire instellingen en organen zorgen er in de mate van het mogelijke voor dat de door hen samengestelde informatie actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.

2.   De communautaire instellingen en organen stellen de aanvrager op zijn verzoek in kennis van de plaats waar informatie kan worden gevonden over de meetmethodes die zijn gebruikt bij het verzamelen van de informatie, inclusief de methodes voor analyse, monsterneming en voorbehandeling van de monsters, indien deze voorhanden is, of verwijzen naar een gebruikte standaardprocedure.

Artikel 6

Toepassing van uitzonderingen met betrekking tot verzoeken om toegang tot milieu-informatie

1.   Met betrekking tot artikel 4, lid 2, eerste streepje, van Verordening (EG) nr. 1049/2001, wordt een hoger openbaar belang geacht openbaarmaking te gebieden indien de gevraagde informatie betrekking heeft op uitstoot in het milieu. Wat betreft de overige uitzonderingen krachtens artikel 4, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001, wordt bij het beoordelen of een hoger openbaar belang openbaarmaking gebiedt, bijzonder belang gehecht aan het feit dat de gevraagde informatie betrekking heeft op uitstoot in het milieu.

2.   Naast de uitzonderingen in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001, kunnen de communautaire instellingen en organen toegang tot milieu-informatie weigeren wanneer de openbaarmaking van de informatie afbreuk doet aan de bescherming van het milieu waarop die informatie betrekking heeft, zoals bijvoorbeeld de broedplaatsen van zeldzame soorten.

3.   Indien een communautaire instelling of een communautair orgaan milieu-informatie heeft die afkomstig is van een lidstaat, overlegt de instelling of het orgaan met die lidstaat en past de toepasselijke uitzonderingen krachtens het Gemeenschapsrecht toe. De instelling of het orgaan in kwestie verstrekt de informatie indien er geen uitzondering geldt.

Artikel 7

Verzoeken om toegang tot milieu-informatie die niet bij een communautaire instelling of een communautair orgaan berust

Wanneer een communautaire instelling of een communautair orgaan een verzoek om toegang tot milieu-informatie ontvangt en deze informatie niet bij die communautaire instelling of communautair orgaan berust, laat de instelling of het orgaan de aanvrager zo snel mogelijk weten bij welke communautaire instelling, communautair orgaan of overheidsinstantie in de zin van Richtlijn 2003/4/EG volgens de instelling of het orgaan de gevraagde informatie kan worden opgevraagd, of stuurt de instelling of het orgaan het verzoek door aan de betrokken communautaire instelling, het betrokken communautair orgaan of de betrokken overheidsinstantie en stelt zij de aanvrager hiervan in kennis.

Artikel 8

Samenwerking

De communautaire instellingen en organen werken in het geval van een onmiddellijke bedreiging van de menselijke gezondheid of het milieu, hetzij veroorzaakt door menselijke activiteiten hetzij ten gevolge van natuurlijke oorzaken, op verzoek van overheidsinstanties in de zin van Richtlijn 2003/4/EG met die overheidsinstanties samen en verlenen hun assistentie teneinde die instanties in staat te stellen, onmiddellijk en terstond onder het publiek dat getroffen kan worden alle milieu-informatie te verspreiden die het publiek in staat kan stellen maatregelen te nemen om de uit de bedreiging voortvloeiende schade te voorkomen of te beperken, voorzover deze informatie berust bij de communautaire instellingen en organen en/of de bedoelde overheidsinstanties of deze voor hen wordt beheerd.

Het bepaalde in de eerste alinea laat eventuele specifieke verplichtingen uit hoofde van het Gemeenschapsrecht, met name Beschikking nr. 2119/98/EG en Besluit nr. 1786/2002/EG, onverlet.

TITEL III

INSPRAAK VAN HET PUBLIEK IN PLANNEN EN PROGRAMMA'S BETREFFENDE HET MILIEU

Artikel 9

1.   De communautaire instellingen en organen zorgen er middels passende praktische en/of andere voorzieningen voor dat het publiek vroegtijdig en effectief inspraak krijgt tijdens de voorbereiding, wijziging of herziening van plannen of -programma's betreffende het milieu wanneer alle opties nog open zijn. Met name dient de Commissie, wanneer zij een voorstel voor een dergelijk plan of programma voorbereidt dat aan andere communautaire instellingen en organen voor een besluit wordt voorgelegd, voor dit voorbereidende stadium voorzieningen voor inspraak van het publiek te treffen.

2.   De communautaire instellingen en organen wijzen aan welk publiek wordt of kan worden getroffen door of belang heeft bij een plan of programma als bedoeld in lid 1, waarbij rekening wordt gehouden met de doelstellingen van deze verordening.

3.   De communautaire instellingen en organen zorgen ervoor dat het in lid 2 bedoelde publiek door middel van een openbare kennisgeving of andere passende middelen, zoals elektronische media, indien beschikbaar, op de hoogte wordt gebracht over:

a)

het ontwerpvoorstel, indien beschikbaar,

b)

de milieu-informatie of -beoordeling die behoort bij het plan of het programma dat wordt voorbereid, indien beschikbaar, en

c)

de praktische inspraakregelingen, zoals:

i)

de administratieve eenheid waarbij de betrokken informatie kan worden verkregen,

ii)

de administratieve eenheid waaraan commentaar, zienswijzen of vragen kunnen worden voorgelegd, en

iii)

redelijke termijnen, zodat het publiek voldoende tijd heeft om zich te informeren en doeltreffend voor te bereiden, en effectief inspraak krijgt in het besluitvormingsproces op milieugebied.

4.   Voor het indienen van commentaar wordt een termijn van ten minste vier weken gesteld. Indien bijeenkomsten of hoorzittingen worden georganiseerd, moet hiervan tenminste vier weken vooraf kennis worden gegeven. Deze termijnen kunnen worden verkort in spoedgevallen of in gevallen waarin het publiek reeds in de gelegenheid is gesteld commentaar te leveren op het plan of het programma in kwestie.

TITEL IV

INTERNE HERZIENING EN TOEGANG TOT DE RECHTER

Artikel 10

Verzoek tot interne herziening van administratieve handelingen

1.   Elke niet-gouvernementele organisatie die voldoet aan de criteria van artikel 11 is gerechtigd een verzoek tot interne herziening in te dienen bij de communautaire instelling die of het communautair orgaan dat een administratieve handeling met betrekking tot het milieurecht heeft gesteld of in het geval van een beweerde administratieve nalatigheid, zo'n handeling had moeten stellen.

Een dergelijk verzoek moet schriftelijk worden ingediend binnen een termijn van ten hoogste vier weken nadat de administratieve handeling werd gesteld, bekendgemaakt of er kennis van is gegeven, afhankelijk van wat het meest recentelijk is gebeurd, of, in het geval van beweerde nalatigheid, binnen vier weken te rekenen vanaf de dag waarop de administratieve handeling had moeten zijn gesteld. In het verzoek moeten de redenen voor herziening worden gespecificeerd.

2.   De in lid 1 bedoelde communautaire instelling of het communautair orgaan neemt het verzoek in overweging, tenzij het duidelijk ongegrond is. De communautaire instelling of het communautair orgaan geeft zo snel mogelijk, en niet later dan twaalf weken na ontvangst van het verzoek, schriftelijk de redenen van haar of zijn reactie aan.

3.   Wanneer de communautaire instelling of het communautair orgaan ondanks al haar of zijn inspanningen er niet in slaagt te handelen in overeenstemming met lid 2, stelt de instelling of het orgaan de niet-gouvernementele organisatie die het verzoek heeft ingediend zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen de in lid 2 genoemde termijn in kennis van de redenen van het niet-handelen en deelt mee wanneer de instelling of het orgaan voornemens is wel te handelen.

De communautaire instelling of het communautair orgaan handelt in elk geval binnen de achttien weken na de ontvangst van het verzoek.

Artikel 11

Criteria voor het gerechtigd zijn op communautair niveau

1.   Een niet-gouvernementele organisatie is gerechtigd een verzoek tot interne herziening overeenkomstig artikel 10 in te dienen, op voorwaarde dat:

a)

zij een onafhankelijke rechtspersoon zonder winstoogmerk is volgens de wetgeving of de praktijk van een lidstaat;

b)

haar uitdrukkelijk hoofddoel het bevorderen is van de milieubescherming in de context van het milieurecht;

c)

zij al meer dan twee jaar bestaat en actief ijvert voor het onder b) genoemde doel;

d)

de aangelegenheid met betrekking waartoe het verzoek tot interne herziening wordt ingediend, tot haar doel en werkterrein behoort.

2.   De Commissie neemt de nodige bepalingen aan om te zorgen voor een transparante en consequente toepassing van de in lid 1 genoemde criteria.

Artikel 12

Procedure voor het Hof van Justitie

1.   Een niet-gouvernementele organisatie die in overeenstemming met artikel 10 een verzoek tot interne herziening heeft ingediend, kan overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het EG-Verdrag een procedure voor het Hof van Justitie beginnen.

2.   Indien de communautaire instelling of het communautair orgaan niet in overeenstemming met artikel 10, lid 2 of 3, handelt, kan de niet-gouvernementele organisatie een procedure bij het Hof van Justitie beginnen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Verdrag.

TITEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Uitvoeringsmaatregelen

Waar nodig passen de communautaire instellingen en organen hun reglement van orde aan de bepalingen van deze verordening aan. Deze aanpassingen treden in werking op ... (9).

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf ... (10).

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 117 van 30.4.2004, blz. 52.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 31 maart 2004 (PB C 123 E van 29.4.2004, blz. 612), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 juli 2005 en standpunt van het Europees Parlement van ……… (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1).

(4)  Vierde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap (PB C 328 van 7.12.1987, blz. 1). Vijfde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap (PB C 138 van 17.5.1993, blz. 1).

(5)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(6)  PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26.

(7)  PB L 268 van 3.10.1998, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(8)  PB L 271 van 9.10.2002, blz. 1. Besluit gewijzigd bij Besluit nr. 786/2004/EG (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).

(9)  …

(10)  …


MOTIVERING VAN DE RAAD

I.   INLEIDING

De Commissie heeft haar voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Århus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen op 28 oktober 2003 aangenomen.

Het Europees Parlement heeft zijn advies in eerste lezing aangenomen tijdens zijn vergaderperiode van 29 maart tot en met 1 april 2004.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft zijn advies op 29 april 2004 aangenomen (1).

De Raad heeft zijn gemeenschappelijk standpunt op 18 juli 2005 aangenomen.

II.   DOEL

De voorgestelde verordening beoogt de toepassing van de beginselen van het Verdrag van Århus op de instellingen en organisaties van de Gemeenschap door de invoering, op communautair niveau, van een kader van voorschriften betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden. Daarom draagt het voorstel bij tot het nastreven van de doelstellingen van het milieubeleid van de Gemeenschap, zoals weergegeven in artikel 174, lid 1, van het Verdrag. Tot slot zal de aanneming van dit voorstel voor een verordening wereldwijd aantonen dat de Europese Gemeenschap vastbesloten is haar verantwoordelijkheden in milieuzaken te nemen.

III.   ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

1.   Algemeen

In het gemeenschappelijk standpunt is een aantal amendementen van de eerste lezing door het Europees Parlement verwerkt, letterlijk, gedeeltelijk of naar de geest ervan. Met name de procedurele vereisten waaraan de instellingen en organistaties van de Gemeenschap moeten voldoen wat betreft voorlichting en inspraak van het publiek in de besluitvorming zijn verduidelijkt en aangescherpt. Wat betreft de toegang tot de rechter zijn de criteria voor het mogen indienen van een verzoek om interne herziening vereenvoudigd. Bevoegde entiteiten (thans gedefinieerd als NGO's die voldoen aan de relevante criteria) hoeven niet meer op communautair niveau als zodanig werkzaam te zijn, maar verzoeken moeten betrekking hebben op aangelegenheden op communautair niveau, hetgeen inhoudt dat zij moeten stroken met de definitie van milieurecht in artikel 2, onder f).

Andere amendementen zijn echter niet in het gemeenschappelijk standpunt verwerkt omdat de Raad ze onnodig en/of ongewenst vond of omdat bepalingen uit het oorspronkelijke Commissievoorstel waren geschrapt of grondig waren herschreven.

Ook bevat het gemeenschappelijk standpunt andere wijzigingen dan in het advies in eerste lezing door het Europees Parlement. Voorts zijn er redactionele wijzigingen die de tekst moeten verduidelijken of de algemene samenhang van de verordening moeten waarborgen.

2.   Specifiek

Specifieke overwegingen van de Raad:

de amendementen 39, 40 en 41 zijn onaanvaardbaar omdat duurzame ontwikkeling buiten het toepassingsgebied van het Verdrag valt en, vanuit het oogpunt van de doelstellingen van het milieubeleid niet strookt met artikel 174 van het EG-Verdrag;

amendement 1 valt onder de formulering van overweging 7;

amendement 56 kan leiden tot een overlappende uitzonderingsregeling: Verordening (EG) nr. 1049/2001 biedt een toereikend kader om te voldoen aan het Verdrag;

de amendementen 3 en 7 en 10 gaan verder dan volgens het Verdrag van Århus nodig is en zijn dus niet nodig voor de naleving van het Verdrag;

amendement 5 heeft geen betrekking op specifieke bepalingen in de verordening. Aan de wens om de procedures te stroomlijnen wordt in het bijzonder in de artikelen 10 tot en met 12 in het gemeenschappelijk standpunt tegemoet gekomen;

de amendementen 8 en 44 zijn niet meer van toepassing omdat het begrip „bevoegde entiteit” uit de tekst is geschrapt;

amendement 9 is niet aanvaardbaar omdat de definitie van „milieu-informatie” in het gemeenschappelijk standpunt is overgenomen uit Richtlijn 2003/4/EG inzake de toegang tot milieu-informatie;

amendement 16 gaat verder dan de bepalingen over het verspreiden van informatie in Richtlijn 2003/4/EG en zou leiden tot onnodige administratieve belasting;

de amendementen 17 en 19 herhalen bepalingen die reeds duidelijk zijn in Verordening (EG) nr. 1049/2001;

de amendementen 21, 22 en 23 lijken te prescriptief. De instellingen en organisaties moeten zelf bepalen hoe zij rekening wensen te houden met de resultaten van de inspraak en de deelname door het publiek, op basis van de algemene beginselen in de verordening;

amendement 25 was niet aanvaardbaar omdat het de procedures aanzienlijk zou kunnen vertragen;

de amendementen 30, 42, 47, 48, 49, 50, 52 en 53 zijn onaanvaardbaar omdat het in het Verdrag van Århus aan de partijen wordt overgelaten om de regels voor het verlenen van toegang tot de rechter vast te leggen. Afgezien van het feit dat het gemeenschappelijk standpunt het begrip „bevoegde entiteit” beperkt tot uitsluitend NGO's die aan een aantal voorwaarden voldoen, houdt het zorgvuldig vast aan de bepalingen in artikel 230, lid 4, en artikel 232, lid 2, van het EG-Verdrag, die toereikend zijn om naleving te waarborgen;

amendement 51 is onnodig omdat de regels voor toegang tot de Ombudsman in artikel 195 van het EG-Verdrag voldoende zijn om naleving van het Verdrag te waarborgen en daaraan moet dus niet worden geraakt;

sommige elementen van de amendementen 33, 35 en 58 zijn overgenomen. Een verwijzing naar duurzame ontwikkeling werd echter onjuist geacht in deze context, gezien de definitie van milieurecht, zoals reeds eerder is gesteld in verband met de amendementen 39, 40 en 41. Voorts biedt het gemeenschappelijk standpunt de waarborg dat de criteria voor het mogen indienen van een verzoek (nu artikel 11) geen juridische dubbelzinnigheden toelaten;

amendement 36 is zinledig geworden aangezien het overeenkomstige artikel (artikel 13 in het oorspronkelijke voorstel) is geschrapt en het voormalige artikel 12 (nu artikel 11) is geherformuleerd;

de amendementen 37 en 38 dienen te worden verworpen omdat niet alle instellingen en organisaties van de Gemeenschap automatisch hun reglement van orde zullen moeten wijzigen. Mochten zij dat wèl moeten doen dan dienen zij daarvoor, en voor het vervolgens toepassen van de nieuwe verordening voldoende tijd te krijgen.

IV.   CONCLUSIE

Volgens de Raad biedt het gemeenschappelijk standpunt een evenwichtig pakket maatregelen dat zal bijdragen tot het nastreven van de doelstellingen van het communautaire milieubeleid, zoals vastgelegd in artikel 174, lid 1, van het EG-Verdrag, en dat tevens een waarborg zal bieden voor de naleving van de eisen van het Verdrag van Århus en voor de verenigbaarheid met reeds vigerende wetgeving terzake, in het bijzonder Verordening (EG) nr. 1049/2001, zonder dat er niet te verantwoorden kosten worden gegenereerd.

De Raad ziet uit naar opbouwende debatten met het Europees Parlement zodat de verordening spoedig kan worden aangenomen.


(1)  PB C 117 van 30.4.2004, blz. 52.