17.3.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 65/134


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Groenboek over het beleid op het gebied van financiële diensten (2005-2010)

(COM(2005) 177 def.)

(2006/C 65/24)

De Europese Commissie heeft op 3 mei 2005 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig art. 262 van het EG-Verdrag, te raadplegen over het Groenboek over het beleid op het gebied van financiële diensten (2005-2010)

De gespecialiseerde afdeling „Interne markt, productie en consumptie”, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 20 oktober 2005 goedgekeurd; rapporteur was de heer Ravoet.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 14 en 15 december 2005 gehouden 422e zitting (vergadering van 15 december) het volgende advies uitgebracht, dat met 115 stemmen vóór en zonder stemmen tegen, bij 1 onthouding, is goedgekeurd.

1.   Achtergrond

1.1

In het Groenboek van de Europese Commissie over het beleid op het gebied van financiële diensten worden suggesties gedaan voor de verdere integratie van de financiële markten in de EU. Het is hoofdzakelijk gericht op de uitvoering van bestaande regels waartoe besloten is in het kader van het Actieplan voor financiële diensten (APFD) en op samenwerking, in plaats van op nieuwe wetsvoorstellen. Er wordt gekeken naar mogelijkheden om de grensoverschrijdende toegang tot financiële diensten voor particulieren en vermogensbeheer te verbeteren.

1.2

In het Groenboek ligt de nadruk op de behoefte om op korte termijn onvoltooide kwesties af te ronden en wetgeving die momenteel bij het Europees Parlement en de Raad in behandeling is, te voltooien. Verder wordt onderstreept dat bestaande wetgeving doeltreffend moet worden uitgevoerd, en wel in drie fasen: effectieve omzetting van de EU-regels in nationale wetgeving; strikter handhaving door toezichthoudende autoriteiten; en voortdurend verrichten van evaluaties achteraf. De Commissie heeft gesteld dat zij in elke fase van het toekomstige wetgevingsproces de benadering van 'betere wetgeving' rigoreus zal toepassen, met grondige effectbeoordelingen en uitgebreide raadpleging.

1.3

Voor sommige terreinen zal de Commissie wellicht nieuwe voorstellen doen. Aparte Groenboeken over vermogensbeheer en hypotheekkrediet zijn in juli 2005 uitgebracht.

1.4

De Commissie stelt vast dat de EU-markt voor financiële diensten voor particulieren nog versnipperd is. Daarom heeft ze onder andere manieren onderzocht om grensoverschrijdend gebruik van bankrekeningen klantvriendelijker te maken en om belemmeringen op te heffen zodat consumenten in de gehele EU kunnen zoeken naar de beste spaarregelingen, hypotheken, verzekeringen en pensioenen, met duidelijke informatie om de producten beter te kunnen vergelijken.

1.5

Andere onderwerpen die in het Groenboek aangesneden worden, zijn: verzekeren dat toezichthoudende praktijken en normen in geheel Europa worden gestroomlijnd, aanmoedigen van grensoverschrijdende investeringen en gebruik maken van de strategische mogelijkheid van de EU om invloed uit te oefenen op de regulerende parameters van de opkomende wereldwijde financiële markt. De Commissie stelt voor de financiële banden met de VS, Japan en China aan te halen.

2.   Algemene opmerkingen

2.1

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) maakt dankbaar gebruik van de mogelijkheid om zich uit te spreken over de prioriteiten van de Europese Commissie voor het financiëledienstenbeleid voor de periode 2005-2010. Nu het post-APFD-tijdperk aanbreekt, is het zinvol dat de Commissie de balans van de resultaten opmaakt en bepaalt wat de prioriteiten voor de toekomst moeten zijn.

2.2

Terecht beschouwt de Commissie het APFD als één van de eerste successen van de eerste fase van de Lissabon-strategie. Tijdens de tweede en laatste cruciale fase van de strategie tot 2010, is het belangrijker dan ooit dat het financiëledienstenbeleid ertoe leidt dat de Lissabon-doelstellingen 'groei en werkgelegenheid' verwezenlijkt worden.

2.3

Het EESC onderschrijft dus de doelstelling van de Commissie om diepte, liquiditeit en dynamiek te bevorderen in de financiële markten zodat financiële en kapitaaldiensten efficiënt aansluiten op alle onderdelen van de economie. Een stabiele, geïntegreerde en concurrerende financiële sector, waarin consumenten veel vertrouwen hebben omdat ze kunnen rekenen op een uitstekende consumentenbescherming, is een vereiste voor een florerende Europese economie.

2.4

Het EESC staat ook achter het voorstel van de Commissie om de pogingen voor de komende vijf jaar opnieuw te definiëren en om de tot nu toe genomen initiatieven vrucht te laten dragen. Nu dienen dergelijke initiatieven te worden gemonitord en geëvalueerd; de invoering van nieuwe initiatieven moet behoedzaam gebeuren, met ruime aandacht voor het standpunt van de consument. Een kosten-batenanalyse dient automatisch deel uit te maken van nieuwe wetgeving; wetgeving die zo duidelijk gesteld wordt dat 'gold plating' (toevoeging van overbodige voorschriften) door de lidstaten vermeden wordt.

3.   Bijzondere opmerkingen

3.1

Het EESC is zeer te spreken over de hoge kwaliteit van de in het Groenboek opgenomen voorstellen en ondersteunt de meeste hiervan zonder bezwaar. Dit advies over het Groenboek wijdt dus speciale aandacht aan de gebieden die voor het maatschappelijk middenveld van de EU van bijzonder belang worden geacht; tegelijkertijd wordt de Commissie om nadere details verzocht over haar voorgenomen voorstellen voor een aantal essentiële kwesties.

3.2   Voornaamste beleidsoriëntatie van het Groenboek

3.2.1

Het EESC onderschrijft de algemene doelstellingen van het Commissiebeleid voor de komende vijf jaar, alsook de voorgenomen voornaamste beleidsoriëntatie.

3.2.2

Het staat verder achter het streven van de Commissie om een open en economisch efficiënte Europese financiële markt tot stand te brengen, die gebonden is aan adequate voorschriften voor toezicht die een toereikende, hoge mate van consumentenbescherming garanderen. De Commissie moet bedenken dat consumentenbescherming en –vertrouwen gelijke tred houden. Terwijl het Comité aan de ene kant de indruk heeft dat de doelstellingen van de Commissie opschuiven naar evenwicht tussen de rollen van werkgevers en werknemers wordt erkend, en ook tussen financiële instellingen en consumenten, mag anderzijds in een georganiseerde maatschappij niet uit het oog worden verloren dat een doeltreffend beleid voor consumentenbescherming een centrale rol speelt. Gekwalificeerd en toereikend personeel is van groot belang voor het scheppen van vertrouwen bij de consument en het verlenen van consumenteneducatie.

3.2.3

Het EESC deelt het standpunt van de Commissie dat de trefwoorden grensoverschrijdende concurrentie, markttoegang, grotere transparantie, marktintegriteit, financiële stabiliteit, internationaal concurrentievermogen van de financiële sector van de EU en efficiëntie nog steed actueel zijn. De Commissie dient evenwel tevens in te zien dat voor haar initiatieven ook de consumentenbehoeften een criterium van belang zijn. Het vertrouwen van de consument in financiële diensten zou een betrouwbare graadmeter zijn waarmee de Commissie kan vaststellen in hoeverre ze tegemoet is gekomen aan de behoeften van de consument.

3.2.4

Het midden- en kleinbedrijf (MKB) is een economische katalysator wiens belangen centraal zouden moeten staan in de EU-beleidsvorming. Het EESC is ervan overtuigd dat een klimaat dat ondernemerschap stimuleert, gesteund door een goed functionerende risicokapitaalmarkt, essentieel is voor de bevordering van nieuwe en innovatieve ondernemingen, waarbij de productiviteit en de duurzame economische groei in de EU toenemen. Het financiëledienstenbeleid van de EU heeft de wettelijke voorschriften voor kapitaalverwerving door het MKB verbeterd, bijvoorbeeld aan de hand van de Prospectusrichtlijn (1). Initiatieven van niet-wetgevende aard kunnen ook welkom zijn.

3.2.5

Gezien de verbondenheid van het EESC met het wereldwijde concurrentievermogen van de EU en de wereldwijde concurrentie bepleit het, evenals de Commissie, een strikte toepassing van de aanpak „De wetgeving verbeteren” in alle initiatieven. Het EESC is er sterk voorstander van dat aandacht wordt geschonken aan een aantal factoren voordat deze aanpak wordt geconcretiseerd. Ten eerste verwacht het EESC dat onafhankelijke en bevoegde organisaties effectbeoordelingen uitvoeren. De integratie van financiële diensten moet niet koste wat kost plaatsvinden; ook de belangen van de consument moeten aan bod komen. Beide zijden van de medaille moeten dus bekeken worden. Bij elke beoordeling dienen sociale en werkgelegenheidsaspecten onder de loep te worden genomen. Vereist zijn uitgebreide raadpleging vóór de effectbeoordelingen en een evenwichtige, op bewijs gebaseerde benadering. Voorts is het zo dat consumentenverenigingen gewoonlijk minder middelen ter beschikking hebben dan het bedrijfsleven. Deelname aan fora voor specifieke detailhandelproducten kan bijvoorbeeld een serieuze belasting zijn voor het personeel van consumentenorganisaties.

3.2.6

Het EESC acht de genoemde op bewijs gebaseerde beleidsvorming de juiste benadering, mits ruime aandacht wordt geschonken aan de consument. Het verzoekt de Commissie verder om uitdrukkelijk te verklaren dat deze verplichting niet alleen geldt voor wetgeving van DG Interne markt, maar ook voor die van andere DG's. Het zou ook graag zien dat de Commissie een beroep doet op het Europees Parlement en, naar zijn mening, met name op de Raad, om dezelfde, hiervoor geschetste beginselen voor betere regelgeving toe te passen als waarborg tegen Commissievoorstellen die het resultaat zijn van co-decisie en buitensporig complexe versies van de oorspronkelijke Commissietekst. Tot slot merkt het EESC op dat de aanpak voor betere regelgeving ook moet worden toegepast door de Niveau-3-comités (2) en instanties die wereldwijde normen vaststellen (3).

3.2.7

Het Comité tekent aan dat, tenzij de voorgestelde regelingen en normen worden getoetst op hun concurrentievermogen, het onwaarschijnlijk is dat de EU ooit de Lissabon-doelstellingen zal verwezenlijken. Daarmee wordt het concurrentievermogen van de EU in de wereld ondermijnd, alsook haar financiële stabiliteit en het vermogen om banen te scheppen. Volgens het EESC mag deze kans niet gemist worden: als de Commissie toetst in hoeverre nieuwe initiatieven het concurrentievermogen opvijzelen, dient ze overigens ook te kijken naar de mate waarin tegemoet wordt gekomen aan kwesties waarmee consumenten en leveranciers op de markt geconfronteerd worden.

3.2.8

Het EESC stelt naar tevredenheid vast dat de Commissie bereid is meer gebruik te maken van haar bevoegdheden inzake concurrentie om te waarborgen dat de brede APFD-doelstellingen voor verdere integratie geen hinder ondervinden van concurrentievervalsend gedrag. Het doet echter een beroep op de Commissie om rechtszekerheid te verschaffen, bijv. door de oprichting van een „veilige haven” met betrekking tot de voorwaarden volgens welke zelfregulering niet geacht wordt het mededingingsrecht te schenden.

3.2.9

Het EESC staat achter de continue toepassing van de Lamfalussy-aanpak. Zo doet het op niveau 2 van dit proces een beroep op de EU-instellingen om een (interinstitutionele) overeenkomst te sluiten om het Europees Parlement dezelfde positie toe te wijzen als co-wetgever als het geval zou zijn volgens artikel I-36 van het grondwettelijk verdrag. Op die manier wordt onder andere voorkomen dat de beëindigingsbepalingen vanaf april 2007 in werking treden (wat zou gebeuren volgens de Richtlijn Marktmisbruik) (4).

3.2.10

De Commissie mag dan wel beweren dat de de Europese besluitvormings- en regelgevingsstructuren (…) rationeler en efficiënter (zijn) geworden als gevolg van het „Lamfalussy-proces”, maar er zijn nog vragen ten aanzien van de efficiëntie en de snelheid van dat proces. De wetgeving verloopt wellicht niet sneller en efficiënter daar de raadpleging die vereist is voor de uitvoeringsbepalingen gevolgen heeft voor de termijn om overeenstemming te bereiken over het eindpakket. Daarom is het aan de betrokkenen om een evenwicht te vinden tussen toereikende raadpleging enerzijds, en doelmatigheid aan de andere kant. Verder maakt het EESC een voorbehoud voor de toepassing van het Lamfalussy-proces op financiële diensten voor particulieren als de discretionaire bevoegdheden van de lidstaten op het gebied van consumentenbescherming daardoor op losse schroeven zouden komen te staan.

3.3   Betere regelgeving, omzetting, handhaving en voortdurende evaluatie

3.3.1

Het EESC onderschrijft in beginsel de door de Commissie omschreven prioriteitsmaatregelen. Net zo belangrijk is het dat de Commissie uitdrukkelijk verklaart hoe ze haar goede bedoelingen voor betere regelgeving wil omzetten in praktische en tastbare stappen om haar doelstellingen gestalte te geven. Het is met name van belang dat ze deze ideeën duidelijk verspreidt zodat de betrokken partijen een heel concreet beeld hebben van hoe de Commissie de doelstellingen wil verwezenlijken en hoe de partijen bij het proces betrokken kunnen worden.

3.3.2

De EU heeft behoefte aan de doeltreffendste strategie om groei en werkgelegenheid te stimuleren op een manier die de samenleving als geheel ten goede komt. Bijzonder lastige en ontoereikende wetgeving leidt uitsluitend tot belemmering van economische groei en het scheppen van banen. Het EESC kijkt dus uit naar de voorgestelde beoordeling of bestaande richtlijnen en verordeningen de verwachte economische voordelen opleveren. Het is ingenomen met het voornemen van de Commissie om maatregelen die een dergelijke test niet doorstaan, te wijzigen of in te trekken en zou graag zien dat de daad consequent bij het woord gevoegd wordt. Niettemin meent het EESC dat de belangen van de consument bij elke vorm van evaluatie voorrang verdienen. Er moet dus niet alleen gekeken worden naar de economische voordelen als zodanig, maar specifiek naar economische voordelen voor consumenten, inclusief potentiële gevaren waaraan zij blootstaan.

3.3.3

Het EESC verwelkomt de sterke nadruk die de Commissie legt op de correcte omzetting, uitvoering en handhaving van de APFD-maatregelen en acht dit een sine qua non voor een geslaagde uitvoering van de doelstellingen van het APFD. Het tekent echter aan dat de inbreng van de lidstaten en de niveau-3-comités van Lamfalussy essentieel is voor het proces daar zonder hun onvoorwaardelijke en ondubbelzinnige inzet niets zal worden bereikt, hoe goed de bedoelingen en hoe vastberaden de Commissie ook mag zijn.

3.3.4

Het EESC dringt er daarom bij de Commissie op aan, het momentum vast te houden en de inzet van staatshoofden en regeringsleiders, de ECOFIN-leden en de niveau-3-comités niet te laten verslappen, aangezien hun betrokkenheid bij de interne markt belangrijk is. Verder meent het EESC dat in de huidige periode van reflectie over de rol en bestemming van de Europese Unie de Commissie de lidstaten ertoe moet aanzetten om de burgers duidelijk te maken waartoe de op Europees niveau genomen besluiten en de achterliggende motivering dienen. Het is van belang dat de samenleving te weten komt hoe zij bij de Europese beleidsvorming in het algemeen betrokken zou kunnen en moet zijn, en bij de opbouw van de interne markt in het bijzonder.

3.3.5

Ter wille van het wereldwijde concurrentievermogen en de financiële stabiliteit van de Unie waartoe de interne markt zou moeten leiden, beaamt het EESC aanbeveling nr.6 van de Commissie volmondig (5). Met betrekking tot wat gewoonlijk „gold-plating” wordt genoemd, stelt deze aanbeveling het volgende: „De lidstaten dienen geen voorwaarden of vereisten aan de nationale uitvoeringsmaatregelen toe te voegen die niet noodzakelijk zijn om de desbetreffende richtlijn om te zetten, wanneer dergelijke voorwaarden of vereisten een belemmering kunnen zijn om de doelstellingen van de richtlijn te verwezenlijken”.

3.3.6

Derhalve moedigt het EESC de Commissie aan om ervoor te zorgen dat het in de EU-wetgeving gehanteerde taalgebruik duidelijk genoeg is. Het EESC wil opmerken dat 'gold-plating' wellicht niet meer is dan een poging van de lidstaten om EU-teksten te verduidelijken en daarmee het bedrijfsleven een last te besparen in plaats van er één op te leggen. Hoe dan ook: of het nu gaat om lidstaten die streven naar 'supergelijkwaardigheid' met EU-wetgeving of om een poging EU-wetsteksten te verduidelijken, er is sprake van een extra last. Daar zulke belemmeringen vaak een onevenredig grote impact op het MKB hebben, dient de Commissie te voorkomen dat ondernemers en innovatoren in de samenleving verdrinken in bureaucratie en wetgeving.

3.3.7

Verder mag de interne markt het risico van consumenten niet vergroten doordat bestaande nationale bescherming komt te vervallen. Nationale voorschriften en verordeningen voor de bescherming van consumenten zijn er gekomen voor het regelen van voor nationale markten relevante kwesties; zij moeten derhalve niet automatisch beschouwd worden als hinderpalen voor de interne markt. Het EESC is er niet van overtuigd dat de huidige nationale bepalingen voor consumentenbescherming gewoonlijk mededinging en innovatie op zich verstoren of de ontwikkeling van een grensoverschrijdende markt beperken. Het idee dat de verwijdering van vermeende belemmeringen automatisch leidt tot een goed functionerende en doeltreffende grensoverschrijdende markt voor consumenten, is niet genoeg. Niettemin dienen lidstaten te voorkomen dat aanvullende maatregelen ter bescherming van consumenten worden ingevoerd die ertoe leiden dat hun lokale markten min of meer beschermd zijn tegen concurrentie van andere Europese markten. Het EESC beschouwt volledige harmonisatie van belangrijke bankgegevens van particulieren (bijv. precontractuele informatie, het jaarlijks kostenpercentage, enz.), d.w.z. „gerichte volledige harmonisatie”, als het doeltreffendste middel om een daadwerkelijke Europese interne markt tot stand te brengen voor bankdiensten aan particulieren, terwijl tegelijkertijd een passend niveau van consumentenbescherming wordt gehandhaafd.

3.4   Consolidatie van de wetgeving op het gebied van financiële diensten tijdens de periode 2005-2010

3.4.1   Voltooiing resterende maatregelen

3.4.1.1

Het spreekt vanzelf dat de bestaande initiatieven moeten worden afgerond en geconsolideerd voordat nieuwe projecten worden gelanceerd. Het EESC is het dus eens met de Commissie dat de hoofdprioriteit voor de komende 12 maanden de voltooiing van de resterende onderdelen van het APFD dient te zijn. Dit behelst: afronding van de onderhandelingen in het Europees Parlement en de Raad, voltooiing van de uitvoeringsbepalingen die bij de Commissie in voorbereiding zijn en, afhankelijk van een definitieve en grondige effectbeoordeling, de indiening van een kaderrichtlijn voor effectenclearing en –afwikkeling.

3.4.2   Een efficiënt en effectief toezicht

3.4.2.1

Terwijl het EESC de door de Commissie aanbevolen evolutionaire aanpak onderschrijft, vindt het wel degelijk dat er in het Groenboek een kans is gemist om duidelijke en ambitieuze beleidsdoelstellingen voor het toezicht op banken te formuleren. Volgens het Comité is het essentieel om een kritische aanpak te schetsen, dus te laten zien hoe veel aparte, maar onderling samenhangende zaken de komende jaren moeten worden behandeld. Het hoopt daarom in het Witboek meer concrete voorstellen aan te treffen. Voorstellen voor toezicht op de banken dienen ook van toepassing te zijn op de verzekeringssector.

3.4.2.2

In zijn streven naar een heuse cultuur van consumentenbescherming, waarin de kwetsbaarste consumenten meer bescherming krijgen dan ervaren beleggers, zodat de EU wereldwijd kan concurreren en groei kan genereren, heeft het EESC een aantal kwesties aangeduid die moeten worden aangepakt en waarbij de nadruk ligt op het belang van de consument:

opheffing van dubbel toezicht;

opheffing van ongerijmdheden tussen richtlijnen en verouderde uitzonderingen op het beginsel van het land van herkomst;

herziening van veiligheidsnetwerken en eventueel onderzoek van modellen voor toezicht;

stroomlijning van toezicht op normen voor goede praktijken;

samenwerking tussen niveau-3-comités (CESR, CEBS en CEIOPS);

samenwerking tussen alle betrokkenen.

3.4.2.3

Overeenkomstig zijn advies (6) van 9 maart 2005 over de voorgestelde richtlijn Kapitaalsvereisten is het EESC ingenomen met de erkenning door de Commissie dat geconsolideerd toezicht een gewettigde eis van het bedrijfsleven is. Aangenomen dat geconsolideerd toezicht het vermogen van de lidstaten in elk opzicht onverlet laat om op te treden indien operatoren de voorschriften overtreden ten nadele van consumenten die op hun markt actief zijn, meent het EESC dat zulk toezicht een passende mate van bescherming van de consument biedt, waarbij overlapping van vereisten tot een minimum beperkt blijft. Daardoor zou de efficiency van de financiële sector in de EU toenemen. Het EESC is evenwel van oordeel dat de Commissietekst onduidelijk is over de vraag of stroomlijning van het toezicht vooraf moet gaan aan geconsolideerd toezicht. Volgens het EESC moet de doelstelling en eventuele uitvoering van geconsolideerd toezicht binnen korte termijn fungeren als katalysator voor de stroomlijning van het toezicht.

3.4.3   Grensoverschrijdende investeringen, beleggingen en concurrentie mogelijk maken

3.4.3.1

Opheffing van onnodige belemmeringen zal inderdaad economische voordelen opleveren. Deze voordelen zullen vertaald worden in meer dynamiek van de Europese economie, wat betekent dat de EU beter in staat is werkgelegenheid te scheppen en de levensstandaard van zijn burgers te verhogen. Het EESC onderschrijft daarom de doelstelling van de Commissie om nodeloze hinderpalen voor grensoverschrijdende transacties op te heffen of te beperken, zoals consolidatie door fusies en acquisities (F&A). De afgelopen jaren is de grensoverschrijdende activiteit aanzienlijk toegenomen, maar vielen er in de EU-banksector betrekkelijk weinig F&A te bespeuren, hoewel er de laatste maanden een aantal is afgerond of op stapel staat. Oorzaak zijn deels de structurele obstakels in de Europese bancaire markt, waarvan er vele niet te rechtvaardigen zijn met het argument dat ze de consument of de financiële stabiliteit ten goede komen. Deze zouden via beleidsmaatregelen kunnen worden opgeheven of beperkt. Herstructurering van de sector heeft ingrijpende wijzigingen voor alle betrokkenen tot gevolg — werknemers, ondernemingen en cliënten. Er is een overkoepelende strategie nodig voor de aanpak van de gevolgen van deze wijzigingen.

3.4.3.2

Het EESC schaart zich achter het standpunt van het Groenboek dat consolidatie niet een doel op zichzelf is, maar een middel om economische activiteiten op grotere schaal en in een groter gebied te ondernemen. Dit zal banken in staat stellen om hun cliënten, ongeacht of het om individuen, het MKB of grotere spelers gaat, een breder dienstenpalet tegen lagere prijzen aan te bieden. Verder moet opgemerkt worden dat consolidatie en synergie in een gefuseerde bankengroep niet vanzelfsprekend leiden tot minder personeel; vaak geldt zelfs het omgekeerde. Daarom beschouwt het EESC dit als een belangrijke factor voor de werkgelegenheid, aangezien de financiële sector in Europa al een forse werkgever is. Banken zullen de met F&A gepaard gaande kosten en risico's slechts voor hun rekening willen nemen indien zij menen dat deze economische voordelen, of synergie, haalbaar zijn. In dit verband ziet het EESC uit naar het binnenkort verschijnende onderzoek van de Europese Commissie naar de belemmeringen voor grensoverschrijdende F&A in Europa.

3.4.3.3

Het spreekt daarom vanzelf dat het EESC de Commissie oproept om een „wegenkaart” samen te stellen met maatregelen op dit gebied, met een bijbehorend tijdpad waarbinnen deze maatregelen gestalte moeten krijgen.

3.4.4   De externe dimensie

3.4.4.1

In grote lijnen stemt het EESC in met dit gedeelte; het is het eens met de Commissie dat de financiële sector van de EU op de wereldmarkt concurrerend moet zijn. Zo verwelkomt het EESC met name het initiatief van de Commissie om de dialoog tussen de financiële markten van de EU en de VS te intensiveren, de financiële betrekkingen met Japan, China en India te versterken en aan de agenda van de bovenvermelde dialoog een aantal punten toe te voegen. Volgens het EESC is dit van cruciaal belang, niet in het minst gezien de steeds prominentere rol die China en India in de wereldeconomie spelen.

3.4.4.2

De globalisering van kapitaalmarkten en financiële diensten en het ontbreken van daadwerkelijk internationale besluitvormende organen hebben ertoe geleid dat wereldwijd toonaangevende norminstanties een heel belangrijke stem in de beleidsvorming hebben. Het EESC meent dat de EU niet genoeg met één stem spreekt in sommige van deze fora. Soms heeft dit gevolgen voor het vermogen van de EU om deze normen te beïnvloeden, wat dus tegen de de Europese belangen kan indruisen.

3.4.4.3

Gelet op de verschillende aard en functie van deze fora, verdienen ad-hocoplossingen de voorkeur boven een standaardbenadering, waarbij erop toegezien wordt dat Europa met één stem spreekt op het gebied van internationale normalisatie. Het EESC tekent aan dat de doelstelling in dit verband is te komen tot één wereldwijde norm, met name gewenst op boekhoudkundig gebied, waar het standpunt van Europa goed vertegenwoordigd wordt, en afzonderlijke Europese normen te vermijden die afwijken van de wereldstandaard. Deze benadering zou niet alleen waarborgen dat Europa's financiëledienstenindustrie en haar consumenten op het wereldtoneel met één stem spreken, maar ook bijdragen tot wereldwijd gelijke concurrentievoorwaarden, met alle economische voordelen van dien.

3.5   Mogelijke, beoogde nieuwe initiatieven

3.5.1

Het EESC wil met name de aandacht vestigen op eventuele, beoogde nieuwe initiatieven op het gebied van financiële diensten voor particulieren. Het is ervan overtuigd dat de kwaliteit van de keuze voor de consument net zo belangrijk is als, zo niet belangrijker is dan, het kwantitatieve aspect. Volgens het ESSC is aanpassing aan de lokale markten daarom een zaak van belang voor dienstverleners aan particulieren, ongeacht de gehanteerde methode van distributie.

3.5.2

Ten aanzien van de aanbevelingen van de Forumgroep voor hypothecair krediet is het EESC ervan overtuigd dat, in plaats van geharmoniseerde hypotheekproducten, een op concurrentie gebaseerde benadering meer in aanmerking komt, daar dit zou leiden tot een ruimere keuze en een betere kwaliteit van de producten. Het EESC erkent tevens het degelijke voorbereidende werk van de Commissie om de huidige wetgeving inzake de sector vermogensbeheer te herzien. Voordat deze werkzaamheden uitmonden in concrete initiatieven voor hypothecair krediet en/of vermogensbeheer in 2006, na de raadplegingen door de Commissie eerder dit jaar, dient er volgens het EESC eerst een omvangrijke effectbeoordeling te komen, inclusief een kosten-batenanalyse.

3.5.3

Het EESC is nog niet overtuigd van de verdiensten van een zogenaamde 26e-regeling, met name voor consumenten. Het is het eens met de Commissie dat de voordelen van zo'n 26e-regling nog te bezien staan en dat het moeilijk zal worden om het op vrijwillige basis eens te worden over Europese normen die uitsluitend voor bepaalde producten zijn ontworpen. Verwarring voor de consument kan ook het gevolg zijn van nationale, dan wel elders vigerende informatienormen en -verordeningen. De invoering van een 26e-regeling is waarschijnlijk net zo moeilijk voor elkaar te krijgen als gemeenschappelijk Europees burgerlijk recht, inclusief procesrecht, rechterlijke organisatie enz. Niettemin stemt het idee van een 26e-regeling tot nadenken en is het de moeite waard om verkend te worden.

3.5.4

Het is evenwel duidelijk dat aanvullende, alternatieve of facultatieve regelingen niet tot gevolg mogen hebben dat dienstverleners in een keurslijf geperst worden om producten te standaardiseren: dit zou het innovatieve en concurrentievermogen van de financiële dienstverlening schaden in haar streven om aan de behoeften van de consument te voldoen.

3.5.5

Gelet op de lopende discussie zou het EESC daarom graag zien dat de Commissie meer duidelijkheid schept voor een beter begrip van de 26e-regeling. Het EESC verwelkomt de aangekondigde haalbaarheidsstudie.

3.5.6

Een grotere inzet van Forumgroepen is over het algemeen een goede zaak. Zoals al opgemerkt, kan de oprichting van forumgroepen voor specifieke detailhandelproducten evenwel een aanzienlijke belasting zijn voor de middelen van consumentenorganisaties.

3.5.7   Terreinen voor mogelijke toekomstige actie

3.5.7.1

Het EESC is verheugd dat de Europese Commissie bereid is de bestaande voorschriften inzake informatievereisten te codificeren en te vereenvoudigen. Het pleit niettemin meer voor vereenvoudiging dan voor codificatie. Het EESC ziet de vermelde vereenvoudiging als een bewijs van het voornemen van de Commissie om de kwaliteit, in plaats van de hoeveelheid te verbeteren van de aan consumenten verstrekte informatie. Voor de verbetering van de kwaliteitsvereisten verzoekt het EESC de Commissie de huidige wettelijke vereisten onder de loep te nemen (zowel op EU- als op nationaal niveau) om de relevante informatievereisten te stroomlijnen en om de informatieverstrekking te standaardiseren (desnoods door middel van codificatie), met inachtneming van het door de consument gekozen medium.

3.5.7.2

Het EESC denkt dat consumenten kunnen profiteren van betere normen voor essentiële informatie, bijv. in de vorm van begrijpelijke, overzichtelijke en vergelijkbare gegevens over alle cruciale aspecten van een contract. Een hoge mate van consumentenbescherming is nodig om ervoor te zorgen dat de informatie passend en verhelderend is en de wettelijke bescherming toereikend.

3.5.7.3

Over financiële bemiddeling en de betrekkingen tussen financiële instellingen en consumenten via tussenpersonen tekent het EESC in de eerste plaats aan dat financiële bemiddeling in de EU in uiteenlopende mate gereguleerd is. In de richtlijn verzekeringsbemiddeling (7) en de richtlijn markten voor financiële instrumenten (MFI) (8) komen diverse concepten en niveaus van regulering aan de orde voor bemiddeling van financiële diensten en producten. Meer samenhang en stroomlijning op dit gebied is gewenst, maar het EESC is van mening dat de MFI-regeling, als overkoepelende aanpak, meer tijd moet worden gegund om haar doeltreffendheid te bewijzen alvorens conclusies te trekken over de eventuele behoefte aan meer regulering op het gebied van kredietbemiddeling.

3.5.7.4

Aangezien er behoefte is aan meer afstemming van gedragsregels voor ondernemingen en verkoopadvies valt er te denken aan het scheppen van eerlijke concurrentievoorwaarden voor alle financiële dienstverleners voor particulieren, rekening houdende met de verschillende nationale omstandigheden. Het zou echter voordeliger zijn om de convergentie of harmonisatie van binnenlandse marketing- en distributieregels te waarborgen in plaats van nieuwe initiatieven voor gedragsregels in het bedrijfsleven te lanceren.

3.5.7.5

Het Comité meent dat er bij professioneel en onafhankelijk advies duidelijk onderscheid gemaakt dient te worden tussen (i) adviesverlening als een aparte, betaalde dienst op verzoek van de cliënt en (ii) verstrekte informatie die de consument nodig heeft om een weloverwogen keuze te kunnen maken.

3.5.7.6

Op de eerste plaats diener er duidelijke regels en normen te zijn voor financiële tussenpersonen, die een centrale rol vervullen op het gebied van met name beleggingsproducten, maar ook bij bemiddeling voor leningen. Zij moeten ook aantonen dat zij een grondige vak- en productkennis hebben. Tussenpersonen en onafhankelijke agenten zouden verplicht moeten worden hun cliënten passend, eerlijk en betrouwbaar advies te verlenen. Er moeten ook regelingen komen voor het snel en doeltreffend oplossen van geschillen. De expertise moet specifiek zijn, d.w.z. zij kan worden gesplitst in bijv. spaarvormen, investeringen, verzekeringen, hypotheken/kredieten. De aanpak van deze zaken zou moeten stroken met de ontwikkelingen op nationaal niveau.

3.5.7.7

Het EESC stelt met belangstelling vast dat de Commissie de belemmeringen nader wil bestuderen die zijn vastgesteld bij de opening van grensoverschrijdende bankrekeningen en kwesties met betrekking tot beheer, portabiliteit, overdraagbaarheid en de afsluiting van rekeningen. Voor de laatste aspecten mag de invloed van de bestaande elektronische en IT-systemen niet over het hoofd worden gezien.

3.5.7.8

Het EESC meent stellig dat in het Groenboek belastingvraagstukken uitdrukkelijk aan de orde hadden moeten komen. Sinds de goedkeuring van de 6e BTW-richtlijn (9) en met name in het laatste decennium heeft het gebrek aan neutraliteit van de BTW-behandeling van financiële diensten en het gebrek aan rechtszekerheid volgens het huidige systeem tot steeds meer problemen geleid.

3.5.7.9

In zijn verslag over de stand van zaken voor de financiële integratie in de EU stelt de Expert Group on Banking (10) dat „een minder strenge toepassing van BTW voor outsourcing een centrale voorwaarde is voor verdere integratie van functies in geavanceerde centra die diensten zullen verlenen aan verschillende onderdelen van Europese bankconcerns”. Het dient thans te worden erkend dat het huidige BTW-systeem voor financiële diensten een efficiënte invoering van de Europese interne markt in de weg staat. De post-APFD-agenda van de Commissie moet het uitgangspunt zijn voor een dergelijke officiële verklaring. Het EESC spoort derhalve de Commissie aan om haar agenda op dit gebied bekend te maken.

3.5.7.10

Tot slot wil het EESC benadrukken dat consumenten financiële producten beter kunnen begrijpen als zij professioneler en onafhankelijk, hoogkwalitatief advies ontvangen. Consumenten verdienen een optimaal advies over producten en diensten die het best bij hun behoeften en (financiële) omstandigheden aansluiten. Anderzijds kunnen consumenten de verantwoordelijkheid van een bepaalde keuze niet geheel van zich afschuiven (ongeacht of het om productkenmerken gaat of om de deskundige die hierover advies verleent). Consumenten dienen weloverwogen te kunnen kiezen en de gevolgen van die keuze te kunnen begrijpen.

3.5.7.11

Het EESC onderschrijft dus het beginsel van consumentenvoorlichting en verhoging van de standaard van financiële geletterdheid in de gehele EU. Het EESC meent dat met name het begrip „risico en opbrengst” centraal dient te staan in de voorlichting aan beleggers. Het bepleit voorts de verplichting voor tussenpersonen om gepast, eerlijk en betrouwbaar advies te verlenen. Dit is des te noodzakelijker aangezien werknemers steeds meer zelf regelingen moeten treffen voor een groot deel van hun inkomsten bij pensionering. Consumenten moeten voldoende informatie ter beschikking krijgen waarmee ze de gelegenheid hebben de verschillende producten met elkaar te vergelijken en een doordachte keuze te maken uit de concurrerende producten en de uiteenlopende risicoprofielen.

4.   Conclusie

4.1

Het EESC is van oordeel dat deze inventarisatie van tot stand gebrachte en te verwezenlijken financiële diensten en producten de EU een gelegenheid biedt om essentiële vooruitgang te boeken voor een sterkere Europese economie, minder bureaucratie, meer werkgelegenheid en niet alleen ten behoeve van meer welvaart maar ook meer vertrouwen in het financiële systeem voor alle Europeanen. Met andere woorden: een kans om daadwerkelijk resultaten te boeken voor de doelstellingen die de EU zichzelf met de Lissabon-agenda heeft gesteld.

4.2

Voor de financiële diensten kan de EU een belangrijke stap op weg naar de Lissabon-doelstellingen zetten door een aantal problemen aan te pakken. Volgens het EESC behoren hiertoe onder andere:

strikte toepassing van een beter regelgevingkader voor alle nieuwe en bestaande wetgeving;

vaststellen van het consumentenvertrouwen door te kijken naar hun bereidheid om een bepaald voorstel te accepteren;

samenwerking tussen EU-instellingen en lidstaten voor de tijdige omzetting en uitvoering van wetgeving, in de geest waarin ze is opgezet;

gerichte aandacht voor voltooiing van resterende APFD-maatregelen, met uitvoering van gerichte, volledig geharmoniseerde maatregelen, indien van toepassing;

verwijdering van hinderpalen die een optimaal functionerend toezicht voor Europa in de weg staan: geconsolideerd toezicht;

verwijdering van niet te rechtvaardigen belemmeringen voor meer F&A-projecten in Europa, vooral in de bancaire sector; en

erkenning dat voor consumenten de kwaliteit van de op de markt zijnde producten net zo belangrijk is als, indien niet belangrijker dan de hoeveelheid.

4.3

De externe dimensie van het EU-beleid inzake financiële diensten voor de komende vijf jaar is ook van groot belang voor haar wereldwijde concurrentievermogen op de lange termijn. Daarom spreekt het EESC zijn krachtige steun uit voor de versterking en intensivering van de structurele dialoog met de concurrenten van de EU op het wereldtoneel: de Verenigde Staten, Japan, China en India.

4.4

De discussie over de toekomstige prioriteiten voor de financiële diensten in 2005 biedt het maatschappelijk middenveld de kans om het zijne bij te dragen aan de verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen. Er staat te veel op het spel, zowel voor Europa's economie, en niet onbelangrijk, als voor de consument van de door die economie verleende diensten, om deze gelegenheid onbenut voorbij te laten gaan.

Brussel, 15 december 2005.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Anne-Marie SIGMUND


(1)  Richtlijn 2003/71/EG, PB L 345, 31.12.2003.

(2)  Niveau-3-comités zijn het Comité van Europese effectenregelgevers (CESR), het Comité van Europese bankentoezichthouders (CEBS) en het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen (CEIOPS), ingesteld in het kader van het Lamfalussy-proces.

(3)  Zoals het Basel Committee on Banking Supervision (BCBS), de International Organisation of Securities Committees (IOSCO), de Financial Action Task Force on money laundering (FATF) van de OESO en de International Accounting Standards Board (IASB).

(4)  Richtlijn 2003/6/EG, PB L 96, 12. 4.2003.

(5)  SEC(2004) 918.

(6)  PB C 234 van 22.9.2005.

(7)  Richtlijn 2002/92/EG, PB L 9, 15.1.2004.

(8)  Richtlijn 2004/39/EG, PB L 145, 30.4.2004.

(9)  Zesde Richtlijn 77/388/EEG, PB L 145, 13.6.1977.

(10)  „Financial Services Action Plan: Progress and Prospects”, Expert Group on Banking, Final Report, mei 2004.