17.3.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 65/27


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang tot de tweede generatie van het Schengen-informatiesysteem (SIS II) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de registratie van voertuigen

(COM(2005) 237 final — 2005/0104 (COD))

(2006/C 65/04)

De Raad heeft op 16 september 2005 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 95 van het EG-Verdrag te raadplegen over het bovengenoemde voorstel.

De gespecialiseerde afdeling „Interne markt, productie en consumptie”, die met de werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 20 oktober 2005 goedgekeurd; rapporteur was de heer RANOCCHIARI.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 422e zitting (vergadering op 14 december 2005) onderstaand advies uitgebracht, dat met 123 stemmen vóór, bij twee onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Inleiding

1.1

Het Akkoord van Schengen, dat het vrije verkeer van personen en goederen mogelijk moet maken, is in 1990 gesloten en in 1995 in werking getreden. Dit Akkoord bepaalt welke instanties toegang hebben tot het Schengen-informatiesysteem (SIS) en voor welke doeleinden de betreffende gegevens mogen worden gebruikt. Op grond van de eerste tekst van het Akkoord hadden met voertuigenregistratie belaste instanties geen toegang tot het SIS.

1.2

Op 21 augustus 2003 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een verordening tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen voor wat betreft de toegang tot het Schengen-informatiesysteem (SIS) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen (1). Doel was om toegang te verlenen tot SIS-gegevens betreffende gestolen voertuigen en aanhangers, blanco officiële stukken en op naam gestelde identiteitspapieren (paspoorten, identiteitskaarten, rijbewijzen). Op die manier kan worden nagegaan of voertuigen die ter registratie worden aangemeld gestolen, verduisterd of anderszins vermist zijn, en of personen die een op hun naam gesteld kentekenbewijs aanvragen daarbij geen gebruik maken van gestolen identiteits- of autopapieren.

1.3

Op 25 februari 2004 heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna: EESC) over dit voorstel advies uitgebracht (2). Het is het in dat advies met de Commissie eens dat ook nationale instanties die belast zijn met de afgifte en controle van kentekenbewijzen van voertuigen toegang moeten krijgen tot de SIS-gegevens. Het was tevens verheugd dat in het voorstel, waarin wordt gewezen op het feit dat de registratie van voertuigen in een aantal lidstaten door particuliere diensten wordt geregeld, de aanbeveling werd gedaan om via een overheidsinstelling met toegang tot het SIS ook aan déze diensten de informatie te verstrekken die zij nodig hebben om hun werk goed te kunnen doen, mits de bescherming van de gegevens wordt gewaarborgd.

1.4

Vervolgens — en als gevolg van de uitbreiding — werd duidelijk dat er een tweede generatie van het Schengen-informatiesysteem (SIS II) moest worden ontwikkeld om de nieuwe lidstaten toegang tot het informatiesysteem te kunnen verlenen en om het Schengengebied met deze lidstaten te kunnen uitbreiden.

1.5

Gezien de noodzaak om voor SIS II een passend wettelijk kader te scheppen en de diverse beleidsterreinen die worden bestreken, moest de Commissie met drie voorstellen komen: het eerste voorstel heeft betrekking op het vrije verkeer van personen en het tweede op politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, terwijl het derde voorstel een aanvulling vormt op beide andere voorstellen en tot doel heeft om met voertuigenregistratie belaste instanties toegang tot SIS II te verlenen.

1.6

Het EESC wordt thans geraadpleegd over dit derde voorstel, dat een onontbeerlijk vervolg is op bovengenoemde eerdere verordening (3), die op 6 juli 2005 door de Raad is goedgekeurd.

2.   Algemene opmerkingen

2.1

Het nieuwe voorstel van de Commissie heeft tot doel de consistentie met de nieuwe juridische instrumenten voor de invoering, het functioneren en het gebruik van de tweede generatie van het Schengen-informatiesysteem (SIS II) te waarborgen. De Commissie deelt mee dat de hoofddoelstelling van het huidige voorstel dezelfde is als die van het in augustus 2003 ingediende voorstel, nl. het vergroten van de samenwerking tussen de lidstaten op basis van een doeltreffende uitwisseling van informatie ter bestrijding van fraude en het helen van gestolen voertuigen. De Commissie merkt verder op dat ernaar wordt gestreefd dat de diensten die belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen onder de nieuwe SIS II-kaderwetgeving toegang krijgen tot dezelfde SIS-gegevens als waartoe ze toegang hebben sinds juni 2005, toen de in 2003 voorgestelde verordening in werking trad.

2.2

Het onderwerp is nog steeds actueel, aangezien er in de EU jaarlijks ongeveer 1,3 miljoen voertuigen worden gestolen en er zo'n 500 000 voertuigen voorgoed verdwijnen (4). Voertuigcriminaliteit houdt tevens verband met andere soorten misdrijven, zoals illegale handel, smokkel en terrorisme (bomauto's).

2.3

Het EESC is het andermaal met de Commissie eens dat ook nationale instanties die met de afgifte en controle van bovengenoemde documenten zijn belast (zie par. 1.2), toegang tot de SIS II-gegevens moeten krijgen. Bovendien moeten particuliere diensten die met de registratie van voertuigen zijn belast, informatie kunnen krijgen via een overheidsinstelling met toegang tot het SIS II, mits de bescherming van de gegevens wordt gewaarborgd. Het is met name van belang te zorgen voor instrumenten waarmee de toegang tot andere informatie uit het systeem, die alleen bestemd is voor de in artikel 101 van het Akkoord van Schengen genoemde instanties, wordt beperkt.

2.4

De algemene en andere opmerkingen van het EESC in zijn advies van 25 februari 2004 gaan nog steeds op. Sommige opmerkingen kunnen worden herhaald. Zo is het EESC nog steeds van mening dat het voorstel tot meer veiligheid en snellere juridische procedures zal leiden. Ook zal het voorstel de lidstaten ertoe bewegen om de vrijheid van het verkeer van voertuigen binnen de EU te vergroten. Het is niettemin van belang dat het voorstel aansluit bij de binnenlandse wet- en regelgeving van de lidstaten. Ook moet toegang worden verleend aan lidstaten die het Akkoord van Schengen niet hebben ondertekend, en dient de samenwerking met Interpol en Europol in de strijd tegen de handel in gestolen of verduisterde voertuigen in andere landen dan de landen die toegang hebben tot SIS II, te worden opgevoerd. Ook wijst het EESC erop dat er met het oog op een betere bestrijding van deze vorm van criminaliteit, meer statistische informatie over dit fenomeen moet worden geproduceerd, verwerkt en verspreid.

3.   Bijzondere opmerkingen

3.1

Het Commissievoorstel sluit goed aan bij het Besluit van de Raad van 22 december 2004 betreffende de aanpak van voertuigcriminaliteit met grensoverschrijdende implicaties (2004/919/EG) (5). In dat Besluit staat het volgende: „Met name is de samenwerking tussen de wetshandhavingsautoriteiten en de registrerende voertuigautoriteiten van belang, alsmede de informatievoorziening naar de relevante partijen”. Artikel 7 van het Besluit bevat de volgende bepaling: „De wetshandhavingsautoriteiten delen de nationale registrerende voertuigautoriteiten mee of een voertuig waarvoor de registratieprocedure loopt, als gestolen te boek staat. De toegang tot gegevensbanken in dit verband vindt plaats met inachtneming van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht”. Het EESC is verheugd dat de in het Besluit van de Raad vervatte ideeën thans in het Commissievoorstel zijn terug te vinden.

3.2

Alhoewel het Commissievoorstel uitsluitend betrekking heeft op de toegang van de registrerende instanties tot bepaalde SIS II-gegevens, grijpt het EESC toch de gelegenheid aan om te wijzen op de noodzaak om bij de bestrijding van voertuigcriminaliteit nauwer samen te werken. In artikel 4 van het Besluit van de Raad valt het volgende te lezen: „De lidstaten nemen waar nodig maatregelen voor periodiek overleg tussen de nationale bevoegde autoriteiten, overeenkomstig het nationale recht; bij dit overleg kunnen vertegenwoordigers van de private sector (zoals houders van private registers van vermiste auto's, het assurantiewezen en de autobranche) betrokken worden om te komen tot coördinatie van informatie en afstemming van ieders werkzaamheden op dit terrein”. Het EESC is van oordeel dat de Commissie bij verdere maatregelen ter bestrijding van voertuigcriminaliteit met deze overweging rekening moet houden.

3.3

Als voorbeeld hiervan noemt het EESC een eerder project van Interpol, getiteld Stop Register Stolen Cars (StoreSto Car, later Vehicle Identification, Research and Analysis, VIRA 17 genoemd). Doel van dit project was om alle informatie over auto's in één databank onder te brengen. Deze informatie zou zijn af te lezen aan het voertuigidentificatienummer (VIN) en worden gebruikt in geval van diefstal, registratie, export, import, fabricage of sloop van de auto. Op basis van een dergelijke databank kan tussen wetshandhavingsautoriteiten, instanties die belast zijn met de registratie van voertuigen, douaneautoriteiten, autofabrikanten en verzekeringsmaatschappijen worden samengewerkt.

3.4

N.a.v. dit voorstel wil het EESC er tevens op wijzen dat er meestal maar weinig mogelijkheden zijn een voertuig van dichtbij te bekijken om de identiteit ervan vast te stellen en na te gaan of het als gestolen te boek staat. In veel landen gaat de registratie van een voertuig gepaard met de inspectie ervan. Bij de registratie van een voertuig doet zich dus de mogelijkheid voor om na te gaan of het gestolen is. Het is dan ook zaak om de met registratie belaste instanties dit instrument voor het opsporen van gestolen, verduisterde of anderszins vermiste voertuigen, in handen te geven.

3.5

Zoals al gezegd in par. 3.2, moet nauwer worden samengewerkt om voertuigcriminaliteit tegen te gaan. Zo kan een voertuig ook van dichtbij worden geïnspecteerd wanneer het wordt geëxporteerd of geïmporteerd. Het EESC zou graag zien dat douaneautoriteiten zowel bij de import als bij de export van een voertuig dezelfde SIS II-gegevens moeten vastleggen als de met registratie belaste instanties.

3.6

Wanneer van een voertuig wordt nagegaan of het als gestolen is opgegeven, moet tevens de identiteit van het voertuig kunnen worden vastgesteld. Deze identiteit wordt in veel gevallen vastgesteld aan de hand van het voertuigidentificatienummer (VIN). Het is niet ongebruikelijk dat de identiteit van een gestolen voertuig vervalst of gereproduceerd is. Het EESC wijst erop dat er in de toekomst meer mogelijkheden moeten komen om een voertuig te identificeren. Daarbij moet zorgvuldig worden gekeken naar voorstellen als de invoering van een elektronische identificatie van voertuigen (EVI: electronic vehicle identification) of betere markering van reserveonderdelen.

3.7

Tot slot stelt het EESC voor om in de zeer nabije toekomst de volgende stap naar de verruiming van de reikwijdte van deze verordening te zetten. Eigenlijk moet dit Commissievoorstel, dat tot doel heeft de mogelijkheid te bieden om te verifiëren of voertuigen zijn gestolen, verduisterd of anderszins vermist, gepaard gaan met de mogelijkheid om voertuigen te repatriëren. De mogelijkheden hiertoe verschillen sterk per lidstaat en zijn afhankelijk van de bonafide-voorzieningen van ieder land. In sommige landen is het mogelijk om eigenaar van een gestolen voertuig te worden als het voertuig te goeder trouw is verworven, terwijl dit in andere landen niet kan. Verder moet in de toekomst meer onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheden om voertuigen waarvan gebleken is dat ze zijn gestolen, te repatriëren.

Brussel, 14 december 2005

De voorzitster

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Anne-Marie SIGMUND


(1)  COM(2003) 510 final – 2003/0198 (COD).

(2)  PB C 110 van 30 april 2004.

(3)  Zie voetnoot 1.

(4)  Bron: Europol-statistieken, Den Haag, 27 juni 2005.

(5)  PB L 389 van 30 december 2004.