52004PC0488

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de raad tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit - Progress {SEC(2004) 936 } /* COM/2004/0488 def. - COD 2004/0158 */


Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit - Progress {SEC(2004) 936 }

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Context

Tijdens de Europese Raad van Lissabon heeft de Unie zich het strategische doel gesteld de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang. Met zijn dynamische aanpak van de uitdagingen die de snelle veranderingen in de internationale concurrentieverhoudingen met zich meebrengen, vormt de agenda voor het sociaal beleid als onderdeel van de totaalstrategie van Lissabon de routekaart van de EU op sociaal en werkgelegenheidsgebied.

In haar mededeling "Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst - Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013" [1] bestempelde de Commissie de agenda als een belangrijk instrument om de doelstelling van de nieuwe financiële vooruitzichten, namelijk concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid, te helpen verwezenlijken. Volgens dezelfde mededeling moet de agenda voor het sociaal beleid verder worden versterkt om de nieuwe uitdagingen waarvoor alle lidstaten zich gesteld zien, het hoofd te bieden en de veranderingen in verband met de uitbreiding, mondialisering en vergrijzing in goede banen te leiden.

[1] COM(2004) 101 def.

Voor de verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen steunt de agenda voor het sociaal beleid op een combinatie van instrumenten, waaronder wetgeving, de open coördinatiemethode, de Europese sociale dialoog, alsook het Europees Sociaal Fonds en een aantal andere financiële instrumenten die rechtstreeks door de Commissie worden beheerd. Deze toelichting heeft alleen betrekking op laatstgenoemde financiële instrumenten en de inspanningen om die te rationaliseren.

2. Motivering van de maatregel

De Commissie heeft er nadrukkelijk op gewezen dat de herziening van de rechtsinstrumenten voor de komende financiële vooruitzichten moet worden aangegrepen om deze tegelijk sterk te vereenvoudigen. Alle opties werden rijpelijk overwogen.

Eén mogelijkheid zou geweest zijn de huidige financiële instrumenten stop te zetten. Maar een hoog niveau van werkgelegenheid en sociale bescherming, betere arbeidsomstandigheden, bestrijding van discriminatie, gelijkheid van mannen en vrouwen, het vrije verkeer van werknemers en de sociale dialoog zijn volgens het Verdrag expliciete doelstellingen van de Europese Unie, zonder welke de beleidsdoelstellingen van Lissabon een dode letter zullen blijven.

Hoewel in de eerste plaats de lidstaten op deze gebieden bevoegd zijn, zullen in de toekomst bescheiden financiële middelen noodzakelijk blijven om hen daarbij te helpen, en wel om tal van redenen:

* Financiële middelen blijven noodzakelijk om een coherente uitvoering van het bestaande acquis te waarborgen, de kennis van en het inzicht in de situatie in de lidstaten te verbeteren en de bevordering van rechten, het vrije verkeer van werknemers, de bestrijding van discriminatie en de gelijkheid van mannen en vrouwen te steunen.

* Communautaire financiering ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de open coördinatiemethode op sociaal en werkgelegenheidsgebied moet ook in de toekomst als katalysator werken om de vaststelling en uitvoering van maatregelen tot hervorming van de arbeidsmarkt en het sociaal beleid door de lidstaten te vergemakkelijken, en moet zo met bescheiden financiële middelen belangrijke beleidsontwikkelingen bewerkstelligen.

* Adequate financiële middelen zijn onontbeerlijk om de Commissie in staat te stellen haar autonome, uit het Verdrag voortvloeiende bevoegdheid om de sociale dialoog op EU-niveau te bevorderen overeenkomstig artikel 138 ten volle uit te oefenen. Het partnerschap voor verandering zal een cruciale rol spelen bij het vinden van passende oplossingen om de veranderingen en economische herstructureringen in goede banen te leiden.

Door via die drie kanalen middelen te investeren, zal de Unie een actieve bijdrage leveren tot de Lissabon-doelstellingen concurrentievermogen, meer en betere banen en grotere sociale samenhang.

3. Keuze van het instrument

Om de huidige situatie daadwerkelijk te vereenvoudigen en te rationaliseren en tegelijk rekening te houden met de verschillende besluitvormingsprocedures, wordt voorgesteld de activiteiten op het gebied van de werkgelegenheid en het sociaal beleid in twee hoofdgebieden te structureren, die elk corresponderen met één begrotingsonderdeel en gebaseerd zijn op zijn eigen besluitvormingsproces.

1. Het eerste zal de vorm aannemen van een geïntegreerd programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit (Progress), dat de periode 2007-2013 bestrijkt. Dit zal worden goedgekeurd via bijgaand besluit van het Parlement en de Raad. Dit programma omvat vier specifieke communautaire actieprogramma's die op dit ogenblik de uitvoering van de agenda voor het sociaal beleid ondersteunen, alsmede een aantal begrotingsonderdelen in verband met de arbeidsomstandigheden. Voor de hele looptijd van het programma staat 628,8 miljoen euro ter beschikking.

2. Over het tweede, getiteld: "Ondersteuning van de sociale dialoog, het vrije verkeer van werknemers en studies en speciale verslagen op sociaal gebied", zal een afzonderlijke mededeling verschijnen aangezien hiervoor geen wetgevingsbesluit vereist is. Dit werkterrein omvat uitgaven die voortvloeien uit bestaande verordeningen en de door het Verdrag aan de Commissie verleende autonome bevoegdheden, zoals bevestigd in artikel 49, lid, 2, onder c), van het Financieel Reglement en artikel 33, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften daarbij. Voor dit tweede begrotingsonderdeel is gedurende de periode 2007-2013 een bedrag van 479,9 miljoen euro beschikbaar.

Het betreft hier in hoofdzaak financiële steun ter bevordering en vergemakkelijking van de sociale dialoog op Europees niveau. De sociale partners moeten volgens de artikelen 138 en 139 van het Verdrag bij het wetgevingsproces betrokken worden en zij spelen een essentiële rol in de ontwikkeling van een echte Europese governance. De Commissie zal daarom het partnerschap en de sociale dialoog op zowel centraal als bedrijfstakniveau blijven aanmoedigen en ondersteunen. Hiertoe zal zij activiteiten financieren in verband met onderhandelingen, voorlichting, opleiding en capaciteitsvorming van de betrokkenen, en de verspreiding en bevordering van resultaten op alle niveaus.

Ook zal zij financiële steun verlenen aan activiteiten in verband met sociale analyses en het vrije verkeer van werknemers, met name het Eures-netwerk, zoals bepaald in deel 2 van Verordening 1612/68 [2].

[2] Eures is een netwerk voor samenwerking tussen de diensten voor de arbeidsvoorziening in de lidstaten, hun partners en de Commissie om informatie uit te wisselen over vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, de situatie en ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de levens- en arbeidsomstandigheden.

Verder moet nog 266,4 miljoen euro worden uitgetrokken voor de financiering tussen 2007 en 2013 van de twee agentschappen die actief zijn op sociaal en werkgelegenheidsgebied [3].

[3] De Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Dublin) en het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (Bilbao). Het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat (Wenen) valt hierbuiten aangezien het vervangen zal worden door het Agentschap voor de Grondrechten, zoals bedoeld in begrotingsonderdeel 3.

Wat ten slotte de gelijkheidsdoelstellingen van de Lissabon-agenda betreft, heeft de Europese Raad op basis van het in de Raad bereikte politieke akkoord zijn steun uitgesproken voor de oprichting van een Europees genderinstituut en de Commissie verzocht een specifiek voorstel in te dienen. De Commissie is van plan het desbetreffende voorstel voor het einde van dit jaar goed te keuren en is voornemens hiervoor 52,7 miljoen euro uit te trekken voor de periode 2007-2013. De oprichting van dit instituut is budgetneutraal aangezien dit bedrag op het Progress-programma in mindering is gebracht. De voornaamste taak van het instituut zal zijn de Gemeenschap en haar lidstaten van objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie en gegevens te voorzien over gelijkheid van mannen en vrouwen zodat op dit gebied maatregelen genomen kunnen worden. Het zal ook als katalysator werken voor de ontwikkeling, analyse en verspreiding van informatie die de gelijkheid van mannen en vrouwen in Europa kan verbeteren. De precieze bevoegdheden van dit instituut zullen in bovengenoemd voorstel worden omschreven teneinde overlappingen met andere instituten of agentschappen te vermijden.

Om overlappingen tussen de bijstandsverleningen uit hoofde van het voorgestelde programma te vermijden, zullen coöperatieve uitwisselings- en synergiebevorderende mechanismen worden ingevoerd.

4. Doelstellingen van het nieuwe communautair programma

Zoals hierboven reeds gezegd, is slechts voor een deel van de voor de periode 2007-2013 geplande uitgaven een tussentijds wetgevingsbesluit nodig. Dit is de bedoeling van bijgaand besluit van het Parlement en de Raad tot vaststelling van een nieuw communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit (Progress).

Het algemene doel is een versterking van de initiatiefrol van de Commissie bij het voorstellen van EU-strategieën, de uitvoering en follow-up van EU-doelstellingen en de vertaling hiervan in nationaal beleid, de omzetting en follow-up van de coherente toepassing van de EU-wetgeving in heel Europa, de bevordering van de samenwerkings- en coördinatiemechanismen tussen de lidstaten en de samenwerking met het maatschappelijk middenveld.

De algemene doelstellingen van het programma staan in dienst van deze algemene doelstelling:

(1) Verbetering van de kennis van en het inzicht in de situatie in de lidstaten (en andere deelnemende landen) door middel van analyse en evaluatie van en nauwlettend toezicht op het beleid;

(2) Ondersteuning van de ontwikkeling van statistische hulpmiddelen en methoden en gemeenschappelijke indicatoren op de onder het programma vallende gebieden;

(3) Ondersteuning van en toezicht op de tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht en de beleidsdoelstellingen in de lidstaten en beoordeling van het effect daarvan;

(4) Bevordering van netwerken en wederzijdse leerprocessen, en vaststelling en verspreiding van goede praktijken op EU-niveau;

(5) Vergroting van de bekendheid van de belanghebbenden en het grote publiek met het in het kader van de vijf programmaonderdelen gevoerde EU-beleid;

(6) Vergroting van de capaciteit van de belangrijkste EU-netwerken om het EU-beleid te bevorderen en te ondersteunen.

De voor elk programmaonderdeel vastgestelde doelstellingen zijn ten slotte vertaald in operationele doelstellingen die overeenkomen met de soorten steun (analyse en wederzijds leren, bewustmaking en verspreiding, ondersteuning van de belangrijkste actoren) en die binnen elk beleidsterrein aan bod zullen komen. De operationele doelstellingen zullen voorzien in de behoefte aan op Commissieniveau gefinancierde maatregelen die gericht zijn op een aantal specifieke actoren die in dit verband actie moeten ondernemen.

5. Programmaonderdelen

Het programma zal uit vijf onderdelen bestaan, die corresponderen met de belangrijkste activiteitsgebieden:

(1) Werkgelegenheid

(2) Sociale bescherming en integratie

(3) Arbeidsomstandigheden

(4) Discriminatiebestrijding en verscheidenheid

(5) Gelijkheid van mannen en vrouwen

Deel 1 dient ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de Europese werkgelegenheidsstrategie zoals bepaald in de titel Werkgelegenheid van het EG-Verdrag (artikelen 125 tot 130).

Deel 2 dient ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de open coördinatiemethode op het gebied van sociale bescherming en integratie overeenkomstig artikel 137, zoals gewijzigd bij het Verdrag van Nice, volgens hetwelk "het optreden van de lidstaten door de Gemeenschap [wordt] ondersteund en aangevuld" om een aantal doelstellingen in verband met de sociale bescherming te verwezenlijken, met name "bestrijding van sociale uitsluiting" en "modernisering van de stelsels van sociale bescherming".

Deel 3 dient ter ondersteuning van de verbetering van het arbeidsmilieu en de arbeidsomstandigheden, met inbegrip van de veiligheid en gezondheid op het werk, zoals bedoeld in artikel 137, lid 1, onder a) en b), van het Verdrag.

Deel 4 dient ter ondersteuning van de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van artikel 13 van het Verdrag, dat discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid verbiedt. Voorts dient het ter bevordering van de integratie van non-discriminatie in het EU-beleid en de bewustmaking van de voordelen van verscheidenheid.

Deel 5 dient ter ondersteuning van de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen enerzijds, en een betere integratie van het genderaspect in het EU-beleid, zoals bepaald in artikel 2, artikel 3, lid 2, en de artikelen 13 en 141 van het Verdrag.

6. Extern overleg

Deze voorgenomen rationalisatie van de programma's op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid en de begrotingsstructuur is rechtstreeks van belang voor de belangrijkste belanghebbenden. De sociale partners en niet-gouvernementele organisaties zijn geraadpleegd.

7. Evaluatie vooraf

De evaluatie vooraf van het programma is bij dit voorstel voor een besluit van het Parlement en de Raad gevoegd. Deze is intern uitgevoerd door de evaluatie-eenheid van DG EMPL in samenwerking met alle bij de opstelling van het programma betrokken eenheden.

Uit de beschikbare evaluatieresultaten blijkt dat de te ondersteunen maatregelen geschikt zijn om de doelstellingen van de agenda voor het sociaal beleid te verwezenlijken. Er zijn diverse innovatieve benaderingen geëvalueerd. De reeds gepubliceerde evaluatieresultaten zijn opgenomen in bijlage 1 van de evaluatie vooraf.

8. Vereenvoudiging

De voorgestelde benadering zal bijdragen tot de hoofddoelstelling, namelijk vereenvoudiging van zowel de wetgevings- als de beheersinstrumenten en stroomlijning van de begrotingsstructuur. Zij zal ook leiden tot een grotere samenhang en consistentie tussen de instrumenten en overlappingen daartussen vermijden. Hoewel voor de toekomstige uitbreidingen extra personeel nodig zal zijn, wordt een betere allocatie van het personeel bereikt door kleinere begrotingsonderdelen (die personeelsintensief zijn) te schrappen en bestaande programma's in één coherent en gestroomlijnd programma onder te brengen. Dit zal resulteren in een grotere evenredigheid tussen het uitgavenbedrag en de administratieve kosten voor het beheer daarvan.

Met de voorgestelde benadering wordt ook het aantal rechtstreeks door de Commissie beheerde begrotingsonderdelen (agentschappen niet inbegrepen) op sociaal en werkgelegenheidsgebied teruggebracht van 28 tot 2. Voor alle huidige besluiten komt één besluit in de plaats. Dit betekent een enorme vereenvoudiging van het besluitvormingsproces. Behalve door een aanzienlijke vermindering van het aantal begrotingsonderdelen zal de rationalisatie ook worden bereikt door een beperking en harmonisatie van het toepassingsgebied van de huidige vier communautaire actieprogramma's. Bij de uitvoering van het programma zal de Commissie worden bijgestaan door één in plaats van vier programmacomités.

De voorgestelde rationalisatie zal ook ten goede komen aan de eindgebruiker aangezien de zichtbaarheid, de duidelijkheid en de onderlinge samenhang van deze instrumenten erdoor worden vergroot. Potentiële begunstigden zullen gemakkelijker een financieringsaanvraag uit hoofde van de verschillende onderdelen van het nieuwe programma kunnen indienen dankzij de gestandaardiseerde aanpak en geharmoniseerde uitvoeringsbepalingen. De eindgebruiker heeft nog slechts te maken met één loket, wat van belang is wanneer een project op de doelstellingen van meer dan een programmaonderdeel gericht is.

9. Artikelsgewijze toelichting

Het besluit telt twintig artikelen.

Bij artikel 1 wordt het Progress-programma vastgesteld.

In artikel 2 worden de algemene doelstellingen van de vijf programmaonderdelen omschreven.

Artikel 3 beschrijft de algemene opzet van het programma, dat vijf onderdelen omvat die de vijf belangrijkste activiteitsterreinen bestrijken.

De artikelen 4 tot 8 bevatten voor elk programmaonderdeel een lijst van operationele doelstellingen.

Artikel 9 beschrijft de verschillende soorten maatregelen ter verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 4 tot 8 vastgestelde doelstellingen.

In artikel 10 wordt een opsomming gegeven van de potentiële actoren van het programma.

In artikel 11 worden de verschillende manieren aangegeven waarop de in artikel 10 genoemde actoren een subsidieaanvraag kunnen indienen.

Artikel 12 behelst de uitvoeringsbepalingen van het programma en beschrijft met name de rol van het in artikel 13 bedoelde comité.

Artikel 13 bepaalt dat de Commissie voor de uitvoering van het programma zal worden bijgestaan door een beheers-/raadgevend comité.

Artikel 14 voorziet in samenwerking van het in artikel 13 genoemde comité met andere relevante comités die toezicht houden op andere programma's of die verband houden met samenwerkingsmechanismen in het kader van de open coördinatiemethode.

Artikel 15 wijst erop dat de uit hoofde van dit programma gefinancierde acties gecoördineerd moeten worden met en een aanvulling moeten vormen op andere EU-maatregelen, niet alleen op sociaal en werkgelegenheidsgebied, maar ook op gebieden met vergelijkbare doelstellingen (onderwijs, cultuur, justitie, binnenlandse zaken...).

Artikel 16 voorziet in de mogelijkheid van deelname aan dit programma door niet-EU-landen, met name de EER/EVA-landen, de met de EU geassocieerde kandidaat-lidstaten en de westelijke Balkanstaten die bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken zijn.

Artikel 17 stelt het totale bedrag vast dat voor de looptijd van 7 jaar beschikbaar is. Het voorziet ook in een aan de verschillende programmaonderdelen toe te wijzen minimumpercentage.

Artikel 18 behelst de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om de financiële belangen van de Gemeenschappen tijdens de uitvoering van het programma te beschermen.

Artikel 19 voorziet in de controle- en evaluatiemechanismen die moeten worden ingevoerd om een soepele en doeltreffende uitvoering van het programma te waarborgen.

Artikel 20 betreft de datum van inwerkingtreding van het besluit.

2004:0158 (COD)

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit - Progress

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 13, lid 2, artikel 129 en artikel 137, lid 2, onder a),

Gezien het voorstel van de Commissie [4],

[4] PB C [...], [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité [5],

[5] PB C [...], [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [6],

[6] PB C [...], [...], blz. [...].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 heeft de bevordering van werkgelegenheid en sociale integratie aangemerkt als een intrinsiek onderdeel van de algemene strategie van de Unie voor het verwezenlijken van haar strategische doel voor de komende tien jaar, namelijk de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang. Hij heeft ambitieuze doelstellingen en streefcijfers voor de EU vastgesteld om opnieuw de voorwaarden te creëren voor volledige werkgelegenheid, de kwaliteit en productiviteit op het werk te verbeteren en de sociale samenhang en een op integratie gerichte arbeidsmarkt te bevorderen.

(2) Overeenkomstig het verklaarde voornemen van de Commissie om de financieringsinstrumenten van de EU te consolideren en te rationaliseren, is dit besluit bedoeld om één gestroomlijnd programma vast te stellen dat voorziet in de voortzetting en uitbreiding van de activiteiten waarmee een begin is gemaakt uit hoofde van Besluit 2000/750/EG van de Raad van 27 november 2000 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bestrijding van discriminatie (2001-2006) [7], Beschikking 2001/51/EG van de Raad van 20 december 2000 betreffende het programma in verband met de communautaire strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005) [8], Besluit nr. 50/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 december 2001 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten bij de bestrijding van sociale uitsluiting [9], en Besluit nr. 1145/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 inzake communautaire stimuleringsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid [10], alsook de op communautair niveau aangevatte werkzaamheden met betrekking tot de arbeidsomstandigheden.

[7] PB L 303 van 2.12.2000, blz. 23.

[8] PB L 17 van 19.11.2001, blz. 22.

[9] PB L 10 van 12.1.2002, blz. 1.

[10] PB L 170 van 29.6.2002, blz. 1.

(3) Op de buitengewone Europese Raad over werkgelegenheid in Luxemburg in 1997 werd het startsein gegeven voor de Europese werkgelegenheidsstrategie, die bedoeld is om het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten op basis van gemeenschappelijke richtsnoeren en aanbevelingen voor de werkgelegenheid te coördineren. De Europese werkgelegenheidsstrategie is thans het belangrijkste instrument voor de tenuitvoerlegging van de werkgelegenheids- en arbeidsmarktdoelstellingen van de Lissabon-strategie.

(4) De Europese Raad van Lissabon concludeerde dat het aantal mensen dat in de EU onder de armoedegrens leeft en sociaal is uitgesloten, onaanvaardbaar hoog is, en achtte het daarom noodzakelijk stappen te zetten om armoede definitief uit te roeien door adequate doelstellingen vast te stellen. Deze doelstellingen werden overeengekomen door de Europese Raad van Nice van 7, 8 en 9 december 2000. Hij kwam verder overeen dat het beleid ter bestrijding van sociale uitsluiting gebaseerd diende te zijn op een open coördinatiemethode die nationale actieplannen en een samenwerkingsinitiatief van de Commissie combineert.

(5) De demografische veranderingen vormen op de lange termijn een belangrijke uitdaging voor het vermogen van de stelsels van sociale bescherming om adequate pensioenen en gezondheids- en langdurige zorg te verstrekken, en het is belangrijk een beleid te bevorderen dat zowel adequate sociale bescherming als financiële houdbaarheid kan garanderen. Dit evenwicht wordt bereikt in overeenstemming met de open coördinatiemethode.

(6) Het garanderen van minimumnormen en de constante verbetering van de arbeidsomstandigheden in de EU vormen een belangrijk kenmerk van het Europees sociaal beleid en zijn een belangrijke algemene doelstelling van de Europese Unie. Voor de Gemeenschap is een belangrijke taak weggelegd bij de ondersteuning en aanvulling van de activiteiten van de lidstaten op het gebied van de veiligheid en gezondheid van de werknemers, de arbeidsomstandigheden, de bescherming van de werknemers na beëindiging van hun arbeidsovereenkomst, de informatie en raadpleging van de werknemers, en de vertegenwoordiging en collectieve bescherming van de belangen van werknemers en werkgevers.

(7) Non-discriminatie is een grondbeginsel van de Europese Unie. Artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verbiedt uiteenlopende vormen van discriminatie. Aan de specifieke kenmerken van de verschillende vormen van discriminatie moet bijzondere aandacht worden besteed. Daarom moet rekening worden gehouden met de bijzondere behoeften van mensen met een handicap ten aanzien van de toegankelijkheid van activiteiten en resultaten.

(8) Op grond van artikel 113 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap heeft de Raad Richtlijn 2000/43 van 29 juni 2000 vastgesteld houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming [11], die discriminatie op grond van ras of etnische afstamming onder andere verbiedt bij de toegang tot arbeid, beroepsopleiding, onderwijs, goederen en diensten en sociale bescherming, alsook Richtlijn 2000/78/EG van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep [12], die met betrekking tot arbeid en beroep discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid verbiedt.

[11] PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.

[12] PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.

(9) Gelijke behandeling van mannen en vrouwen is een fundamenteel beginsel van het Gemeenschapsrecht en de richtlijnen en andere besluiten die op grond hiervan zijn vastgesteld, hebben bij de verbetering van de positie van vrouwen een belangrijke rol gespeeld. De ervaring met maatregelen op communautair niveau heeft aangetoond dat voor de bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen in het EU-beleid en de bestrijding van discriminatie in de praktijk een mix van instrumenten vereist is, waaronder wetgeving, financieringsinstrumenten en mainstreaming, die elkaar moeten versterken. Overeenkomstig het beginsel van gendermainstreaming moet de gelijkheid van mannen en vrouwen in alle programmaonderdelen worden geïntegreerd.

(10) Aangezien de doelstellingen van de voorgestelde actie niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt vanwege de behoefte aan informatie-uitwisseling op EU-niveau en de verspreiding van goede praktijken in de gehele Gemeenschap, en vanwege de multilaterale dimensie van de communautaire acties en maatregelen daarom beter op communautair niveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen treffen in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag genoemde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(11) In het onderhavige besluit wordt voor de gehele looptijd van het programma een financieel raamwerk vastgelegd, dat in de zin van punt 33 van het op 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie gesloten Interinstitutioneel Akkoord inzake de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure [13] het belangrijkste referentiepunt voor de begrotingsautoriteit is.

[13] PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

(12) De voor de tenuitvoerlegging van dit besluit vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [14],

[14] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

BESLUITEN:

Artikel 1

Vaststelling van het programma

Hierbij wordt het communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit, Progress genaamd, vastgesteld om de tenuitvoerlegging van de doelstellingen van de Europese Unie op sociaal en werkgelegenheidsgebied financieel te ondersteunen en aldus bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabon-strategie op deze gebieden. Het programma geldt voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013.

Artikel 2

Algemene doelstellingen van het programma

De algemene doelstellingen van het programma zijn:

(1) verbetering van de kennis van en het inzicht in de situatie in de lidstaten (en andere deelnemende landen) door middel van analyse en evaluatie van en nauwlettend toezicht op het beleid;

(2) ondersteuning van de ontwikkeling van statistische hulpmiddelen en methoden en gemeenschappelijke indicatoren op de onder het programma vallende gebieden;

(3) ondersteuning van en toezicht op de tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht en de beleidsdoelstellingen in de lidstaten en beoordeling van het effect daarvan;

(4) bevordering van netwerken en wederzijdse leerprocessen, en vaststelling en verspreiding van goede praktijken op EU-niveau;

(5) vergroting van de bekendheid van de belanghebbenden en het grote publiek met het in het kader van de vijf programmaonderdelen gevoerde EU-beleid;

(6) vergroting van de capaciteit van de belangrijkste EU-netwerken om het EU-beleid te bevorderen en te ondersteunen.

Artikel 3

Opzet van het programma

Het programma is verdeeld in de volgende vijf onderdelen:

(1) Werkgelegenheid

(2) Sociale bescherming en integratie

(3) Arbeidsomstandigheden

(4) Discriminatiebestrijding en verscheidenheid

(5) Gelijkheid van mannen en vrouwen

Artikel 4

DEEL 1: Werkgelegenheid

Deel 1 dient ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de Europese werkgelegenheidsstrategie door:

(1) het inzicht in de werkgelegenheidssituatie te verbeteren, met name via analyses en studies en de opstelling van statistieken en indicatoren;

(2) de tenuitvoerlegging van de Europese richtsnoeren en aanbevelingen voor de werkgelegenheid te controleren en te evalueren en de wisselwerking tussen de EWS en andere beleidsterreinen te bestuderen;

(3) uitwisselingen over beleid en methoden te organiseren en wederzijdse leerprocessen in het kader van de EWS te bevorderen;

(4) de bewustwording te vergroten, informatie te verspreiden en de discussie over de uitdagingen en het beleid in verband met de werkgelegenheid te bevorderen, ook onder de regionale en lokale actoren, de sociale partners en andere belanghebbenden.

Artikel 5

DEEL 2: Sociale bescherming en integratie

Deel 2 dient ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de open coördinatiemethode op het gebied van de sociale bescherming en integratie door:

(1) het inzicht in armoedekwesties en het beleid inzake sociale bescherming en integratie te verbeteren, met name via analyses en studies en de opstelling van statistieken en indicatoren;

(2) de tenuitvoerlegging van de open coördinatiemethode op het gebied van sociale bescherming en integratie te controleren en te evalueren, en de wisselwerking tussen deze open coördinatiemethode en andere beleidsterreinen te bestuderen;

(3) uitwisselingen over beleid en methoden te organiseren en wederzijdse leerprocessen in het kader van de strategie inzake sociale bescherming en integratie te bevorderen;

(4) de bewustwording te vergroten, informatie te verspreiden en de discussie te bevorderen over de belangrijkste uitdagingen en beleidskwesties die in het kader van het coördinatieproces op het gebied van de sociale bescherming en sociale integratie aan de orde komen, ook onder de ngo's, regionale en lokale actoren en andere belanghebbenden;

(5) de capaciteit van de belangrijkste EU-netwerken te vergroten om de beleidsdoelstellingen van de EU te helpen realiseren.

Artikel 6

DEEL 3: Arbeidsomstandigheden

Deel 3 dient ter ondersteuning van de verbetering van het arbeidsmilieu en de arbeidsomstandigheden, met inbegrip van de veiligheid en gezondheid op het werk, door:

(1) het inzicht in de situatie met betrekking tot de arbeidsomstandigheden te verbeteren, met name via analyses en studies en de opstelling van statistieken en indicatoren, alsmede de beoordeling van het effect van bestaande wetgeving, beleid en praktijken;

(2) de tenuitvoerlegging van het communautaire arbeidsrecht te ondersteunen via versterkt toezicht, de opleiding van vaklieden, de opstelling van handleidingen en de totstandbrenging van netwerken tussen gespecialiseerde instanties;

(3) preventieve maatregelen te nemen en de preventiecultuur op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk te bevorderen;

(4) de bewustwording te vergroten, informatie te verspreiden en de discussie over de belangrijkste uitdagingen en beleidskwesties in verband met de arbeidsomstandigheden te bevorderen.

Artikel 7

DEEL 4: Discriminatiebestrijding en verscheidenheid

Deel 4 dient ter ondersteuning van de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van het non-discriminatiebeginsel en de integratie daarvan in het EU-beleid door:

(1) het inzicht in de situatie met betrekking tot discriminatie te verbeteren, met name via analyses en studies en de opstelling van statistieken en indicatoren, alsmede de beoordeling van het effect van bestaande wetgeving, beleid en praktijken;

(2) de tenuitvoerlegging van de communautaire anti-discriminatiewetgeving te ondersteunen via versterkt toezicht, de opleiding van vaklieden en de totstandbrenging van netwerken tussen gespecialiseerde instanties die zich met de bestrijding van discriminatie bezighouden;

(3) de bewustwording te vergroten, informatie te verspreiden en de discussie over de belangrijkste uitdagingen en beleidskwesties in verband met discriminatie en de integratie van het non-discriminatiebeginsel in het EU-beleid te bevorderen;

(4) de capaciteit van de belangrijkste EU-netwerken te vergroten om de beleidsdoelstellingen van de EU te helpen realiseren.

Artikel 8

DEEL 5: Gelijkheid van mannen en vrouwen

Deel 5 dient ter ondersteuning van de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen en ter bevordering van de integratie van de genderdimensie in het EU-beleid door:

(1) het inzicht in de situatie met betrekking tot gendervraagstukken en de integratie van de genderdimensie in het beleid te verbeteren, met name via analyses en studies en de opstelling van statistieken en indicatoren, alsmede de beoordeling van het effect van bestaande wetgeving, beleid en praktijken;

(2) de tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen te ondersteunen via versterkt toezicht, de opleiding van vaklieden en de totstandbrenging van netwerken tussen gespecialiseerde instanties die actief zijn op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen;

(3) de bewustwording te vergroten, informatie te verspreiden en de discussie over de belangrijkste uitdagingen en beleidskwesties in verband met de gelijkheid van mannen en vrouwen en de integratie van de genderdimensie in het beleid te bevorderen;

(4) de capaciteit van de belangrijkste EU-netwerken te vergroten om de beleidsdoelstellingen van de EU te helpen realiseren.

Artikel 9

Soorten activiteiten

1. Het programma dient ter financiering van de volgende soorten activiteiten:

(a) Analytische werkzaamheden

- Verzameling, opstelling en verspreiding van gegevens en statistieken

- Opstelling en verspreiding van gemeenschappelijke methoden en indicatoren/benchmarks

- Uitvoering van studies, analyses en enquêtes, en verspreiding van de resultaten daarvan

- Uitvoering van evaluaties en effectbeoordelingen, en verspreiding van de resultaten daarvan

- Opstelling en publicatie van handleidingen en verslagen

(b) Werkzaamheden in verband met de uitwisseling van kennis, bewustmaking en verspreiding

- Vaststelling van de beste praktijken en organisatie van collegiale toetsingen via vergaderingen/workshops/seminars op nationaal of EU-niveau

- Organisatie van conferenties/seminars van het voorzitterschap

- Organisatie van conferenties/seminars ter ondersteuning van de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht en de beleidsdoelstellingen

- Organisatie van mediacampagnes en -evenementen

- Compilatie en publicatie van materiaal voor de verspreiding van informatie en de resultaten van het programma

(c) Ondersteuning van de voornaamste actoren

- Bijdrage in de exploitatiekosten van de belangrijkste EU-netwerken

- Organisatie van werkgroepen van nationale ambtenaren om de tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht te controleren

- Financiering van opleidingsseminars voor juristen, ambtenaren op sleutelposities en andere relevante actoren

- Oprichting van netwerken tussen gespecialiseerde instanties op EU-niveau

- Financiering van netwerken van deskundigen

- Financiering van waarnemingsposten op EU-niveau

- Uitwisseling van personeel tussen nationale overheden

- Samenwerking met internationale instellingen

2. De in lid 1, onder b), bedoelde soorten activiteiten moeten een sterke Europese dimensie bezitten, voldoende groot van opzet zijn om een echte Europese toegevoegde waarde te garanderen, en worden uitgevoerd door (sub)nationale autoriteiten, in de Gemeenschapswetgeving bedoelde gespecialiseerde instanties of actoren die op hun terrein een sleutelpositie innemen.

Artikel 10

Toegang tot het programma

1. Deelname aan het programma staat open voor alle openbare en/of particuliere organisaties, actoren en instellingen, met name:

- de lidstaten,

- de openbare diensten voor de arbeidsvoorziening;

- plaatselijke en regionale overheden;

- in de Gemeenschapswetgeving bedoelde gespecialiseerde instanties;

- de sociale partners;

- op EU-niveau georganiseerde niet-gouvernementele organisaties;

- universiteiten en onderzoeksinstellingen;

- evaluatiedeskundigen;

- de nationale bureaus voor de statistiek;

- de media.

2. De Commissie heeft ook rechtstreeks toegang tot het programma voor de in artikel 9, lid 1, onder a) en b), bedoelde activiteiten.

Artikel 11

Procedure voor subsidieaanvragen

De in artikel 9 bedoelde activiteiten kunnen worden gefinancierd door middel van:

- een dienstencontract op basis van een aanbesteding. Voor de samenwerking met nationale bureaus voor de statistiek gelden de Eurostat-procedures.

- een gedeeltelijke subsidie op basis van een oproep tot het indienen van voorstellen. In dit geval kan de EU-bijdrage in het algemeen niet meer bedragen dan 80% van de door de ontvanger verrichte totale uitgaven. Subsidies boven dit maximum kunnen uitsluitend in uitzonderlijke omstandigheden en na een zorgvuldig onderzoek worden verleend.

De in artikel 9, lid 1, bedoelde activiteiten kunnen worden gesubsidieerd na een subsidieaanvraag, bijvoorbeeld van de lidstaten.

Artikel 12

Uitvoeringsbepalingen

1. De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen die betrekking hebben op de volgende aangelegenheden, worden vastgesteld volgens de beheersprocedure als bedoeld in artikel 13, lid 2:

(a) de algemene richtsnoeren voor de uitvoering van het programma;

(b) het werkprogramma voor de tenuitvoerlegging van het programma;

(c) de door de Gemeenschap te leveren financiële steun;

(d) de jaarlijkse begroting en de verdeling van de middelen over de verschillende programmaonderdelen;

(e) de wijze waarop de door de Gemeenschap gesteunde acties worden geselecteerd, alsmede de door de Commissie voorgestelde ontwerp-lijst van acties die deze steun ontvangen.

2. Voor alle overige punten worden de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen van het besluit vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 3, beschreven raadplegingsprocedure.

Artikel 13

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 14

Samenwerking met andere comités

1. De Commissie legt de nodige contacten met het Comité voor sociale bescherming en het Comité voor de werkgelegenheid om deze regelmatig op de hoogte te houden van de uitvoering van de in dit besluit bedoelde activiteiten.

2. Zo nodig stelt de Commissie een regelmatige en gestructureerde vorm van samenwerking in tussen dit comité en de voor andere relevante beleidsmaatregelen, instrumenten en acties opgerichte toezichtcomités.

Artikel 15

Samenhang en complementariteit

1. De Commissie draagt, in samenwerking met de lidstaten, zorg voor de algehele samenhang met de andere beleidsmaatregelen, instrumenten en acties van de Unie en de Gemeenschap, met name door de vaststelling van passende mechanismen voor de coördinatie van de activiteiten van het programma met relevante activiteiten op het gebied van onderzoek, justitie en binnenlandse zaken, cultuur, onderwijs, opleiding en jeugdbeleid, en op het gebied van de uitbreiding en de externe betrekkingen van de Gemeenschap. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de mogelijke synergieën tussen dit programma en die op onderwijs- en opleidingsgebied.

2. De Commissie en de lidstaten dragen zorg voor de samenhang en complementariteit tussen de in het kader van het programma ondernomen activiteiten en andere relevante activiteiten van de Unie en de Gemeenschap, met name in het kader van de structuurfondsen en in het bijzonder van het Europees Sociaal Fonds.

3. De Commissie draagt er zorg voor dat de ten laste van dit programma komende uitgaven niet ook nog eens ten laste komen van een ander communautair financieel instrument.

4. De Commissie houdt het in artikel 13 bedoelde comité regelmatig op de hoogte van andere communautaire maatregelen die bijdragen tot de strategische doelstellingen van Lissabon op het gebied van de werkgelegenheid en het sociaal beleid.

5. De lidstaten doen al het mogelijke om de samenhang en complementariteit tussen activiteiten in het kader van het programma en de activiteiten op nationaal, regionaal en lokaal niveau te verzekeren.

Artikel 16

Deelname van derde landen

Aan het programma kan worden deelgenomen door:

* de EVA/EER-landen, overeenkomstig de EER-overeenkomst;

* de met de EU geassocieerde kandidaat-lidstaten en de westelijke Balkanstaten die bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken zijn.

Artikel 17

Financiering

1. Het financiële raamwerk voor de uitvoering van de in dit besluit bedoelde communautaire activiteiten voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 bedraagt 628,8 miljoen euro.

2. Bij de verdeling van de middelen over de verschillende programmaonderdelen worden de volgende minimumpercentages aangehouden:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Maximaal 2% van de begroting wordt voor de uitvoering van het programma uitgetrokken ter dekking van bijvoorbeeld de uitgaven in verband met de werking van het in artikel 13 bedoelde comité of de op grond van artikel 19 uit te voeren evaluaties.

4. De begrotingsautoriteit stelt, binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten, de jaarlijks beschikbare middelen vast.

5. De Commissie kan een beroep doen op technische en/of administratieve bijstand in het wederzijds belang van de Commissie en de begunstigden, en op ondersteuningsuitgaven.

Artikel 18

Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

1. De Commissie draagt er bij de uitvoering van uit hoofde van dit besluit gefinancierde activiteiten zorg voor dat de financiële belangen van de Gemeenschap beschermd worden door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere illegale activiteiten, door daadwerkelijke controles en door de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen, en indien er onregelmatigheden aan het licht komen, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties overeenkomstig de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 en (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad.

2. Voor de uit hoofde van dit besluit gefinancierde communautaire maatregelen wordt onder onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 verstaan elke schending van een bepaling van het Gemeenschapsrecht of niet-nakoming van een contractuele verplichting als gevolg van een handelen of nalaten van de contractant die een nadelig effect heeft of zou hebben op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen of op de door de Europese Gemeenschappen beheerde budgetten door een ongerechtvaardigde uitgave.

3. Uit dit besluit voortvloeiende contracten en overeenkomsten, alsmede overeenkomsten met deelnemende derde landen dienen met name te voorzien in toezicht en financiële controle door de Commissie (of een door haar gevolmachtigde vertegenwoordiger) en in controles door de Rekenkamer, zo nodig ter plaatse.

Artikel 19

Follow-up en evaluatie

1. Teneinde te zorgen voor een regelmatige follow-up van het programma en dit waar nodig bij te stellen, worden door de Commissie jaarlijkse activiteitenverslagen opgesteld en aan het in artikel 13 bedoelde programmacomité toegezonden.

2. Het programma wordt ook onderworpen aan een tussentijdse evaluatie van de verschillende onderdelen met een overzicht over het programma teneinde de geboekte vooruitgang met betrekking tot het effect van de doelstellingen van het programma en zijn Europese toegevoegde waarde te meten. Deze evaluatie kan worden aangevuld met lopende evaluaties. Deze worden uitgevoerd door de Commissie met de hulp van externe deskundigen. Voor zover beschikbaar, worden de resultaten in de in lid 1 bedoelde activiteitenverslagen opgenomen.

3. Een jaar na afloop van het programma wordt door de Commissie met de hulp van externe deskundigen een evaluatie achteraf van het hele programma uitgevoerd, teneinde het effect van de doelstellingen van het programma en zijn Europese toegevoegde waarde te meten. Deze wordt aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's voorgelegd.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, op

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter

LEGISLATIVE FINANCIAL STATEMENT

Policy area(s): Employment and Social Affairs

Activit(y/ies): 0401 ; 0402 ; 0403 ; 0404 ; 0405

Title of action: Establishing a Community Programme for Employment and Social Solidarity - PROGRESS

1. BUDGET LINE(S) + HEADING(S)

Financial Perspectives 2007-2013 : Headings 1a

2. OVERALL FIGURES

2.1. Total allocation for action (Part B): EUR 660,5 million for commitment

2.2. Period of application:

1/1/2007 - 31/12/2013

2.3. Overall multi-annual estimate of expenditure:

(a) Schedule of commitment appropriations/payment appropriations (financial intervention)

EUR million (to three decimal places)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(b) Technical and administrative assistance and support expenditure

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(c) Overall financial impact of human resources and other administrative expenditure

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.4. Compatibility with financial programming and financial perspective

X Proposal is compatible with next financial programming 2007-2013.

Proposal will entail reprogramming of the relevant heading in the financial perspective.

Proposal may require application of the provisions of the Interinstitutional Agreement.

2.5. Financial impact on revenue:

X Proposal has no financial implications (involves technical aspects regarding implementation of a measure)

OR

Proposal has financial impact - the effect on revenue is as follows:

(NB All details and observations relating to the method of calculating the effect on revenue should be shown in a separate annex.)

(EUR million to one decimal place)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. BUDGET CHARACTERISTICS

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. LEGAL BASIS

Articles of the Treaty n° 13.2, 40, 129 and 137.1 a/b/j/k

5. DESCRIPTION AND GROUNDS

5.1. Need for Community intervention

5.1.1. Objectives pursued

The European Union has an important role to play in the development of a modern, innovative and sustainable European Social Model with more and better jobs in an inclusive society based on equal opportunities. Article 2 of the Treaty states that the Community shall have as part of its tasks that of promoting a high level of employment and of social protection and the raising of the standard of living and quality of life throughout the Community and economic and social cohesion.

In order to achieve those objectives, the Framework Programme will address a number of problems have to be addressed:

(1) The Commission has to ensure that it has the necessary knowledge and understanding of the situation prevailing in the Member States in order to exercise its right of initiative;

(2) Effective policy coordination in the employment and social protection/inclusion areas requires the development of statistical tools and methods and common indicators;

(3) The Commission has to ensure that the EU law and policies objectives are implemented in a uniform way in the Member States and should be able to assess their impact;

(4) Effective policy coordination in the employment and social protection/inclusion areas requires the promotion of networking, mutual learning, identification and dissemination of good practice at EU level between institutional actors;

(5) There is a clear need to increase the awareness of the stakeholders and the general public about the EU policies pursued in the employment and social protection/inclusion areas;

(6) Similarly, there is a lack of capacity of the key EU networks to promote and support EU policies in the employment and social protection/inclusion areas.

The example of indicators and criteria for the evaluation are presented in the ex-ante evaluation.

5.1.2. Measures taken in connection with ex ante evaluation

The DG EMPL multi-annual evaluation plan foresaw the ex-ante of the programmes mainly in 2005. The context described above implies carrying out the ex-ante evaluation at an early stage. This ex-ante evaluation has been performed internally by the DG EMPL evaluation unit in cooperation with all units concerned in the process of defining the programme.

5.1.2.1. Use of evaluation results and lessons from the past

In the context described above the evaluation results available show the appropriateness of the different actions supported to achieve the goals set in the Social Policy Agenda. Several innovative approaches have been evaluated. The evaluation results already published are presented in annex 1 Evaluation results and annex 2: list evaluation carried out. The exante evaluation pointed out the main ex-post and on-going results (p.3).

5.1.2.2 Support to the definition of objectives

A 'logic frame' derived from the evaluation of the programmes has helped to structure the definition of general, specific and operational objectives of the Framework programme.

The preparatory works have started just after the financial perspective decision. Internal working group have been set up with representatives of the units concerned, SPP and evaluation unit.

5.1.2.3 Recommendations

In addition to give a support in the design of the policy, the aims of the ex-ante evaluation was also to identify further actions needed to implement the new framework programme. Some recommendations related to the conclusions have been identified. They are presented in a synthetic table with the main conclusions. Further evaluation results will be reported and taken into account to implement the framework programme decision.

The main conclusions from the ex-ante evaluation have been summarised in a table with some corresponding recommendations. The evaluation report is annexed to the Commission Communication with the Proposal for the programme decision and the financial statement.

Conclusions

// Recommendations for implementation

Conclusion 1

- The approach is relevant and justified regarding the overall objectives;

- Actions supported are effective and need to be focused on activities that create the most EU added value

- There is an adequate level of efficiency with the current level of funding and it is necessary to merge the smaller budget lines (often created under the EU parliament pressures)

- The proposals to improve and simplify the delivery mechanisms are appropriate and it is necessary to take into account the human resources constrains.

Compared with the previous period of implementation, the main change introduced is the reinforcement on certain types of activities needed to ensure the Commission initiative role in promoting EU governance. //

No specific recommendation

Conclusion 2

The framework programme objectives have been designed to ensure a more explicit targeting on the instruments/strategy needed to implement the EU objectives. Specific objectives have been defined regarding the EU competencies fixed in the Treaty. The value added has been identified regarding those specific objectives. Operational objectives have been set-out and examples of related indicators provided.

The common framework for definition of objectives will significantly reinforce the internal / external coherence of the activities financed at the level of the Commission.

One of the main changes introduced compared with the 2001-2006 generation of programmes is to rationalise the interventions previously carried out under different budget lines into one single framework programme. That will allow more budgetary coherence.

Main stakeholders will be targeted taking into account the experience from the previous interventions. //

Attention should be devoted to ensuring that simplification does not create a lack of visibility for each policy field.

Conclusion 3

This programme decision bringing all the budget lines into the same framework will introduce much more coherence and complementarity in the delivery of the activities.

- The delivery mechanism have been examined in order to define them at an early stage but allowing flexibility needed to ensure concentration on the most needed actions.

- The monitoring and evaluation processes are defined to take into account the current experience with the Community action programmes. // In the implementation of the Decision, attention should be given to the definition of Framework guidelines and corresponding work programme and more specific definition of target operators and activities

Conclusion 4

In general the very specific nature of the framework programme intervention in the field of social policy will not create any duplication or risk of overlap.

Nevertheless, for closely linked interventions, exchanges and mutual learning effects will continue to be supported.

The programme decision has included a chapter on complementarity to ensure it is present ands foresees that it should be evaluated. //

Special attention will be devoted in avoiding overlap for action designated to be financed under the autonomous basis.

Conclusion 5

Cost effectiveness and EU value added have been fully integrated in the definition of the approach. They have been the central concepts used to rationalise the design of the intervention in the competencies of DG EMPL // No specific recommendation

5.1.3. Measures taken following ex post evaluation

Lessons from the available interim evaluations have been taken into consideration in the ex-ante evaluation.

5.2. Action envisaged and budget intervention arrangements

In order to achieve the general objectives described in point 5.1.1, it has been decided to establish a Framework programme split into 5 sections corresponding to specific objectives relating to 5 different areas of activities:

(1) Employment

Section 1 will support the implementation of the Treaty based European Employment Strategy

(5) Social protection and inclusion

Section 2 will support the implementation of the open method of coordination in the field of social protection and inclusion.

(6) Working conditions

Section 3 will support the improvement of the working environment and conditions including health and safety at work as enshrined in the Treaty.

(7) Antidiscrimination and diversity

Section 4 will support effective implementation of the principle of non-discrimination on the grounds of racial or ethnic origin, religion or belief, disability, age or sexual orientation as enshrined by the Treaty and promote the benefits of diversity. It will also promote anti-discrimination mainstreaming in EU policies.

(8) Gender equality

Section 5 will support the effective implementation of the principle of gender equality as enshrined in the Treaty and promote gender mainstreaming in EU policies.

Each of these specific objectives has then been further specified in operational objectives as mentioned in the Decision (see articles 4 to 9).

In order to achieve the respectively main, specific and operational objectives, the Decision establishing the Framework programme foresees a wide range of possible actions. They can be classified in 3 different types:

* Analytical and mutual learning activities :

This type of actions will cover the carrying out of studies, surveys, evaluations, peer reviews, the elaboration of guides and reports and the development of common methodologies and indicators.

* Awareness and Dissemination activities

This type of actions will cover among others the organisation of conferences in support to the implementation of Community law and policy objectives, media campaigns, events, training seminars...

* Support to main actors

This type of actions will cover the financing of key EU networks acting in at least one of the section of the Framework programme, the funding of networks of experts and institutional bodies, EU level observatories, training seminars for legal practitioners etc...

A detailed presentation of the practical actions foreseen under each section and their link with the operational objectives is included in the table under Point 6.2.

5.3 Methods of implementation

The above mentioned types of actions may be financed either by:

* a service contract following a call for tenders

* or a partial subsidy following a call for proposals. In this case, the EU co-financing may not exceed, as a general rule, 80 % of the total expenditure incurred by the recipient. Any subsidy in excess of this ceiling can only be granted under exceptional circumstances and after close scrutiny.

The Commission will implement this Framework programme and may have recourse to technical and/or administrative assistance to the mutual benefit of the Commission and of the beneficiaries, for example to finance outside expertise on a specific subject.

6. FINANCIAL IMPACT

6.1. Total financial impact on Part B - (over the entire programming period)

6.1.1. Financial intervention

The envisaged breakdown, indicated below, shall be subject to modifications during the programming period following decisions from the Programme Committee. The minimum part for each section is indicated under the article 15 of the decision.

Commitments (in EUR million to three decimal places)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

The Programme's financial envelop can also cover expenditure relating to preparatory, follow-up, control, audit and evaluation activities which are directly necessary for the programme management and for the achievement of its objectives, in particular studies, meetings, information activities and publication, informatics networks aiming at exchanges of information as well as any other technical assistance expenditure to which the Commission can resort for the management of the programme.

6.2. Calculation of costs by measure envisaged in Part B (over the entire programming period)

Commitments (in EUR million to three decimal places)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7. IMPACT ON STAFF AND ADMINISTRATIVE EXPENDITURE

7.1. Impact on human resources

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.2. Overall financial impact of human resources

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

The amounts are total expenditure for twelve months.

7.3. Other administrative expenditure deriving from the action

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

The amounts are total expenditure for twelve months.

1 Specify the type of committee and the group to which it belongs.

I. Annual total (7.2 + 7.3)

II. Duration of action

III. Total cost of action (I x II) // 23,83 mioEUR

7 years

166,81 mioEUR

The needs for human and administrative resources shall be covered within the allocation granted to the managing DG in the framework of the annual allocation procedure.

The allocation of posts will depend, on the one hand, on the internal organisation of the next Commission, and, on the other hand, on the possible reallocation of posts between services following the new financial perspectives.

8. FOLLOW-UP AND EVALUATION

8.1. Follow-up arrangements

The arrangements for monitoring are described in the article 19 of the decision proposal.

The impact of the operational objectives will be measured by their contribution to the implementation of each specific objective. The main factor to assess the success of the actions financed will be the EU value added they generated (see EU value added chapter 6 of ex-ante evaluation).

Indicators will be put in place to monitor the efficiency and the effectiveness of the implementation of the operational objectives. The output indicators are directly related to the specific activity carried out. They will be defined in terms of number of projects, main characteristic and cost.

The Framework programme will be monitored regularly in order to follow the implementation of the activities carried out under each section. Annual activity reports will be transmitted to the Framework programme Committee referred to in Article 13 of this Decision, in order to inform its members on the progress made and discuss the necessary reorientations.

Example of indicators and criteria for the evaluation are presented in the ex-ante evaluation.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

8.2. Arrangements and schedule for the planned evaluation

The arrangements for evaluation are described in the article 18 of the decision proposal.

The impact of specific objectives will depend on the effectiveness of their contribution to the implementation of the overall objective in Europe.

The nature of the programme objectives is qualitative. The type of effect created will be improvement of EU governance through better understanding, monitoring, exchange and dissemination of EU policy objectives. Most of those effects

The Framework programme will also be the subject of an on-going evaluation at the level of the different sections with an overview on the Framework programme in order to measure the progress made regarding the impact of the programme objectives and its EU added value. These evaluations will be carried out by the Commission with the assistance of external experts. When available, their results will be reported in the activity reports mentioned in paragraph 1.

An ex-post evaluation covering the whole Framework programme will be carried out, one year after it ends, by the Commission with the assistance of external experts. It shall be transmitted to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions.

9. ANTI-FRAUD MEASURES

The Commission shall ensure that, when actions financed under the present decision are implemented, the financial interests of the Community are protected by the application of preventive measures against fraud, corruption and any other illegal activities, by effective checks and by the recovery of the amounts unduly paid and, if irregularities are detected, by effective, proportional and dissuasive penalties, in accordance with Council Regulations

(EC, Euratom) No 2988/95 and (Euratom, EC) No 2185/96, and with Regulation (EC)

No 1073/1999 of the European Parliament and of the Council.

For the Community actions financed under this decision, the notion of irregularity referred to in Article 1, paragraph 2 of Regulation (EC, Euratom) No 2988/95 shall mean any infringement of a provision of Community law or any breach of a contractual obligation resulting from an act or omission by an economic operator, which has, or would have, the effect of prejudicing the general budget of the Communities or budgets managed by them, by an unjustifiable item of expenditure.

Contracts and agreements as well as agreements with participating third countries resulting from this decision shall provide in particular for supervision and financial control by the Commission (or any representative authorized by it) and audits by the Court of Auditors, if necessary on-the-spot.