52004PC0243

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/49/EG waarbij bepaalde lidstaten overgangsperioden mogen instellen voor de toepassing van een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten /* COM/2004/0243 def. - CNS 2004/0076 */


Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2003/49/EG waarbij bepaalde lidstaten overgangsperioden mogen instellen voor de toepassing van een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. inleiding

1. Dit voorstel heeft tot doel Richtlijn 2003/49/EG te wijzigen en met name in overgangsperioden voor de toepassing van de richtlijn te voorzien naar aanleiding van daartoe strekkende verzoeken van Tsjechië, Letland, Litouwen, Polen en Slowakije.

2. Richtlijn 2003/49/EG [1] (hierna "de richtlijn") werd op 3 juni 2003 door de Raad "Economische en Financiële Zaken" aangenomen als onderdeel van het zogenaamde belastingpakket.

[1] Richtlijn 2003/49/EG van de Raad betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (PB L 157 van 26.6.2003, blz. 49).

3. Op 30 december 2003 heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/49/EG [2] ingediend. Dit wijzigingsvoorstel had een tweeledig doel. In de eerste plaats liet de Raad in de verklaringen bij de notulen van zijn vergadering van 3 juni 2003 optekenen dat "de voordelen van de richtlijn inzake uitkeringen van interest en royalty's niet ten goede mogen komen aan ondernemingen die zijn vrijgesteld van de belastingen op inkomsten die onder die richtlijn vallen". Hij verzocht de Commissie derhalve "de nodige wijzigingen in deze richtlijn tijdig voor te stellen." Vanwege het tijdsverloop tussen het oorspronkelijke voorstel van de Commissie [3] (1998) en de datum waarop dit is aangenomen, verwijst de richtlijn ook niet naar de nieuwe rechtsvormen van de Europese vennootschap ("Societas Europaea" of SE) [4] en de Europese coöperatieve vennootschap ("Societas Cooperativa Europaea" of SCE) [5], en houdt zij ook geen rekening met de ontwikkelingen in verband met andere nieuwe rechtsvormen die onder de werkingssfeer van Richtlijn 2003/123/EG [6] zijn gebracht, en in verband met het voorstel tot wijziging van de fusierichtlijn [7].

[2] Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/49/EG betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (COM(2003) 841 def.)

[3] COM(1998) 67 def. - 98/0087(CNS), PB C 123 van 22.4.1998, blz. 9.

[4] Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) en Richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (PB L 294 van 10.11.2001).

[5] Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) en Richtlijn 2003/72/EG van de Raad van 22 juli 2003 tot aanvulling van het statuut van een Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (PB L 207 van 18.8.2003, blz. 1).

[6] Richtlijn 2003/123/EG van de Raad van 22 december 2003 tot wijziging van Richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 22 december 2003 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (PB L 7 van 13.1.2004, blz. 41).

[7] Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 90/434/EEG van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten (COM(2003) 613 def.).

4. Aangezien de richtlijn op 3 juni 2003 werd aangenomen, dat wil zeggen ná de ondertekening van de Toetredingsakte op 16 april 2003 [8], is zij niet opgenomen in hoofdstuk 9 van bijlage II bij de Toetredingsakte. Een aanpassing, op basis van artikel 20 van de Toetredingsakte, was derhalve niet mogelijk.

[8] PB L 236 van 23.9.2003, blz. 555.

5. De richtlijn maakt niettemin deel uit van het acquis communautaire en is derhalve van toepassing vanaf de datum van toetreding op 1 mei 2004. Aangezien in de huidige versie van de richtlijn de ondernemingen van de toetredingslanden niet zijn opgenomen in de in artikel 3, onder a), punt i), bedoelde lijst van ondernemingen (opgenomen in de bijlage bij de richtlijn), evenmin als de relevante belastingen van deze landen die in artikel 3, onder a), punt iii), zouden moeten worden vermeld, zijn technische aanpassingen vereist. Artikel 57 van de Toetredingsakte voorziet voor dergelijke aanpassingen in een procedure die dienstig wordt geacht om de lijst van relevante belastingen en ondernemingen in de toetredingslanden in de richtlijn op te nemen.

6. In mei en juli 2003 zijn de toetredingslanden officieel uitgenodigd tot het indienen van hun verzoeken om overgangsperioden.

7. De Tsjechische Republiek en de Republieken Letland, Litouwen en Polen hebben elk een officieel verzoek om een overgangsperiode ingediend. De door de diensten van de Commissie gevraagde aanvullende gegevens werden tegen medio december 2003 verstrekt, behalve in het geval van Slowakije, dat zijn verzoek indiende op 2 februari 2004 en aanvullende gegevens verstrekte op 9 februari 2004.

8. Rekening houdende met hun huidige economische situatie, het feit dat zij kapitaalimporterende landen zijn, het lopende economische overgangsproces en hun relatief lage niveau van begrotingsinkomsten, kunnen de toetredingslanden te kampen krijgen met begrotingsmoeilijkheden indien zij de bronbelasting op uitkeringen van rente en royalty's zouden moeten afschaffen. Deze landen zouden in dit stadium niet in staat zijn het verlies van belastinginkomsten, waartoe deze afschaffing zou leiden, te compenseren met de opbrengsten van een bijkomende binnenlandse belasting op de inkomsten uit rente- en royaltybetalingen die worden ontvangen van verbonden ondernemingen uit het buitenland, omdat zij netto-importeurs van kapitaal zijn. De Commissie stelt daarom voor om in gerechtvaardigde gevallen bepaalde overgangsregelingen toe te staan.

9. Dit is in overeenstemming met de algemene lijn die de Europese Unie tijdens de onderhandelingen met de toetredingslanden heeft uitgezet, volgens welke bij de toekenning van overgangsperioden niet alleen het belang van de Unie, maar ook dat van de toetredingslanden in aanmerking moet worden genomen [9]. In een "informatienota" aan de Europese Raad stelde de Commissie: "Bij het beoordelen of overgangsmaatregelen moeten worden aanvaard, dienen de lidstaten zowel de noodzaak om de werking van de interne markt te beschermen, als de politieke, economische [...] consequenties voor de kandidaat-lidstaten in aanmerking te nemen" [10].

[9] Strategisch document voor de uitbreiding, Verslag over de door elk van de kandidaat-lidstaten op de weg naar toetreding geboekte voortgang, 2000, blz. 26.

[10] Mededeling van de Commissie - informatienota aan de Europese Raad over de tussentijdse evaluatie van de implementatie van de uitbreidingsstrategie (COM(2001) 553 def., blz. 3 en 16.

10. Er zij op gewezen dat ook aan enkele huidige lidstaten een overgangsperiode werd toegestaan toen de richtlijn in juni 2003 werd aangenomen. De Commissie heeft de verzoeken van de toetredingslanden tegen deze achtergrond geëvalueerd, rekening houdende met hun specifieke behoeften. Overeenkomstig deze beginselen moeten overgangsperioden kort zijn en in verhouding staan tot het probleem dat ermee moet worden opgelost.

11. Bij haar beoordeling van de derogatieverzoeken heeft de Commissie rekening gehouden met:

* de huidige bronbelasting die van toepassing is in de verzoekende landen in het kader van hun wetgeving op het binnenlandse inkomen;

* het tarief van de bronbelasting voor rente- en royaltybetalingen dat is vastgesteld in de door de verzoekende landen gesloten overeenkomsten betreffende belasting naar het inkomen en naar het vermogen, en

* de gevolgen voor de begroting van de afschaffing van de bronbelasting, en

* de aan huidige lidstaten toegestane overgangsperioden.

12. De Tsjechische Republiek heeft haar verzoek bij brief van 16 september 2003 ingediend. Het binnenlandse tarief van de bronbelasting, zowel voor rente- als voor royaltybetalingen, bedraagt 15%. Wat rentebetalingen betreft, voorzien evenwel twaalf van de vijftien dubbelbelasting verdragen met huidige lidstaten in een afschaffing van de bronbelasting. Wat royaltybetalingen betreft, voorzien de dubbelbelastingverdragen in alle gevallen in een bronbelasting van 5% of 10%. De Commissie concludeert derhalve dat een derogatie alleen gerechtvaardigd kan zijn voor royaltybetalingen.

13. De Republiek Letland heeft haar verzoek bij brief van 28 mei 2003 ingediend. Het binnenlandse tarief van de bronbelasting bedraagt 10% voor rentebetalingen (met bepaalde uitzonderingen) en 5% voor royaltybetalingen (voor literair of artistiek werk, inclusief bioscoop- en videofilms en platen, geldt een tarief van 15%). Alle acht dubbelbelastingverdragen met huidige lidstaten voorzien in een bronbelasting op rentebetalingen tegen een tarief van 10%; ook voor royaltybetalingen is het tarief 10% (bij uitzondering in sommige verdragen 5%). De Commissie concludeert dat een derogatie gerechtvaardigd kan zijn voor zowel rente- als royaltybetalingen.

14. De Republiek Litouwen heeft haar verzoek bij brief van 5 december 2003 ingediend. Het binnenlandse tarief van de bronbelasting, zowel voor rente- als voor royaltybetalingen, bedraagt 10%. Op één uitzondering na voorzien alle dubbelbelastingverdragen in een bronbelasting van 10% op zowel rente- als royaltybetalingen. In twaalf dubbelbelastingverdragen (allemaal met huidige lidstaten) is het tarief van de bronbelasting voor royaltybetalingen evenwel verminderd tot 5% ter zake van het gebruik van nijverheids-, handels- of wetenschappelijke uitrusting. De Commissie concludeert dat een derogatie gerechtvaardigd kan zijn voor zowel rente- als royaltybetalingen.

15. De Republiek Polen heeft haar verzoek bij brief van 31 juli 2003 ingediend. Het binnenlandse tarief van de bronbelasting, zowel voor rente- als voor royaltybetalingen, bedraagt 20%. Negen van de vijftien dubbelbelasting verdragen met huidige lidstaten voorzien evenwel in de afschaffing van de bronbelasting op rentebetalingen. Wat royaltybetalingen betreft, voorzien de dubbelbelastingverdragen daarentegen in de meeste gevallen in een tarief van 10%. De Commissie concludeert dat een derogatie alleen gerechtvaardigd kan zijn voor royaltybetalingen.

16. De Republiek Slowakije heeft haar verzoek bij brief van 2 februari 2004 ingediend. Het binnenlandse tarief van de bronbelasting bedraagt thans, na de inwerkingtreding van de belasting hervorming per 1 januari 2004, 19%. Dertien van de veertien dubbelbelasting verdragen met huidige lidstaten voorzien evenwel in de afschaffing van de bronbelasting op rentebetalingen. Wat royaltybetalingen betreft, voorzien de dubbelbelastingverdragen in een tarief dat varieert naar gelang van het soort royalty's en het land in kwestie. Momenteel bedragen de tarieven 0%, 1%, 5% en 10%. De Commissie concludeert dat een derogatie alleen gerechtvaardigd kan zijn voor royaltybetalingen.

17. Op basis van het bovenstaande stelt de Commissie voor dat alle verzoekende landen een overgangsperiode van zes jaar krijgen voor de toepassing van de richtlijn wat betreft de heffing van belasting op royaltybetalingen, met uitzondering van Slowakije, dat slechts om een periode van twee jaar heeft verzocht. Letland en Litouwen zouden ook een overgangsperiode van zes jaar moeten krijgen wat betreft de heffing van belasting op rentebetalingen - deze periode wordt toereikend geacht om deze landen in staat te stellen de nodige aanpassingen door te voeren. Gedurende vier jaar mag het door Letland en Litouwen toegepaste belastingtarief voor rentebetalingen niet hoger zijn dan 10% en gedurende de overige twee jaar mag dit tarief niet hoger zijn dan 5%.

18. De toekenning van dergelijke overgangsperioden wordt geacht verder te gaan dan het aanbrengen van uitsluitend technische aanpassingen overeenkomstig artikel 57 van de Toetredingsakte en er wordt derhalve voorgesteld de richtlijn van de Raad formeel te wijzigen om in de overgangsperioden te voorzien.

2. Artikelgewijze bespreking van het voorstel voor een richtlijn

Artikel 1

Met dit artikel worden de overgangsperioden voor Tsjechië, Letland, Litouwen, Polen en Slowakije opgenomen in de bepaling waarin de reeds bestaande overgangsperioden voor Griekenland, Spanje en Portugal zijn vastgesteld.

Artikel 2

In dit artikel worden het tijdschema en de voorwaarden voor de omzetting van de richtlijn in het nationale recht van de lidstaten vastgelegd. De lidstaten moeten de Commissie onverwijld de omzetting van de richtlijn in nationaal recht meedelen, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen deze richtlijn en die nationale bepalingen.

2004/0076 (CNS)

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2003/49/EG waarbij bepaalde lidstaten overgangsperioden mogen instellen voor de toepassing van een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 94,

Gezien het voorstel van de Commissie [11],

[11] PB C [...] van [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Europees Parlement [12],

[12] PB C [...] van [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité [13],

[13] PB C [...] van [...], blz. [...].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten [14] voorziet in de afschaffing van de belasting op die uitkeringen in de lidstaat waar zij ontstaan, maar waarborgt ook dat deze uitkeringen eenmaal in een lidstaat worden belast.

[14] PB L 157 van 26.6.2003, blz. 49.

(2) De toepassing van Richtlijn 2003/49/EG kan tot begrotingsproblemen leiden in Tsjechië, Letland, Litouwen, Polen en Slowakije, gezien de tarieven van de bronbelasting die worden toegepast overeenkomstig het nationale recht alsmede op basis van de overeenkomsten inzake belasting naar het inkomen en naar het vermogen, en de aldus vergaarde inkomsten.

(3) Het zou deze lidstaten derhalve moeten worden toegestaan om op tijdelijke basis, tot aan de datum van toepassing als bedoeld in Artikel 17, leden 2 en 3, van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, sommige bepalingen van Richtlijn 2003/49/EG niet toe te passen wat betreft uitkeringen van interest en royalty's, in het geval van Letland en Litouwen, dan wel alleen uitkeringen van royalty's, in het geval van Tsjechië, Polen en Slowakije.

(4) De toekenning van een overgangsperiode gaat verder dan een loutere aanpassing in de zin van artikel 57 van de Toetredingsakte van 2003 en Richtlijn 2003/49/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(5) Aangezien de lidstaten een verrekening moeten toestaan voor de belasting die in mindering is gebracht op de uitkeringen van interest en royalty's, is het noodzakelijk om te verzekeren dat deze richtlijn onmiddellijk na de inwerkingtreding van de Toetredingsakte van 2003 wordt omgezet.

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 6 van Richtlijn 2003/49/EG wordt als volgt gewijzigd:

(1) De titel wordt vervangen door:

"Overgangsregels voor Tsjechië, Griekenland, Spanje, Letland, Litouwen, Polen, Portugal en Slowakije"

(2) De tweede en derde alinea van lid 1 worden vervangen door:

"Letland en Litouwen hebben de mogelijkheid om artikel 1 niet toe te passen tot de toepassingsdatum bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling [15]. Gedurende een overgangsperiode van zes jaar die op de genoemde datum begint, mag de belasting op uitkeringen van royalty's aan een verbonden onderneming van een andere lidstaat of een in een andere lidstaat gelegen vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat ten hoogste 10% bedragen. Gedurende de eerste vier jaar van de overgangsperiode van zes jaar mag de belasting op uitkeringen van interest aan een verbonden onderneming van een andere lidstaat of een in een andere lidstaat gelegen vaste inrichting ten hoogste 10% bedragen; de daaropvolgende twee jaar mag de belasting op dergelijke uitkeringen van interest ten hoogste 5% bedragen.

[15] PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38.

Spanje, Tsjechië en Polen hebben, alleen voor de uitkeringen van royalty's, de mogelijkheid om artikel 1 niet toe te passen tot de toepassingsdatum bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Richtlijn 2003/48/EG. Gedurende een overgangsperiode van zes jaar die op de genoemde datum begint, mag de belasting op uitkeringen van royalty's aan een verbonden onderneming van een andere lidstaat of een in een andere lidstaat gelegen vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat ten hoogste 10% bedragen. Slowakije heeft, alleen voor de uitkeringen van royalty's, de mogelijkheid om artikel 1 niet toe te passen gedurende een overgangsperiode van twee jaar die op 1 mei 2004 ingaat.

Aan deze overgangsregels is echter de voorwaarde verbonden dat belastingtarieven die eventueel lager zijn dan die genoemd in de eerste, tweede en derde alinea, en waarin wordt voorzien door bilaterale overeenkomsten tussen Tsjechië, Griekenland, Spanje, Letland, Litouwen, Polen, Portugal of Slowakije en andere lidstaten, van toepassing blijven. Vóór het einde van elk van de in dit lid genoemde overgangsperioden kan de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen besluiten deze te verlengen."

(3) De leden 2 en 3 worden vervangen door:

"2. Indien een onderneming van een lidstaat of een in die lidstaat gelegen vaste inrichting van een onderneming van een lidstaat:

- interest of royalty's ontvangt van een verbonden onderneming van Griekenland, Letland, Litouwen of Portugal,

- royalty's ontvangt van een verbonden onderneming van Tsjechië, Spanje, Polen of Slowakije,

- interest of royalty's ontvangt van een in Griekenland, Letland, Litouwen of Portugal gelegen vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat, of

- royalty's ontvangt van een in Tsjechië, Spanje, Polen of Slowakije gelegen vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat,

staat de eerstgenoemde lidstaat toe dat een bedrag, gelijk aan de belasting die overeenkomstig lid 1 in Tsjechië, Griekenland, Spanje, Letland, Litouwen, Polen, Portugal of Slowakije over die inkomsten is betaald, in mindering wordt gebracht op de belasting over de inkomsten van de onderneming of de vaste inrichting die deze inkomsten heeft ontvangen.

3. De in lid 2 bedoelde vermindering behoeft niet hoger te zijn dan het laagste van de volgende twee bedragen:

(a) de belasting die in Tsjechië, Griekenland, Spanje, Letland, Litouwen, Polen, Portugal of Slowakije verschuldigd is op grond van lid 1, of

(b) het gedeelte van de belasting over de inkomsten van de onderneming of vaste inrichting die de interest of de royalty's heeft ontvangen, berekend voordat de vermindering is toegestaan, dat volgens de nationale wetgeving van de lidstaat van de onderneming of waar de vaste inrichting gelegen is, aan deze uitkeringen kan worden toegerekend."

Artikel 2

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 2 mei 2004 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking onder voorbehoud van en op de datum van inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor de Raad

De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

Dit voorstel voor een richtlijn van de Raad heeft geen financiële gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

EFFECTBEOORDELINGSFORMULIER EFFECT VAN HET VOORSTEL OP HET BEDRIJFSLEVEN, MET NAME OP HET MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF (MKB)

Titel van het voorstel

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/49/EG van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten

Referentienummer van het document

Voorstel

1. Waarom is, gelet op het subsidiariteitsbeginsel, communautaire wetgeving op dit gebied noodzakelijk en wat zijn de voornaamste doelstellingen?

Dit voorstel strekt tot bijwerking van een reeds bestaande richtlijn van de Raad (Richtlijn 2003/49/EG van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten). Met deze richtlijn wordt tegemoet gekomen aan de door de toetredingslanden ingediende verzoeken om een overgangsperiode voor de toepassing van de richtlijn.

Effect op het bedrijfsleven

2. Waarop is het voorstel van invloed:

- welke bedrijfstakken?

- welke bedrijfsomvang (met welk aandeel van kleine en middelgrote bedrijven)?

- zijn er bijzondere geografische gebieden van de Gemeenschap waar deze bedrijven voorkomen?

Deze richtlijn heeft tot gevolg dat de toetredingslanden die om een overgangsperiode voor de toepassing van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad hebben verzocht, hun bestaande belastingwetgeving mogen blijven toepassen op rente- en royaltybetalingen en dat de bedrijven in deze toetredingslanden pas na afloop van de overgangsperiode van de voordelen van Richtlijn 2003/49/EG kunnen profiteren. Het voorstel is niet van invloed op specifieke bedrijfstakken of bedrijven met een specifieke omvang. Het typische kenmerk van een overgangsperiode is dat de bedrijven in de landen die om een dergelijke overgangsperiode hebben verzocht, pas na afloop van die periode van de voordelen van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad kunnen profiteren.

3. Wat moeten de bedrijven doen om aan de voorgestelde wetgeving te voldoen?

Er worden de bedrijven geen nieuwe verplichtingen of lasten om aan de belastingwetgeving te voldoen, opgelegd. Tot het eind van de overgangsperiode zullen evenwel de bedrijven in de desbetreffende lidstaten die rente of royalty's uitkeren aan bedrijven van andere lidstaten, de bestaande regels inzake de belasting van rente- en royaltybetalingen moeten toepassen en dus niet ten volle kunnen profiteren van de voordelen van de richtlijn.

4. Welke economische gevolgen zal het voorstel waarschijnlijk hebben:

- voor de werkgelegenheid?

- voor de investeringen en de oprichting van nieuwe bedrijven?

- voor het concurrentievermogen van de bedrijven?

De uit de toepassing van Richtlijn 2003/49/EG voortvloeiende positieve effecten op de grensoverschrijdende investeringen die het concurrentievermogen van de bedrijven en de werkgelegenheid zullen versterken, zullen zich laten voelen na afloop van de overgangsperiode. Dit "uitgestelde" positieve effect van de richtlijn wordt noodzakelijk geacht vanwege de economische en budgettaire gevolgen die de tenuitvoerlegging en de toepassing van de richtlijn in de desbetreffende lidstaten hebben.

5. Bevat het voorstel maatregelen om rekening te houden met de bijzondere situatie van kleine en middelgrote bedrijven (minder zware of andere eisen enz.)?

Er worden geen specifieke maatregelen voor kleine en middelgrote bedrijven voorgesteld.

Raadpleging

6. Geef een overzicht van de organisaties die over het voorstel zijn geraadpleegd en zet hun standpunten in grote lijnen uiteen.

Gezien het technische karakter van het wijzigingsvoorstel voor een richtlijn die pas onlangs werd aangenomen, werd het niet zinvol geacht de organisaties die hun standpunt ten aanzien van de oorspronkelijke richtlijn hebben meegedeeld, opnieuw te raadplegen. Anderzijds hebben er wel besprekingen plaatsgevonden tussen technische vertegenwoordigers van de belastingdiensten van de lidstaten en de diensten van de Commissie.