Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/12/EEG betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (Ingediend overeenkomstig artikel 27 van Richtlijn 92/12/EEG) /* COM/2004/0227 def. - CNS 2004/0072 */
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 92/12/EEG betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (Ingediend overeenkomstig artikel 27 van Richtlijn 92/12/EEG) (door de Commissie ingediend) TOELICHTING In haar verslag aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de toepassing van de artikelen 7 tot 10 van Richtlijn 92/12/EEG [1] komt de Commissie tot de conclusie dat het noodzakelijk is sommige bepalingen van deze artikelen te verduidelijken en zodoende ervoor te zorgen dat de daarin neergelegde belasting- en procedurevoorschriften overal op dezelfde wijze worden geïnterpreteerd. [1] Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PB L 76 van 23.3.92, blz.1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 van de Raad van 14 april 2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36). De Commissie stelt derhalve een wijziging voor van de bepalingen betreffende de producten die reeds in een lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen en vervolgens naar een andere lidstaat worden gebracht. Aan deze wijzigingen liggen dezelfde beginselen ten grondslag als aan Richtlijn 92/12/EEG, namelijk: - betaling van de accijns in de lidstaat van bestemming wanneer de accijnsproducten voor commerciële doeleinden bestemd zijn; - de algemene beginselen van de interne markt volgens welke bij niet-commerciële goederenbewegingen door particulieren de accijns uitsluitend in de lidstaat van verkrijging wordt voldaan. Toelichting op de voorgestelde bepalingen Artikel 1 - wijziging van Richtlijn 92/12/EEG 1) Wijziging van artikel 7 a) Wijziging van artikel 7, lid 1 In de voorgestelde eerste alinea wordt het in de huidige tekst van artikel 7 neergelegde beginsel overgenomen, namelijk dat wanneer in een lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen producten in een andere lidstaat voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden, de accijns wordt geheven in de lidstaat waar deze producten voorhanden worden gehouden. De formulering van deze alinea wordt evenwel vereenvoudigd. In een tweede alinea, die wordt toegevoegd, wordt verduidelijkt dat onder commerciële doeleinden wordt verstaan alle andere doeleinden dan de eigen behoeften van particulieren. De in lid 4 en in lid 5, tweede alinea, bedoelde procedures worden op deze manier uitdrukkelijk van toepassing op de producten die een particulier voor andere doeleinden dan voor zijn eigen behoeften heeft verkregen en voorhanden houdt. Tevens wordt uit hoofde van lid 6 de teruggaaf van de accijns in de lidstaat van vertrek uitdrukkelijk mogelijk. Momenteel voorziet de richtlijn niet uitdrukkelijk in een procedure voor particulieren die op legale wijze dergelijke handelingen willen verrichten. Wat de belastingschuld betreft, is het logisch dat die moet worden voldaan door de particulier die de goederen vervoert of laat vervoeren. Wat de te volgen procedures betreft, dienen deze goederenbewegingen op dezelfde wijze te worden behandeld als die welke in artikel 7 zijn bedoeld. Het in de eerste alinea neergelegde beginsel is onverkort van toepassing op de accijnsproducten die tijdens een intracommunautaire reis worden gekocht, behalve wanneer deze producten, zoals bepaald in Commissienotitie 99/08 [2], aan boord van een schip of vliegtuig dat een verbinding tussen twee lidstaten verzorgt, voorhanden worden gehouden en zij niet beschikbaar zijn voor de verkoop wanneer dit schip of vliegtuig zich op het grondgebied van een van deze twee lidstaten bevindt. In dit laatste geval worden de goederen niet geacht in die lidstaat voor commerciële doeleinden voorhanden te worden gehouden. Om iedere twijfel hieromtrent weg te nemen, moet dit uitdrukkelijk in de richtlijn worden vermeld. Te dien einde wordt aan lid 1 een derde alinea toegevoegd, waarin wordt verduidelijkt dat de producten die aan boord van een schip of een vliegtuig dat een verbinding tussen twee lidstaten verzorgt, voorhanden worden gehouden maar die niet beschikbaar zijn voor de verkoop wanneer dit schip of vliegtuig zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt, niet worden geacht in die lidstaat voor commerciële doeleinden voorhanden te worden gehouden. [2] Notitie van de Commissie betreffende de regels inzake BTW en accijnzen die met ingang van 1 juli 1999 dienen te worden toegepast op goederen die aan boord van veerboten en vliegtuigen of in luchthavens worden verkocht aan reizigers binnen de Europese Unie - 1999/C 99/08 (PB C 99 van 10.4.1999, blz. 20). b) Wijziging van artikel 7, lid 2 Lid 2 van artikel 7, dat alleen bepalingen herhaalt die reeds door de leden 1 en 3 worden gedekt, wordt geschrapt. c) Wijziging van artikel 7, leden 3 tot en met 9 De huidige redactie van lid 3 laat de lidstaten veel speelruimte bij de aanwijzing van de personen die ertoe kunnen worden gehouden de accijns in de lidstaat van bestemming te betalen. In sommige lidstaten zorgt dit voor moeilijkheden. De uitdrukking "al naar gelang het geval" biedt immers geen enkel vast criterium aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of de accijns door de verzender, de geadresseerde of eventueel een derde (bijvoorbeeld de vervoerder) moet worden betaald. Het voorgestelde lid 3 maakt een duidelijk onderscheid tussen twee situaties waarin accijnsproducten voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden in een andere lidstaat dan die waarin deze producten tot verbruik zijn uitgeslagen, en bepaalt ondubbelzinnig voor elk van beide situaties wie tot voldoening van de accijns is gehouden en ook de in lid 5 uiteengezette formaliteiten zal moeten vervullen. Teneinde de problemen op te lossen met de formaliteiten die moeten worden vervuld op de plaats van bestemming, is het dienstig de persoon die het best geplaatst is om deze formaliteiten te vervullen, aan te wijzen als degene die tot voldoening van belasting is gehouden. De in de eerste alinea van lid 3 beoogde situatie heeft betrekking op de goederen die worden vervoerd op het grondgebied van een andere lidstaat door een niet in die lidstaat gevestigd bedrijf, teneinde daar te koop te worden aangeboden. Het betreft goederen die, op het tijdstip waarop zij het grondgebied van een andere lidstaat binnenkomen, nog niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een commerciële transactie. Het niet in die lidstaat gevestigd bedrijf wordt aangewezen als degene die in die situatie tot voldoening van de accijns is gehouden. De in de tweede alinea van lid 3 beoogde situatie heeft betrekking op de goederen die in een andere lidstaat worden bestemd voor de behoeften van een bedrijf of een publiekrechtelijk lichaam. In die situatie geldt als algemene regel dat de accijns verschuldigd wordt door de in de lidstaat van bestemming gevestigde geadresseerde (het bedrijf of publiekrechtelijk lichaam voor wiens behoeften de goederen worden bestemd). Indien - in deze situatie - de buitenlandse verkoper zou aangeven dat hij de accijns op de plaats van bestemming wenst te voldoen (bijvoorbeeld omdat hij regelmatig in die lidstaat leveringen verricht "rechten betaald"), wordt bepaald dat hij ervoor kan kiezen de belastingschuldige te worden in de plaats van de geadresseerde van de goederen (mogelijkheid opgenomen in de derde alinea van lid 3). Aangezien de thans in artikel 9 vastgestelde bepaling met betrekking tot de verschuldigdheid van de belasting wordt geschrapt, is het dienstig aan lid 3 van artikel 7 een vierde alinea toe te voegen, waarin wordt bepaald dat in andere dan de in de eerste tot en met derde alinea van lid 3 bedoelde gevallen de accijns wordt verschuldigd door de persoon die de goederen voor commerciële doeleinden voorhanden heeft. Deze bepaling vervangt de tweede alinea van het geschrapte artikel 9, lid 1 (zie ook de toelichting onder punt 3 a) hieronder). Een laatste wijziging van lid 3 betreft het begrip "bedrijf dat op onafhankelijke wijze een economische activiteit uitoefent". In het voorstel wordt dit begrip vervangen door "bedrijf". Deze bepaling heeft immers betrekking op alle deelnemers aan het handelsverkeer. Er kan derhalve worden volstaan met een verwijzing naar "bedrijven". In lid 4 worden de woorden "met uitzondering van de producten waarvoor het elders gevestigde bedrijf is aangewezen als degene die tot voldoening van de accijns is gehouden," toegevoegd. In die gevallen moet het in Verordening (EEG) nr. 3649/92 van de Commissie van 17 december 1992 [3] gedefinieerd vereenvoudigd geleidedocument bijgevolg niet meer worden gebruikt. In de plaats van dit document komt de in artikel 10, lid 3, vastgestelde procedure voor "afstandsverkopen", die de procedures voor de betaling van de accijns op de plaats van bestemming vergemakkelijkt en tegelijkertijd de diensten van de betrokken lidstaten in staat stelt de goederenbewegingen beter te controleren. [3] PB L 369 van 18.12.1992, blz. 17. In lid 5 worden de verplichtingen vastgesteld die de in lid 3 gedefinieerde accijnsplichtigen moeten naleven. De eerste alinea, die nieuw is, voorziet erin dat de formaliteiten die moeten worden vervuld door het bedrijf dat niet is gevestigd in de lidstaat waar de goederen voorhanden worden gehouden, dezelfde zijn als die welke in artikel 10, lid 3, werden vastgesteld voor "afstandsverkopen". In de tweede alinea worden de formaliteiten vermeld zoals zij thans zijn vastgesteld in lid 5, waarbij in de inleidende zin wordt gespecificeerd dat zij voortaan slechts van toepassing zijn op de in lid 3, tweede en vierde alinea, bedoelde situaties. De wijzigingen in de leden 6, 7 en 8 betreffen uitsluitend de vorm. Overeenkomstig lid 9 kunnen de lidstaten momenteel via bilaterale akkoorden vereenvoudigde procedures invoeren wanneer accijnsproducten veelvuldig en regelmatig tussen twee plaatsen in dezelfde lidstaat worden vervoerd, over het grondgebied van een andere lidstaat. Gelet op het feit dat deze vereenvoudigingsprocedures geen enkele invloed hebben op het in lid 1 neergelegde algemene beginsel van belastingheffing, wordt de formulering van lid 9 gewijzigd om via eenvoudige administratieve akkoorden vereenvoudigde procedures te kunnen invoeren. Dit zou de sluiting van bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten moeten vergemakkelijken. 2) Wijzigingen van artikel 8 Artikel 8 omvat thans slechts één alinea. Het voorstel wijzigt deze alinea en voegt er twee nieuwe alinea's aan toe. De voorgestelde eerste alinea herhaalt het in de huidige versie van artikel 8 neergelegde beginsel. De woorden "volgens het voor de interne markt geldende beginsel" worden evenwel geschrapt, omdat het overbodig is te verwijzen naar een algemeen beginsel dat rechtstreeks voortvloeit uit het Verdrag zelf. De huidige formulering van artikel 8 ziet uitsluitend op de situatie waarbij de verkrijger van de accijnsproducten zelf het vervoer verricht. De Commissie is van mening dat een dergelijke algemene beperking van het voor de interne markt geldende beginsel niet meer gerechtvaardigd is. Daarom wordt voorgesteld dat, naar analogie van het beginsel dat wordt toegepast op het gebied van de BTW, alle verkeer van voor de eigen behoeften van een particulier bestemde goederen dat door of voor rekening van een particulier wordt verricht, wordt geacht geen commercieel karakter te hebben en zodoende uitsluitend wordt belast in de lidstaat van verkrijging. Te dien einde wordt in de voorgestelde tweede alinea duidelijk aangegeven dat het beginsel van de eerste alinea eveneens van toepassing is op de goederen die door een derde voor rekening van een particulier worden vervoerd, met uitzondering van tabaksfabrikaten. De onverkorte toepassing van dit beginsel op deze producten zou immers indruisen tegen het door het Verdrag voorgestane gezondheidsbeleid, met name artikel 152, en de kaderovereenkomst voor de bestrijding van tabaksgebruik van de Wereldgezondheidsorganisatie [4], die pleit voor "de toepassing van een fiscaal beleid en, in voorkomend geval, een prijsbeleid voor tabaksproducten, teneinde het verbruik daarvan geleidelijk terug te dringen". Wat tabaksproducten betreft, zal de accijns derhalve in de lidstaat van bestemming verschuldigd blijven, zoals thans het geval is, voor tabaksproducten die bij een buitenlandse verkoper worden aangekocht en voor rekening van een particulier worden vervoerd. [4] Deze overeenkomst werd aangenomen door de Wereldgezondheidsassemblée op 21 mei 2003 en ondertekend door de Europese Gemeenschap op 16 juni 2003. In de derde alinea wordt verduidelijkt dat het beginsel van belastingheffing in de lidstaat van verkrijging eveneens van toepassing is op de goederen die van een particulier naar een andere worden verzonden zonder directe of indirecte tegenprestatie (het betreft hier met name de geschenkzendingen). Deze verduidelijking lijkt nodig om iedere twijfel weg te nemen ten aanzien van de behandeling van deze goederenbewegingen, die geen commercieel karakter hebben. 3) Wijzigingen van artikel 9 a) Wijziging van artikel 9, lid 1, eerste alinea Artikel 9, lid 1, eerste alinea, bepaalt dat de accijns wordt verschuldigd wanneer de in een lidstaat tot verbruik uitgeslagen producten in een andere lidstaat voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden in andere dan de in de artikelen 6, 7 of 8 vastgestelde omstandigheden. Er wordt voorgesteld deze bepaling te schrappen; zij herhaalt immers uitsluitend de verschuldigdheid van de accijns die al werd vastgesteld in artikel 7, lid 1, met het enige onderscheid dat de accijns moet worden voldaan door degene die de producten voorhanden heeft in plaats van de personen die in de in artikel 7 bedoelde situaties als belastingschuldigen werden aangewezen. Om de thans in artikel 9 bedoelde situaties te dekken, werd artikel 7, lid 3, vervolledigd met een alinea waarin wordt bepaald dat in andere gevallen dan die waarin een belastingschuldige uitdrukkelijk werd aangewezen, de accijns moet worden betaald door degene die de producten voorhanden heeft. Het kan met name gaan om producten die voorhanden worden gehouden door particulieren voor andere dan hun eigen behoeften, of producten die voorhanden worden gehouden door een bedrijf of een publiekrechtelijk lichaam dat de voorschriften van het voorgestelde artikel 7, lid 5, niet in acht heeft genomen. b) Wijziging van artikel 9, lid 2 In de inleidende zin van lid 2 wordt de verwijzing naar artikel 8 geschrapt. Deze bepaling strekt er namelijk toe de criteria vast te stellen waarmee de bevoegde autoriteiten van de lidstaten rekening moeten houden in alle gevallen waarin op hun grondgebied producten voorhanden worden gehouden en waarbij er twijfel bestaat over de vraag of zij voor commerciële doeleinden dan wel voor eigen behoeften van particulieren voorhanden worden gehouden. De tweede alinea van lid 2 wordt niet in het voorstel overgenomen. Uit hoofde van deze alinea kunnen de lidstaten, uitsluitend als bewijselement, indicatieve niveaus vaststellen om na te gaan of de in artikel 8 bedoelde producten voor commerciële doeleinden bestemd zijn. Een overheidsdienst mag zich evenwel niet uitsluitend op deze indicatieve niveaus baseren om aan te tonen dat accijnsproducten voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden. Zij mogen ook nooit als belastingvrije drempels worden geïnterpreteerd. Wanneer de overheidsdienst van de lidstaat die de controle verricht een zending die deze niveaus onder- dan wel overschrijdt, als een commerciële zending wenst aan te merken, moet hij altijd over concrete elementen beschikken om een dergelijk conclusie te kunnen trekken. De indicatieve niveaus mogen dus enkel worden gezien als onderdeel van controle-instructies van overheidsdiensten aan hun ambtenaren, met de eventuele aanbeveling particuliere personen slechts aan controle te onderwerpen wanneer deze een bepaalde hoeveelheid accijnsproducten met zich meevoeren. Omdat een dergelijke aanbeveling evenwel tot de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten behoort, mag zij niet in het dispositief van de richtlijn voorkomen. c) Wijziging van artikel 9, lid 3 Artikel 9, lid 3, wordt geschrapt. De Commissie ziet niet de noodzaak in van de handhaving van een fiscale bepaling die de lidstaten toestaat af te wijken van het algemene beginsel van het vrije verkeer dat van toepassing is op goederenbewegingen die door particulieren worden verricht. Als er al sprake is van een veiligheidsprobleem op het gebied van het vervoer van minerale oliën, ligt een afdoende juridische oplossing hiervoor zeker niet in de toepassing van een bepaling die van vorengenoemd beginsel afwijkt. Dat het vervoer van minerale oliën in nationale of communautaire wetgeving eventueel aan zeer strikte veiligheidsregels wordt onderworpen, moet volledig los staan van het beginsel van belastingheffing ter zake van dergelijk verkeer. De niet-naleving van bepaalde veiligheidsnormen zou dan tot de vaststelling van een inbreuk kunnen leiden, maar dit zou in geen geval gevolgen mogen hebben wat de accijns betreft. 4) Wijzigingen van artikel 10 Uit de formulering van lid 1 wordt niet duidelijk op welke goederenbewegingen dit lid precies betrekking heeft. De oorspronkelijke intentie van de wetgever, die procedures wilde invoeren voor de verkopen van een buitenlandse verkoper die, direct of indirect, instaat voor het vervoer van de goederen naar een particulier die in een andere lidstaat is gevestigd ("de afstandsverkopen"), komt niet voldoende tot uiting. Teneinde duidelijk te maken dat deze bepaling ziet op de afstandsverkopen aan een particulier, worden de woorden "die worden gekocht door personen die niet de hoedanigheid van erkend entrepothouder of geregistreerd of niet-geregistreerd bedrijf hebben" vervangen door de woorden "die worden gekocht door personen die als particulier handelen". Lid 2, dat de bepalingen van lid 1 herhaalt, wordt geschrapt en in de plaats komt een bepaling die thans in lid 3 is opgenomen en die erin voorziet dat de accijns verschuldigd wordt op het tijdstip waarop de levering wordt verricht. Lid 3 stelt de verplichtingen vast die de bedrijven die de in lid 1 bedoelde handelingen verrichten, moeten naleven. In het verslag wordt opgemerkt dat de marktdeelnemers de huidige betalingsprocedure doorgaans weinig bevredigend vinden. Hun belangrijkste problemen zijn met name: - het gebrek aan harmonisatie van de na te leven procedures; elke lidstaat beslist immers soeverein over de procedure voor de zekerheidstelling en de betaling van de accijns. - de procedure voor de zekerheidstelling voorafgaand aan de verzending van de producten kan moeilijk worden toegepast. Volgens deze procedure zou de verkoper zich immers, voorafgaand aan de verzending, fysiek naar de lidstaat van bestemming moeten begeven. - de aanwijzing van een vertegenwoordiger, die door de meeste lidstaten wordt vereist, leidt tot extra kosten voor de verkopers, die - wat hen betreft - niet in verhouding staat tot de omvang van hun verkoop. - de interpretatie van het begrip zelf van fiscaal vertegenwoordiger loopt sterk uiteen van de ene lidstaat tot de andere, waardoor de concrete verplichtingen die aan deze functie zijn verbonden, verschillend kunnen zijn. Omdat al deze knelpunten worden ervaren als soms zeer zware lasten, met name in het midden- en kleinbedrijf, wordt de procedure van lid 3 door een vereenvoudigde procedure vervangen. Deze procedure vergemakkelijkt de betaling van de accijns in de lidstaat van bestemming en stelt de overheid van die lidstaat tegelijkertijd in staat de goederenbewegingen beter te controleren. De mogelijkheid dat de lidstaat van bestemming de aanwijzing van een fiscaal vertegenwoordiger eist, wordt niet langer gehandhaafd. Lid 4 verwijst niet meer naar lid 2, maar naar lid 1. Dit is een gevolg van de voor de leden 1 en 2 voorgestelde wijzigingen. In lid 5 worden de woorden "met inachtneming van het Gemeenschapsrecht" en "die verenigbaar is met het Verdrag" geschrapt. Deze verwijzingen zijn overbodig in zoverre dat het Gemeenschapsrecht en de bepalingen van het Verdrag in ieder geval van toepassing zijn. 5) Invoeging van de artikelen 10 bis, 10 ter en 10 quater Doordat er in het dispositief van de richtlijn geen communautaire bepalingen zijn opgenomen betreffende de verliezen en overtredingen die worden geconstateerd bij het intracommunautaire verkeer van accijnsproducten die in een lidstaat reeds tot verbruik zijn uitgeslagen, ontstaat er een juridisch vacuüm. Het ontbreken van bepalingen die in dat geval aangeven in welke lidstaat de accijns verschuldigd is, kan tot belangenconflicten tussen lidstaten en, in voorkomend geval, dubbele belastingheffing leiden. Bovendien kan het ontbreken van communautaire bepalingen ertoe leiden dat marktdeelnemers, in vergelijkbare omstandigheden, in verschillende lidstaten op uiteenlopende wijze worden behandeld, waardoor de concurrentieverhoudingen worden verstoord. Een en ander betekent dat deze verliezen en overtredingen op dezelfde wijze moeten worden behandeld als verliezen en overtredingen die in het kader van de schorsingsregeling worden vastgesteld (zie de artikelen 14 en 20 van de richtlijn). Leden 1 en 2 van artikel 10 bis voorzien in een vrijstelling in de lidstaat van bestemming voor de verliezen die zich voordoen bij het intracommunautaire verkeer van accijnsproducten die reeds in een lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen en die voor commerciële doeleinden bestemd zijn. De voorwaarden worden door elke lidstaat vastgesteld en gelden zowel voor verliezen die te wijten zijn aan toevallige omstandigheden of gevallen van overmacht als verliezen die inherent zijn aan de aard van de vervoerde producten. Lid 3 heeft betrekking op de fiscale behandeling van tekorten, andere dan die welke als een overtreding of onregelmatigheid zijn aan te merken, die niet in aanmerking komen voor de vrijstelling van accijns die geldt voor de in de leden 1 en 2 bedoelde verliezen. Artikel 10 ter heeft betrekking op de fiscale behandeling van accijnsproducten ten aanzien waarvan een overtreding of onregelmatigheid is gebeurd tijdens het intracommunautaire vervoer. In dit artikel is met name bepaald op welke plaats de accijns verschuldigd is en wie in de verschillende beschreven situaties de belastingschuldige is. De bepalingen van dit artikel zijn vergelijkbaar met die welke reeds voor de accijnsproducten onder de schorsingsregeling werden vastgesteld (zie artikel 20 van Richtlijn 92/12/EEG). Teneinde dubbele belastingheffing te voorkomen, wordt in artikel 10 quater bepaald dat de lidstaat van vertrek in de gevallen als bedoeld in artikel 10 bis, lid 3, en artikel 10 ter, leden 1 tot en met 4, de aanvankelijk geheven accijns teruggeeft, zodra het bewijs wordt geleverd dat de accijns in een andere lidstaat is ingevorderd. Dit artikel bepaalt tevens dat in die gevallen de overeenkomstig artikel 7, lid 5, onder a), en artikel 10, lid 3, onder b), in de lidstaat van bestemming gestelde zekerheid wordt vrijgegeven. 6) Wijziging van artikel 27 Er wordt bepaald dat de Raad, op basis van een verslag van de Commissie, de uitvoering van de met deze richtlijn doorgevoerde wijzigingen vóór 1 januari 2010 aan een evaluatie en een onderzoek onderwerpt. 2004/0072 (CNS) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 92/12/EEG betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese gemeenschap, met name op artikel 93, Gezien het voorstel van de Commissie [5], [5] PB C [...] van [...], blz. [...]. Gezien het advies van het Europees Parlement [6], [6] PB C [...] van [...], blz. [...]. Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité [7], [7] PB C [...] van [...], blz. [...]. Overwegende hetgeen volgt: (1) In artikel 27 van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop [8], is bepaald dat de Raad vóór 1 januari 1997 de artikelen 7 tot en met 10 aan een nieuw onderzoek onderwerpt, teneinde in voorkomend geval de nodige wijzigingen vast te stellen. In deze artikelen zijn de bepalingen vastgesteld die van toepassing zijn op het intracommunautaire verkeer, zowel met een commercieel als met een privé-karakter, van goederen waarvoor de accijns reeds is voldaan in een lidstaat. De omvang van het intracommunautaire verkeer van reeds in een lidstaat tot verbruik uitgeslagen goederen was destijds evenwel onbeduidend en de lidstaten beschikten dientengevolge niet over de nodige ervaring voor de beoordeling van de doeltreffendheid van de artikelen 7 tot en met 10 van Richtlijn 92/12/EEG. [8] PB L 76 van 23.3.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 van de Raad van 14 april 2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36). (2) Ofschoon de omvang van het intracommunautaire verkeer van veraccijnsde goederen nog steeds relatief beperkt is, proberen sindsdien toch steeds meer bedrijven en particulieren de bepalingen van de artikelen 7 tot en met 10 van Richtlijn 92/12/EEG zó uit te leggen dat zij handelspraktijken kunnen rechtvaardigen waarbij de accijns in de lidstaat van verkrijging van de goederen wordt betaald. De stijging van het aantal commerciële internettransacties en de afschaffing van de belastingvrije verkoop aan reizigers in het intracommunautaire verkeer hebben er bovendien toe geleid dat in toenemende mate een beroep wordt gedaan op vorengenoemde bepalingen. Op basis van de conclusies van een nieuw onderzoek dat in januari 2002 van start ging en zowel op de nationale overheidsdiensten als de betrokken economische subjecten was gericht, heeft de Commissie een verslag opgesteld over de toepassing van de artikelen 7 tot en met 10 van Richtlijn 92/12/EEG. (3) In dit verslag komt de Commissie tot de conclusie dat sommige van die bepalingen moeten worden herzien en andere moeten worden verduidelijkt, ten behoeve van een ondubbelzinnige interpretatie van de in de artikelen 7 tot en met 10 van Richtlijn 92/12/EEG vastgestelde belasting- en procedurevoorschriften. (4) Het begrip "commerciële doeleinden" moet worden gedefinieerd als "andere doeleinden dan de eigen behoeften van particulieren", teneinde te verduidelijken dat het beginsel dat accijns wordt geheven van goederen die in een lidstaat reeds tot verbruik zijn uitgeslagen maar in een andere lidstaat voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden, alsook de desbetreffende procedures, onverkort van toepassing zijn op de goederen die door een particulier voor andere dan zijn eigen behoeften voorhanden worden gehouden. (5) Het beginsel dat accijns wordt geheven, is onverkort van toepassing op de accijnsproducten die aan boord van een schip of een vliegtuig dat een verbinding tussen twee lidstaten verzorgt, voorhanden worden gehouden om tijdens een intracommunautaire reis te worden verkocht, behalve indien deze producten, zoals bepaald in Commissienotitie 1999/C 99/08 [9], niet beschikbaar zijn voor de verkoop wanneer dit schip of vliegtuig zich op het grondgebied van een van deze twee lidstaten bevindt. In dit laatste geval worden de goederen niet geacht in die lidstaat voor commerciële doeleinden voorhanden te worden gehouden. Om iedere twijfel hieromtrent weg te nemen, moet dit uitdrukkelijk in de richtlijn worden bepaald. [9] Notitie van de Commissie betreffende de regels inzake BTW en accijnzen die met ingang van 1 juli 1999 dienen te worden toegepast op goederen die aan boord van veerboten en vliegtuigen of in luchthavens worden verkocht aan reizigers binnen de Europese Unie - 1999/C 99/08 (PB C 99 van 10.4.1999, blz. 20). (6) In artikel 7 wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende situaties waarbij in een lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsproducten voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden in een andere lidstaat, maar wordt niet duidelijk aangegeven wie in elk van deze situaties ertoe is gehouden de accijns in de lidstaat van bestemming te voldoen. Het is derhalve dienstig voor elk van de beoogde situaties ondubbelzinnig vast te stellen wie tot voldoening van de accijns is gehouden en welke verplichtingen moeten worden vervuld in de lidstaat van bestemming. (7) Het is eveneens dienstig, in die situaties, te voorzien in een vereenvoudiging van de verplichtingen die moeten worden vervuld door de personen die niet in de lidstaat waar de producten voorhanden worden gehouden, zijn gevestigd maar er wel tot voldoening van de accijns zijn gehouden, waarbij de diensten van de betrokken lidstaten tegelijkertijd in staat worden gesteld de goederenbewegingen beter te controleren. (8) Het is dienstig het begrip "bedrijf dat op onafhankelijke wijze een economische activiteit uitoefent" te vervangen door het begrip "bedrijf", aangezien deze bepaling ziet op bedrijven in het algemeen. (9) Gelet op de moeilijkheden die de lidstaten ondervinden die door middel van bilaterale akkoorden op basis van artikel 7, lid 9, vereenvoudigde procedures willen instellen, met name in het geval van verkopen aan boord van een vliegtuig of een schip tijdens een intracommunautair vervoer, dient te worden toegestaan dat dergelijke vereenvoudigde procedures worden ingevoerd door middel van eenvoudige administratieve akkoorden. (10) In artikel 8 wordt het voor de interne markt geldende beginsel geformuleerd volgens welk de accijns op door particulieren voor eigen behoeften verkregen en door henzelf naar een andere lidstaat vervoerde producten wordt geheven in de lidstaat van verkrijging. Het is dienstig de toepassing van dit beginsel uit te breiden tot de producten die voor de eigen behoeften van een particulier zijn bestemd en voor rekening van een particulier door een derde worden vervoerd, omdat het handelingen betreft die uitsluitend in de particuliere sfeer liggen. Om redenen van gezondheidsbescherming dienen tabaksfabrikaten die voor rekening van een particulier worden vervoerd, evenwel te worden uitgesloten van de toepassing van vorengenoemd beginsel. (11) Er dient te worden verduidelijkt dat het in artikel 8 geformuleerde beginsel eveneens van toepassing is op de producten die zonder directe of indirecte tegenprestatie door een particulier naar een andere particulier worden verzonden (het betreft hier met name de geschenkzendingen), teneinde iedere twijfel weg te nemen ten aanzien van de behandeling van deze zendingen, die geen commercieel karakter hebben. (12) Artikel 9, lid 1, dient te worden geschrapt; dit lid herhaalt uitsluitend de verschuldigdheid van de accijns die al werd vastgesteld in artikel 7, lid 1, met het enige onderscheid dat de accijns moet worden voldaan door degene die de producten voorhanden heeft in plaats van de personen die in de in artikel 7 bedoelde situaties als belastingschuldigen werden aangewezen. Teneinde de thans in artikel 9 bedoelde situaties te dekken, moet artikel 7, lid 3, worden vervolledigd met een alinea waarin wordt bepaald dat in andere gevallen dan die waarin een belastingschuldige uitdrukkelijk wordt aangewezen, de accijns moet worden betaald door degene die de producten voorhanden heeft. (13) De mogelijkheid dat lidstaten indicatieve niveaus vaststellen om na te gaan of producten voor commerciële doeleinden dan wel voor de eigen behoeften van particulieren voorhanden worden gehouden, dient te worden geschrapt. Overheidsdiensten mogen zich immers niet uitsluitend op deze indicatieve niveaus baseren om aan te tonen dat accijnsproducten voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden. Deze indicatieve niveaus mogen dus enkel worden gezien als onderdeel van controle-instructies van overheidsdiensten aan hun ambtenaren. (14) Artikel 9, lid 3, dient te worden geschrapt, aangezien het niet raadzaam is een fiscale bepaling te handhaven die de lidstaten toestaat van het in artikel 8 geformuleerde beginsel af te wijken om redenen die verband houden met de veiligheid van het vervoer van minerale oliën. (15) Er dient te worden verduidelijkt dat de in artikel 10 omschreven situatie ("afstandsverkopen") uitsluitend ziet op de personen die als particulier handelen, aangezien het verkeer van goederen bestemd voor bedrijven of publiekrechtelijke lichamen uitdrukkelijk onder artikel 7 valt. Voor deze "afstandsverkopen" dient bovendien een procedure voor de betaling van de accijns in de lidstaat van bestemming te worden vastgesteld, waarbij zowel met de legitieme vraag om vereenvoudiging van de betrokkenen als met de noodzaak deze handelingen beter te kunnen controleren, rekening wordt gehouden. (16) Doordat er in de richtlijn geen communautaire bepalingen zijn opgenomen betreffende de verliezen en overtredingen die worden geconstateerd bij het intracommunautaire verkeer van accijnsproducten die in een lidstaat reeds tot verbruik zijn uitgeslagen, ontstaat er een juridisch vacuüm, dat tot belangenconflicten tussen lidstaten en, in voorkomend geval, dubbele belastingheffing kan leiden. Deze verliezen en overtredingen dienen bijgevolg op soortgelijke wijze te worden behandeld als verliezen en overtredingen die in het kader van de schorsingsregeling worden geconstateerd. (17) De Raad dient, op basis van een verslag van de Commissie, de uitvoering van de met deze richtlijn beoogde wijzigingen vóór 1 januari 2010 aan een evaluatie en een onderzoek te onderwerpen. (18) Richtlijn 92/12/EEG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 Richtlijn 92/12/EEG wordt als volgt gewijzigd: 1) Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: a) Lid 1 wordt vervangen door: "1. Indien in een lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsproducten in een andere lidstaat voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden, worden de accijnzen geheven in laatstgenoemde lidstaat. Als commerciële doeleinden worden aangemerkt alle andere doeleinden dan de eigen behoeften van particulieren. De producten die aan boord van een schip of een vliegtuig dat een verbinding tussen twee lidstaten verzorgt, voorhanden worden gehouden maar die niet beschikbaar zijn voor de verkoop wanneer dit schip of vliegtuig zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt, worden evenwel niet geacht in die lidstaat voor commerciële doeleinden voorhanden te worden gehouden." b) Lid 2 wordt geschrapt. c) De leden 3 tot en met 9 worden vervangen door: "3. Wanneer, in de in lid 1 bedoelde gevallen, de producten voorhanden worden gehouden door een bedrijf dat niet is gevestigd in de lidstaat waar deze producten voorhanden worden gehouden (hierna "elders gevestigd bedrijf" genoemd), met het oog op de verkoop, is de accijns door genoemd bedrijf verschuldigd. Wanneer de producten in een andere lidstaat worden bestemd voor de behoeften van een bedrijf of publiekrechtelijk lichaam, is de accijns door dit bedrijf of publiekrechtelijk lichaam verschuldigd. Wanneer de producten door een elders gevestigd bedrijf worden geleverd, kan dit evenwel in de plaats treden van de in de tweede alinea aangewezen belastingschuldigen. In alle overige gevallen is de accijns verschuldigd door de persoon die de producten voor commerciële doeleinden voorhanden houdt. 4. Het verkeer van de in lid 1 bedoelde producten, met uitzondering van de producten waarvoor het elders gevestigde bedrijf is aangewezen als degene die tot voldoening van de accijns is gehouden, tussen de grondgebieden van de verschillende lidstaten vindt plaats onder dekking van een geleidedocument, waarin de voornaamste punten van het in artikel 18, lid 1, bedoelde document vermeld staan. De vorm en de inhoud van dit document worden bepaald volgens de procedure van artikel 24, leden 3 en 4. 5. Het elders gevestigde bedrijf moet zich aan de in artikel 10, lid 3, vastgestelde voorschriften houden. Het in lid 3, tweede alinea, bedoelde bedrijf of publiekrechtelijk lichaam of de uit hoofde van lid 3, vierde alinea, tot voldoening van de accijns gehouden persoon moet zich aan de onderstaande voorschriften houden: a) voorafgaand aan de verzending van de goederen aangifte doen bij de belastingautoriteiten van de lidstaat van bestemming en de betaling van de accijns waarborgen; b) de accijns van de lidstaat van bestemming voldoen op de door die lidstaat vastgestelde wijze; c) elke controle toelaten waardoor de overheidsdienst van de lidstaat van bestemming zich kan vergewissen van de daadwerkelijke ontvangst van de goederen en van de betaling van de accijns waartoe deze aanleiding geven. 6. De accijns die in de eerste, in lid 1 bedoelde lidstaat is voldaan, wordt volgens artikel 22, lid 3, teruggegeven. 7. Elk verkeer van de producten die reeds in een lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen, langs een passend traject via het grondgebied van een andere lidstaat naar een plaats van bestemming in dezelfde lidstaat, vindt plaats onder dekking van het in lid 4 bedoelde geleidedocument. 8. In de in lid 7 bedoelde gevallen gelden onderstaande voorschriften: a) de afzender moet, voorafgaand aan de verzending van de goederen, aangifte doen bij de belastingautoriteiten van de plaats van vertrek die belast zijn met de controle op het gebied van de accijns; b) de geadresseerde moet de ontvangst van de goederen bevestigen volgens de voorschriften van de belastingautoriteiten van de plaats van bestemming die belast zijn met de controle op het gebied van de accijns; c) de verzender en de geadresseerde moeten elke controle toelaten waardoor hun eigen belastingautoriteiten zich kunnen vergewissen van de daadwerkelijke ontvangst van de goederen. 9. Worden accijnsproducten veelvuldig en regelmatig onder de in lid 7 genoemde voorwaarden verzonden, dan kunnen de lidstaten via bilaterale administratieve akkoorden een van de leden 7 en 8 afwijkende vereenvoudigde procedure toestaan." 2) Artikel 8 wordt vervangen door: "Artikel 8 De accijns ter zake van door particulieren voor eigen behoeften verkregen en door henzelf naar een andere lidstaat vervoerde producten wordt geheven in de lidstaat van verkrijging. De bepaling van de eerste alinea is ook van toepassing op door particulieren verkregen en voor hun rekening vervoerde producten, met uitzondering van tabaksfabrikaten. De accijns wordt eveneens geheven in de lidstaat van verkrijging wanneer de producten zonder directe of indirecte tegenprestatie door een particulier naar een andere particulier worden verzonden." 3) Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd: a) Lid 1 wordt geschrapt. b) Lid 2 wordt vervangen door: "2. Om vast te stellen of de in artikel 8 bedoelde producten voor commerciële doeleinden bestemd zijn, houden de lidstaten rekening met de volgende elementen: a) de commerciële status en de beweegredenen van degene die de producten voorhanden heeft; b) de plaats waar deze producten zich bevinden of, in voorkomend geval, de gebruikte wijze van vervoer; c) elk document betreffende deze producten; d) de aard van deze producten; e) de hoeveelheid van deze producten." c) Lid 3 wordt geschrapt. 4) Artikel 10 wordt vervangen door: "Artikel 10 1. Reeds tot verbruik uitgeslagen producten die worden gekocht door personen die als particulier handelen en die direct of indirect door de verkoper of voor diens rekening worden verzonden of vervoerd, worden aan accijns onderworpen in de lidstaat van bestemming. Onder "lidstaat van bestemming" wordt verstaan de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer. 2. In het in lid 1 bedoelde geval wordt de accijns verschuldigd op het tijdstip van levering van de producten. 3. De accijns van de lidstaat van bestemming wordt verschuldigd door de verkoper. De verkoper moet zich aan de onderstaande voorschriften houden: a) zijn identiteit moet de belastingautoriteiten van zijn lidstaat bekend zijn en worden gestaafd door een document waarvan de vorm en de inhoud worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 24, leden 3 en 4; b) voorafgaand aan de verzending van de goederen stelt hij bij het door de lidstaat van bestemming aangewezen fiscaal "centralisatiekantoor" zekerheid ter waarborging van de betaling van de accijns; c) voor controledoeleinden vermeldt hij op de handelsbescheiden die de accijnsgoederen vergezellen, het in de derde alinea bedoelde identificatienummer; d) na het verstrijken van een door elke lidstaat vast te stellen termijn doet hij het centralisatiekantoor waar hij geïdentificeerd is, opgave van de in de voorbije periode geleverde hoeveelheden. De lidstaat van bestemming stelt de wijze van berekening van de in de eerste alinea, onder b), bedoelde zekerheid vast. Bij het stellen van de zekerheid dient de verkoper het in de eerste alinea, onder a), bedoelde identificatiedocument over te leggen, waarna de lidstaat van bestemming hem een identificatienummer toekent. De vorm en de inhoud van het in de eerste alinea, onder d), bedoelde document worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 24, leden 3 en 4. Dit document wordt geviseerd door de belastingautoriteiten van de lidstaat van vertrek en gaat in voorkomend geval vergezeld van de door de lidstaat van bestemming gevraagde administratieve documenten en handelsbescheiden. De accijns wordt betaald volgens de procedure die door de lidstaat van bestemming wordt vastgesteld. 4. In het in lid 1 bedoelde geval wordt de accijns die in de eerste lidstaat is voldaan, teruggegeven volgens artikel 22, lid 4. 5. De lidstaten kunnen specifieke voorschriften ter uitvoering van de leden 1 tot en met 4 vaststellen voor accijnsproducten die onder een bijzondere nationale distributieregeling vallen." 5) De volgende artikelen 10 bis, 10 ter en 10 quater worden ingevoegd: "Artikel 10 bis 1. De krachtens artikel 7, lid 3, of artikel 10, lid 3, tot voldoening van de accijns gehouden persoon wordt in de lidstaat van bestemming vrijgesteld voor de tijdens het goederenverkeer opgetreden en aan toevallige omstandigheden of aan gevallen van overmacht te wijten verliezen die door de autoriteiten van elke lidstaat zijn geconstateerd. Tevens wordt hij in de lidstaat van bestemming vrijgesteld voor de verliezen tijdens het vervoer die inherent zijn aan de aard van de producten. Elke lidstaat stelt de voorwaarden vast waaronder deze vrijstellingen worden toegekend. 2. De in lid 1 bedoelde verliezen worden geconstateerd volgens de toepasselijke regels van de lidstaat van bestemming. De overeenkomstig artikel 7, lid 5, onder a), en artikel 10, lid 3, onder b), gestelde zekerheid wordt volledig of gedeeltelijk vrijgegeven. 3. Onverminderd artikel 10 ter, lid 1, wordt, in geval van andere tekorten dan de in lid 1 van dit artikel bedoelde verliezen, de accijns geheven volgens de tarieven die in de betrokken lidstaat van kracht zijn op het ogenblik waarop de verliezen, die naar behoren moeten zijn geconstateerd door de bevoegde autoriteiten, zich hebben voorgedaan of, in voorkomend geval, op het ogenblik van de vaststelling van de tekorten. Artikel 10 ter 1. Wanneer tijdens het verkeer van producten overeenkomstig artikel 7, lid 4, of artikel 10, lid 1, een onregelmatigheid of een overtreding is begaan waardoor de accijns verschuldigd wordt, moet de accijns worden betaald in de lidstaat waar de onregelmatigheid of de overtreding is begaan, en wel door de persoon die een zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de accijns volgens artikel 7, lid 5, onder a), of artikel 10, lid 3, onder b). Wanneer de accijns wordt ingevorderd in een andere lidstaat dan die van vertrek, stelt de lidstaat die de invordering verricht, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vertrek daarvan in kennis. 2. Wanneer tijdens het verkeer van producten overeenkomstig artikel 7, lid 4, of artikel 10, lid 1, een overtreding of een onregelmatigheid is geconstateerd zonder dat kan worden vastgesteld waar zij is begaan, wordt zij geacht te zijn begaan in de lidstaat waarin zij is geconstateerd. 3. Wanneer de accijnsproducten niet op de plaats van bestemming aankomen en niet kan worden vastgesteld waar de overtreding of onregelmatigheid is begaan, wordt deze overtreding of onregelmatigheid geacht te zijn begaan in de lidstaat van vertrek. 4. Indien vóór het verstrijken van een termijn van drie jaar te rekenen vanaf de datum van opstelling van het in artikel 7, lid 4, genoemde geleidedocument of de datum van opstelling van de in artikel 10, lid 3, onder c), genoemde handelsbescheiden wordt vastgesteld in welke lidstaat de overtreding of de onregelmatigheid daadwerkelijk werd begaan, wordt de accijns door deze lidstaat ingevorderd tegen het op de datum van verzending geldende tarief. 5. De lidstaten nemen passende maatregelen ten aanzien van alle overtredingen of onregelmatigheden en leggen doeltreffende sancties op. Artikel 10 quater In de in artikel 10 bis, lid 3, en artikel 10 ter, leden 1 tot en met 4, bedoelde gevallen wordt, zodra het bewijs van de invordering van de accijns in een andere lidstaat dan die van vertrek is geleverd, de aanvankelijk geheven accijns teruggegeven en de overeenkomstig artikel 7, lid 5, onder a), en artikel 10, lid 3, onder b), gestelde zekerheid vrijgegeven." 6) Artikel 27 wordt vervangen door: "Vóór 1 januari 2010 beziet de Raad aan de hand van een verslag van de Commissie de artikelen 7 tot en met 10 quater opnieuw en stelt hij, in voorkomend geval, overeenkomstig artikel 93 van het Verdrag de nodige wijzigingen vast." Artikel 2 1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [...] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. 2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 3 Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 4 Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, [...] Voor de Raad De voorzitter