Resolutie van het Europees Parlement over de asielprocedure en bescherming in de regio's van herkomst (2004/2121(INI))
Publicatieblad Nr. 226 E van 15/09/2005 blz. 0226 - 0232
P6_TA(2004)0100
Asielprocedure en bescherming in de regio's van herkomst
Resolutie van het Europees Parlement over de asielprocedure en bescherming in de regio's van herkomst (2004/2121(INI))
Het Europees Parlement,
- gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de gereguleerde binnenkomst in de EU van personen die internationale bescherming behoeven en de versterking van de beschermingscapaciteit van de regio's van herkomst — "Verbetering van de toegang tot duurzame oplossingen" (COM(2004)0410),
- gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een doeltreffender gemeenschappelijk Europees asielstelsel: de uniforme procedure als volgende stap (COM(2004)0503),
- gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens, geproclameerd op 10 december 1948 door de Algemene Vergadering der Verenigde Naties, met name artikel 14,
- gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, gesloten op 4 november 1950 te Rome, en de bijbehorende protocollen,
- gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, plechtig afgekondigd op 7 december 2000 [1], met name de artikelen 1, 18 en 19,
- gezien het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, aangenomen door de Europese Conventie op 13 juni en 10 juli 2003, voorgelegd aan de voorzitter van de Europese Raad te Rome op 18 juli 2003, goedgekeurd door de Intergouvernementele Conferentie, op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders bijeen, tijdens de Europese Raad van 17 en 18 juni 2004, met name de artikelen II-61, II-78, II-79 en III-266,
- gezien het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, aangevuld met het Protocol van New York van 31 januari 1967,
- gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie in zijn geconsolideerde versie [2], met name artikel 2, vierde streepje, en artikel 6,
- gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap in zijn geconsolideerde versie [3], met name artikel 63,
- gezien het actieplan van de Raad en de Commissie over hoe de bepalingen van het Verdrag van Amsterdam inzake de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid het best kunnen worden uitgevoerd [4], met name de punten 8, 32, 33, 34, 36 en 37,
- gezien de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999, met name de punten 13, 14 en 15,
- gezien de conclusies van de Europese Raad van Laken van 14 en 15 december 2001, met name de punten 39 en 40,
- gezien de conclusies van de Europese Raad van Sevilla van 21 en 22 juni 2002, met name de punten 26, 27, 28, 29, 33 en 34,
- gezien de conclusies van de Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003, met de name de punten 24, 25, 26 en 27,
- gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement "Naar een gemeenschappelijke asielprocedure en een in de gehele Unie geldige uniforme status voor personen aan wie asiel wordt verleend" (COM(2000)0755),
- gezien de gemeenschappelijke Agenda, goedgekeurd door het uitvoerend comité van het UNHCR en gunstig ontvangen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 2002, na wereldwijd overleg over internationale bescherming,
- gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het gemeenschappelijk asielbeleid en de Agenda voor bescherming (COM(2003)0152),
- gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement "Naar toegankelijker, rechtvaardiger en beter beheerde asielstelsels" (COM(2003)0315),
- gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
- gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0051/2004),
A. overwegende dat de Europese Raad van Thessaloniki de Commissie in conclusie 26 heeft verzocht "alle parameters te onderzoeken om te zorgen voor een beter gereguleerde en beheerde inreis in de EU van personen die internationale bescherming behoeven, en methoden en middelen te onderzoeken om de beschermingscapaciteit van de regio's van oorsprong op te voeren, zulks met het oog op een vóór juni 2004 aan de Raad voor te leggen compleet verslag waarin maatregelen worden voorgesteld en ook ingegaan wordt op de juridische implicaties",
B. overwegende dat de twee mededelingen van de Commissie die in deze resolutie aan de orde worden gesteld gezamenlijk moeten worden behandeld, aangezien deze, hoewel om verschillende redenen, de reactie van de Commissie vormen op de conclusies 26 en 27 van de Europese Raad van Thessaloniki en ingaan op de beginselen en basisdoelstellingen van een mogelijke nieuwe benadering in de richting van toegankelijker, rechtvaardiger en beter beheerde asielstelsels, waarbij nieuwe wegen worden gezocht ter aanvulling van de gefaseerde aanpak van Tampere,
C. overwegende dat het Verdrag van Genève en de internationale verplichting om iedereen die asiel aan de grens vraagt op te nemen, de regel moeten blijven,
D. overwegende dat er overeenkomsten moeten worden gesloten tussen de EU en derde landen teneinde de toegang tot duurzame oplossingen voor vluchtelingen of personen die bescherming of politiek asiel nodig hebben, gebaseerd op het principe van gedeelde verantwoordelijkheid, te verbeteren,
E. overwegende dat de aanhoudende vluchtelingenproblemen en de langdurige asielprocedures de persoonlijke veiligheid van echte vluchtelingen kunnen ondermijnen, vooral in crisissituaties, en hen ertoe kunnen aanzetten om hun toevlucht te zoeken tot illegale reismethoden,
1. verzoekt de EU en de lidstaten met klem ervoor te zorgen dat personen die bescherming behoeven, de EU veilig kunnen binnenkomen en dat hun aanvragen behoorlijk worden behandeld, en toe te zien op de strikte naleving van de internationale rechtsnormen inzake mensenrechten en vluchtelingen, in het bijzonder van het beginsel van non-refoulement (d.w.z. dat landen bona fide asielaanvragers het land moeten binnenlaten);
2. betreurt dat de vooruitgang bij de vaststelling van het wetgevingsprogramma van de eerste fase van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel zoals vastgelegd in de conclusies van de Europese Raad van Tampere vertraging heeft opgelopen, dat de harmonisatie is geschied op basis van de kleinste gemene deler van de lidstaten en dat de Raad slechts in staat is geweest om op 29 april 2004 politieke overeenstemming te bereiken over het gewijzigd voorstel voor een richtlijn betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus [5];
3. dankt de Commissie voor de indiening van document (COM(2004)0410) waarin als aanvulling op het huidige gemeenschappelijke Europese asielstelsel zowel maatregelen worden voorgesteld voor een ordelijke en beter gereguleerde inreis in de EU van personen die internationale bescherming behoeven als maatregelen om de beschermingscapaciteit van de regio's van herkomst op te voeren;
4. wenst dat de EU de beschikking heeft over eigen informatiebronnen over migratiestromen en is daarom van mening dat de Europese Observatiepost voor migratie versterkt moet worden om de asielstatistieken van de EU te centraliseren; wijst erop dat het voor en goede aanpak van de asielstelsels nodig is om exacte kennis van de kenmerken en dimensies van de stelsels van de verschillende lidstaten te hebben;
5. is van mening dat er veel meer gedaan moet worden om van de EU één asielruimte te maken en ervoor te zorgen dat onze burgers vertrouwen hebben in een systeem dat rechtvaardig, efficiënt en snel werkt, zowel om bescherming te bieden aan wie dat nodig heeft als om maatregelen te nemen ten aanzien van degenen die geen bescherming behoeven;
6. is van mening dat de nog gedeeltelijke invoering van de eerste fase van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel ernstige structurele tekortkomingen vertoont die de humanitaire traditie van Europa bedreigen en dat derhalve ter verbetering van het asielbeheer in het kader van het uitgebreide Europa via een gefaseerde toepassing de volgende doelstellingen moeten worden verwezenlijkt die een aanvulling vormen op het gemeenschappelijk Europees asielstelsel van Tampere:
a) verbetering van de kwaliteit van de asielbesluiten in de Europese Unie,
b) voorop lopen bij capaciteitsopbouw en steun om landen te helpen asielzoekers en vluchtelingen adequate bescherming te bieden overeenkomstig de internationale normen voor de mensenrechten,
c) behandeling van de verzoeken om bescherming zo dicht mogelijk bij de plaats waar behoefte bestaat en regulering van de veilige toegang tot de EU via de gereguleerde en georganiseerde inreis van bepaalde personen die internationale bescherming behoeven,
d) inachtneming van het solidariteitsbeginsel en een rechtvaardige verdeling van de verantwoordelijkheid,
e) ontwikkeling van een geïntegreerde aanpak om een snelle en efficiënte besluitvorming ter zake van asiel en uitvoerbare repatriëringsprocedures vast te stellen;
7. benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen derde landen en de EU ten behoeve van een omvattend en evenwichtig Europees asiel- en migratiebeleid; is van mening dat de samenwerking met derde landen via bestaande instrumenten kan verlopen, zoals het Europees nabuurschapsbeleid en de flexibele en op een situatie toegesneden actieplannen van bepaalde landen die nog niet van kracht zijn en via andere communautaire programma's — hulp aan de ontwortelde bevolkingsgroepen in Azië en Latijns-Amerika [6], MEDA [7], CARDS [8], EOF [9] en het Aeneas programma [10];
8. is ervan overtuigd dat een van de instrumenten ter waarborging van een beter gereguleerde en beheerde inreis in de EU van personen die internationale bescherming behoeven, gestalte kan krijgen in de vorm van een hervestigingsregeling in communautair verband die is gebaseerd op de eerbiediging van de wil van het individu en de vrije deelneming van de lidstaten aan het stelsel en die bestaat in het overbrengen van deze personen van een eerste land van opvang naar een lidstaat waar zij waarborgen inzake bescherming genieten, uitzicht hebben op integratie en autonomie en kunnen rekenen op deelname van het UNHCR bij de selectie en de verzending van specifieke dossiers; verzoekt de EU daarom een passend juridisch instrument te ontwikkelen dat snelle toepassing van dit stelsel verzekert;
9. verwerpt "outsourcing" van asielaanvraagprocedures, die erin bestaat personen die de vluchtelingenstatus aanvragen naar een derde land te zenden, niet in het minst omdat dit behoorlijke vertegenwoordiging bemoeilijkt en de procedure onttrekt aan democratische controle;
10. is van oordeel dat een hervestigingsregeling het middel is om snel toegang tot bescherming te bieden en ervoor kan zorgen dat vluchtelingen niet langer slachtoffer van illegale immigratienetwerken en mensenhandel hoeven te worden of soms jaren moeten wachten voordat hun status wordt erkend;
11. is van mening dat het hervestigingsprogramma een instrument is om te voorzien in de specifieke behoeften aan bescherming van vluchtelingen wier leven, vrijheid, veiligheid, gezondheid en grondrechten in gevaar zijn in het land waarnaar zij zijn gevlucht;
12. is van mening dat in hervestigingsregelingen speciaal aandacht moet worden besteed aan personen die in deze situatie het kwetsbaarst en hulpbehoevend worden geacht zoals slachtoffers van verkrachting en ongewenst seksueel gedrag, zwangere vrouwen, onbegeleide minderjarigen, gehandicapten, mensenrechtenactivisten of politiek vervolgden, dat elk afzonderlijk geval met flexibiliteit en specificiteit behandeld moet worden en dat een dergelijke aanpak een werkelijke toegevoegde waarde in EU-verband betekent;
13. is van mening dat opvangcentra voor migranten in spe in het land van laatste doorreis geen duurzame oplossing in de regio van herkomst bieden en geen toevluchtsoord zijn voor mensen die behoefte hebben aan internationale bescherming; meent dat dergelijke centra misschien op korte termijn een oplossing lijken te bieden voor een zekere migratiedruk, maar dat men zich kan afvragen of zo wordt voldaan aan de internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten, al was het alleen maar vanwege de belabberde staat van dienst van de regimes van veel van deze transitlanden als het om de mensenrechten gaat;
14. is ervan overtuigd dat dergelijke hervestigingsprogramma's, indien naar behoren beheerd en gefinancierd, ertoe kunnen bijdragen dat het publiek zich meer bewust wordt van het vraagstuk van de vluchtelingen en hun beweegredenen om bescherming te zoeken in de landen die vluchtelingen en andere personen die internationale bescherming behoeven opnemen en dat de EU de mensenhandel doelmatiger kan bestrijden;
15. is van mening dat deze actieve bewustmaking van het publiek van essentieel belang is bij de bestrijding van alle vormen van discriminatie, racisme en vreemdelingenhaat in de EU;
16. verzoekt de EU op een zichtbare en consistente manier aan te tonen dat zij bereid is derde landen bij te staan in de regio's van herkomst om hun beschermingscapaciteiten uit te breiden overeenkomstig het Conventie Plus initiatief van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR) en andere aanbevelingen, en de mogelijkheid uit te sluiten dat opvangkampen of andere centra worden gefinancierd waar de persoonlijke vrijheid van asielzoekers wordt beperkt;
17. is van mening dat de extra middelen die vereist zijn voor de verbetering van de steun in de regio van herkomst moeten bestaan uit aanvullende kredieten die worden toegewezen en gecoördineerd uit bestaande begrotingslijnen en niet uit een reallocatie van de bestaande begroting voor hulp en ontwikkeling; is van mening dat hiermee bij de beraadslagingen over de financiële vooruitzichten rekening moet worden gehouden; aanvullende en gecoördineerde financiering voor het UNHCR is eveneens noodzakelijk gezien de rol die deze organisatie in dit proces moet spelen;
18. verzoekt de EU om te waarborgen dat de nodige budgettaire middelen, naast de reeds uitgetrokken ontwikkelingshulp voor de derde landen, beschikbaar worden gesteld om financiële en institutionele beschermingscapaciteiten in ontwikkelingslanden uit te breiden, mits deze middelen niet worden gebruikt voor het opzetten van opvangkampen of andere centra waar de persoonlijke vrijheid van asielzoekers wordt beperkt;
19. acht het noodzakelijk dat de verantwoordelijkheid en de verantwoording voor de betrokken agentschappen duidelijk worden afgebakend;
20. is van mening dat een actief gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU dat zich allereerst richt op conflictpreventie en de oplossing van langetermijnconflicten essentieel is om degenen die bescherming zoeken te helpen; is derhalve verheugd over de voorstellen van de Commissie om regionale beschermingsprogramma's van de EU in te dienen en verzoekt bij de uitwerking en de noodzakelijke evaluatie en controle van de tenuitvoerlegging ervan te worden betrokken;
21. is van mening dat dergelijke beschermingsprogramma's waarborgen moeten bevatten tegen vroegtijdige terugkeer van vluchtelingen, op basis van het concept van veilig derde land;
22. dringt er bij de Unie op aan om bij de behandeling van personen die onmiddellijke en spoedeisende bescherming behoeven, te onderzoeken welke problemen er zijn met de procedures voor beschermde toegang in gevallen dat lidstaten melding hebben gemaakt van misbruik en nader de mogelijkheid van een juridisch instrument te onderzoeken waarin de onderdelen van een stelsel van procedures voor beschermde toegang worden vastgesteld op grond waarvan een onderdaan van een derde land zich met een verzoek om asiel of om een andere vorm van internationale bescherming tot de potentiële lidstaat van opvang kan wenden buiten het grondgebied van deze lidstaat en een voorlopige of definitieve verblijfsvergunning kan verkrijgen;
23. benadrukt dat uitbreiding van de beschermingscapaciteit in de regio's van herkomst en invoering van procedures voor beschermde toegang ertoe leiden dat de inreis in de EU ordelijk en voorspelbaar verloopt, terwijl voorts het bestaande recht om een asielaanvraag in te dienen bij een spontane aankomst in een Europese lidstaat behouden blijft;
24. onderstreept dat het van belang is dat de EU de verantwoordelijkheid met de derde landen deelt en met name met de landen van eerste opvang met het oog op het beheer van de vluchtelingen en de noodzaak van een doeltreffender samenwerking, met als doel de versterking van de beschermingscapaciteit van de landen die vluchtelingen opnemen, zodanig dat deze landen uitgroeien tot stabiele verleners van doeltreffende bescherming;
25. gelooft dat de EU beter voorbereid moet zijn om in dringende gevallen hulp te bieden aan de buurlanden van de staten die zich in een crisissituatie bevinden, en hen te helpen om plotselinge en grote migratiestromen op te vangen, die het gevolg zijn van crisissituaties, volgens de internationale normen;
26. erkent dat het van belang is landen te steunen die het grootste deel van de personen die om bescherming vragen opnemen en acht het van belang dat de aldaar geboden voorwaarden tenminste in overeenstemming zijn met de voorwaarden zoals door de Commissie vermeld in punt 45, letters a) t/m e) van COM(2004)0410;
27. is van mening dat deze steun in de regio van herkomst een aanvulling dient te vormen op een gemeenschappelijke asielprocedure binnen de EU, op basis van hoge niveaus van hulpverlening en met volledige inachtneming van onze internationale verplichtingen, en is derhalve van mening dat deze steun niet in de plaats mag komen van een dergelijke procedure binnen de EU;
28. is van mening dat de investering in duurzame oplossingen een aanzienlijke mate van coördinatie vereist tussen de verschillende afdelingen en agentschappen van de Commissie, niet in de laatste plaats ontwikkeling, justitie en binnenlandse zaken, handel en buitenlandse zaken; is van mening dat de Commissie haar voorstellen inzake een dergelijke samenwerking zo spoedig mogelijk aan het Parlement moet voorleggen en het Parlement op gezette tijden verslag dient uit te brengen over de vorderingen bij een dergelijke samenwerking;
29. is verheugd over de indiening door de Commissie van document COM(2004)0503 dat tot doel heeft een proces op gang te brengen dat de kloof op het gebied van de bescherming van vluchtelingen moet dichten en moet leiden tot de doeltreffende uitvoering van de eerste fase van het gemeenschappelijk asielbeleid;
30. is verheugd over het voorstel ter verbetering van de beoordelingsprocedure die alle relevante informatie moet omvatten, maar onderstreept dat een en ander gepaard dient te gaan met het aanvragen van informatie over het gehele land afkomstig uit verschillende bronnen, een hoogwaardige opleiding voor personen die over de aanvragen beslissen en de volledige wettelijke vertegenwoordiging van de aanvrager, informatie in een taal die verstaanbaar is voor de aanvrager en het recht om in het land zelf beroep in te stellen;
31. stelt, om de toekomstige kwaliteit van de besluitvorming inzake asiel zeker te stellen, voor dat systemen worden ingevoerd om toezicht te houden op het lot van degenen die naar hun land van herkomst zijn teruggekeerd wanneer hun aanvraag ongegrond is verklaard, teneinde na te gaan of de juiste beslissingen zijn genomen;
32. onderstreept dat gezorgd moet worden voor een geharmoniseerde aanpak, algemene actieplannen en speciale overeenkomsten die het mogelijk maken doelmatige oplossingen voor de bescherming van vluchtelingen te formuleren en uit te voeren en/of duurzame oplossingen in de landen van herkomst te vinden, waarbij rekening gehouden moet worden met de beste praktijken bij het beheer van de administratieve akten alsook de uitwisseling van informatie over de landen van herkomst en oorsprong;
33. steunt het voorstel voor een uniforme procedure inzake internationale bescherming, aangezien het ervan overtuigd is dat een uniforme procedure beheerd door één bevoegde instantie sneller en doeltreffender werkt en meer waarborgen biedt voor personen die om bescherming verzoeken, aangezien deze instantie de behoefte aan internationale bescherming van de aanvrager beoordeelt, hetzij door deze de vluchtelingenstatus toe te kennen, subsidiaire bescherming te bieden of, eventueel, de aanvraag af te wijzen;
34. wenst tevens dat de EU een snelle procedure voor asielverlening van ten hoogste 6 maanden vaststelt die het mogelijk maakt ongegronde asielaanvragen sneller af te wijzen en gevallen die echt aan de vereisten voor asielverlening voldoen sneller en doelmatiger af te handelen;
35. wenst dat in gevallen waarin enige status inzake internationale bescherming wordt geweigerd omdat niet aan de noodzakelijke voorwaarden is voldaan, het negatieve besluit naar behoren wordt gemotiveerd en schriftelijk wordt meegedeeld via een rechtsgeldig document in een taal die verstaanbaar is voor de aanvrager;
36. dringt erop aan dat de Commissie en de Raad het op terugkeer en overname gerichte beleid terugdraaien, omdat dit het pad effent voor Europese chartervluchten voor het terugzenden van immigranten naar hun land van herkomst;
37. is ervan overtuigd dat een uniforme procedure geen inbreuk betekent op de vluchtelingenstatus als bedoeld in het Verdrag van Genève van 1951 indien de aanvraag wordt behandeld door dezelfde instantie en in een van tevoren vastgestelde volgorde: eerst moet de aanvraag worden behandeld op basis van de beweegredenen voor bescherming als bedoeld in het Verdrag van Genève, en, als deze niet van toepassing zijn, moet vervolgens worden nagegaan of de motieven van toepassing zijn die de toekenning van subsidiaire bescherming rechtvaardigen;
38. geeft uiting aan zijn diepe bezorgdheid over de ernstige situatie die in de toekomst onvermijdelijk zal ontstaan wanneer de lidstaten enerzijds Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming [11] moeten toepassen, waarvan de werkingssfeer de twee gevallen van internationale bescherming (vluchtelingen en subsidiaire bescherming) bestrijkt, terwijl anderzijds de werkingssfeer van de toekomstige richtlijn betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus beperkt is tot de behandeling van de verzoeken om internationale bescherming op basis van de beweegredenen als bedoeld in het Verdrag van Genève van 1951 en het Protocol van 1967, aangezien verzoeken om subsidiaire bescherming buiten de werkingssfeer vallen;
39. dringt er bij de Europese Unie op aan passende maatregelen te nemen om de werkingssfeer van de richtlijn betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus ook uit te breiden tot gevallen van subsidiaire bescherming, zodat alle personen bij de behandeling van hun verzoek om internationale bescherming in alle lidstaten dezelfde procedurele waarborgen hebben en dezelfde mogelijkheden om zich te verdedigen en hun rechten uit te oefenen om in beroep te gaan tegen besluiten die zij in strijd achten met het recht, en zodat deze beroepen opschortende werking hebben;
40. is ervan overtuigd dat, indien de werkingssfeer van de richtlijn betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus niet wordt uitgebreid tot gevallen die een verzoek om subsidiaire bescherming rechtvaardigen, een niet te rechtvaardigen juridische leemte op het gebied van bescherming blijft bestaan waarvan de gevolgen bovendien ernstiger zullen worden door het feit dat de lidstaten zich bij de toekenning van internationale bescherming meer zullen baseren op de motieven voor subsidiaire bescherming dan op de motieven die de grondslag vormen voor de toepassing van het Internationaal Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen;
41. verlangt dat de Raad met spoed aangeeft wanneer het Parlement opnieuw geraadpleegd zal worden over de richtlijn betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus en over een minimale gemeenschappelijke lijst van veilige landen van oorsprong;
42. is van mening dat de Europese Unie na de voorbereidende fase zo spoedig mogelijk moet overgaan tot de vaststelling van de nodige wetgevingsmaatregelen om het gehele wetgevingspakket van het Verdrag van Amsterdam en de Europese Raad van Tampere aan te passen, met het oog op het creëren van de eerste fase van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel teneinde de eerlijke en doeltreffende toepassing van een uniforme procedure voor internationale bescherming in alle lidstaten te waarborgen;
43. ziet geen reden om de verantwoordelijkheid voor besluiten inzake asielaanvragen over te dragen van de lidstaten aan een centraal EU-gezag of EU-centra voor de behandeling van asielaanvragen, daar dit wettelijke, praktische en politieke problemen zou geven;
44. meent dat integratie een wezenlijk onderdeel is van elk efficiënt asielstelsel en hervestigingsprogramma van de EU en dat bij integratie sprake is van tweerichtingsverkeer waarbij zowel de asielzoeker en/of vluchteling als het gastland betrokken is;
45. meent dat een doeltreffend Europees asielbeleid gebaseerd moet zijn op een gemeenschappelijke analyse van migratieverschijnselen en dat het belangrijk is dat actuele informatie en gegevens over alle belangrijke migratieontwikkelingen worden verzameld, uitgewisseld en gebruikt;
46. verwelkomt de oprichting van het nieuwe Europese Vluchtelingenfonds voor 2005-2010 en benadrukt dat de lidstaten adequate asielstelsels en opvangfaciliteiten in stand moeten houden totdat de gemeenschappelijke asielprocedure een feit is;
47. meent dat de EU meer moet doen om de voorwaarden te scheppen die het voor asielzoekers en vluchtelingen mogelijk maken om vrijwillig terug te keren op een veilige, waardige en duurzame wijze;
48. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
[1] PB C 364 van 18.12.2000.
[2] PB C 325 van 24.12.2002, blz. 5.
[3] PB C 325 van 24.12.2002, blz. 33.
[4] PB C 19 van 23.1.1999, blz. 1.
[5] PB C 291 E van 26.11.2002, blz. 143.
[6] PB L 287 van 31.10.2001, blz. 3.
[7] PB L 189 van 30.7.1996, blz. 1.
[8] PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1.
[9] PB L 83 van 1.4.2003, blz. 1.
[10] PB L 80 van 18.3.2004, blz. 1.
[11] PB L 304 van 30.9.2004, blz. 12.
--------------------------------------------------