20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/54


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité: Mededeling van de Commissie „Follow-up van het denkproces op hoog niveau over de mobiliteit van patiënten en de ontwikkelingen in de gezondheidszorg in de Europese Unie”

(COM(2004) 301 def.)

(2005/C 120/11)

Procedure

De Europese Commissie heeft op 20 april 2004 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig de bepalingen van art. 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over bovenvernoemd voorstel.

De gespecialiseerde afdeling „Werkgelegenheid, sociale zaken en burgerschap”, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 22 september 2004 goedgekeurd; rapporteur was de heer BEDOSSA.

Het Comité heeft tijdens zijn 412e zitting van 27 en 28 oktober 2004 (vergadering van 27 oktober) het volgende advies uitgebracht dat met 170 stemmen vóór, drie stemmen tegen, bij zes onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Inleiding

De gezondheidsstelsels en het gezondheidsbeleid in de lidstaten van de Europese Unie zijn steeds meer onderling verweven, en nationale gezondheidsautoriteiten vergelijken onvoldoende geldende, al dan niet Europese systemen (en wanneer zij al een vergelijking maken, doen zij dit impliciet), alvorens beslissingen te nemen.

1.1

Voor deze ontwikkeling zijn er verschillende redenen, die met elkaar samenhangen.

Eerst en vooral heeft het publiek in Europa, en ook daarbuiten, steeds hogere verwachtingen.

De recente uitbreiding van de Europese Unie maakt dat de toetredingslanden hun burgers steeds modernere gezondheidsdiensten moeten aanbieden.

Belangrijke technologische innovaties maken het mogelijk nieuwe praktijken en therapieën te hanteren die de burgers steeds hoogwaardiger gezondheidszorgen verstrekken.

Europese burgers kunnen door de nieuwe informatietechnieken waarover ze beschikken, de diagnose- en behandelingsmethoden in de verschillende EU-lidstaten vrijwel meteen met elkaar vergelijken, waardoor zij, terecht en om begrijpelijke redenen, ook meer eisen zullen gaan stellen ten aanzien van de middelen waarmee de beste resultaten kunnen worden bereikt.

1.2

Dit doet onvermijdelijk problemen rijzen voor het gezondheidsbeleid, wat zowel kwaliteit en toegankelijkheid van grensoverschrijdende zorg, als informatiebehoeften van patiënten, gezondheidswerkers en beleidsmakers betreft.

1.3

Om bovenstaande redenen is het noodzakelijk nu reeds een evaluatie te maken van het nationale gezondheidsbeleid dat aan al deze eisen tegemoet moet komen, gelet op de geleidelijk toenemende Europese verplichtingen die de Europese burger nieuwe rechten verlenen.

1.4

Deze nieuwe situatie verklaart het debat, dat wordt gevoerd tussen enerzijds degenen die het standpunt verdedigen dat deze nieuwe vrijheid tot een gevaarlijke destabilisering van de geldende gezondheidsstelsels zal leiden en van mening zijn dat beperking van patiëntenmobiliteit het gemakkelijker maakt kosten en prioriteiten van de systemen te controleren, en anderzijds degenen die juist pleiten voor patiëntenmobiliteit, die ook interoperabiliteit van systemen, gebruik van dezelfde indicatoren, uitwisseling van goede praktijken en een efficiëntere bundeling van middelen mogelijk maakt. Het streven zou zonder meer moeten zijn dat deze laatste redenering wordt gevolgd, met alle gevolgen van dien voor de harmonisering van de nationale stelsels.

2.   Achtergrond

2.1

In zijn initiatiefadvies van 16 juli 2003 (1) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité gezondheid gedefinieerd „als een hoog goed in onze samenleving. Deze constatering geldt zowel op het niveau van de burgers en hun gezinnen als op het niveau van de staat”. Het Comité concludeerde dat „het graag zou zien dat de gehele problematiek van de gezondheidszorg een apart beleidsterrein wordt, met inachtneming van het bestaande politieke en juridische kader van de Unie”.

2.2

In dat advies heeft het EESC argumenten ontwikkeld en denksporen en analysemethoden voorgesteld die het ook heeft teruggevonden in de twee vorige mededelingen van 20 april 2004 die de Europese Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's heeft gepresenteerd.

2.3

De thans voorliggende mededeling was voorts noodzakelijk geworden door de publicatie op 9 februari 2004 van de ontwerprichtlijn betreffende diensten, waarvan de delen over sociale bescherming en gezondheidszorg door hun onduidelijke formulering veel stof hebben doen opwaaien. Beide onderdelen van de richtlijn moeten nauwkeuriger worden geformuleerd om voldoende rekening te kunnen houden met het bijzondere karakter van deze diensten, die de burger bescherming bieden en een gelijke behandeling waarborgen.

2.4

De Commissie is tegelijkertijd met deze twee mededelingen gekomen omdat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, sinds het arrest Kroll van 28 april 1998 tot het arrest Leichte van 18 maart 2004, voor een uitgebreide jurisprudentie heeft gezorgd, die het de Europese burgers thans mogelijk maakt zich in een andere EU-lidstaat te laten verzorgen; het Hof heeft tevens de voorwaarden verduidelijkt waaronder gezondheidsuitgaven kunnen worden terugbetaald.

2.5

Vanaf 1 juni 2004 kan dit recht op terugbetaling worden aangetoond met de toekomstige Europese ziekteverzekeringskaart (2), die in de plaats komt van het formulier E111.

2.6

De uiteenlopende situatie en context op gezondheidsgebied in de verschillende EU-lidstaten kunnen ertoe leiden dat burgers naar de meest doeltreffende systemen op zoek gaan, met als gevolg dat de Europese referentiecentra op gezondheidsgebied overstelpt raken en lam worden gelegd, terwijl ook de instrumenten voor sociale bescherming overbelast dreigen te raken omdat zij niet berekend zijn op stromen van patiënten die uit andere landen komen. In dit verband kan de nieuwe verordening 1408/71 nieuwe complexe situaties doen ontstaan.

2.7

Het is dus zaak een Europees beleid te ontwikkelen dat de meest ambitieuze doelstellingen nastreeft, zelfs wanneer dit zou betekenen dat daarvoor de prerogatieven van de nationale zorgstelsels moeten worden aangepast.

2.8

De nauwgezette analyse in het EESC-initiatiefadvies van 16 juli 2003 stemt in ruime mate overeen met het denkproces op hoog niveau dat door de Europese Commissie is gelanceerd. De thema's van de aanbevelingen worden in het ontwerpadvies vermeld en geanalyseerd: Europese samenwerking, informatiebehoeften van patiënten, gezondheidswerkers en beleidsmakers, toegang tot kwalitatief hoogstaande gezondheidszorg, verzoening van het nationale gezondheidsbeleid met de Europese verplichtingen, enz.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

In de mededeling over „patiëntenmobiliteit” is een aantal concrete voorstellen opgenomen, die verschillende gebieden bestrijken en ertoe strekken de doelstelling van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de mens, zoals in het Verdrag wordt verlangd, in het communautaire beleid te integreren.

3.2

Het Gemeenschapsrecht verleent burgers het recht zich in een andere lidstaat te laten behandelen en die behandeling vergoed te krijgen. De jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie en het voorstel voor een richtlijn betreffende diensten op de interne markt verduidelijken de voorwaarden waaronder patiënten de behandeling in een andere lidstaat dan die waar zij verzekerd zijn, vergoed kunnen krijgen. In de praktijk is het voor de burger echter niet altijd eenvoudig om deze rechten te doen gelden.

3.3

Daarom moet een Europese strategie worden uitgestippeld waarmee het volgende beoogd wordt.

3.3.1

De Europese samenwerking moet worden bevorderd om de beschikbare middelen beter te benutten.

Rechten en plichten van patiënten: de Europese Commissie zal maatregelen nemen om verder onderzoek te doen naar de mogelijkheid om op Europees niveau een consensus te bereiken over de individuele en sociale rechten en plichten van de patiënt.

Gezamenlijk benutten van vrije capaciteit en transnationale zorg: de Europese Commissie zal werkzaamheden ondersteunen ter evaluatie van de bestaande grensoverschrijdende gezondheidsprojecten, met name Euregio-projecten, en zal bekijken hoe netwerkvorming tussen deze projecten kan worden bevorderd om beste praktijken uit te wisselen.

3.3.2

Teneinde een helder en transparant kader voor de inkoop van gezondheidszorg op te zetten, waarvan de bevoegde instanties in de lidstaten kunnen uitgaan wanneer zij met elkaar overeenkomsten aangaan, zal de Europese Commissie de lidstaten vragen informatie over bestaande regelingen te verstrekken, en passende voorstellen terzake te formuleren.

Gezondheidswerkers: de Commissie zal de lidstaten verzoeken om via de structuren voor de erkenning van beroepskwalificaties actuele en volledige statistieken te verstrekken over het verkeer van gezondheidswerkers. De Commissie zal met de Raad en het Parlement verder werken aan eenvoudige en transparante erkenningprocedures.

De Commissie zal samen met de lidstaten de voorbereidende werkzaamheden voortzetten om te zorgen voor een adequate vertrouwelijke uitwisseling van informatie met betrekking tot het vrije verkeer van gezondheidswerkers.

De Commissie verzoekt de lidstaten om de problemen in verband met de huidige en toekomstige tekorten aan gezondheidswerkers in de Unie te bestuderen.

Europese referentiecentra: de Europese Commissie zal, vooraleer voorstellen te formuleren, een oproep doen in het kader van het volksgezondheidsprogramma om in te schrijven op een aanbesteding die erop gericht is de referentiecentra in kaart te brengen.

Evaluatie van gezondheidstechnologie: de Commissie zal zorgen voor een coördinatiemechanisme voor de evaluatie van gezondheidstechnologie. Zij zal met het oog daarop specifieke voorstellen presenteren.

3.3.3

Aan de informatiebehoeften van patiënten, gezondheidswerkers en beleidsmakers moet tegemoet worden gekomen.

Informatiestrategie over de zorgstelsels: de Europese Commissie zal, voortbouwend op de resultaten van het volksgezondheidsprogramma, een kader voor gezondheidsinformatie op EU-niveau uitwerken, waarin vanuit het perspectief van beleidsmakers, patiënten en gezondheidswerkers met name de verschillende informatiebehoeften en de wijze van verstrekking van die informatie worden vastgelegd, rekening houdend met de werkzaamheden die ook door de WHO en de OESO op dit gebied zijn verricht.

Grensoverschrijdende zorg - motieven en omvang: teneinde na te gaan waarom patiënten naar het buitenland gaan, om welke specialismen het gaat, van welke aard bilaterale overeenkomsten zijn, enz., stelt de Commissie voor hiernaar in het kader van het volksgezondheidsprogramma een specifieke studie te laten uitvoeren. Dit aspect zal tevens worden onderzocht in een onderzoekproject, getiteld „Europa voor patiënten”.

Gegevensbescherming: de Europese Commissie zal met de lidstaten en met de nationale autoriteiten voor gegevensbescherming samenwerken om grotere bekendheid te geven aan de voorschriften voor gegevensbescherming die van toepassing zijn op de gezondheidszorg.

e-gezondheid: de Commissie wordt verzocht de vaststelling van Europese beginselen voor de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van al degenen die betrokken zij bij de aanbieding van gezondheidsdiensten op het internet, te overwegen; zij zal deze kwestie bestuderen in het kader van haar algemene actieplan inzake e-gezondheid, zoals uiteengezet in de mededeling „e-Health - making healthcare better for European citizens: an action plan for a European e-Health area”.

3.3.4

De rol van de Unie in de verwezenlijking van gezondheidsdoelstellingen moet worden versterkt.

Betere integratie van de gezondheidsdoelstellingen in alle Europese beleidsonderdelen en activiteiten: de Europese Commissie zal samenwerken met de lidstaten, teneinde informatie te verzamelen en hun standpunt te vernemen over de wijze waarop de verschillende toegangsmogelijkheden voor de gezondheidszorg in andere lidstaten functioneren en de effecten daarvan, met name ten aanzien van de toegangsmogelijkheden die voortvloeien uit Europese regelgeving.

De Commissie zal bovendien op bestaande gezondheidseffectbeoordelingsprojecten voortbouwen om ervoor te zorgen dat bij de algemene effectbeoordeling van toekomstige Commissievoorstellen ook rekening wordt gehouden met het effect op de gezondheid en de gezondheidszorg.

Invoering van een mechanisme ter ondersteuning van de samenwerking op het gebied van gezondheidsdiensten en medische zorg: de Commissie wordt verzocht de ontwikkeling te overwegen van een permanent mechanisme op EU-niveau ter ondersteuning van de Europese samenwerking op het gebied van de gezondheidszorg en ter controle van het effect van de EU op de zorgstelsels; met het oog daarop heeft zij een Groep op hoog niveau inzake gezondheidsdiensten en medische zorg in het leven geroepen.

3.3.5

Er moet worden ingespeeld op de uitbreiding door te investeren in gezondheid en gezondheidsinfrastructuur.

3.3.5.1

In het denkproces is de Commissie, de lidstaten en de toetredende landen verzocht om te overwegen hoe investeringen in gezondheid en de ontwikkeling van gezondheidsinfrastructuur en van vaardigheden als prioritaire gebieden voor financiering in het kader van de bestaande communautaire financiële instrumenten kunnen worden opgenomen, met name in doelstelling 1-regio's. In feite ondersteunt de Unie al investeringen in gezondheid in de „oude” lidstaten, waar dit door de betrokken landen en regio's als een prioriteit is aangemerkt. De uitvoering van deze aanbeveling hangt dus af van de vraag of de betrokken regio's en landen investeringen in gezondheid en gezondheidsinfrastructuur als prioriteit voor Europese steun hebben aangemerkt. De Commissie zal er, via de Groep op hoog niveau inzake gezondheidsdiensten en medische zorg en de geëigende structuren voor de financiële instrumenten in kwestie, samen met de lidstaten voor zorgen dat bij de opstelling van algemene plannen het nodige gewicht aan gezondheid wordt toegekend. De behoefte aan Europese investeringen in de gezondheidsinfrastructuur moet ook aan de orde komen in het kader van de nieuwe financiële vooruitzichten voor de Unie vanaf 2006.

4.   Bijzondere opmerkingen

4.1

Vrij verkeer van patiënten in de lidstaten brengt een aantal problemen met zich, waarvan de gevolgen gemeten, geëvalueerd, geanalyseerd en in aanmerking genomen moeten worden. Eerst en vooral is een grondige kennis van de verschillende sociale beschermingsstelsels noodzakelijk; daarbij moet zo goed mogelijk en op dynamische wijze - d.w.z. door huidige en toekomstige ontwikkelingen te beschrijven – een lijst worden opgesteld van de criteria die aan de instelling van deze stelsels ten grondslag liggen.

4.2

Preventie is ongetwijfeld een van de prioritaire doelstellingen, daar een dergelijk beleid aanzienlijke besparingen kan en moet opleveren en de beste aanpak van het gezondheidsbeleid vormt; de resultaten van een goed preventiebeleid op het gebied van bijvoorbeeld verkeersveiligheid, verspreiding van aids of tabaksgebruik kunnen maar moeilijk worden betwist. De gecombineerde werking van preventiebeleid op deze gebieden zorgt voor spectaculaire resultaten.

4.3

Aan deze, zij het onvolledige, lijst kunnen nog preventiemaatregelen worden toegevoegd op gebieden die thans in het centrum van de belangstelling van alle betrokkenen, gezondheidswerkers, media en beleidsmakers staan, nl. gebruik van verslavende middelen (drugs, alcohol, medicijnen), bevordering van een gezonde levensstijl (lichamelijke beweging, voeding, ontspanning), arbeidsongevallen en beroepsziekten.

4.4

Door de individuele, sociale en familiale risicofactoren te evalueren, kan men een idee krijgen van het aantal te voorkomen vroegtijdige sterftegevallen, alsmede van de kosten die daaruit voortvloeien.

4.5

Technologische vooruitgang op het gebied van medicijnen en onderzoekstechnieken moet leiden tot effectieve vervanging van oude technieken door nieuwe.

4.6

Het gaat er vooral om, efficiëntere regelingen tot stand te brengen die de samenleving uiteindelijk minder kosten, ook al stuiten deze noodzakelijke vernieuwingen op sociale, culturele en/of corporatistische tegenkantingen.

4.6.1

Het is zaak onderzoek te bevorderen naar meer gerichte en doeltreffender acties die de initiatieven van sociale en beroepskringen moeten aanmoedigen, teneinde het gemeenschappelijke gezondheidsbeleid te verbeteren.

4.7

Voor een goede planning van het patiëntenverkeer moet de Unie patiënten uitstekende verzorgings- en medische centra kunnen aanbieden, die niet allemaal geconcentreerd zijn in de rijkste landen die enorm in hun zorgstelsels hebben geïnvesteerd. De Europese Unie moet bijdragen tot de ontwikkeling van instrumenten voor evaluatie, certificering en erkenning, die het mogelijk maken optimaal gebruik te maken van deze nieuwe technologieën en therapieën; de doeltreffendheid van medische of verzorgingscentra van welke aard ook, moet op deze accreditatie- of certificeringprocedures gebaseerd zijn.

4.8

Op basis van deze op kwaliteit gerichte aanpak moet de Europese Unie dit netwerk van centra op zijn grondgebied in kaart kunnen brengen; deze centra zullen onderdak bieden aan wetenschappers en hoog gekwalificeerde deskundigen, die voor het bestaan van de referentiecentra zo belangrijk zijn. Terecht mag worden gehoopt dat dergelijke centra spoedig ook in nieuwe lidstaten van de EU-25 zullen ontstaan, vooral wanneer de Europese Unie werk wil gaan maken van een instrument voor waarneming, analyse en uitwisseling m.b.t. nationale beleidslijnen, met inachtneming van de basisbeginselen van de Verdragen, met name inzake subsidiariteit en nationale bevoegdheid.

4.9

Voortbouwend op deze redenering mag ook ongetwijfeld de harmonisering van de indicatoren voor de volksgezondheid niet uit het oog worden verloren. Deze harmonisering is van nut voor een beter begrip van de gezondheidsdoelstellingen die de Europese Unie wil verwezenlijken: relevante sterfte-indicatoren, te voorkomen mortaliteit, ziektegevallen, en te voorkomen ziektegevallen, die in alle EU-lidstaten niet noodzakelijk op dezelfde wijze worden geïnterpreteerd.

4.10

De verschillen wijzen erop dat de verkregen resultaten kunnen worden verbeterd door de gezondheidszorg op hetzelfde niveau te brengen als in de best presterende lidstaat. Zo is het percentage personen die vijf jaar longkanker hebben overleefd, thans in Frankrijk niet hetzelfde als in Polen. De behandeling van bloedziekten (leukemieën) levert in Engeland niet dezelfde resultaten op als in Frankrijk en hangt af van de gehanteerde protocollen.

4.11

De informatie van patiënten, gezondheidswerkers en beleidsmakers is een basisdoelstelling van de Europese Commissie.

4.12

Wat de patiënten betreft, kan gezondheidsopvoeding helpen het begrip dat de Europese burger zich van gezondheid vormt, met name t.a.v. verwachtingen en gedrag, te verduidelijken. Thans wordt gezondheid beschouwd als een absoluut goed, en ze is in ieder geval een gesteldheid die door alle bevoegde instanties moet worden beschermd. Om aan deze behoefte te voldoen worden steeds meer middelen uitgetrokken voor de volksgezondheid, en niet alleen voor zorg maar in vele gevallen ook voor preventie en milieu, zulks om te voorkomen dat de sociale beschermingsstelsels ontwricht raken.

4.13

Gezondheidsbescherming is een recht geworden en een nieuw machtsmiddel dat de Europese burger zich toeeigent (3).

4.14

Technologische oplossingen, respect voor het privé-leven, beheer van het gedeeld medisch dossier, vrijheid van informatie en gegevensbescherming zijn andere kwesties die zo transparant mogelijk moeten worden besproken, zodat alle betrokkenen zich ervan bewust worden; deze discussie moet bovendien permanent worden gevoerd daar de ontwikkelingen elkaar snel opvolgen en er dringende en/of moeilijke beslissingen moeten worden genomen. Elk van deze thema's is van groot belang voor de drie groepen betrokkenen van de gezondheidszorgdriehoek.

4.15

Verzoening van de nationale doelstellingen met de Europese verplichtingen: bij een vergelijkende analyse van zorgstelsels zijn moeilijke strategische overwegingen aan de orde, die ertoe moeten strekken de Europese samenwerking op het gebied van gezondheidszorg te ondersteunen en de impact van de Europese Unie op de gezondheidsstelsels na te gaan. Zo moet bv. dieper worden ingegaan op horizontale thema's met mogelijk vérstrekkende gevolgen: goede praktijken en doeltreffendheid in de gezondheidssector, vergrijzing en gezondheid, gezondheid in de nieuwe EU-lidstaten, evaluatie van de impact van verschillende factoren op de gezondheid, enz.

4.16

Voorts moet dringend worden gezocht naar middelen om rechtszekerheid te bieden en patiënten het recht te garanderen in een EU-lidstaat een hoogwaardige behandeling te krijgen; de EU moet daartoe met passende voorstellen komen (verduidelijking van de toepassing van de jurisprudentie, vereenvoudiging van de regels ter coördinatie van socialezekerheidsstelsels, vergemakkelijking van intracommunautaire samenwerking).

4.17

Het meest onverwachte maar tevens ook belangrijkste nieuws dat de Commissie in haar mededeling brengt, betreft de inschakeling van het cohesiefonds en de structuurfondsen van de Europese Unie ter bevordering van investeringen in de gezondheidssector, de ontwikkeling van gezondheidsinfrastructuur en medische vaardigheden, die prioritaire gebieden voor financiering in het kader van de communautaire financiële instrumenten zijn geworden.

4.18

Het Europees Economisch en Sociaal Comité stemt volmondig in met dit besluit; hiermee wordt een nieuw perspectief geopend voor de ontwikkeling en het succes van de Europese Unie, met name in het kader van de Lissabon-strategie.

4.19

Het Comité gaat in principe ook akkoord met de aanpak van de Commissie inzake gezondheidszorgberoepen. De ontwikkeling van de gezondheidsstelsels hangt nauw samen met de ontwikkeling van beroepen en vaardigheden. De zorgsector vergt hooggekwalificeerd personeel en een aanbod van levenslang voortgezette opleiding.

4.20

Het EESC heeft tot taak de bewustwording te bevorderen van het cruciale belang van de gezondheidsproblematiek voor de Europese Unie, haar samenhang en haar vermogen om tot een kenniseconomie uit te groeien.

4.21

De problemen i.v.m. de bevordering van de mobiliteit van gezondheidswerkers moeten worden geanalyseerd en er moet vooraf op worden ingespeeld, zonder de nationale systemen te destabiliseren. Het Comité hoopt in dit verband dat de ontwerprichtlijn over kwalificaties en vaardigheden, die een cruciaal en nuttig document is en onontbeerlijk is voor de voltooiing van de interne markt, binnenkort zal worden goedgekeurd.

4.22

De voorgestelde regelingen zijn nuttig en goed uitgewerkt. Het EESC is overigens van mening dat het ook zeer nuttig zal zijn de gedragscodes van gezondheidswerkers te harmoniseren, wat op veel steun zal kunnen rekenen.

4.23

Een en ander moet een oplossing bieden voor het tekort aan gezondheidswerkers dat voor de komende jaren wordt aangekondigd. Investeringen in gezondheidsberoepen lonen de moeite en zijn rendabel en nuttig, wil men de burgers van de Europese Unie kwalitatief hoogstaande gezondheidszorg aanbieden.

4.23.1

Gezondheid en gezondheidszorg moeten worden verbeterd dankzij informatie- en communicatietechnologieën.

4.24

Het Europees Economisch en Sociaal Comité is van mening dat deze sector de beste argumenten kan leveren om de gezondheidsstelsels in de Europese Unie te hervormen en kwalitatief te verbeteren. Verschillende elementen zijn daarvoor reeds voorhanden, nl.:

Het geïnformatiseerde en gedeelde medisch dossier waardoor iedere burger recht op sociale bescherming, recht op gezondheid en een betere kennis van zijn gezondheid verwerft. Bovendien kunnen met dit systeem eindelijk ook misbruiken, buitensporige nutteloze uitgaven, onverenigbaarheid van bepaalde medicijnen en „medisch nomadisme” worden voorkomen en worden de procedures voor opvang, registratie en informatie van patiënten vereenvoudigd;

e-gezondheid, wat belooft een groot succes te worden, voor het raadplegen op afstand van specialisten en gezondheidswerkers en voor weldoordachte voorlichting van de patiënt;

gebruik van gezondheidskaarten, waardoor het mogelijk is de rechten van een patiënt en zijn situatie op het gebied van sociale bescherming meteen te verifiëren;

alle andere huidige en toekomstige toepassingen, die van nut zijn voor een beter beheer van de stelsels, om gezondheids- en volksgezondheidsstrategieën uit te stippelen, om krachtige databanken tot stand te brengen, om de productiviteit van instellingen te evalueren en gedetailleerde informatie over het gebruik van gezondheidsdiensten te verkrijgen.

4.25

Informatienetwerken zijn nu reeds beschikbaar, zodat hiermee op het verzoek van patiëntenverenigingen is ingegaan. Wat de relatie patiënt-arts betreft, moet er echter voor worden gezorgd dat aan de bescherming van het beroepsgeheim niet wordt geraakt.

5.   Voorstellen van het Europees Economisch en Sociaal Comité

5.1

Gelet op het enorme belang van het gezondheidsbeleid, heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité in zijn advies van 16 juli 2003 voorstellen geformuleerd, die kennelijk door de Europese Commissie ter harte zijn genomen en als een rode draad haar argumentatie onderbouwen.

5.2

Samenwerking tussen de lidstaten moet het mogelijk maken gemeenschappelijke doelstellingen te definiëren die in nationale plannen moeten worden omgezet; door de vaststelling van relevante indicatoren moet de ontwikkeling van het gezondheidsbeleid in elke EU-lidstaat nauwlettend kunnen worden gevolgd.

5.3

Het Comité herinnert eraan dat een waarnemingscentrum of agentschap onontbeerlijk wordt als instrument om informatie over het nationale gezondheidsbeleid te verzamelen, te analyseren en uit te wisselen; dit is volledig in overeenstemming met de Verdragen en de beginselen van subsidiariteit en nationale bevoegdheid. Centrale thema's zijn in dit verband: de verbetering van de kwaliteit van de gezondheidszorg, de inspanningen van overheid en beheerders om de doeltreffendheid van zowel openbare als particuliere verzorgingsinstellingen te verbeteren, de totstandbrenging van centra van uitmuntendheid en hun koppeling in een netwerk dat zowel arm als rijk Europa overspant.

5.4

Er moet een krachtig en duurzaam werkgelegenheidsbeleid komen om op het verwachte tekort aan gezondheidswerkers te anticiperen, zonder de vraag af te wachten.

5.5

Het is zaak een informatiebeleid op gezondheidsgebied te ondersteunen, op basis van de resultaten van gezondheidsprogramma's; daarbij moeten de informatiebehoeften van de betrokkenen (patiënten, gezondheidswerkers en overheid) worden vastgesteld, rekening houdend met de werkzaamheden van bv. ook de WHO en de OESO.

5.6

Het Europees Economisch en Sociaal Comité kan er alleen maar mee instemmen dat de Commissie gebruik wil maken van een open coördinatiemethode (EESC-advies van juli 2003); werkwijze en doelstellingen dienen daarbij zeer duidelijk van tevoren te zijn vastgelegd en moeten bv. verwijzen naar zeer belangrijke kwesties als:

uitwisseling van goede praktijken (accreditatie), kwaliteitsnormen, gelijkwaardigheid van vaardigheden, wederzijdse erkenning van praktijken waarvan, gelet op de grote verschillen tussen de nationale stelsels, moet worden aangegeven welke kostenvermindering zij mogelijk maken;

relevante indicatoren van structuren en praktijken;

betere beschikbaarheid van gezondheidsproducten, rekening houdend met de noodzaak van innovatie, het afweren van bedreigingen van de volksgezondheid als aids, tuberculose en malaria in de armste landen, alsmede het tegengaan van verspilling;

coördinatie van nationale systemen om een dumpingeffect en grensoverschrijdende hersenvlucht te voorkomen;

de noodzakelijke totstandbrenging van een interne markt voor medicijnen.

6.   Conclusie

6.1

Het Europees Economisch en Sociaal Comité is zich er terdege van bewust dat de drie laatste mededelingen het resultaat zijn van een denkproces binnen de vijf betrokken directoraten-generaal van de Europese Commissie.

6.2

Een en ander wijst erop dat de Europese Commissie begrijpt wat er, in het licht van de voltooiing van de interne markt en de uitbreiding, met het gezondheidsbeleid op het spel staat.

6.3

Dit is een van de zeldzame keren dat vijf directoraten-generaal van de Commissie hun politieke wil, vaardigheden en middelen bundelen ter verwezenlijking van de doelstelling die erop gericht is de verschillende EU-landen de middelen te geven hun gezondheids- en sociale beschermingsbeleid, ten bate van alle burgers van de Europese Unie, op elkaar af te stemmen.

6.4

Het EESC zou dan ook graag zien dat er binnen het Comité een Task force wordt opgericht (hetgeen een lichte maar permanente structuur is) om de ontwikkeling van dit beleid te volgen en het Comité in staat te stellen zijn standpunt, knowhow en ervaring in te brengen m.b.t. dit gevoelige onderwerp dat alle burgers van de Europese Unie na aan het hart ligt.

Brussel, 27 oktober 2004.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

A.-M. SIGMUND


(1)  Initiatiefadvies over „Gezondheidszorg” – rapporteur: de heer BEDOSSA – PB C 234 van 30 september 2003.

(2)  Zie het EESC-advies over de Europese ziekteverzekeringskaart– rapporteur: de heer DANTIN – PB C 220 van 16.9.2003.

(3)  Over „Gezondheidsbescherming: maatschappelijke verplichting en nieuw recht” wordt thans een initiatiefadvies voorbereid - rapporteur is de heer BEDOSSA (SOC/171)