52003SC0754(03)

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau /* SEC/2003/0754 def. - COD 2002/0024 */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau

2002/0024 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau

1- ACHTERGROND

Datum van indiening van het voorstel bij het EP en de Raad: (documenten COM(2002) 21 def. - 2002/0022 (COD) COM(2002) 22 def. - 2002/0023 (COD) COM(2002) 23 def. - 2002/0024 (COD) COM(2002) 25 def. - 2002/0025 (COD)): // 25.1.2002

Datum van het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité: // 19.9.2002

Datum van het advies van het Europees Parlement in eerste lezing: // 14.1.2003

Datum van indiening van het gewijzigde voorstel: // Geen

Datum van vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt: // 25.6.2003

2- DOEL VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Het gaat om vier samenhangende wetsvoorstellen:

- Een voorstel tot wijziging van Richtlijn 91/440 om de toegangsrechten tot de infrastructuur voor goederenvervoerdiensten per spoor binnen een lidstaat uit te breiden en de openstelling van de markt te bespoedigen.

- Een voorstel voor een richtlijn inzake veiligheid op het spoor dat betrekking heeft op de omschrijving van de essentiële elementen van de veiligheidssystemen voor de infrastructuurbeheerder en voor de spoorwegondernemingen. Beoogd wordt een gemeenschappelijke benadering van de veiligheid te ontwikkelen en een gemeenschappelijk stelsel tot stand te brengen wat de afgifte, inhoud en geldigheid van veiligheidscertificaten betreft. Ten slotte dient, zoals in de andere sectoren, het beginsel van onafhankelijkheid van het technische onderzoek naar ongevallen te worden ingevoerd.

- Een voorstel voor een verordening tot oprichting van een Europees spoorweg bureau voor technische ondersteuning van de werkzaamheden inzake interoperabiliteit en veiligheid. De activiteiten omvatten enerzijds de ontwikkeling van gemeenschappelijke veiligheidsnormen en de ontwikkeling en het beheer van een controlesysteem voor de prestaties op veiligheidsgebied en anderzijds het beheer op lange termijn van het systeem voor de vaststelling, registratie en controle van de technische specificaties voor interoperabiliteit.

- Een wijziging van de interoperabiliteitsrichtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG. Behalve de aanpassingen die als gevolg van de vorige voorstellen in de interoperabiliteitsrichtlijnen moeten worden aangebracht, dient voornamelijk te worden gezorgd voor de samenhang van de toepassingsgebieden tussen het net waarop de toegang wordt opengesteld en het net waarop de interoperabiliteits voorschriften moeten worden toegepast.

3- COMMENTAAR OP HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

3.3 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau

Behandeling van het advies van het Europees Parlement

De belangrijkste amendementen van het Europees Parlement, waarover de Commissie gunstig advies had uitgebracht, zijn in het gemeenschappelijk standpunt overgenomen in een enigszins gewijzigde vorm, zonder de inhoud te veranderen.

De Raad heeft met name (artikel 3) de formule overgenomen die het Europees Parlement heeft gekozen voor de vertegenwoordiging van de sector in de raad van bestuur van het spoorwegbureau en er de vertegenwoordiging van de reizigers (amendementen 2, 5 en 35) en in de werkgroepen (amendement 14) aan toegevoegd. De Raad heeft wel de criteria voor hun representativiteit gepreciseerd.

De Raad heeft evenwel niet, zoals het Parlement, de door de Commissie voorgestelde samenstelling van de raad van bestuur overgenomen en, zoals bij de andere agentschappen op het gebied van vervoer, een vertegenwoordiger per lidstaat opgelegd (artikel 26).

Voor de directe deelname van de vertegenwoordigers van de werknemers uit de sector aan de werkgroepen heeft de Raad de voorkeur gegeven aan het behoud van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie dat in een overlegprocedure voorziet (artikel 4). De regels voor dit overleg, zowel voor de sociale partners als voor de vertegenwoordigers van klanten en reizigers, zijn echter versterkt. De Commissie had amendement 14 van het Parlement gesteund dat bepaalde dat voor de werkzaamheden van het spoorwegbureau die directe gevolgen hebben voor de arbeidsomstandigheden, de gezondheid en de veiligheid van de werknemers in de sector, vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties aan de betreffende werkgroepen kunnen deelnemen (naast de formele raadpleging van de sociale partners zoals bedoeld in artikel 4). De tekst van de Raad is eveneens aanvaardbaar gezien de versterking van de regels voor de overlegprocedure.

Het gemeenschappelijk standpunt neemt voorts grotendeels in artikel 30 de formuleringen voor de taken en bevoegdheden van de uitvoerend directeur over (amendement 31), in artikel 31 voor zijn benoeming (amendement 32) en in artikel 33 voor de inspectiebezoeken van het spoorwegbureau aan de lidstaten (amendement 37).

Voor de financiële en budgettaire aspecten moet worden opgemerkt dat nog niet volledig rekening kon worden gehouden met de inwerkingtreding van het nieuwe Financieel Reglement per 1 januari 2003, ondanks de daartoe strekkende amendementen van het Parlement. Bovendien zijn momenteel nieuwe algemene richtsnoeren voor de agentschappen in behandeling [6] op basis van het voorstel van de Commissie tot wijziging van de oprichtingsbesluiten van de agentschappen (COM(2002) 406 def.) naar aanleiding van de vaststelling van het nieuwe Financieel Reglement. In tweede lezing zullen bijgevolg de bepalingen van de verordening tot oprichting van het spoorwegbureau moeten worden aangepast aan de standaard bepalingen die voortaan beschikbaar zullen zijn.

[6] Advies van het Europees Parlement in eerste lezing van 27 maart 2003.

De Raad heeft het voorstel voor twee raadgevende comités, één voor de nationale veiligheidsinstanties en één voor de onderzoekorganen (amendement 19), dat de Commissie had verworpen, niet overgenomen omdat de nieuwe redactie van artikel 3 deze instanties en organen in staat stelt rechtstreeks aan de door het spoorwegbureau georganiseerde werkzaamheden deel te nemen. Het spoorwegbureau behoudt overigens de taak deze comités in een netwerk te verenigen om hun samenwerking te vergemakkelijken.

Voor de werktalen van het spoorwegbureau (artikel 35) heeft de Raad de tekst van het Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart overgenomen en niet de door het Parlement voorgestelde oplossing (amendement 38).

Door de Raad ingevoerde nieuwe bepalingen

De Raad wenst de bevoegdheden van het spoorwegbureau met betrekking tot de arbeidsomstandigheden van het met veiligheidstaken belaste personeel uit te breiden (artikel 12, onder e)). De Commissie verwelkomt deze toevoeging.

4- CONCLUSIE

De Commissie steunt de teksten van het gemeenschappelijk standpunt.

Met betrekking tot het spoorwegbureau wenst de Commissie toch de aandacht te vestigen op de komende vaststelling van standaardbepalingen betreffende alle agentschappen naar aanleiding van de inwerkingtreding van het nieuwe Financieel Reglement.

5- VERKLARINGEN VAN DE COMMISSIE

De volgende verklaringen van de Commissie zijn opgenomen in de notulen van de Raad «vervoer» van 28 maart 2003:

- «De Commissie is voornemens voor eind 2003 bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel betreffende de invoering van een Europees rijbewijs voor treinbestuurders in te dienen. De Commissie zegt bovendien haar steun en aanmoediging toe aan de werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de Europese sociale dialoog door de sociale partners, overeenkomstig artikel 139 van het Verdrag, met betrekking tot de harmonisatie van de rij- en rusttijden voor treinbestuurders en ander treinpersoneel.

- De Commissie verklaart dat de definitieve begroting voor het Europese spoorwegbureau afhankelijk is van een duidelijke afspraak over de bevoegdheden van dit bureau tussen de Raad en het Europees Parlement. De benodigde middelen, waarvan een eerste raming is gemaakt in het financieel memorandum bij de voorgestelde verordening, moeten worden vertaald in de jaarlijkse krediet aanvragen die de Commissie indient bij de Raad en het Parlement in hun hoedanigheid van begrotingsautoriteit. Een precieze raming van deze behoeften voor 2004-2006 kan pas na voltooiing van de medebeslissingsprocedure worden gemaakt.

- De regelingen die zijn vastgelegd in artikel 8, leden 4 en 5, van de richtlijn inzake veiligheid vormen geen stelsel van voorafgaande goedkeuring.»