52003DC0057

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Scorebord voor de uitvoering van de agenda voor het sociaal beleid /* COM/2003/0057 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S - SCOREBORD VOOR DE UITVOERING VAN DE AGENDA VOOR HET SOCIAAL BELEID

1. Inleiding

Dit is het derde scorebord dat de Commissie aanbiedt met betrekking tot de uitvoering van de agenda voor het sociaal beleid [1]. Deze uitgave is met name gericht op de belangrijkste resultaten van het jaar 2002 [2].

[1] COM(2000) 379 van 28/06/2000; resolutie A5-291/2000 van het Europees Parlement van 25 /10/2000; Europese Raad van Nice: Conclusies.

[2] Hoewel overal in het document ook verbanden worden gelegd met het werk uit de afgelopen jaren en met toekomstige initiatieven, zodat binnen het kader van dit samenvattende rapport toch een zo volledig mogelijk beeld kan worden gegeven.

Met de jaarlijkse aanbieding van een scorebord wordt voldaan aan het verzoek van zowel het Europees Parlement als van de Europese Raad om geïnformeerd te worden over de resultaten en de inzet en bijdragen van de diverse partijen die zijn betrokken bij de uitvoering van deze agenda. Het is niet de bedoeling om een rangorde op te stellen van de prestaties van de lidstaten, maar wel om inzicht te krijgen in de wijze waarop de agenda wordt omgezet in beleidsmaatregelen en concrete actie. Het Scorebord is een aanvulling op het jaarlijkse samenvattende rapport dat aan de voorjaarsvergadering van de Europese Raad wordt aangeboden over de maatregelen die deel uitmaken van de agenda voor het sociaal beleid.

Het ijkpunt voor het meten van de gemaakte vorderingen is de mededeling van de Commissie van juni 2000 en de beleidsrichtsnoeren die werden vastgesteld tijdens de Europese Raad van Nice van december 2000.

De agenda voor het sociaal beleid is het uitgangspunt van de EU voor de modernisering en verbetering van het Europees sociaal model door middel van investeringen in mensen en de opbouw van een actieve verzorgingsstaat. Hij zou een bijdrage moeten leveren aan de verwezenlijking van de strategische doelstelling die in maart 2000 werd vastgesteld tijdens de Europese Raad van Lissabon.

De agenda is bedoeld als antwoord op de gemeenschappelijke uitdagingen waarvoor de EU zich gesteld ziet, en moet tegelijkertijd waarborgen dat de Unie nieuwe kansen optimaal kan benutten. Het omzetten in nationale wetgeving van de doelstelling van Lissabon (die overigens tijdens volgende vergaderingen van de Europese Raad verder werd aangescherpt) door het tot stand brengen van een dynamische en wederzijds stimulerende interactie tussen economisch beleid, werkgelegenheidsbeleid en sociaal beleid, staat centraal in deze agenda.

De agenda zou het sociaal beleid niet alleen moeten versterken vanuit een oogpunt van productiviteit, maar ook vanuit een oogpunt van solidariteit en sociale rechtvaardigheid. De bevordering van "kwaliteit" is een belangrijke drijvende kracht achter deze agenda.

2. Situatie op het gebied van economie, werkgelegenheid en sociale zaken

Economische situatie

In de Europese economie ontstonden in 2001 ongeveer 2 miljoen nieuwe arbeidsplaatsen. Tengevolge daarvan nam de werkgelegenheid [3] verder toe, van 63,4 % in 2000 tot 64,1 % in 2001. De werkgelegenheid voor vrouwen steeg van 54,1 % tot 54,9 %. In dezelfde periode daalde de werkloosheid van 7,8 tot 7,4 %. Ook de langdurige werkloosheid nam verder af, van 3,5 % in 2000 tot 3,1 % in 2001. De verbetering van de werkgelegenheid voltrok zich onder verslechterende economische omstandigheden.

[3] De gegevens betreffende werkgelegenheid en langdurige werkloosheid zijn bijgewerkt op 16 december 2002.

Tussen 2000 en 2001 daalde het BBP van 3,4 naar 1,5 %, en de economische vooruitzichten van de Commissie uit de herfst van 2002 [4] gaan uit van een herstel dat zich langzamer dan verwacht zal voltrekken. Naar schatting zal de gemiddelde groei in 2002 uitkomen op 1 % en in 2003 op 2 %. Momenteel wordt verwacht dat de economische groei vanaf de tweede helft van 2003 weer zal aantrekken. Hoewel er naar verwachting in de periode 2002-2003 circa 1 miljoen nieuwe banen bij zullen komen, zal de werkloosheid tegelijkertijd langzaam toenemen tot 7,6 % in 2002 en 7,7 % in 2003. Naar verwachting zal de werkloosheid in 2004 weer gaan teruglopen naar het niveau van 7,4 % van 2001. Tegelijkertijd wordt niet verwacht dat de inflatie in 2003 tot onder de 2 % zal dalen, en zal het overheidstekort naar verwachting stijgen tot 1,9 % van het BBP in de EU (en 2,3 % in de eurozone).

[4] Europese Commissie: Europese Economie 5/2002.

Werkgelegenheid

Ondanks de recente vertraging van de economie bleven de arbeidsmarkten in de EU het beter doen, in die zin dat er extra nieuwe werkgelegenheid ontstond en beleid ter bevordering van de werkgelegenheid werd gevoerd. Voor de korte termijn kent de veerkracht van de arbeidsmarkt echter een keerzijde in de vorm van naar verwachting zeer beperkte productiviteitsstijgingen [5].

[5] Verbetering van de verhouding tussen meer werkgelegenheid en productiviteit staat centraal in de maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van het werk (zie onder).

Sinds 1997 werden meer dan 10 miljoen banen gecreëerd. Zes miljoen daarvan werden ingenomen door vrouwen, terwijl het aantal werklozen met vier miljoen daalde. Bij de herziening en in de evaluatie van de Europese werkgelegenheidsstrategie werd geconcludeerd dat gedurende de periode van vijf jaar waarin de strategie is uitgevoerd de arbeidsmarkt in de EU structureel is verbeterd en dat de toename van het aantal arbeidsplaatsen niet alleen kan worden toegeschreven aan de economische conjunctuur.

Dat de verbeteringen structureel van aard zijn, wordt geïllustreerd door een afname van de structurele component van de werkloosheid, een patroon van economische groei die in toenemende mate meer werkgelegenheid biedt en een snellere reactie vanuit de arbeidsmarkt op economische en sociale veranderingen. Er moeten echter nog wel significante structurele verbeteringen plaatsvinden om de economie door aanpassingen in producten, kapitaal en arbeidsmarkt beter te kunnen laten reageren op schoksgewijze ontwikkelingen.

Ondanks de geconstateerde verbeteringen blijven er diepgewortelde zwakke punten bestaan die op korte termijn moeten worden aangepakt. Dit betreft onder meer:

- de aanhoudend hoge werkloosheid en langdurige werkloosheid;

- de nog steeds beperkte werkgelegenheid voor vrouwen;

- de ongelijke verdeling van werkgelegenheid over leeftijdsgroepen; met name oudere maar ook jongere werknemers hebben grote moeite om werk te vinden of te houden;

- immigranten, leden van etnische minderheden en andere achterstandsgroepen hebben nog steeds te kampen met grote obstakels op de arbeidsmarkt;

- de regionale verschillen in een aantal lidstaten. Deze zijn van invloed op de sociale cohesie van Europa;

- de blijvende knelpunten op regionale arbeidsmarkten en de hardnekkige tekortkomingen in vaardigheden.

Om de doelstellingen van Lissabon voor 2010 te kunnen verwezenlijken, moeten nog 15 miljoen extra banen worden gecreëerd [6]. De uitdagingen zijn duidelijk - het veelbelovende traject van hervormingen van de arbeidsmarkt met steun van de Europese werkgelegenheidsstrategie moet met meer kracht en vastberadenheid worden vervolgd, juist nu het economische klimaat minder gunstig is. Het gevaar van overijlde maatregelen die op middellange en lange termijn een duurzame verbetering van de werkgelegenheid zouden kunnen belemmeren, moet tegen elke prijs worden voorkomen.

[6] COM(2002) 9 en overeenkomst van de Raad van 8 maart 2002 "Vergroting van de arbeidsparticipatie en bevordering van beroepsactiviteit op oudere leeftijd".

Sociale situatie

De geconstateerde structurele zwakheden van de arbeidsmarkt zijn in belangrijke mate de oorzaak van het voortbestaan van armoede en sociale uitsluiting als een van de hardnekkigste problemen in de Unie. Er dient echter ook naar andere factoren te worden gekeken, waaronder slechte gezondheid en invaliditeit, het uiteenvallen van gezinnen of een gebrek aan elementaire vaardigheden. Anderzijds is het hebben van een baan niet altijd een garantie om te ontkomen aan armoede en sociale uitsluiting, met name wanneer sprake is van lage lonen, laagwaardig werk, onzeker werk of onvoldoende scholing. De verbetering van de werkgelegenheidssituatie in de Unie is dus een bijzonder positieve ontwikkeling. Zij kan op zichzelf echter niet leiden tot uitbanning van armoede en sociale uitsluiting.

Uit de meest recente inkomensgegevens (over 1999) [7] blijkt dat 15 % van de bevolking, wat overeenkomt met ongeveer 56 miljoen mensen, op de rand van armoede balanceerde, met een inkomen van minder dan 60 % van het nationaal equivalent mediaan inkomen. Bijzonder opvallend is het feit dat 9 % van de bevolking van de EU blijvend de kans loopt om in armoede te vervallen (d.w.z. dat zij in de afgelopen drie jaar ten minste twee jaar een armoederisico liepen). De sociale zekerheid speelt een essentiële rol bij het verminderen van de kans op armoede. Zonder sociale uitkeringen zou het armoederisico stijgen tot 24 % (wanneer pensioenen niet tot de sociale uitkeringen worden gerekend) of tot 40 % (als ze wel worden meegerekend). Hieruit blijken zowel het belang als de beperkingen van de herverdeling van inkomens.

[7] Zie de laatste ECHP-gegevens van december 2002.De versie van de ECHP-database van die maand bevat ingrijpende herzieningen van de gegevens voor bepaalde landen, en methodologische verbeteringen om extreme wegingen te voorkomen, en om rekening te houden met non-respons binnen huishoudens. Gegevens over 1998 en voorafgaande jaren die ontleend zijn aan de database van december 2001 zijn dan ook niet vergelijkbaar met indicatoren voor diezelfde jaren die aan de nieuwe database zijn ontleend.

De omvang van het probleem verschilt aanzienlijk per lidstaat. Terwijl lage inkomens en onvoldoende toegang tot elementaire goederen en diensten plaatsgebonden zijn en in een aantal lidstaten nog steeds grote delen van de bevolking met deze problemen te kampen hebben, zijn zij in andere lidstaten door middel van uitgebreide stelsels van sociale zekerheid en algemene toegang tot openbare diensten in vitale sectoren (onderwijs, gezondheidszorg, langdurige zorg voor ouderen en huisvesting) teruggedrongen tot specifieke bevolkingsgroepen.

Statistische gegevens kunnen echter alleen een globaal beeld van de omvang van sociale uitsluiting geven omdat veel van de zwaarst getroffen sociale groepen grotendeels "onzichtbaar" blijven voor de sociale statistieken, in ieder geval waar het voor de EU vergelijkbare gegevens betreft. Dat is met name het geval bij daklozen en bewoners van instellingen.

Uit het Eurobarometer 2001-onderzoek naar sociale onzekerheid en sociale integratie blijkt dat met name in Zuid-Europa een groot deel van de bevolking zichzelf als arm beschouwt (subjectieve armoede).

Met betrekking tot de verdeling van inkomens blijkt uit de meest recente gegevens van de Structurele Indicatoren dat er sprake is van significante en blijvende ongelijkheden in de verdeling van inkomens. De verhouding tussen hoogste 20 % van de inkomens en de laagste 20 % bedraagt 4,6 voor de EU als geheel. Achter dit cijfer gaan echter grote verschillen tussen de lidstaten schuil.

3. Uitvoering van de agenda voor het sociaal beleid

Met de uitvoering van de herziening van de agenda voor het sociaal beleid is in 2002 goede vooruitgang geboekt. Initiatieven en maatregelen gingen volgens plan van start.

3.1. Meer en betere banen

Absolute prioriteit in de agenda voor het sociaal beleid geniet het werk aan de doelstelling van volledige werkgelegenheid, die in de strategie van Lissabon werd omschreven als een groei van de werkgelegenheid tot een percentage dat in 2010 de 70 % zo dicht mogelijk benadert en als een toename van het aantal werkende vrouwen tot meer dan 60 % in 2010.

Tijdens de voorjaarsvergadering van de Europese Raad in Stockholm in 2001 werden de doelstellingen van Lissabon aangevuld met tussentijdse doelstellingen voor 2005, namelijk een totale participatiegraad van 67 %, en van 57 % voor vrouwen. Verder werd voor ouderen (55-64 jaar) een doelstelling van 50 % participatie in 2010 vastgesteld. Tijdens de voorjaarsvergadering van de Europese Raad in Barcelona in 2002 werden de doelstellingen nog verder toegespitst: de feitelijke gemiddelde leeftijd waarop mensen stoppen met werken moet in de Europese Unie tot 2010 geleidelijk met vijf jaar toenemen. In dit verband moet worden opgemerkt dat de Commissie en de Raad een gezamenlijk verslag hebben vastgesteld over vergroting van de arbeidsparticipatie en bevordering van de beroepsactiviteit op oudere leeftijd.

Tijdens de voorjaarsvergadering van de Europese Raad in Barcelona werd in maart 2002 een benchmark ingevoerd voor voorzieningen voor kinderopvang: in 2010 moet ten minste 33 % van de kinderen jonger dan drie jaar en ten minste 90 % van de kinderen tussen drie jaar en de leerplichtige leeftijd toegang tot kinderopvang hebben. Door het verwezenlijken van deze doelstelling kan een rechtstreekse bijdrage worden geleverd aan een grotere deelname van vrouwen aan betaald werk. Ook moet deze doelstelling ertoe leiden dat mannen en vrouwen werk en gezin beter kunnen combineren.

Hoewel er een toenemende roep om Europese doelstellingen is, stellen lidstaten op nationaal niveau nog weinig van dergelijke doelstellingen vast. Een dergelijke benadering ondermijnt de mogelijkheden van de EU om de algemene doelstelling te verwezenlijken waarover de politieke leiders van de lidstaten overeenstemming hebben bereikt.

Belangrijkste maatregel:

- Gezamenlijk verslag over vergroting van de arbeidsparticipatie en bevordering van beroepsactiviteit op oudere leeftijd [8]

[8] COM(2002) 9 van 24/01/02 en vaststelling in de Raad in maart 2002.

Versterken en voortzetten van de gecoördineerde werkgelegenheidsstrategie

De Werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2002 waren de laatste in de periode van vijf jaar waarover tijdens de buitengewone vergadering van de Europese Raad over werkgelegenheid in november 1997 in Luxemburg overeenstemming werd bereikt. Zij werden in september 2001 door de Commissie gepresenteerd en in februari 2002 formeel door de Raad goedgekeurd nadat het Europees Parlement een standpunt had bepaald. Hoewel zij aansluiten bij de globale richtsnoeren voor het economisch beleid [9] richten de Werkgelegenheidsrichtsnoeren zich hoofdzakelijk op hervormingen van het werkgelegenheidsbeleid.

[9] COM(2002) 93 van 21/02/2002 over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid; COM(2002) 191 van 24/04/2002 over de aanbeveling van de Commissie betreffende de globale richtsnoeren 2002 voor het economische beleid van de lidstaten en de Gemeenschap; Formeel goedgekeurd door de Raad in juni 2002 (PB L 182 blz. 1 van 11.07.2002).

De Commissie stelde voor om de jaarlijkse cycli voor coördinatie van het economische en het werkgelegenheidsbeleid vanaf 2003 te stroomlijnen. Door afstemming van de respectieve tijdschema's ontstaat enerzijds een evaluatiefase van de beleidsuitvoering, resulterend in een uitvoeringspakket dat wordt aangeboden aan de voorjaarsvergadering van de Europese Raad, en anderzijds een beleidsontwikkelingsfase na de voorjaarsvergadering van de Europese Raad, resulterend in formele goedkeuring van de Werkgelegenheidsrichtsnoeren en de globale richtsnoeren voor werkgelegenheidsbeleid.

Bij wijze van overgang naar de afstemming van de beleidscoördinatie bood de Commissie alleen de ontwerpversie van het gezamenlijke werkgelegenheidsverslag 2002 aan de Raad van november aan en stelde zij haar voorstel voor Werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen uit tot na de voorjaarsvergadering van de Europese Raad van 2003. Het concept voor het Gezamenlijk Verslag over de werkgelegenheid, dat onderdeel is van het uitvoeringspakket, bevat een gedetailleerde beschrijving en evaluatie van de maatregelen en initiatieven die door de lidstaten werden uitgevoerd naar aanleiding van de Europese Werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2002 en de landspecifieke aanbevelingen voor de werkgelegenheid.

De afstemming komt op een bijzonder goed moment, met name omdat voor 2003 voorbereidingen worden getroffen voor een nieuwe fase van de Europese werkgelegenheidsstrategie. Belangrijke gegevens voor het raamwerk van deze nieuwe fase zijn afkomstig uit de evaluatie van de coördinatie van nationaal werkgelegenheidsbeleid na de buitengewone vergadering van de Europese Raad over werkgelegenheid in Luxemburg in 1997. De evaluatie was het gezamenlijke werk van de Commissie en de lidstaten. De mededeling over de inventarisatie van vijf jaar Europese werkgelegenheidsstrategie bevat een uitgebreide samenvatting van de evaluatie en geeft een positief oordeel over zowel de effecten van de eigenlijke strategie als over individuele richtsnoeren en beleidsmaatregelen. Op basis van de evaluatie en de daaropvolgende discussies en bijdragen zal de Commissie begin 2003 een nieuwe mededeling opstellen over de toekomst van de Europese werkgelegenheidsstrategie.

In 2002 bereikten de Raad en het Europees Parlement na bemiddeling overeenstemming over een actieprogramma over communautaire stimuleringsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid, waarvoor de Commissie in juli 2000 een voorstel had ingediend. Dit programma draagt bij aan de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden, de totstandkoming van netwerken en diepgaande analyses van de situatie op de arbeidsmarkt.

Belangrijkste maatregelen:

- Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2002 [10]

[10] COM(2001) 511 van 12/09/2001; Resolutie B5/2001/739 van het Europees Parlement van 29/11/2001; Politieke overeenstemming in de Raad van december 2001; Formele goedkeuring in de Raad van februari 2002 (PB L 60 blz. 60 van 01.02.2002)

- Aanbeveling inzake de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten [11]

[11] COM(2001) 512 van 12/09/2001; Politieke overeenstemming in de Raad van december 2001; Formele goedkeuring in de Raad van februari 2002 (PB L 60 blz. 70 van 01.02.2002).

- Inventarisatie van vijf jaar Europese werkgelegenheidsstrategie [12]

[12] COM(2002) 416 van 17/07/2002; Resolutie A5-2002/301 van het Europees Parlement van 25/09/2002; Discussies in de Raad van oktober 2002.

- Stroomlijnen van de jaarlijkse coördinatiecyclus voor economisch en werkgelegenheidsbeleid [13]

[13] COM(2002) 487 van 03/09/2002.

- Concept voor het Gezamenlijk Verslag over de werkgelegenheid 2002 [14]

[14] COM(2002) 621 van 13/11/2002.

- Communautaire stimuleringsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid [15]

[15] Besluit van het Europees Parlement (goedgekeurd in april) en de Raad (goedgekeurd in mei 2002).

Kwaliteit van werk

Tijdens de Europese Raad van Lissabon werd de dubbele doelstelling van meer en betere banen vastgesteld. Daarmee werd de sterke band tussen kwaliteit en kwantiteit benadrukt. Het doel van volledige werkgelegenheid voor zowel mannen als vrouwen wordt bevorderd door een toename van de kwaliteit van het werk, terwijl de kwaliteit van het werk kan worden verbeterd door een toename van het aantal banen. Deze strategische keuze werd op het hoogste politieke niveau gemaakt: de toekomst van Europa en de concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven zijn gebaseerd op de productie van hoogwaardige goederen en diensten. Dat blijft in de toekomst alleen mogelijk met gekwalificeerde, gezonde, gemotiveerde en productieve arbeidskrachten.

Deze benadering stond centraal in de agenda voor het sociaal beleid en werd verder uitgewerkt in een mededeling van de Commissie over investeren in kwaliteit [16]. De Europese Raad van Laken stelde een aantal indicatoren vast voor het meten van vooruitgang. De voorrang die aan dit aspect moet worden gegeven, wordt nog eens onderstreept door gegevens uit het verslag "Werkgelegenheid in Europa 2002" [17].

[16] COM(2001) 313 van 20/06/2001.

[17] Europese Commissie (2002): Werkgelegenheid in Europa 2002. Recente trends en vooruitzichten. Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen.

Een duidelijk positief verband tussen werkgelegenheid en de kwaliteit van het werk kan empirisch worden vastgesteld. Dat geldt ook voor het positieve verband tussen kwaliteit en productiviteit. Uit simulaties met mogelijke toekomstscenario's blijkt dat verhoging van de kwaliteit op de Europese arbeidsmarkten een voorwaarde is voor verdere afname van de verschillende leeftijds-, geslachts- en vaardighedengebonden tekorten die nog steeds de belangrijkste belemmeringen vormen voor meer werkgelegenheid in de EU en voor bestrijding van regionale werkloosheid. De patronen die momenteel echter kunnen worden waargenomen in de dynamiek van de Europese arbeidsmarkten, vormen nog geen weerslag van de kwaliteitsdynamiek die vereist is voor de verwezenlijking van de ambitieuze doelstellingen van de Raden van Lissabon, Stockholm en Barcelona. Zonder verdere verbeteringen van de kwaliteit zal het scheppen van werkgelegenheid dus niet optimaal tot ontwikkeling komen, waarmee nogmaals wordt benadrukt wat de economische prijs is die moet worden betaald voor het ontbreken van op kwaliteit gericht sociaal beleid. Met het oog op de stapsgewijze aanpak van de kwaliteit van het werk die terug is te vinden in de nationale actieplannen voor 2002 heeft de Commissie in het ontwerp van het Gezamenlijk Verslag over de werkgelegenheid 2002 benadrukt dat de lidstaten in hun nationale actieplannen voor werkgelegenheid meer aandacht dienen te schenken aan verbeteringen van de kwaliteit van het werk.

Naast gericht overheidsbeleid, met name in de vorm van de Europese werkgelegenheidsstrategie, zijn sociale partnerschappen van cruciaal belang bij de verwezenlijking van de doelstelling van meer en betere banen.

Lokale en regionale aspecten van de werkgelegenheidsstrategie

Er blijven grote regionale verschillen in werkgelegenheid bestaan: dat geldt zowel voor de werkloosheids- als voor de werkgelegenheidspercentages. Analyses van de onderliggende oorzaken van deze verschillen en uitwisseling van informatie worden genoemd als instrumenten om de verschillen tussen regio's te verkleinen. De Structuurfondsen leveren een bijdrage aan de versterking van convergentie en cohesie.

Voor het ontwikkelen van beleid op het gebied van de werkgelegenheid zijn actieve betrokkenheid en participatie van lokale en regionale overheden bij het opstellen en uitvoeren van nationale actieplannen voor werkgelegenheid een voorwaarde. De betrokkenheid van regionale en lokale overheden is ook een belangrijke component van de open coördinatiemethode en van betere governance.

Opleiding en levenslang leren

Investeringen in onderwijs, scholing en permanente educatie spelen een cruciale rol bij de verwezenlijking van de doelstelling van Lissabon over volledige werkgelegenheid met hoogwaardige banen. De belangrijkste trend in de vraag naar arbeid is die van grotere vaardigheden.

Uit de gegevens blijkt dat de EU niet voldoende investeert in menselijk kapitaal. Dit is het gevolg van het ontbreken van sociaal beleid en is schadelijk voor de economie. Het bemoeilijkt de koppeling van vraag en aanbod, veroorzaakt knelpunten, drijft de kosten van arbeid op, zoals bijvoorbeeld was te zien in de ICT-sector, en beperkt het productiepotentieel van de Europese economie. Voor een effectief beleid moet een raamwerk worden omschreven, moeten kwaliteitsnormen worden opgesteld en stimuleringsmaatregelen worden genomen voor werkgevers en individuele personen, zodat volume en kwaliteit van private investeringen in menselijk kapitaal kunnen worden vergroot. Het zal ook een herziening van de overheidsuitgaven met zich mee brengen. Deze moeten meer worden ingezet voor accumulatie van menselijk kapitaal, met inbegrip van onderzoek en ontwikkeling [18].

[18] Dit wordt omschreven als "hoogwaardige" overheidsuitgaven in de mededeling van de Commissie over openbare financiën in de EMU 2002 (COM(2002) 209 van 14/05/2002).

Het memorandum over levenslang leren [19] vormde de aanzet voor een brede Europese discussie waaraan alle betrokken partijen deelnamen. In zijn resolutie [20] deed het Europees Parlement een beroep op de lidstaten om samen te werken door middel van de open coördinatiemethode en om zich te richten op het omschrijven van concrete doelstellingen voor de deelname aan maatregelen op het gebied van onderwijs en scholing en op het waarborgen van het recht op toegang tot beroepsonderwijs en permanente educatie voor allen. Naar aanleiding van deze openbare discussie presenteerde de Commissie een vervolgmededeling met mogelijke toekomstige maatregelen om een Europese zone van levenslang leren te verwezenlijken.

[19] SEC(2000) 1832 van 30/10/2000.

[20] Resolutie A5-2001/322 van het Europees Parlement van 23/10/2001.

In de Europese werkgelegenheidsstrategie als zodanig is deze absolute prioriteit terug te vinden in de nadruk die wordt gelegd op inzetbaarheid, met name door te voorkomen dat werknemers in levenslange werkloosheid vervallen, maar ook door actief arbeidsmarktbeleid. De middelen van de Gemeenschap die door het Europees Sociaal Fonds beschikbaar worden gesteld, zijn van strategisch belang.

Er moet echter nog meer worden gedaan. Gewezen dient te worden op de centrale overeenkomst die de sociale partners sloten over de ontwikkeling van vaardigheden en deskundigheid. De sociale partners hebben zich verplicht om de ontwikkelingen op alle niveaus te monitoren en om in het voorjaar van 2006 een evaluatie uit te voeren [21].

[21] Overeenkomst van 28/02/2002.

Belangrijkste maatregel:

- Een Europese ruimte voor levenslang leren realiseren [22]

[22] COM(2001) 678 van 21/11/2001; resolutie A5-2002/62 van het Europees Parlement van 14/03/2002; Resolutie van de Raad van juni 2002 (PB C 163 blz. 1 van 09/07/2002).

Werkgelegenheid en sociale aspecten van de informatiemaatschappij

Ontwikkeling van vaardigheden staat ook centraal in de sociale en werkgelegenheidsaspecten van de informatiemaatschappij. Bijzondere aandacht werd in 2002 geschonken aan het onderzoeken en gebruiken van de bijdrage van de informatiemaatschappij aan het beheren van veranderingen en aan het verbeteren van de kwaliteit van de werkgelegenheid. Het benadrukt de cruciale rol die banen in de informatiemaatschappij hebben bij het bevorderen van veranderingen en het transformeren van de Europese economie.

E-learning werd omschreven als een belangrijke troef om een dergelijke verandering geleidelijk tot stand te brengen. Om trends te volgen, heeft de Commissie een tussentijds verslag uitgebracht over de stand van zaken met e-learning.

Belangrijkste maatregelen:

- Banen in de informatiemaatschappij - kwaliteit voor verandering [23]

[23] SEC(2002) 372 van 03/04/2002.

- E-learning: werken aan het onderwijs van morgen [24]

[24] SEC(2002) 236 van 28/02/2002.

Mobiliteit

Naar aanleiding van het verslag van de hoge task force voor vaardigheden en mobiliteit stelde de Commissie in 2002 een actieplan voor vaardigheden en mobiliteit vast. Het actieplan was bedoeld om een bijdrage te leveren aan de verbetering van vaardigheden en het aanpassingsvermogen van de Europese beroepsbevolking. Het streeft naar maatregelen om onvoldoende arbeidsmobiliteit, geringe geografische mobiliteit, versnippering van informatie over mobiliteit en het gebrek aan transparantie over het arbeidsaanbod te verbeteren. Door de aangekondigde maatregelen, waaronder de Europese ziektekostenverzekeringskaart en de oprichting van een centrale Europees website voor arbeidsmobiliteit, moeten de Europese arbeidsmarkten opener en toegankelijker worden. Er zijn specifiek aan de behoeften van onderzoekers aangepaste maatregelen gelanceerd, onder andere het Mobility Portal voor onderzoekers en het Pan-Europese Netwerk van mobiliteitscentra voor onderzoekers.

Een van de aspecten die in het actieplan aan de orde komen, heeft betrekking op grensoverschrijdende erkenning van kwalificaties. Hierover heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ingediend. Ook moet worden gewezen op de overeenkomst van de sociale partners over de ontwikkeling van vaardigheden en deskundigheid. De Commissie heeft tegen het einde van december 2002 een Beschikking goedgekeurd over de vernieuwing en actualisering van het EURES-netwerk (gebaseerd op Richtlijn 1612/98), op grond waarvan de openbare diensten voor de arbeidsvoorziening ook op grensoverschrijdend niveau een grotere verantwoordelijkheid krijgen bij het verlenen en beheren van EURES-diensten, en het netwerk met het oog op de uitbreiding wordt gestroomlijnd. De beschikking van de Commissie wordt aangevuld door een EURES-handvest waarin de belangrijkste operationele aspecten van het netwerk worden beschreven.

In dit verband heeft een ander aspect betrekking op de modernisering van de bestaande regelgeving over het vrije verkeer van personen waartoe de Europese Raad van Nice heeft opgeroepen en die in 2003 moet zijn afgerond. De Commissie heeft een voorstel goedgekeurd voor een richtlijn inzake het recht op verblijf en vrij verkeer van werknemers. Dit voorstel ligt momenteel voor behandeling bij het Europees Parlement en de Raad.

Op vergelijkbare wijze heeft de Europese Raad van Nice de aanpassing en uitbreiding bevorderd van de regelgeving op het gebied van het recht op sociale zekerheid in grensoverschrijdende situaties. Er is vooruitgang geboekt met de modernisering van Verordening 1408/71 en er is een voorstel gedaan om ook inwoners van derde landen onder de bepalingen van de verordening te laten vallen. Dit voorstel werd in december 2002 door de Raad goedgekeurd. Dezelfde Raad stemde ook in met de hoofdlijnen van een aantal hoofdstukken voor de hervorming van de coördinatie van stelsels voor sociale zekerheid. Met name het hoofdstuk over gezondheidszorg is relevant. Hierin wordt de vooruitgang beschreven die is geboekt met het oog op de invoering van een Europese ziektekostenverzekeringskaart, waarover de Commissie in 2003 een mededeling zal presenteren.

Ten slotte dient met name nog het overleg met de sociale partners over de portabiliteit van pensioenen te worden genoemd.

Belangrijkste maatregelen:

- Actieplan voor vaardigheden en mobiliteit [25]

[25] COM(2002) 72 van 13/02/02; Resolutie van de Raad van mei 2002; resolutie A5-2002/313 van het Europees Parlement van 10/10/2002.

- Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties [26]

[26] COM(2002) 119 van 07/03/2002.

- Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht van de burgers van de Unie en hun familieleden zich op het grondgebied van de lidstaten vrij te verplaatsen en er vrij te verblijven [27]

[27] COM(2001) 257 van 23/05/2001.

- Voorstel voor een Verordening van de Raad tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen [28]

[28] COM(2002) 59 van 06/02/02.

- Raadpleging van de sociale partners over de portabiliteit van pensioenen [29]

[29] SEC(2002) 597 - goedgekeurd door de Commissie op 03/06/2002.

Werkgelegenheid, interne markt en concurrentiebeleid

In 2002 stelde de Commissie een richtlijn over staatssteun aan de werkgelegenheid vast. Op grond van deze richtlijn hoeft staatssteun in een aantal gevallen niet te worden gemeld en worden maxima voor ontheffingen vastgesteld. Met de richtlijn wordt gestreefd naar het in stand houden van een goed evenwicht tussen noodzakelijke stimuleringsmaatregelen voor de werkgelegenheid enerzijds en het gevaar van "dood gewicht" en substitutie-effecten anderzijds. In de richtlijn wordt het belang benadrukt van de tenuitvoerlegging van de Europese werkgelegenheidsstrategie en van de totstandkoming van de veranderingen op de arbeidsmarkt die noodzakelijk zijn met het oog op een duurzame groei van de werkgelegenheid.

In haar mededeling over de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven [30] schreef de Commissie dat de EU-voorschriften voor overheidsopdrachten hoofdzakelijk economisch van aard zijn, maar ook dienen te worden bezien in het licht van eis van duurzaamheid uit artikel 2 van het EG-Verdrag. In de interpretatieve mededelingen van de Commissie betreffende het Gemeenschapsrecht dat van toepassing is op overheidsopdrachten en de mogelijkheden om sociale [31] en milieu- [32] aspecten hierin te integreren, is duidelijk gemaakt op welke wijze het Gemeenschapsrecht talrijke mogelijkheden biedt aan verstrekkers van overheidsopdrachten die sociale en milieuoverwegingen willen betrekken bij inkoopprocedures van de overheid, terwijl tegelijkertijd de belastingbetaler waar voor zijn geld krijgt en gelijke kansen voor alle leveranciers in de EU zijn gewaarborgd. [33]

[30] COM(2002) 347 van 2 juli 2002.

[31] COM(2001) 566 def. van 15.10.2001.

[32] COM(2001) 274 def. van 4.7.2001.

[33] Daarnaast kan de inkoper rekening houden met het feit dat aanbieders zich niet houden aan de relevante wetgeving op het gebied van sociale zaken en milieu en hen van een opdracht uitsluiten.

Belangrijkste maatregel:

- Verordening van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag inzake overheidssteun aan de werkgelegenheid [34]

[34] PB L 337 van 13.12.2002.

3.2 Veranderingen: anticiperen en beheren

De Europese Unie heeft als strategisch standpunt dat verandering moet worden verwelkomd. Verandering vormt de kern van economische dynamiek omdat het de economie verjongt. Verandering draagt bij tot innovatie, vergroot de productiviteit, ook als resultaat van modernisering van de arbeidsorganisatie, en vergroot de winstgevendheid. Deze opvatting werd in de strategie van Lissabon nog eens benadrukt.

Europa heeft een keuze gemaakt op basis van een positieve benadering van verandering. Daarom moeten veranderingen worden aangemoedigd en bevorderd. Stilstand in de zin van economische ontwikkelingen zou leiden tot een lagere levensstandaard. Een goede regie van veranderingen ondersteunt de duurzame verbetering van de levensomstandigheden en de kwaliteit van het leven, en draagt daarom bij tot het scheppen van meer en betere werkgelegenheid.

Elke strategie die is gericht op het gebruik maken van de voordelen van veranderingen, zou gericht moeten zijn op een proactieve en positieve benadering. Voor het managen van veranderingen zijn echter wel goede samenwerkingsverbanden en afspraken vereist. Een dergelijk management is gebaseerd op dialoog, met name tussen de sociale partners, en een gemeenschappelijke opvatting over de uitdagingen en de kansen die verandering biedt.

Werknemers meer betrekken bij verandermanagement

Als een van de belangrijkste prioriteiten voor 2002 maakte de Commissie een begin met het overleg met de sociale partners over het anticiperen op en het managen van veranderingen en over de ontwikkeling van een dynamische benadering van de sociale aspecten van bedrijfsreorganisaties. Verandermanagement maakt nu ook deel uit van het meerjarenprogramma van de sociale partners.

Nadat eind 2001 politieke overeenstemming werd bereikt, keurden het Europees Parlement en de Raad begin 2002 formeel de richtlijn goed waarin een algemeen raamwerk werd omschreven voor het informeren en raadplegen van werknemers in de Europese Gemeenschap. In deze richtlijn worden de minimumeisen omschreven die gelden met betrekking tot het recht op informatie en raadpleging van werknemers in ondernemingen [35] en vestigingen [36] binnen de Gemeenschap. Elke lidstaat moet besluiten of de richtlijn van toepassing is op ondernemingen met ten minste 50 werknemers in enige lidstaat of op vestigingen met ten minste 20 werknemers in enige lidstaat. De richtlijn dient uiterlijk op 23 maart 2006 te zijn omgezet in het nationale recht van de lidstaten [37].

[35] Ondernemingen worden omschreven als "publieke of private ondernemingen die al dan niet met winstoogmerk economische activiteiten ontplooien en zijn gevestigd op het grondgebied van een van de lidstaten".

[36] Een vestiging wordt omschreven als een "zakelijke eenheid omschreven in overeenstemming met het nationale recht en de nationale gebruiken welke is gevestigd op het grondgebied van een lidstaat, waar op blijvende basis een economische activiteit wordt ontplooid met menselijke en materiële middelen".

[37] Op grond van overgangsbepalingen kan de omzetting echter tot na deze datum worden uitgesteld in lidstaten waar geen algemeen systeem bestaat voor werknemersvertegenwoordigingen op de arbeidsplaats.

Sinds de definitieve doorbraak in 2001 met betrekking tot het statuut van de Europese vennootschap en de rol van werknemers in dergelijke vennootschappen zijn de besprekingen over een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over het statuut van een Europese coöperatieve structuur geïntensiveerd in de Raad, naast de discussie over een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter aanvulling van de ontwerp-verordening over medezeggenschap van werknemers.

Belangrijkste maatregelen:

- Overleg met de sociale partners: "Anticiperen op en managen van verandering: een dynamische benadering van het sociale aspect van bedrijfsreorganisaties [38]

[38] SEC(2002) 22/5 van 15/01/2002.

- Formele goedkeuring van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap [39]

[39] PB L 80 blz. 29 van 23/03/2002.

- Uitbreiding van de besprekingen over een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het statuut van de Europese coöperatieve vennootschap [40] en de bijbehorende richtlijn [41] met betrekking tot de rol van de werknemers

[40] COM(1991) 273 -3 van 18/12/1991; rechtsgrond gewijzigd na het Verdrag van Amsterdam - sindsdien 1e lezing in het EP (27/10/99) en besprekingen in de Raad (21/05/02 en 03/06/02).

[41] COM(1991) 273-4 van 18/12/1991; rechtsgrond gewijzigd na het Verdrag van Amsterdam - sindsdien 1e lezing in het EP (27/10/99) en besprekingen in de Raad (21/05/02 en 03/06/02).

Gezondheid en veiligheid op het werk

In 2002 deed de Commissie voorstellen voor een nieuwe communautaire strategie op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk voor de periode 2002-2006. Deze strategie is gebaseerd op de wetenschap dat het ontbreken van een goed beleid voor gezondheid en veiligheid op het werk tot aanzienlijke economische kosten leidt [42].

[42] Zie ook COM(2002) 89. Verder is uitgebreide informatie over het onderwerp van "de kosten van niet-sociaal beleid" te vinden bij het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk - zie http:// agency.osha.eu.int

In het verleden is de Europese Unie erin geslaagd om positieve resultaten te boeken, hetgeen bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in het dalende aantal arbeidsongevallen. In absolute zin blijven de aantallen ongevallen echter hoog, en sinds 1999 valt er in een aantal lidstaten en sectoren weer een stijging waar te nemen van het aantal ongevallen. Samenwerken aan gezondere arbeidsomstandigheden moet daarom een onderdeel worden van de algemene trend in economische activiteiten (meer dienstgericht), vormen van werkgelegenheid (gediversifieerder), de beroepsbevolking (meer vrouwen en een oudere beroepsbevolking) en de samenleving in het algemeen (diverser maar met meer sociale uitsluiting).

Bovendien is het aantal arbeidsongevallen in de kandidaat-lidstaten veel hoger dan het gemiddelde in de EU, met name omdat zij in sterkere mate zijn gespecialiseerd in sectoren die traditioneel als gevaarlijk worden beschouwd.

De nieuwe situatie vereiste een bredere benadering van gezondheid en veiligheid op het werk. Dit impliceert tevens een meer gediversifieerd gebruik van instrumenten, waarbij niet alleen door middel van wetgeving minimumeisen worden omschreven, maar waarbij ook geleidelijke benaderingen worden bevorderd, zowel in de vorm van beoordeling van prestaties op basis van transparante en betrouwbare gegevens en indicatoren van de zijde van de sociale partners (op sector- of sectoroverstijgend niveau) als van vrijwillige bedrijfsprogramma's.

De nieuwe strategie besteedt aandacht aan de belangrijkste onderwerpen uit de resolutie van het Europees Parlement van oktober 2000 en de beleidslijnen van Nice met betrekking tot de agenda voor het sociaal beleid: consolideren en vereenvoudigen van het communautaire acquis, aanpakken van nieuwe risico's (bijvoorbeeld stress), bevorderen van de uitvoering van wetgeving in het MKB, stimuleren van de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden.

Tegen deze achtergrond heeft de Commissie in september 2002 een voorstel gedaan voor een richtlijn van de Raad tot oprichting van een raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats.

Daarnaast presenteerde de Commissie een ontwerp-aanbeveling over bepalingen inzake gezondheid en veiligheid van zelfstandigen. Deze werd in december 2002 door de Raad goedgekeurd

Op wetgevingsgebied keurden het Europees Parlement en de Raad medio 2002 formeel de richtlijn inzake trillingen (fysische agentia) goed. Daarin worden voor de hele Europese Unie gemeenschappelijke normen vastgesteld voor trillingen. Tevens werd door het Europees Parlement en de Raad in september en oktober 2002 overleg gevoerd over de ontwerprichtlijn inzake geluid.

Ten slotte bepaalde de Raad na de eerste lezing in het Europees Parlement een gemeenschappelijk standpunt tot wijziging van de huidige asbestrichtlijn.

Belangrijkste maatregelen:

- Nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006 [43]

[43] COM(2002) 118 van 11/03/2002; resolutie A5-2002/310 van het Europees Parlement van 23/10/2002; resolutie van de Raad PB C 161 van 05/07/2002.

- Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot oprichting van een raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats [44]

[44] COM(2002) 486 van 04/09/2002.

- Voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake de toepassing van wetgeving inzake gezondheid en veiligheid op de arbeidsplaats door zelfstandigen [45]

[45] COM(2002) 116 van 03/04/2002; standpunt A5/2002/326 van het EP politieke overeenstemming in de Raad van december 2002.

- Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende fysische agentia (trillingen) [46]

[46] PB L 177 van 06/07/2002, blz.13.

- Overeenkomst in overleg voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake geluid (fysische agentia) [47]

[47] COM(1992) 560 van 23/12/1992, overeenkomst in overleg van 23/10/2002.

- Eerste lezing in EP en gemeenschappelijk standpunt van de Raad over een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 83/477/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk [48]

[48] COM(2001) 417 van 20/07/2001; Eerste lezing EP A5/2002/91 van 11/04/2002 en gemeenschappelijk standpunt van de Raad CS/2002/9635/1 van 23/09/2002.

Werkomgeving en arbeidsbetrekkingen

In een situatie waarin de onderlinge afhankelijkheid van de Europese economieën steeds groter wordt, speelt de modernisering van de werkomgeving en de arbeidsbetrekkingen een centrale rol ten aanzien van de relatie tussen economische en maatschappelijke trends. Bij een dergelijke modernisering moet bijvoorbeeld worden gewerkt aan de invoering en verspreiding van ICT en de manier waarop de werkorganisatie kan worden verbeterd om zowel de onderneming als de werknemers optimaal te laten profiteren. Modernisering staat ook centraal in de discussie over flexibiliteit en veiligheid.

Bij de modernisering en verbetering van arbeidsbetrekkingen zijn vele partijen als beleidsmakers betrokken. Het is een gebied waarop met name de sociale partners op alle niveaus - zowel sectorgebonden als sectoroverstijgend, Europees, nationaal en regionaal - een grote verantwoordelijkheid hebben.

Op dit gebied hebben zich in 2002 belangrijke ontwikkelingen voorgedaan.

Allereerst bracht de werkgroep op hoog niveau voor industriële betrekkingen begin 2002 zijn rapport uit. Op basis van de aanbevelingen van dit rapport presenteerde de Commissie een mededeling over de sociale dialoog, waarin zij de rol die de sociale partners mogelijk zouden kunnen spelen ter ondersteuning van innovatie en verandering nader omschreef. In de mededeling wordt ook aangegeven op welke manier een sociale dialoog kan bijdragen aan een betere Europese governance door meer overleg, betere onderlinge afstemming van de verschillende niveaus en meer transparantie in de dialoog.

Tegen deze achtergrond deed de Commissie ook het voorstel voor een besluit van de Raad over de instelling van een tripartiete sociale top over groei en werkgelegenheid. Een dergelijke topontmoeting zou moeten garanderen dat bij het proces van beleidsontwikkeling op Europees niveau volledig rekening wordt gehouden met de initiatieven en maatregelen van de sociale partners.

Verder bereikten de sociale partners in november 2002 voor het eerst overeenstemming over een werkprogramma voor autonome sociale dialoog in de periode 2003-2005, als uitvloeisel van hun gezamenlijke verklaring naar aanleiding van de Europese Raad van Laken van december 2001. De prioriteiten in het werkprogramma zijn werkgelegenheid, mobiliteit en uitbreiding, en de voorgenomen specifieke maatregelen zijn gericht op het stimuleren van verandering in de economie, door te streven naar een sterker concurrentievermogen en een betere werkomgeving, door gelijke toegang tot de arbeidsmarkt te bevorderen en door gelijke behandeling op de arbeidsplaats te versterken (geslacht, leeftijd, handicap, bestrijding van racisme enz.).

De overeenkomst over het gezamenlijke werkprogramma is een belangrijke stap in de richting van een grotere inbreng van de sociale partners op Europees niveau en benadrukt het belang dat wordt gehecht aan de autonomie van de sociale partners en hun verantwoordelijkheid bij het nemen van besluiten die van invloed zijn op de belangen van beide zijden van de industrie.

Met betrekking tot de resultaten van 2002 tekenden de sociale partners in juni een raamovereenkomst over telewerken. Dit is een rechtstreeks uitvloeisel van het voornemen dat zij kenbaar maakten tijdens de tweede fase van het overleg over de modernisering en de verbetering van de werkgelegenheidsbetrekkingen om een vrijwillige overeenkomst te sluiten over een raamwerk op Europees niveau dat door de leden van de ondertekenende partijen tot stand moet worden gebracht.

Ook maakte de Commissie een begin met de tweede fase van het overleg met de sociale partners over de bescherming van persoonlijke gegevens van werknemers. De eerste fase van het overleg met de sociale partners werd onder druk gestart.

Op sectorniveau dient met name te worden verwezen naar de oprichting van een comité voor de sociale dialoog in de mijnbouwsector. Ook werd er door EuroCommerce en UniEuropa Commerce overeenstemming bereikt over facultatieve richtsnoeren voor het omgaan met leeftijdsverschillen in de handel. In de landbouwsector werd een Europese overeenkomst over beroepsopleidingen gesloten [49]. De sociale partners in de telecommunicatiesector evalueerden voor het eerst de uitvoering van hun overeenkomst over telewerken van februari 2001.

[49] Overeenkomst van 5 december 2002.

In maart 2002 deed de Commissie een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over tijdelijk werk. Om dit wetgevingsinitiatief was met name gevraagd door het Europees Parlement nadat de sociale partners op dit punt niet tot overeenstemming waren gekomen. Met het voorstel voor een richtlijn streeft de Commissie naar de totstandkoming van een goed raamwerk voor het gebruik van tijdelijk werk als middel om banen te scheppen en om de arbeidsmarkt goed te laten functioneren, en tegelijkertijd naar verbetering van de kwaliteit van tijdelijk werk door te waarborgen dat het beginsel van een gelijke behandeling ook wordt toegepast op uitzendkrachten.

Op wetgevingsgebied bereikten het Europees Parlement en de Raad overeenstemming over verbetering van de insolventierichtlijn. De gewijzigde richtlijn is een herziening van de oude richtlijn en past deze aan het Gemeenschapsrecht en de veranderende arbeidswereld aan. Verder bereikten het Europees Parlement en de Raad definitieve overeenstemming over maatregelen inzake de werktijden in het wegvervoer. Tevens diende de Commissie een voorstel in voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de organisatie van arbeidstijden. Met dit voorstel wordt ernaar gestreefd om voorschriften die veelvuldig zijn gewijzigd in wetgeving vast te leggen om het Gemeenschapsrecht te vereenvoudigen en het duidelijk en transparant te maken.

Naar aanleiding van het werkdocument uit 2001 over financiële deelnemingen presenteerde de Commissie in 2002 een mededeling over een raamwerk voor de bevordering van financiële deelnemingen door werknemers. Door dit aspect worden werknemers gemotiveerd om initiatieven te nemen en dynamisch bij te dragen aan de prestaties van hun onderneming en kunnen zij tegelijkertijd delen in de resultaten van het functioneren van de onderneming.

Ook stelde de Commissie formeel de groep van directeuren-generaal voor industriële betrekkingen in. Deze groep moet een nauwe samenwerking tussen de respectieve nationale overheden en de Europese Commissie ondersteunen. De groep moet de uitwisseling bevorderen van informatie met betrekking tot de situatie in de lidstaten, de tenuitvoerlegging van het wetgevingsacquis en de herziening en vereenvoudiging daarvan.

Belangrijkste maatregelen:

- Verslag van de werkgroep op hoog niveau voor industriële betrekkingen [50]

[50] zie http://europa.eu.int/comm/ employment_social/soc-dial

- Mededeling van de Commissie - De Europese sociale dialoog, een kracht voor modernisering en verandering [51]

[51] COM(2002) 341-1 van 26/06/2002.

- Voorstel voor een besluit van de Raad tot instelling van een tripartiete sociale top voor groei en werkgelegenheid [52]

[52] COM(2002) 341-2 van 26/06/2002.

- Raamovereenkomst van de sociale partners over telewerken [53]

[53] Ondertekend op 16/06/02.

- Tweede fase van het overleg met de sociale partners over de bescherming van persoonlijke gegevens van werknemers [54]

[54] C/2002/4084 - goedgekeurd door de Commissie op 29/10/2002.

- Eerste fase van het overleg met de sociale partners over stress

- Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten [55]

[55] COM(2002) 149 van 20/03/2002; amendementen van het EP bij eerste lezing A5/2002/356; besproken in de Raad op 03/12/2002.

- Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 80/987/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever [56]

[56] PB L 270 blz. 10 van 08/10/2002.

- Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen (wegvervoer en eigen rijders) [57]

[57] PB L 80 blz. 35 van 23/03/2002.

- Voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd [58]

[58] COM(2002) 336 van 24/06/2002.

- Mededeling van de Commissie - Een kader voor de bevordering van de financiële participatie van werknemers [59]

[59] COM(2002) 364 van 26/07/2001.

- Besluit van de Commissie inzake de instelling van een groep van directeuren-generaal voor industriële betrekkingen [60]

[60] C/2002/1140 - goedgekeurd door de Commissie op 27/03/2002.

- Eigen maatregelen van de sociale partners:

- Kader voor maatregelen gericht op permanente ontwikkeling van deskundigheid en kwalificaties [61]

[61] ETUC, UNICE, CEEP van 28/02/2002.

- Meerjaren-werkprogramma van de Europese sociale partners [62]

[62] Vastgesteld tijdens de topconferentie over de sociale dialoog op 28 november 2002.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Naar aanleiding van het Groenboek uit 2001 presenteerde de Commissie in juli 2002 een mededeling over de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen. Daarin waren zowel de standpunten verwerkt die de betrokken partijen tijdens het overleg naar voren hadden gebracht als de mening van het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's [63].

[63] Zie de website http://europa.eu.int/comm/dgs/ employment_social/index_en.htm; resolutie A5-2002/159 van het Europees Parlement van 30/05/2002; resolutie van de Raad van 03/12/2002; standpunt CES/2002/355 van het ESC van 20/03/2002 en standpunt CDR/2001/345 van het CvdR van 14/03/2002.

Corporate Social Responsibility (CSR) wordt omschreven als een benadering waarbij ondernemingen op vrijwillige basis sociale en milieu-overwegingen in hun activiteiten en in hun interactie met hun stakeholders integreren. Op die manier kunnen zij in aanzienlijke mate bijdragen tot duurzame ontwikkeling.

Dit initiatief is bijzonder belangrijk voor meer en betere banen, de verbetering van de governance, betere regelgeving, versterking van het concurrentievermogen en duurzame ontwikkeling. De Commissie wil duidelijk maken dat maatschappelijk verantwoord ondernemen ook commercieel gezien een goede zaak is, en wil externe evaluatie en benchmarking van de sociale en milieuprestaties van ondernemingen bevorderen. De Commissie heeft ook voorgesteld om een zogenoemd Multi-Stakeholder Forum in het leven te roepen, dat op 16 oktober 2002 ook van start is gegaan, om Europese vertegenwoordigers van organisaties van werkgevers, vakbonden, de maatschappelijke organisaties, en andere organisaties van het bedrijfsleven, bijeen te brengen om de transparantie en de convergentie van CSR-praktijken en -instrumenten te bevorderen.

Belangrijkste maatregel:

- Mededeling van de Commissie over de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven [64]

[64] COM(2002) 347 van 02/07/2002.

- Oprichting van het Europese "Multi-Stakeholder Forum"

3.3 Bevordering van sociale integratie en bestrijding van discriminatie

Strategie voor sociale integratie - de open coördinatiemethode

Tijdens de Europese Raad van Lissabon werd opgeroepen tot stappen die een doorslaggevende invloed zouden moeten hebben op de uitroeiing van armoede in het jaar 2010. Daarop aansluitend stelde de Europese Raad van Nice in december 2000 doelstellingen en werkmethoden vast voor de tenuitvoerlegging van de open coördinatiemethode op dit gebied. In de loop van 2001 stelden de lidstaten voor de periode tussen medio 2001 en medio 2003 nationale actieplannen op voor sociale integratie. Een Gezamenlijk verslag inzake sociale integratie met een analyse van deze plannen werd goedgekeurd door de Europese Raad van Laken. De Raad van Laken keurde op dit gebied ook een pakket gezamenlijk vastgestelde indicatoren goed, die moeten dienen voor het monitoren van de vooruitgang die wordt geboekt met betrekking tot de doelstelling van Lissabon, met het oog op een beter begrip van de problemen en de ondersteuning van uitwisselingen.

Een belangrijke ontwikkeling in de loop van 2002 was de formele goedkeuring van de doelstellingen en werkmethoden voor de tweede ronde van nationale actieplannen voor sociale integratie voor de periode na medio 2003. In de tweede helft van 2002 vond een reeks discussies en overlegrondes plaats [65]. In oktober vond een rondetafelontmoeting plaats met NGO's, sociale partners en andere actoren.

[65] De op een beperkt aantal punten gewijzigde gemeenschappelijke doelstellingen werden door de Raad in december 2002 formeel goedgekeurd.

De nieuwe gemeenschappelijke doelstellingen kwamen voor het grootste deel overeen met de doelstellingen waarover in Nice overeenstemming was bereikt. De belangrijkste verandering was het opnemen van de conclusie van de Europese Raad van Barcelona, waarin staat dat de lidstaten in de nationale actieplannen voor integratie voor 2010 ook doelstellingen zouden moeten opnemen voor de terugdringing van armoede en sociale uitsluiting. Daarnaast zou ook meer aandacht moeten worden besteed aan man-vrouwaspecten en aan het verband tussen immigratie en sociale uitsluiting.

Het communautair actieprogramma voor de bestrijding van sociale uitsluiting werd in januari 2002 van kracht [66]. Dit programma ondersteunt ook partnerschappen, met name van organisaties die sociale diensten aanbieden, NGO's, sociale partners, en regionale en lokale overheden.

[66] PB L 10 blz. 1 van 12/01/2002.

Belangrijkste maatregelen:

- Uitvoering van Nationale Actieplannen

- Overeenkomst van de Raad over gemeenschappelijke doelstellingen [67]

[67] December 2002.

De digitale kloof

Voorkomen dat de overgang naar een kenniseconomie automatisch zou leiden tot een digitale kloof en grotere verschillen is een belangrijk onderdeel van de strategie van Lissabon. Daarom is ervoor gekozen om gebruik te maken van de nieuwe mogelijkheden van nieuwe informatie- en communicatietechnologie. De lopende e-Europe initiatieven zijn in dit verband bijzonder relevant. In 2002 werd een geactualiseerde versie van het benchmarking-verslag gepubliceerd.

Met name dient te worden gewezen op de maatregelen ter verbetering van de toegang van gehandicapten tot de kennismaatschappij.

Belangrijkste maatregelen:

- Benchmarkingverslag e-Europe 2002 [68]

[68] COM(2002) 62 van 05/02/2002.

- Bieden van "e-Toegankelijkheid" - verbetering van de toegang van gehandicapten tot de kennismaatschappij [69]

[69] SEC(2002) 1039 van 26/09/2002.

- Resolutie van de Raad over e-Toegankelijkheid voor gehandicapten [70]

[70] Goedgekeurd door de Raad in december 2002.

Gelijke behandeling voor inwoners van derde landen

Het voorstel om Richtlijn 1408/71 betreffende de afstemming van sociale zekerheidsregelingen ook van toepassing te laten zijn op inwoners van derde landen, werd in december 2002 door de Raad goedgekeurd [71]. Tijdens dezelfde vergadering van de Raad werd ook politieke overeenstemming bereikt over de hoofdlijnen van de herziening van het hoofdstuk over ziekte, arbeidsongevallen en industriële ziektes en uitkeringen bij overlijden. De vooruitgang die werd geboekt met betrekking tot de invoering van een Europese ziektekostenverzekeringskaart is met name van groot belang.

[71] COM(2000) 186 van 28/04/2000.

Belangrijkste maatregel:

- Overeenkomst in de Raad betreffende de uitbreiding van Verordening 1408/71 tot inwoners van derde landen - december 2002

Bestrijding van discriminatie

Het werk op dit gebied concentreerde zich in 2002 op de tenuitvoerlegging van het communautaire actieprogramma ter bestrijding van discriminatie 2002-2006 en op de voorbereidingen voor de omzetting in nationale wetgeving in 2003 van de twee Europese richtlijnen met een verbod op discriminatie op grond van ras of etnische afkomst, religie of geloof, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid.

Integratie van gehandicapten [72]

[72] Zie ook de paragraaf over de digitale kloof en e-Toegankelijkheid voor gehandicapten.

Het jaar 2003 zal van bijzonder groot belang zijn voor het vergroten van het bewustzijn inzake de rechten van mensen met een handicap in het kader van het Europese Jaar van de Gehandicapten. Zowel op communautair niveau als in de lidstaten (op nationaal, regionaal en lokaal niveau) zijn de voorbereidingen voor een breed scala aan maatregelen overal in Europa ver gevorderd. Naar verwachting zal in de loop van het jaar een diepgaande discussie plaatsvinden, waaruit nieuwe ideeën voor maatregelen op dit gebied zullen voortkomen.

3.4 Modernisering van de sociale bescherming

De benadering uit de agenda voor het sociaal beleid bouwt voort op de mededeling van juli 1999 "Een gemeenschappelijke strategie voor de modernisering van de sociale zekerheid", waarin de Commissie voorstelde om over vier centrale thema's beleidsuitwisseling tussen de Commissie en de lidstaten te laten plaatsvinden: arbeid lonend maken en een vast inkomen bieden; pensioenen veilig stellen en betaalbaar maken; bevordering van sociale integratie en waarborging van een hoogwaardige en duurzame gezondheidsbescherming.

In juni 2000 stelde de Raad formeel het Comité voor sociale bescherming in als het forum voor de voortgang van de werkzaamheden op dit gebied.

Op elk van deze gebieden werd in 2002 vooruitgang geboekt; het werk op het gebied van de sociale integratie wordt beschreven in paragraaf 3.3.

Hoewel stelsels voor sociale bescherming een wezenlijk onderdeel vormen van het Europees sociaal model, blijven zij behoren tot de verantwoordelijkheid van elke lidstaat. Het EU-niveau kan bijdragen aan de noodzakelijke modernisering van stelsels voor sociale bescherming door de lopende acties met betrekking tot sociale integratie en pensioenprocessen te stroomlijnen, en te zijner tijd door samenwerking op het gebied van gezondheidszorg en het lonend maken van arbeid in één open coördinatiemethode. Dit zal het sociale aspect van de strategie van Lissabon aanzienlijk versterken.

Veilige en duurzame pensioenen

De Europese Raad van Lissabon vroeg om een coöperatieve uitwisseling over de toekomstige betaalbaarheid van stelsels van sociale bescherming, en met name van de pensioenen. De Europese Raad van Laken bekrachtigde in december 2001 een aantal voorstellen voor de toepassing van de open coördinatiemethode op dit gebied. Om te waarborgen dat hierbij optimaal rekening wordt gehouden met zowel de sociale als de financiële aspecten, wordt het proces gezamenlijk georganiseerd door het Comité voor sociale bescherming en het Comité voor Economische politiek. In september 2002 dienden de lidstaten nationale strategieverslagen in over hun pensioenbeleid. Op basis van die verslagen zal een gezamenlijk verslag van de Commissie en de Raad over pensioenen aan de voorjaarsvergadering van de Raad in 2003 worden aangeboden.

Belangrijkste maatregelen:

- Mededeling van de Commissie over de ondersteuning van de nationale strategieën ten behoeve van veilige en betaalbare pensioenen [73]

[73] COM(2001) 362 van 03/07/2001; resolutie A5-2002/71 van het Europees Parlement van 11/04/2002.

- Gezamenlijk ontwerpverslag over pensioenen, goedgekeurd door de Commissie in december 2002 [74]

[74] 17 december 2002.

Hoogwaardige en duurzame gezondheidszorg

In zijn overwegingen over wat nodig is om in te spelen op de uitdagingen van een vergrijzende samenleving verzocht de Europese Raad van Gotenburg van juni 2001 het Comité voor sociale bescherming en het Comité voor economische politiek om een eerste verslag op te stellen over de uitdagingen van het bieden van gezondheidszorg en langdurige zorg voor ouderen in het kader van een vergrijzende samenleving. Dit werd gezien als een aanvulling op de bovengenoemde werkzaamheden op het gebied van pensioenen.

Op basis van een mededeling van de Commissie van 21 december 2001 werd een verslag gezonden aan de Europese Raad van Barcelona van maart 2002. In dit verslag werden drie hoofdlijnen onderscheiden - toegang voor allen, hoogwaardige zorg en betaalbaarheid van stelsels - als grondslag voor coöperatieve uitwisseling op dit gebied. Na goedkeuring van deze benadering door de Europese Raad werd aan de lidstaten een vragenlijst toegezonden die moest dienen als uitgangspunt voor een diepgaander onderzoek van het beleid dat op deze drie hoofdlijnen wordt gevoerd. De lidstaten reageerden in de herfst van 2002. De Commissie werkt thans aan een conceptversie van een gemeenschappelijk verslag van de Raad en de Commissie dat in 2003 aan de voorjaarsvergadering van de Raad zal worden aangeboden.

Belangrijkste maatregel:

- Mededeling van de Commissie over de toekomst van de gezondheidszorg en de ouderenzorg: de toegankelijkheid, de kwaliteit en de betaalbaarheid waarborgen [75]

[75] COM(2001) 723 van 05/12/2001.

3.5 Bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen

In de agenda voor het sociaal beleid worden twee hoofdbenaderingen omschreven voor de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen: specifieke initiatieven en mainstreaming.

Mainstreaming van de gelijkheid van mannen en vrouwen

Mainstreaming betekent dat het punt van de gelijkheid van mannen en vrouwen in alle relevante beleidsgebieden wordt geïntegreerd, ook door middel van beoordelingen van de gevolgen van beleidsmaatregelen op de gelijkheid van mannen en vrouwen. In het pakket met verbeterde regelgeving dat in juni 2002 door de Commissie werd gepresenteerd, zijn beoordelingen van de gevolgen voor de gelijkheid van mannen en vrouwen voortaan een volwaardig onderdeel van de effectbeoordelingen die de Commissie altijd zal uitvoeren voor ontwerpvoorstellen voor wetgeving en beleidsinitiatieven [76]. De Commissie brengt jaarlijks verslag uit over de geboekte vooruitgang. Zij doet ook jaarlijks voorstellen voor een strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen in het beleid en de werkwijzen van de Europese Commissie.

[76] COM(2002) 276 van 05/06/2002.

Op de gebieden van werkgelegenheid en sociaal beleid is het genderaspect beoordeeld in de Europese Werkgelegenheidsstrategie en is de mainstreaming van het genderperspectief versterkt in de doelstellingen voor de voorbereidingen van de volgende ronde voor de nationale actieplannen over sociale integratie, en is het genderaspect opgenomen in de gemeenschappelijke doelstellingen over pensioenen. Ten slotte is een begin gemaakt met de mainstreaming van genderaspecten in de Structuurfondsen.

In haar mededeling over structuurindicatoren voert de Commissie het beginsel in dat indicatoren voortaan worden uitgesplitst naar mannen en vrouwen.

Met name dient te worden verwezen naar de conclusies van de Raad over het opnemen van het genderperspectief in milieu-, werkgelegenheids- en sociale zaken, en in landbouwzaken. In aansluiting op de conclusies van de Raad (Landbouw) in mei zal gelijkheid van mannen en vrouwen een belangrijk punt worden op de agenda voor de ontwikkeling van het platteland.

Specifieke maatregelen

In 2002 stelden het Europees Parlement en de Raad na bemiddeling de richtlijn vast tot wijziging van Richtlijn 76/207/EEG betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden.

Met betrekking tot de gelijke deelname aan en toegang tot besluitvorming bereikte het Europees Parlement overeenstemming over een eigen initiatiefverslag over de vertegenwoordiging van vrouwen bij de sociale partners van de Europese Unie.

Aan het onderwerp van geweld tegen vrouwen is binnen de Raad gewerkt. Daarbij werd benadrukt dat aan de uitroeiing van dit probleem hard moet worden gewerkt door regeringen en de samenleving als geheel. In het kader van de jaarlijkse follow-up van de tenuitvoerlegging van het Beijing-Platform voor Actie bereikte de Raad overeenstemming over indicatoren voor huiselijk geweld tegen vrouwen.

Tevens dient opgemerkt te worden dat de Commissie heeft gewerkt aan de integratie van het genderperspectief in haar werk en beleidsbijdragen aan externe betrekkingen. Dit was bijvoorbeeld het geval met de bijdrage van de Commissie voor de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg [77].

[77] Zie bijvoorbeeld COM(2002) 82 van 13/02/2002.

In januari 2002 werd een haalbaarheidsstudie voltooid naar de oprichting van een Europees instituut voor gendervraagstukken [78]. Deze studie vormt momenteel de basis voor de toekomstige discussie over dit onderwerp.

[78] Januari 2002, uitgevoerd door PLS RAMBOLL Management, zie

Ten slotte dient ook te worden gewezen op de voorjaarsvergadering van de Europese Raad in Barcelona en op de benchmarks voor kinderopvang, om werk en gezin beter te kunnen combineren [79].

[79] Dit punt komt uitgebreid aan de orde in de paragraaf over meer en betere banen.

Belangrijkste maatregelen:

- Jaarverslag over gelijke kansen voor vrouwen en mannen (2001) [80]

[80] COM(2002) 258 van 28/05/2002.

- Raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen - werkprogramma voor 2002 [81]

[81] COM(2001) 773 van 17/12/2001.

- Conclusies van de Raad over het opnemen van het genderperspectief in de Landbouwraad [82] en de mainstreaming van het genderperspectief in het EU-beleid [83]

[82] Mei 2002.

[83] Vergadering van de Raad voor Werkgelegenheid en Sociale Zaken van juni 2002.

- Formele goedkeuring door het Europees Parlement en de Raad van de richtlijn tot wijziging van Richtlijn 76/207/EEG [84]

[84] PB L 2002/269/15 van 05/10/2002.

- Verslag van het EP over de vertegenwoordiging van vrouwen bij de sociale partners van de Europese Unie [85]

[85] A5/2002/279 van 25/09/2002.

- Mainstreaming van het genderperspectief in de Structuurfondsen

3.6 Versterking van de aspecten van sociaal beleid van de uitbreiding en het buitenlandse beleid van de Europese Unie

Uitbreiding

Ook in 2002 werd uitgebreid aandacht geschonken aan het bevorderen en monitoren van de eerbiediging van het communautair acquis op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken. Er werden besluiten genomen om te waarborgen dat kandidaat-lidstaten kunnen deelnemen aan de actieprogramma's voor gelijke kansen van mannen en vrouwen, bestrijding van discriminatie en sociale uitsluiting en de stimuleringsmaatregelen voor werkgelegenheid. Deze stap is met name van belang omdat deze programma's de uitwisseling van informatie en de totstandkoming van netwerken bevorderen en ook publieke en particuliere actoren op lokaal en regionaal niveau financiële middelen bieden [86] om actief aan deze activiteiten deel te nemen.

[86] Ook sociale partners en NGO's.

Zowel door middel van bilaterale contacten als door middel van conferenties heeft de Commissie de discussie met beleidsmakers en actoren in de kandidaat-lidstaten geïntensiveerd. In 2002 vonden twee belangrijke conferenties plaats met betrekking tot de invoering van het acquis, met inbegrip van de open coördinatiemethode op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid [87]. De Europese sociale partners organiseerden met name op sectorniveau een reeks studiebijeenkomsten en rondetafelgesprekken met de sociale partners uit de kandidaat-lidstaten, ter voorbereiding op de uitbreiding en de toekomstige deelname in comités voor de sociale dialoog.

[87] Februari en december 2002.

Aangezien alle kandidaat-lidstaten geleidelijk de werkgelegenheidsstrategie overnemen, zoals ook is te lezen in de gezamenlijke beoordelingsdocumenten over prioriteiten in het werkgelegenheidsbeleid, werden in 2002 vergelijkbare activiteiten ontplooid met het oog op de voorbereiding van gemeenschappelijke memoranda over integratie. In dergelijke memoranda worden per land de maatregelen beschreven die noodzakelijk zijn om het proces van sociale integratie te volgen en worden richtsnoeren gegeven op het gebied van de bestrijding van armoede en de bevordering van sociale integratie.

Belangrijkste maatregelen:

- Bevordering en monitoring van de uitvoering van het communautair acquis

- openstellen van de vier actieprogramma's op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken voor kandidaat-lidstaten [88]

[88] C(2002) 2035, door de Commissie aangenomen op 06/06/2002 (bestrijding van sociale uitsluiting); C(2002) 2036, door de Commissie aangenomen op 06/06/2002 (gelijke kansen); C(2002) 2037, door de Commissie aangenomen op 06/06/2002 (bestrijding van discriminatie); C(2002) 3964-1 en C(2002)3964-2, door de Commissie aangenomen op 23/10/2002 (stimuleringsmaatregelen voor werkgelegenheid).

- Gezamenlijke beoordelingsdocumenten inzake prioriteiten op het gebied van werkgelegenheidsbeleid [89]

[89] Ondertekend door nagenoeg alle kandidaat-lidstaten; ondertekening van een gemeenschappelijke beoordeling met Letland begin 2003 en begin van het herzieningsproces met Turkije.

- Voorbereiding van een gezamenlijk memorandum over integratie met kandidaat-lidstaten

Internationale samenwerking en buitenlandse betrekkingen

De Commissie werkt met betrekking tot werkgelegenheid en sociaal beleid intensief samen met internationale organisaties. De samenwerking met de OESO en de IAO is bijzonder belangrijk. De Commissie heeft haar samenwerking met laatstgenoemde organisatie geïntensiveerd waar het gaat om de bevordering van basisnormen voor arbeid, sociale governance, en bevordering van volwaardig werk in de context van de mondialisering. Dit omvat ook het opzetten van gezamenlijke verzamelingen van statistische gegevens op bepaalde terreinen, bij wijze van proef. De Europese Commissie zal bijdragen aan het werk van de Wereldcommissie voor de sociale dimensie van de mondialisering, die door de IAO is ingesteld. Zij zal dat doen in de vorm van een seminar op hoog niveau in februari 2003.

Ook de samenwerking met de VN en binnen de G-8 is belangrijk. Werkgelegenheid en sociaal beleid stonden centraal in de internationale discussie tijdens de Wereldvergadering over Vergrijzing in Madrid en de G-8 van Montreal in april 2002.

Daarnaast zijn er bilaterale samenwerkingsprogramma's op sociaal terrein met de VS en Japan.

Werkgelegenheid en sociale zaken, met name ten aanzien van het terugdringen van armoede, gelijke kansen voor vrouwen en mannen en de kwaliteit van werk, zijn geïntegreerd in het externe beleid van de Commissie. Meer in het bijzonder is de ontwikkelingssamenwerking gebaseerd op geïntegreerde strategieën, die economische, sociale, culturele, milieu- en institutionele elementen bevatten, waarvoor de verantwoordelijkheid op lokaal niveau gedragen moet worden.

Het voornaamste instrument van de EG-ontwikkelingshulp is de programmering. Die krijgt met name vorm in de Strategiedocumenten voor landen en regio's, die een "strategisch kader" aangeven voor de centrale prioriteiten van de EG in een bepaald land of een bepaalde regio.

De Millennium-ontwikkelingsdoelen staan centraal in het ontwikkelingsbeleid. Deze doelstellingen benadrukken het belang van sociale en menselijke ontwikkeling voor het verwezenlijken van economische ontwikkelingen en het terugdringen van armoede.

De geïntegreerde aanpak ter bevordering van economische, sociale en milieu-ontwikkeling vormt de kern van de strategie van de EU voor duurzame onwikkeling, zoals ook duidelijk werd gemaakt in de bijdrage voor de Wereldtop in Johannesburg, en de follow-up daarvan.

Belangrijkste maatregelen:

- Bijdrage aan de 2e Wereldvergadering over Vergrijzing [90]

[90] COM(2002) 143 van 18/03/2002; resolutie A5-2002/184 van het Europees Parlement van 11/04/2002

- Bijdrage voor de Wereldtop van Johannesburg [91]

[91] zie bijvoorbeeld COM(2002) 82 van 13/02/2002.

4. Conclusie en toekomstperspectieven

4.1. Publieke steun voor werkgelegenheid en sociaal beleid

Een overgrote meerderheid van de burgers van de EU steunt een actieve rol van de overheid bij het waarborgen van redelijke sociale en economische omstandigheden voor iedereen [92]. Bijna 90 % van de bevolking vindt dat de strijd tegen werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting een vooraanstaande plaats moet innemen in het beleid van de EU. Daarnaast vindt de helft van deze groep dat de doelstelling van rechtvaardigheid met het huidige beleid en de inspanningen die momenteel worden gedaan niet kan worden verwezenlijkt.

[92] Eurobarometer - mei 2002.

Uit de opiniepeiling onder 15-24-jarigen blijkt dat de vraag naar sociaal beleid in de komende decennia naar verwachting niet zal afnemen [93]. In de bijdrage van de jeugd voor de Conventie wordt de hoogste prioriteit toegekend aan de strijd tegen werkloosheid, sociale uitsluiting en armoede.

[93] Eurobarometer - juli 2002.

4.2. Tussentijdse evaluatie van de agenda voor het sociaal beleid

Extra maatregelen op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken dienen echter te worden genomen binnen de algemene beleidsrichtsnoeren die zijn omschreven in de strategie van Lissabon. Dit betekent dat beleid moet zijn gericht op maximalisering van de positieve interactie tussen economisch beleid, werkgelegenheidsbeleid en sociaal beleid. Daarom is de rol van sociaal beleid als productieve factor van cruciaal belang bij de formulering van beleid en zal de prijs van het ontbreken van goed sociaal beleid een belangrijke rol spelen in de tussentijdse evaluatie van de agenda voor het sociaal beleid die in 2003 zal plaatsvinden.

Om te waarborgen dat alle betrokkenen en belanghebbenden, waaronder het Europees Parlement, de lidstaten, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de sociale partners, NGO's, lokale en regionale overheden, internationale organisaties en wetenschappers hun mening kunnen geven bij de beoordeling van de uitvoering van de agenda tot op heden en de discussie kunnen voeren over de prioriteiten voor de resterende periode van de agenda [94], organiseert de Commissie in maart 2005 een conferentie. De tussentijdse evaluatie zelf zal in mei 2003 door de Commissie worden goedgekeurd en vervolgens worden aangeboden aan het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

[94] Tot einde 2005.

Tijdens de conferentie over de tussentijdse evaluatie zal een van de uitgangspunten voor de discussie over de prijs van het ontbreken van sociaal beleid daarom zijn dat de arbeidsmarkt niet draait om goederen en abstracte productiefactoren, maar om mensen en sociale betrekkingen. Daarom moet die arbeidsmarkt mensen intrinsiek motiveren tot goede prestaties [95]. Samenwerkingsverbanden van sociale partners en sociale dialoog spelen in dit verband een cruciale rol omdat zij de onzekerheid van betrokkenen over het gedrag van anderen kunnen verkleinen. In deze zin leveren zij een bijdrage aan het sociaal kapitaal [96].

[95] Dit is een wezenlijk aspect van de bevordering van hoogwaardig werk.

[96] De term "sociaal kapitaal" verwijst naar de rol van "niet tastbare" goederen als instellingen en sociale betrekkingen en de rol van goed bestuur (met toenemende zeggenschap) en sociale cohesie.

Sociaal kapitaal vormt de sociale betrekkingen en structuren tussen groepen en vergroot het ontwikkelingspotentieel van menselijk kapitaal in een dynamische omgeving.

Het is te vinden in netwerken, normen en vertrouwen, en stelt de betrokken partijen en instellingen in staat om effectiever te functioneren bij het verwezenlijken van gemeenschappelijke doelstellingen. Sociale dialoog als een onderdeel van het sociaal kapitaal draagt ertoe bij dat zo veel mogelijk werknemers hun vaardigheden ontwikkelen en productiever worden.

Sociale samenwerkingsverbanden zijn van wezenlijk belang bij een nieuwe omschrijving van het verband tussen flexibiliteit en veiligheid, ook door modernisering van de organisatie van werk. In een steeds meer op kennis gebaseerde economie ontwikkelt sociaal partnerschap zich tot collectief middel tot innovatie. Vaardigheden behoren immers eerder toe aan werknemers dan aan "banen".

Om sociale partnerschappen echter te kunnen laten bijdragen aan dynamiek en innovatie moet collectieve actie, met name van werknemers, niet blijven steken in het verleden.

Dit inzicht is - weliswaar nog niet overal - terug te vinden in veel overeenkomsten die werden opgesteld met inbreng van sociale partners. Bipartiet (en tripartiet) overlegbeleid op sectoroverstijgend niveau in de meeste lidstaten van de EU voorziet in regulering van de arbeidsmarkt met het oog op groei van de werkgelegenheid en meer concurrentievermogen [97].

[97] De pacten voor werkgelegenheid en concurrentievermogen die in een aantal landen zijn afgesloten, bevestigen deze trend.

Het voorstel voor een tripartiete sociale top moet een vergelijkbare toekomstgerichte benadering door de sociale partners op Europees niveau bevorderen. Het meerjarenwerkprogramma voor een autonome sociale dialoog getuigt momenteel van een dergelijke brede benadering door de Europese sociale partners, gericht op doelstellingen die gunstig zijn voor zowel werkgevers als werknemers.

Deze benadering ondersteunt het standpunt dat de relaties tussen economische en sociale prestaties zodanig zijn dat meer van het een niet per definitie minder van het ander betekent.

Met betrekking tot de sociale bescherming zij opgemerkt dat die zowel een positieve als een negatieve uitwerking op de economische prestaties kan hebben, en ook dat het ontbreken van sociaal beleid economische kosten maar ook baten met zich mee kan brengen. Een basisbeginsel bij de modernisering van het sociale beleid is dat het, op de plaatsen waar dat toepasselijk is, zou moeten worden opgevat als een investering die marktefficiency bevordert in plaats van inefficiency te corrigeren. Hoewel het uiteindelijke doel van sociale bescherming niet een verhoging van de economische groei is, kan die bescherming een onmiskenbaar positieve rol spelen in de economie.

De benadering van de Commissie die is omschreven in de mededeling van juni 2002 over effectbeoordelingen zal bijdragen tot een beter begrip van de verhouding tussen kosten en baten van (ontbrekend) sociaal beleid, door de totstandkoming van een nieuwe cultuur waarin de gevolgen van nieuwe wetgeving en belangrijke beleidsinitiatieven voor economie, milieu en sociale aspecten volledig tot uitdrukking komen.

4.3. Belangrijkste initiatieven voor 2003

Voor het jaar 2003 zal de Commissie een aantal belangrijke initiatieven nemen [98].

[98] Zie ook het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2003 (COM(2002)590), waarin werkgelegenheid en sociaal beleid voorgesteld worden in het kader van de strategische prioriteiten van de Commissie.

* Tussentijdse evaluatie van de agenda voor het sociaal beleid

-Belangrijkste initiatieven op het gebied van de werkgelegenheid:

* Mededeling met een beschrijving van de benadering voor de herziening van de Europese Werkgelegenheidsstrategie

* Voorstel voor een besluit van de Raad over richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor het jaar 2003

* Aanbeveling van de raad voor de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor het jaar 2003

* Verslag van de Commissie over de leeftijd waarop werknemers de arbeidsmarkt verlaten

* Mededeling over de interactie tussen immigratie, werkgelegenheid en sociaal beleid in de EU

* Tussentijdse evaluatie van het ESF in kader van de evaluatie van de Structuurfondsen

* Mededeling van de Commissie aan de lidstaten tot herziening van de richtsnoeren voor het communautaire EQUAL-initiatief betreffende transnationale samenwerking ter stimulering van nieuwe wijzen van bestrijding van alle vormen van discriminatie en ongelijkheden in verband met de arbeidsmarkt

-Verandering en werkomgeving

* Follow-up van de raadpleging van de sociale partners over de verwerking van persoonlijke gegevens en de bescherming van de privacy in het kader van de werkgelegenheid

* Raadpleging van de sociale partners over de wenselijkheid van herziening van Richtlijn 94/45/EG inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers, rekening houdend met het nieuwe werkprogramma van de sociale partners op met name het gebied van herstructurering

* Mededeling van de Commissie over de herziening van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten

* Mededeling van de Commissie over de herziening van Richtlijn 93/104/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd

* Richtlijn van de Commissie tot vaststelling van een tweede lijst met indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 98/24/EG van de Raad betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk

* Mededeling van de Commissie over de feitelijke tenuitvoerlegging van wetgeving op het gebied van gezondheid en veiligheid (Richtlijn 89/391 en 6 andere)

-Bevordering van sociale integratie en bestrijding van discriminatie

* Gezamenlijk ontwerpverslag 2003 over sociale integratie

* Mededeling van de Commissie over het vervolg van het Europees Jaar van de Gehandicapten 2003

* Mededeling van de Commissie over een evaluatie van de vooruitgang die is geboekt door het Europees Waarnemingscentrum voor Racisme en Vreemdelingenhaat, met voorstellen voor wijziging van Verordening EG 1035/97 tot oprichting van het Centrum

* Mededeling van de Commissie aan de Raad over de VN-Conventie over Mensenrechten van mensen met een handicap

* Eerste Europese verslag over gelijke kansen en discriminatie

-Sociale bescherming

* Mededeling aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de volgende stappen voor beleidssamenwerking op het gebied van gezondheid en langdurige zorg

* Verbetering van de samenwerking in de EU ter bevordering van het aantrekkelijker maken van werken binnen de stelsels voor sociale zekerheid (arbeid lonend maken)

* Mededeling over de invoering van de Europese ziektekostenverzekeringskaart

* Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkende en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en Verordening (EEG) 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) 1408/71

* Maatregelen ter verbetering van de portabiliteit van beroepsgebonden pensioenrechten (tweede fase van het overleg met de sociale partners)

-Gelijke kansen

* Herziening van de richtlijnen inzake gelijkheid van mannen en vrouwen

* Jaarverslag over gelijke kansen in de EU

* Rapport over mainstreaming van het genderperspectief

* Werkprogramma inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen

* Mainstreaming van het genderperspectief in de Structuurfondsen

-Uitbreiding

* Voortzetting van de voorbereidingen voor de uitbreiding

* Ondertekening van gezamenlijke memoranda over sociale integratie

* Voortgangsrapportage over gezamenlijke actieprogramma's

* Starten van een initiatief met NGO's gericht op ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld in de kandidaat-lidstaten