52003AE0753

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 218/92 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de indirecte belastingen (BTW) houdende aanvullende maatregelen ter zake van de levering van reisdiensten" (COM(2003) 78 def./2 — 2003/0057 (COD))

Publicatieblad Nr. C 220 van 16/09/2003 blz. 0068 - 0070


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 218/92 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de indirecte belastingen (BTW) houdende aanvullende maatregelen ter zake van de levering van reisdiensten"

(COM(2003) 78 def./2 - 2003/0057 (COD))

(2003/C 220/13)

Op 12 maart 2003 heeft de Raad besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over het voornoemde voorstel.

Gezien de urgente aard van de werkzaamheden heeft het Comité tijdens zijn 400e zitting op 18 en 19 juni 2003 (vergadering van 18 juni) besloten de heer Barbadillo López aan te wijzen als algemeen rapporteur, en heeft het dit advies met 65 stemmen vóór, bij één onthouding, goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. Op 8 februari 2002 heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de bijzondere regeling voor reisbureaus gepubliceerd(1).

1.2. Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn zitting op 17 en 18 juli 2002 een advies over dit voorstel uitgebracht(2).

1.3. Op 24 september 2002 keurde het Europees Parlement zijn verslag over de ontwerprichtlijn goed(3). De Commissie stemde in met één van de twee wijzigingen die het Parlement voorstelde, nl. dat niet in de Gemeenschap gevestigde verleners van reisdiensten die zaken doen met klanten die in de Gemeenschap wonen, zich slechts in één lidstaat hoeven te identificeren. Zij zegde daarom toe het oorspronkelijke richtlijnvoorstel te wijzigen en een nieuw voorstel in te dienen.

1.4. Het beginsel dat niet in de Gemeenschap gevestigde verleners van diensten die zaken doen met klanten die in de Gemeenschap wonen, zich slechts in één lidstaat hoeven te identificeren, is overgenomen uit Richtlijn 2002/38/EG van de Raad van 7 mei 2002 tot wijziging, voor een gedeelte tijdelijk, van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde die van toepassing is op bepaalde diensten die langs elektronische weg worden verricht alsook op radio- en televisieomroepdiensten(4) en uit Verordening (EG) nr. 792/2002 van de Raad van 7 mei 2002 tot tijdelijke wijziging van Verordening (EEG) nr. 218/92 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de indirecte belastingen (BTW) wat betreft aanvullende maatregelen inzake elektronische handel(5).

1.5. Het Europees Economisch en Sociaal Comité bracht tijdens zijn zitting op 29 en 30 november 2000 advies uit over Richtlijn 2002/38/EG en Verordening (EG) nr. 792/2002(6).

1.6. Door de aanpassingen in het nieuwe voorstel tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG(7) moet ook Verordening (EEG) nr. 218/92 over administratieve samenwerking op het gebied van indirecte belastingen (BTW)(8) worden gewijzigd. Er dient nl. een procedure vastgesteld te worden voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaat van identificatie en de overige lidstaten.

1.7. Om deze redenen heeft de Commissie de onderhavige verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 218/92(9) ingediend en deze aan het Europees Economisch en Sociaal Comité voorgelegd.

2. Het Commissievoorstel

2.1. In het voorstel tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de bijzondere regeling voor reisbureaus(10) wordt een kaderregeling vastgesteld voor de afdracht van BTW door belastingplichtige personen die niet in de Gemeenschap zijn gevestigd. Daarbij worden de betrokken operators verplicht zich in één van de lidstaten te laten registreren en er BTW af te dragen. Om te waarborgen dat de operators aan hun verplichtingen voldoen en gezien het feit dat de lidstaat waar de dienst wordt afgenomen de nodige informatie aan de andere lidstaten moet doorgeven, stelt de Commissie thans voor Verordening (EEG) nr. 218/92 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de indirecte belastingen (BTW)(11) te wijzigen.

2.2. Concreet stelt de Commissie twee wijzigingen voor: een nieuwe titel III B invoegen, waardoor de verordening met zes nieuwe artikelen wordt uitgebreid, en de eerste zin van artikel 13, lid 1, wijzigen.

2.3. De betrokken operator dient de lidstaat van identificatie langs elektronische weg te informeren over de aanvang, wijziging of beëindiging van zijn activiteiten; de lidstaat van identificatie dient deze informatie samen met het toegekende identificatienummer binnen tien dagen na het einde van de maand waarin de informatie is ontvangen, langs elektronische weg door te geven aan de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten. De lidstaat van identificatie dient de andere lidstaten er eveneens langs elektronische weg van op de hoogte te brengen indien een operator uit het identificatieregister wordt verwijderd.

2.4. De betrokken operator doet bij de lidstaat van identificatie langs elektronische weg aangifte van BTW. Deze lidstaat stuurt de aangifte binnen tien dagen na het einde van de maand waarin de aangifte is ontvangen, langs elektronische weg door aan de bevoegde autoriteiten van de desbetreffende lidstaat. Indien de lidstaat van identificatie heeft voorgeschreven dat de belastingaangifte dient te luiden in een andere valuta dan de euro, zet hij de bedragen om in euro's tegen de op de laatste dag van de aangifteperiode geldende wisselkoers die door de Europese Centrale Bank is bekendgemaakt.

2.5. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten dienen een elektronische databank met informatie over de betrokken operators bij te houden.

2.6. De lidstaat van identificatie zorgt ervoor dat het bedrag dat door de operator is betaald, binnen tien dagen na het einde van de maand waarin de betaling is ontvangen, wordt overgemaakt naar de bankrekening in euro's die is aangewezen door de lidstaat van verbruik. Indien de operator niet de totale verschuldigde belasting voldoet, zorgt de lidstaat van identificatie ervoor dat de betaling naar de lidstaten van verbruik wordt overgemaakt in evenredigheid met de in elke lidstaat verschuldigde belasting. Hij brengt de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten daarvan langs elektronische weg op de hoogte. De lidstaten geven de relevante bankrekeningnummers voor de ontvangst van betalingen alsmede wijzigingen van het normale BTW-tarief langs elektronische weg door aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten. Van een wijziging van het BTW-tarief dient ook de Commissie in kennis te worden gesteld.

3. Opmerkingen

3.1. Het Comité steunt het onderhavige verordeningsvoorstel.

3.2. Wel wijst het Comité erop dat dit voorstel alleen goedgekeurd zou moeten worden indien het nieuwe voorstel tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG(12) m.b.t. de bijzondere regeling voor reisbureaus ook wordt goedgekeurd. Aanpassing van de verordening is namelijk alleen aanvaardbaar indien daadwerkelijk door middel van de voorziene wijziging van de richtlijn het beginsel wordt ingevoerd dat alle niet in de Gemeenschap gevestigde verleners van reisdiensten die zaken doen met klanten die in de Gemeenschap wonen, zich slechts in één lidstaat hoeven te identificeren.

3.3. Het Comité stemt in met het voorstel in de gewijzigde ontwerprichtlijn om de betrokken operators langs elektronische weg aangifte te laten doen. Het zou wellicht redelijker zijn om de operators van buiten de Gemeenschap ook andere dan elektronische registratiemogelijkheden te bieden, omdat zij dan eerder bereid zouden kunnen zijn tot identificatie en aangifte. Het Comité is zich er evenwel van bewust dat de lidstaten hiermee wellicht niet akkoord gaan omdat dit een grotere administratieve belasting zou betekenen.

3.4. Het belangrijkste punt van zorg van het Comité is dat er geen enkele garantie bestaat dat operators uit derde landen zich aan de in het verordeningsvoorstel opgenomen plicht tot het verstrekken van informatie en het betalen van belasting zullen onderwerpen. Daarmee dreigt het gevaar dat de doelstelling van de richtlijn om de oneerlijke concurrentie van operators van buiten de Gemeenschap aan te pakken, niet wordt verwezenlijkt.

3.5. Het Comité stemt in met de procedure voor de administratieve samenwerking tussen de lidstaat van identificatie en de overige lidstaten. Wel zou artikel 9 decies, lid 2, eerste alinea, van de verordening beter geformuleerd moeten worden. Het is nu namelijk niet duidelijk of de lidstaat van identificatie de BTW-aangifte van de operator aan alle andere lidstaten moet doorgeven of alleen aan de lidstaten waar de betrokken diensten zijn afgenomen.

3.6. Het Comité wijst erop dat in artikel 9 undecies niet verwezen moet worden naar "B" van artikel 26, lid 3, van Richtlijn 77/388/EEG maar naar "b)" (in ieder geval in de Spaanse versie), overeenkomstig de formulering van artikel 26 in het gewijzigd richtlijnvoorstel(13).

4. Conclusies

4.1. Het Comité steunt de inspanningen van de Commissie om een adequaat kader voor samenwerking tussen de lidstaten te scheppen dat ervoor zorgt dat de bijzondere regeling voor reisbureaus die de Commissie met de wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wil invoeren, naar behoren functioneert.

4.2. Het Comité deelt de mening van de Commissie dat een einde gemaakt moet worden aan de nadelige positie waarin operators uit de Gemeenschap ten opzichte van hun concurrenten uit derde landen verkeren.

4.3. De voorgestelde verordening is een stap op weg naar eerlijker concurrentieverhoudingen tussen operators uit derde landen en operators uit de Gemeenschap. Het is echter de vraag of dit doel gerealiseerd zal worden, omdat de dienstverleners uit derde landen wél bereid moeten zijn om zich in de Gemeenschap te registreren en BTW te betalen.

4.4. Het Comité gaat akkoord met de regels voor de uitwisseling van informatie in de voorgestelde verordening en met de procedure voor de overdrachten tussen de lidstaten, die voortvloeit uit de bijzondere regeling voor reisbureaus die de Commissie door middel van de wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wil invoeren.

4.5. Het Comité adviseert de Commissie artikel 9 decies, lid 2, eerste alinea, aan te vullen of te corrigeren, zodat duidelijk wordt aan welke lidstaten de lidstaat van identificatie de BTW-aangifte van de operator moet toezenden, en de verwijzing in artikel 9 undecies naar "B" van artikel 26, lid 3, van Richtlijn 77/388/EEG in ieder geval in de Spaanse versie te veranderen in "b)" overeenkomstig de formulering van artikel 26 in het voorstel tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG.

Brussel, 18 juni 2003.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

R. Briesch

(1) COM(2002) 64 def.

(2) PB C 241 van 7.10.2002, blz. 83.

(3) Verslag over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de bijzondere regeling voor reisbureaus (COM(2002) 64 - C5 - 0112/2002 - 2002/0041 (CNS)), PE 307.532, A5-0274/2002.

(4) PB L 128 van 15.5.2002, blz. 41.

(5) PB L 128 van 15.5.2002, blz. 1.

(6) PB C 116 van 20.4.2001, blz. 59.

(7) COM(2003) 78 def.

(8) PB L 24 van 1.2.1992, blz. 1.

(9) COM(2003) 78 def./2.

(10) COM(2003) 78 def.

(11) PB L 24 van 1.2.1992, blz. 1.

(12) COM(2003) 78 def.

(13) COM(2003) 78 def.