52003AE0578

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — Naar een strategie voor de bescherming en de instandhouding van het mariene milieu" (COM(2002) 539 def.)

Publicatieblad Nr. C 208 van 03/09/2003 blz. 0016 - 0022


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Naar een strategie voor de bescherming en de instandhouding van het mariene milieu"

(COM(2002) 539 def.)

(2003/C 208/04)

Op 2 oktober 2002 heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 262 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de voornoemde mededeling.

De gespecialiseerde afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu", die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 1 april 2003 goedgekeurd; rapporteur was mevrouw Sánchez Miguel.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft dit advies tijdens zijn 399e zitting op 14 en 15 mei 2003 (vergadering van 14 mei) met 103 stemmen vóór en geen stemmen tegen, bij 3 onthoudingen, goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. Van de vele onderwerpen die in het zesde milieuactieprogramma (MAP 6) aan de orde gekomen zijn, verdienen vooral de bescherming en een duurzaam gebruik van de zeeën d.m.v. de bescherming en het behoud van het mariene milieu de nodige aandacht. Het is inmiddels wel duidelijk dat afzonderlijke maatregelen voor het mariene milieu niet het gewenste effect hebben; vele van de gevaren waar men tijdens het opstellen van het zesde MAP van doordrongen raakte zijn bewaarheid, en wel op een manier die de somberste verwachtingen overtreft.

1.2. De verwachting is dat de biodiversiteit van de zee ernstig zal teruglopen, habitats vernietigd zullen worden door de uitbreiding van havens en er steeds meer gevaarlijke stoffen en nutriënten in zee zullen terechtkomen. Ook gezien andere factoren waar niet altijd ten volle rekening mee wordt gehouden, zoals het vervoer over zee of de visserij, dient er gezorgd te worden voor een goede coördinatie tussen alle sectoren die invloed hebben op het mariene milieu, zodat een algemeen beleid kan worden uitgewerkt om de aantasting van onze zeeën een halt toe te roepen.

1.3. In eerste instantie zou men zich bij de coördinatie van de verschillende beleidsmaatregelen moeten concentreren op het mariene milieu in de (toekomstige) EU, dus op de zeeën en oceanen die deel uitmaken van de territoriale wateren van de huidige EU en van de kandidaat-lidstaten. De invloed die internationale verdragen en overeenkomsten kunnen hebben, mag hierbij niet uit het oog worden verloren.

1.4. Op deze manier wordt de strategie voor het behoud en de bescherming van het mariene milieu ingebed in de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling, die het mogelijk maakt dat economische en sociale vooruitgang hand in hand gaat met de bescherming van het milieu.

1.5. In internationaal verband verdient het aanbeveling om rekening te houden met een aantal conclusies van de Top van Johannesburg(1), en dan vooral de conclusies die betrekking hebben op de hoofdstukken over oceanen en zeeën, visserij, vervuiling van de zee en onderzoek. Met name de volgende zijn gezien hun mogelijk mondiale uitwerking van belang:

- vóór 2010 een "ecosysteemaanpak" invoeren, rekening houdend met de Verklaring van Reykjavik over verantwoorde visserij in het mariene ecosysteem en beslissing 5/6 van de Conferentie van partijen bij het Biodiversiteitsverdrag;

- hoofdstuk 17 van Agenda 21 uitvoeren, dat voorziet in een actieprogramma voor een duurzame ontwikkeling van oceanen, zeeën en kustgebieden;

- een coördinatiemechanisme tussen de instellingen van de Verenigde Naties opzetten;

- visbestanden handhaven of herstellen op zodanige niveaus dat ze de maximaal duurzame vangst kunnen genereren; voor uitgeputte bestanden dient dit niet later dan 2015 te gebeuren;

- de gedragscode voor verantwoorde visserij van 1995 toepassen;

- zo snel mogelijk - vóór 2005 - het FAO-actieplan voor het beheer van visserijcapaciteit en - vóór 2004 - het actieplan ter bestrijding van illegale visserij uitvoeren;

- donorcoördinatie stimuleren en samenwerkingsverbanden versterken zodat nationale en regionale overheden beter in staat zijn te zorgen voor nieuwe infrastructuur en voor een geïntegreerd beheer van visbestanden;

- de duurzame ontwikkeling van aquacultuur steunen;

- het wereldactieprogramma en de Verklaring van Montreal over de bescherming van het mariene milieu tegen op het land gevestigde activiteiten uitvoeren, met in de periode 2002-2006 bijzondere aandacht voor stedelijk afvalwater en voor de fysieke verandering en vernietiging van habitats;

- zorgen voor een beter grensoverschrijdend zeevervoer van radioactief materiaal, giftig afval en brandstof;

- de wetenschappelijke en technische samenwerking verbeteren door regelmatig verslag uit te brengen aan de Verenigde Naties over de toestand van het mariene milieu.

1.6. Vaak zijn de Europese doelstellingen en maatregelen op milieugebied echter beter omschreven en gaan zij verder dan de tijdens de Top van Johannesburg vastgestelde doelstellingen en maatregelen. Om ervoor te zorgen dat de Overeenkomsten van Kyoto en Göteborg worden uitgevoerd, zou de EU zich daarom als dé drijvende kracht achter bovengenoemde maatregelen moeten opwerpen.

1.7. De mededeling geeft het startschot voor een discussie over een strategie voor de bescherming en het behoud van het mariene milieu in de EU. De strategie zou echter niet alleen betrekking moeten hebben op Europa, maar ook op de rest van de wereld, omdat eventuele besluiten dan veel meer effect kunnen sorteren. Het mariene milieu verslechtert namelijk waar we bijstaan, en om het tij te keren zijn geen sectorale of nationale, maar EU- en internationale maatregelen nodig.

2. Inhoud van de Mededeling

2.1. Over veel aspecten van de huidige situatie van het mariene milieu ontbreekt het de EU aan informatie. Er is geen sprake van een geïntegreerde aanpak bij alle beleidsmaatregelen die van invloed zijn op dit milieu, en de Commissie ziet zich daarom genoodzaakt om alle beschikbare informatie in kaart te brengen, zodat zij een basis krijgt voor een toekomstige thematische strategie.

2.2. De beschikbare informatie over de milieukwaliteit van de zeeën en oceanen bestaat voornamelijk afkomstig uit:

- regionale mariene verdragen(2);

- verslagen van het Europees Milieuagentschap;

- gegevens over biodiversiteit die zijn vergaard bij de herziening van het gemeenschappelijk visserijbeleid(3); bouwwerken op zee, eutrofiëring van het water, vervoer en lozingen van olie, enz.

2.3. Verder verdienen de huidige normen op het gebied van de bescherming en het behoud van het mariene milieu de nodige aandacht. Er zijn namelijk twee soorten normen: normen die alleen binnen de EU gelden en normen met een internationaal karakter. De eerste normen(4), die een algemene strekking hebben, zijn de Waterkaderrichtlijn (WKR)(5), de Habitat-(6) en de Vogelrichtlijn(7) en de IPCC-richtlijn(8), al is in dit verband ook een rol weggelegd voor richtlijnen met een meer specifieke inhoud zoals alle richtlijnen over de behandeling van afvalwater, zwemwater, normen voor zeevervoer en het GLB.

2.4. Internationale normen zijn opgenomen in verdragen die uiteenlopende zaken regelen: van de bescherming van het mariene milieu in het algemeen tot de concrete bescherming van mariene diersoorten, de preventie van vervuiling door gevaarlijke stoffen en chronische olievervuiling. De belangrijkste verdragen zijn OSPAR(9), HELCOM(10) en Barcelona(11).

2.5. Bij de informatievoorziening over de gevolgen van de toepassing van de huidige normen stuit men op twee problemen: enerzijds manifesteren deze gevolgen zich pas na langere tijd en anderzijds houden de lidstaten geen toezicht op de toestand van hun zeewater. De Commissie belicht de situatie vanuit twee invalshoeken:

- lacunes in de beschikbare informatie;

- een overzicht van de huidige activiteiten op het gebied van toezicht, evaluatie, verslaglegging, gegevensbeheer en onderzoek(12).

2.6. Aangezien de situatie allerminst positief te noemen is, wordt voor alle afzonderlijke aspecten van het mariene milieu een serie doelstellingen voorgesteld. In het algemeen stelt de Commissie dat de strategie voor het mariene milieu een bijdrage moet leveren aan de verwezenlijking van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling. Dit betekent, in overeenstemming met het zesde milieuactieprogramma, dat er steun moet komen voor een duurzaam gebruik van de zeeën en voor het behoud van mariene ecosystemen, inclusief de zeebodem, kuststreken en riviermondingen. Plaatsen met de grootste biodiversiteit dienen de meeste aandacht te krijgen.

2.6.1. Voor de volgende aspecten moeten concrete doelstellingen worden vastgelegd:

- de achteruitgang van de biodiversiteit en de vernietiging van habitats (er worden drie doelstellingen genoemd waarvan de verwezenlijking het tij zou moeten keren)

- gevaarlijke stoffen (één doelstelling)

- eutrofiëring (één doelstelling)

- radionucliden (één doelstelling)

- chronische vervuiling door olie (één doelstelling)

- afval (één doelstelling)

- zeevervoer (één doelstelling)

- volksgezondheid en milieu (één doelstelling)

- klimaatveranderingen (drie doelstellingen)

- verbetering van het kennisbestand (één doelstelling).

2.7. Om de voorgestelde doelstellingen te kunnen verwezenlijken stelt de Commissie 23 preventie- en voorzorgsmaatregelen voor. Al deze maatregelen stroken met de huidige wetgeving en zijn vooral bedoeld om bepaalde gebieden de status van beschermd natuurgebied toe te kennen en, in overeenstemming met de regionale verdragen in kwestie, regionale waterbeheerprogramma's op te stellen en zo de biodiversiteit op peil te houden.

2.8. Een aantal maatregelen heeft tot doel om de coördinatie en de samenwerking te verbeteren, niet alleen in EU-, maar ook in internationaal verband. Vermeldenswaard is in dit verband het voorstel om de coördinatie tussen alle organisaties die zich bezighouden met de bescherming van het mariene milieu op VN-niveau en in het kader van Agenda 21 te verbeteren.

2.9. De verbetering van het kennisbestand is één van de maatregelen waarmee tot dusverre de meeste vooruitgang is geboekt, aangezien er al een tijdschema is opgesteld voor de ontwikkeling van bewakingsprocedures; het tijdschema van de waterkaderrichtlijn heeft hierbij als voorbeeld gediend.

3. Algemene opmerkingen

3.1. Het EESC is ingenomen met het voorstel van de Commissie, omdat zij hiermee het startschot geeft voor een discussie waaraan zal worden deelgenomen door alle partijen die belang hebben bij het behoud en de bescherming van het mariene milieu. Gezien de betreurenswaardige en steeds vaker voorkomende verontreinigingen van het zeewater zouden de lidstaten zich echter veel sterker moeten inzetten voor de naleving van de wetgeving in kwestie. Bovendien zouden de veroorzakers van deze verontreinigingen hiervoor daadwerkelijk aansprakelijk moeten worden gesteld.

3.2. Het EESC is zeer te spreken over de beginselen die ten grondslag liggen aan de mededeling, zoals de coördinatie van alle maatregelen die op een bepaald milieu van invloed zijn, in dit geval het mariene milieu. In veel van zijn eerdere adviezen heeft het al aangedrongen op de inachtneming van deze beginselen. In de ogen van het EESC is de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling alleen uitvoerbaar als dergelijke maatregelen over de hele linie ten uitvoer worden gelegd. Het heeft echter weinig zin om steeds weer nieuwe wetgeving in te voeren als de verschillende overheidsinstanties deze niet toepassen en ook geen controle uitoefenen op de naleving ervan. De verdeling van bevoegdheden tussen deze instanties mag niet leiden tot een "wetgevingsvacuüm" dat de effectiviteit van de normen zou kunnen ondermijnen.

3.3. Met de meeste van bovengenoemde doelstellingen blijkt de Commissie ernaar te streven naleving van de huidige wetgeving te garanderen, de effecten van stoffen in en andere aantastingen van het mariene milieu te analyseren en te evalueren, andere effecten in het oog te houden en te bestuderen enzovoort. De Commissie stelt een "ecosysteemaanpak" voor, een nieuwe methode waar het EESC alleen maar mee in kan stemmen, maar ze legt niet uit wat deze precies inhoudt, wat wel zou moeten om te kunnen nagaan of deze aanpak aansluit op de uiteengezette strategie (doelstellingen en maatregelen)(13). In de Middellandse Zee zijn bijvoorbeeld al 33 verschillende ecosystemen in kaart gebracht waarop, afhankelijk van hun ligging, zeer uiteenlopende factoren inwerken.

3.4. Verder beperkt de Commissie zich er in de samenvatting van de strategie toe de huidige lijn van richtsnoeren en maatregelen gewoon door te trekken. Net als vele andere milieumaatregelen komen deze echter neer op: "een stap vooruit wat de bescherming van het milieu betreft, maar twee stappen achteruit wat het milieu zelf betreft". Alle maatregelen die zij vervolgens voorstelt om de doelstellingen te verwezenlijken, houden slechts het volgende in:

- de huidige richtlijnen uitvoeren en/of aanpassen;

- evalueren, bestuderen, analyseren, observeren;

- verdragen, rapporten coördineren.

3.5. Er is mogelijk een andere strategie nodig. De aandacht zou hierbij vooral kunnen uitgaan naar effectiviteit, dit wil zeggen dat de EU gebruik moet maken van haar vermogen om haar invloed te doen gelden op het gebied van het mariene milieu via:

- wetgevingsinstrumenten (bindende instrumenten en eenvoudige overeenkomsten enverdragen);

- economische instrumenten (handelsakkoorden, programma's voor economische hulpverleningaan derde landen).

3.6. Op deze manier zouden per gebied maatregelen kunnen worden vastgesteld. Bijvoorbeeld:

- gebied 1: kustwateren die deel uitmaken van de territoriale wateren van de lidstaten en waarvoor de EU wat regelgeving, bewaking en sancties betreft volledig bevoegd is en waarvoor al een groot aantal EU- en nationale bepalingen van kracht is;

- gebied 2: wateren en zeeën die de tweehonderdmijlszone van de lidstaten vormen waar de EU haar politieke dan wel economische invloed kan doen gelden (de zgn. "exclusieve economische zone");

- gebied 3: wateren en zeeën waar de invloed van de EU gering is omdat het internationale wateren zijn (visgronden van de EU-vloot, vakantiebestemmingen van EU-burgers).

3.7. De bovengenoemde EU-wetgeving inzake het mariene milieu blijkt wat de bescherming hiervan betreft op veel punten te kort te schieten. Sommige maatregelen worden momenteel dan ook herzien en andere worden (nog) niet toegepast omdat ze pas na een overgangsperiode van kracht worden, een groot aantal lidstaten er bezwaar tegen heeft(14), of omdat er bij de omzetting en de daaropvolgende toepassing vertraging is opgetreden.

3.8. Maritieme verdragen spelen een zeer belangrijke rol in de Mededeling. Deze rol moet worden beperkt en ten dele worden overgenomen door wetgevingsinitiatieven van de EU. Deze internationale overeenkomsten houden verregaande restricties in stand, meestal met betrekking tot echt bindende verplichtingen. Ze zijn van groot belang om bijvoorbeeld strategieën vast te stellen voor de verwezenlijking van doelstellingen en om een heterogene groep van landen bij een en ander te betrekken, maar het is geen instrument dat sancties kan opleggen bij niet-naleving als hiervoor in de wetgeving van elke lidstaat geen duidelijke handhavingregeling is opgenomen. Bovendien brengen de langdurige procedures voor het opstellen, ratificeren en in werking laten treden van deze overeenkomsten met zich mee dat zij niet gemakkelijk kunnen worden aangepast aan de vooruitgang op wetenschappelijk, technisch of sociaal gebied.

3.9. Internationale verdragen hebben slechts een beperkte reikwijdte. Aan de ene kant in geografische zin: zij gelden slechts voor die gedeelten van oceanen en zeeën die deel uitmaken van de territoriale wateren van de lidstaten en, in het beste geval, van een aantal aangrenzende landen. Hierdoor kunnen zij geen bescherming bieden in andere gebieden waar de EU echter wel belangen heeft, zoals de door Europese ondernemingen geëxploiteerde visgronden in het Afrikaanse deel van de Atlantische Oceaan. Aan de andere kant zijn ze maar in beperkte mate bindend, aangezien hun naleving niet kan worden afgedwongen, wat ze enigszins vleugellam maakt.

3.9.1. De EU moet haar milieubeleid - ondanks het beperkte effect ervan - echter wel verder blijven ontwikkelen in het kader van haar activiteiten binnen internationale conferenties en organisaties, ter verdediging van het duurzame ontwikkelingsmodel.

3.10. De voorgestelde doelstellingen zouden in de volgende drie cruciale richtingen moeten worden uitgebreid:

- de preventie van ernstige ongelukken op zee en op land met gevolgen voor het mariene milieu; hiervoor bestaan al richtlijnen (Seveso II, Erika);

- het beheer van het gebruik van alle kustgebieden, zoals vastgelegd in de WKR (ruimtelijke ordening, infrastructuur, bijbehorende economische activiteiten, verwerking van afvalwater);

- het internationale zeevervoer en dubieuze juridische praktijken zoals het "onder goedkope vlag varen", de belangrijkste oorzaak van de wanorde die momenteel op dit gebied heerst en van de hiermee samenhangende milieuschade (lozingen, ongelukken, vervoer van gevaarlijke producten waarbij de risico's worden genegeerd, gebruik van stoffen die giftig zijn voor het mariene milieu).

3.11. De overige in de Mededeling opgesomde doelstellingen zijn zeer ambitieus en gezien de algemene doelstelling (duurzaam gebruik van de zee en behoud van de mariene ecosystemen) ook zeker redelijk te noemen. De bijbehorende maatregelen en het voorgestelde tijdschema sluiten echter niet goed aan op de doelstellingen.

3.12. De 23 maatregelen die bij de 14 doelstellingen horen zijn in geen enkel opzicht innovatief en bieden ook geen basis voor een geïntegreerd beleid. In de waterkaderrichtlijn is deze "hoeksteen" van de integratie van verschillende beleidsmaatregelen de "goede staat" van de wateren.

3.13. Bij veel van de maatregelen is geen termijn aangegeven waarbinnen deze zouden moeten worden verwezenlijkt; waar dat wel is gebeurd, gaat het om zulke lange termijnen dat de verhoopte resultaten maar moeilijk bereikt zullen worden. Een uitzondering vormen sommige door de Commissie te verrichten analyses (2004: evaluatie van de relatie tussen de OSPAR-strategie en radioactieve stoffen, van de strategie om olielozingen uit verschillende bronnen uit te bannen en van maatregelen om afvalstortingen aan te pakken).

De termijnen ter beperking van chronische olieverontreiniging zijn bijvoorbeeld:

- 2010: in dat jaar mogen de geldende grenswaarden voor lozingen niet meer worden overschreden;

- 2020: in dat jaar moeten de bronnen van lozingen zijn aangepakt.

Deze lange termijnen zijn onbegrijpelijk, aangezien het met de huidige technologie al mogelijk is om illegale lozingen door schepen onmiddellijk op te sporen (ENVISAT-satelliet).

3.14. Wat de evaluatie van de werking van de EU-richtlijnen betreft: de toestand van de zeeën in de EU wordt op verschillende manieren in de gaten gehouden. Uit de indicatoren in kwestie blijkt niet dat er veel vooruitgang wordt geboekt; er is vaker sprake van achteruitgang. Zo heeft de kustvisserij te kampen met het probleem dat de visbestanden uitgeput raken, zijn viskwekerijen in milieu-opzicht niet altijd even duurzaam enzovoort.

3.15. Deze achteruitgang doet zich voor ondanks de vele richtlijnen die het beheer en het gebruik van de territoriale wateren moeten reguleren. Het is daarom zaak om het effect van de EU-wetgeving te evalueren, teneinde de oorzaken van haar relatief slechte werking weg te nemen en concrete maatregelen ter verhoging van haar effectiviteit te treffen. Bij deze evaluatie moeten alle betrokken partijen (milieudeskundigen, vakbonden, bedrijfsleven) worden betrokken en er dienen de nodige financiële en wetenschappelijk-technische middelen voor te worden vrijgemaakt. Het Europees milieuagentschap dient hierbij een doorslaggevende rol te krijgen.

4. Voorstellen voor nieuwe maatregelen ter bescherming en tot behoud van het mariene milieu

4.1. De voorgestelde maatregelen zijn, volgens het EESC, niet afdoende, te oordelen naar wat er allemaal is gebeurd sinds de publicatie van de mededeling. Verder zouden de maatregelen alle regels moeten omvatten waarmee de naleving van de al geldende EU-bepalingen kan worden verbeterd.

4.2. Zonder de doelstelling van de mededeling uit het oog te verliezen, namelijk de bescherming en het behoud van het mariene milieu, zouden er ook maatregelen in moeten worden opgenomen om enerzijds de coördinatie tussen de verschillende beleidsmaatregelen die gevolgen hebben voor het mariene milieu te verbeteren en anderzijds situaties aan te pakken die aanleiding kunnen geven tot grote ongerustheid onder de Europese bevolking.

4.2.1. Ten behoeve van de samenhang van alle verschillende beleidsmaatregelen zou de Commissie het begrip "goede staat van het mariene milieu" moeten definiëren als de ultieme doelstelling van de 23 maatregelen die bij de 14 doelstellingen horen. Op die manier zouden alle maatregelen met elkaar verbonden zijn en is er sprake van een innoverende, de samenhang versterkende methode.

4.2.2. Verder zou de achteruitgang van het mariene milieu een halt kunnen worden toegeroepen als de termijnen voor de toepassing van de wetgeving en de periodes die worden voorgesteld voor milieubeschermings- en milieubehoudmaatregelen worden ingekort. Door de lange termijnen die de Commissie voorstelt zouden de maatregelen ineffectief worden, aangezien de toestand van het mariene milieu in een alarmerend tempo verslechtert.

4.2.3. Zoals afgesproken tijdens de Raad van Kopenhagen, die op 12 en 13 december 2002 plaatsvond, moet het toezicht op de naleving van de internationale verdragen via de IMO worden verbeterd(15). Op die manier kunnen de normen voor bescherming en behoud van het mariene milieu een bredere toepassing krijgen. Tegelijkertijd moet worden geprobeerd om de effectiviteit van deze verdragen te vergroten door aangesloten derde landen met technische en financiële hulp te belonen voor een goede naleving ervan.

4.2.4. Een belangrijk onderwerp, zo is bij de meest recente rampen op zee gebleken, is het wetenschappelijk onderzoek naar zogenoemde bioremediëringssystemen met behulp waarvan schade op een milieuvriendelijkere manier kan worden hersteld(16). Wat dit betreft zou de Commissie moeten zorgen voor een betere coördinatie tussen het zesde onderzoeksprogramma en het zesde milieuprogramma, zodat een gedeelte van de hiervoor gereserveerde middelen kunnen worden besteed aan concreet milieuonderzoek.

4.2.5. Naast de nieuwe voorgestelde maatregelen, zijn er ook inspanningen nodig om te zorgen voor voorlichting over de milieumaatregelen; onderwijs moet een instrument blijven om de nodige kennis te ontwikkelen en om de toepassing van het milieubeleid in de toekomst veilig te stellen.

4.2.6. Met betrekking tot het opnemen van nieuwe maatregelen om de oorzaken van recente rampen op zee te helpen voorkomen - een groot aantal hiervan is al eerder goedgekeurd, in ongeveer dezelfde omstandigheden als nu(17) - moet onderscheid worden gemaakt tussen maatregelen die alleen gelden voor nog niet van kracht zijnde wetgeving, maatregelen die enige economische ondersteuning vergen om te kunnen worden uitgevoerd en maatregelen die nog verder ontwikkeld moeten worden.

4.2.6.1. Tot de eerste categorie behoren o.m. de volgende maatregelen:

- herziening van Verordening (EG) nr. 417/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 18 februari 2002(18) betreffende een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor olietankschepen, zodat hierin ook de doelstelling van schone, veilige schepen wordt opgenomen;

- onmiddellijke toepassing van Richtlijn 2001/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 september 2001 tot wijziging van Richtlijn 95/21/EG betreffende de naleving van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord;

- goedkeuring en toepassing van de voorgestelde richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over milieuaansprakelijkheid ter preventie en tot herstel van milieuschade, en van de voorgestelde richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht(19).

4.2.6.2. De tweede groep - d.w.z. de maatregelen die alleen economische ondersteuning van de EU nodig hebben om te kunnen worden uitgevoerd(20) - omvat o.m.:

- de onmiddellijke uitvoering van de maatregelenpakketten Erika I en Erika II, en dan vooral de aanwijzing van havens waar schepen in geval van nood terecht kunnen, de uitbreiding van een trans-Europees netwerk om het zeevervoer te bewaken, en het ter beschikking stellen door de lidstaten van een voldoende aantal inspecteurs voor de EU-havens;

- via het instellen van corridors ver uit de kust moeten gevaarlijke schepen weg worden gehouden van de belangrijkste zeeroutes;

- er moeten systemen worden ingevoerd waarmee controle kan worden uitgeoefend op de landen waar de boten geregistreerd staan;

- onderzoek naar en inventarisatie van in zee gedumpt afval (zoals chemische bommen en vaten met radioactieve producten).

4.2.6.3. In de derde plaats moeten er nieuwe methoden ontwikkeld worden bij de toepassing van wetten, die het moeilijker maken voor ondernemingen en bevoegde instanties om middelen te hanteren om verantwoordelijkheden, controles en belastingen te ontlopen, zoals "goedkope vlaggen", "brievenbusmaatschappijen" die de eigendom van schepen bezitten enz.

4.3. Het EESC maakt zich zorgen over het gebrek aan coördinatie tussen de verschillende bevoegde instanties op het niveau van de lidstaten en tussen regionale instanties op nationaal of internationaal niveau. Het bepleit dan ook dat gebruik zal worden gemaakt van bepaalde regelingen die al in de communautaire wetgeving bestaan, zoals bijvoorbeeld de bepaling in de waterkaderrichtlijn dat de verschillende bestuursorganen in een stroomgebied bij de uitvoering van het plan voor het desbetreffende waterbekken moeten samenwerken en elkaar vooral voortdurend op de hoogte moeten houden van de ontwikkelingen op elk van de deelgebieden van het plan.

Brussel, 14 mei 2003.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

R. Briesch

(1) Top van Johannesburg (Zuid-Afrika) van 2002 over duurzame ontwikkeling, gehouden van 26 augustus tot en met 4 september, hoofdstukken I-IV.

(2) Bijlage I, met informatie uit rapporten over deze verdragen.

(3) COM(2002) 181 def. PB C 85 van 8.4.2003.

(4) Zie bijlage 2.

(5) Richtlijn 2000/60/EG - PB L 327 van 22.12.2000.

(6) Richtlijn 92/43/EEG - PB L 206 van 22.7.1992.

(7) Richtlijn 79/409/EEG - PB L 103 van 25.4.1979.

(8) Richtlijn 96/61/EG - PB L 82 van 22.3.1997.

(9) Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan.

(10) Verdrag van Helsinki inzake de bescherming van het mariene milieu van de Oostzee.

(11) Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu en de kust van de Middellandse Zee.

(12) Bijlage 3.

(13) Tijdens de "Stakeholder"-conferentie over het voorstel van de Commissie, die van 4 t/m 6 december 2002 in Koge, Denemarken, is gehouden, werd dit begrip als volgt gedefinieerd: "een alomvattend geïntegreerd beheer van menselijke activiteiten op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke kennis van ecosystemen en hun dynamiek, teneinde de invloeden die de mariene ecosystemen bedreigen, in kaart te brengen en aan te pakken, en zo te komen tot een duurzaam gebruik van goederen en diensten en tot instandhouding van het hele ecosysteem". De ecosysteemaanpak is bovendien het belangrijkste kader voor activiteiten uit hoofde van het Biodiversiteitsverdrag. Een op ecosysteem gebaseerde benadering van de biodiversiteit van zeeën en kustgebieden wordt op het ogenblik uitgewerkt.

(14) Hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid COM(2002) 181 def. - PB C 85 van 8.4.2003.

(15) Zie de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de verhoging van de veiligheid op zee (COM(2002) 681 def.) en de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Kopenhagen van 12 en 13 december 2002 (13.12.2002, nr. 400/02).

(16) Na de ramp met de Exxon Valdez voor de kust van Alaska zijn hiermee goede resultaten behaald.

(17) De door het Europees Parlement en de Raad goedgekeurde maatregelen, die deel uitmaken van het pakket Erika I en Erika II, zijn op 1 januari 2003 van kracht geworden voor enkelwandige vaartuigen.

(18) De Commissie heeft op 20 december 2002 een voorstel tot wijziging ingediend.

(19) De toepassing van het beginsel dat de vervuiler moet betalen zou overeenstemmen met wat in de Verenigde Staten al gangbaar is. Exploitanten zouden echter niet de kans mogen krijgen om zich aan deze aansprakelijkheid te onttrekken door onder goedkope vlag te gaan varen en zo de EU-wetgeving te omzeilen, iets wat nu al gebeurt. De Commissie heeft in dit verband onlangs een voorstel ingediend voor een richtlijn inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties (COM(2003) 92 def.)

(20) Tijdens de Europese Raad van 20 en 21 maart 2003 is besloten deze steun uit te breiden.