52002SC0124

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de vaststelling van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie /* SEC/2002/0124 def. - COD 2000/0189 */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de vaststelling van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie

2000/0189 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de vaststelling van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie

1. Achtergrond

Op 12 juli 2000 diende de Commissie een voorstel in voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (COM(2000) 385 - C5-0439/2000 - 2000/0189 (COD)) met de bedoeling dat dit in het kader van de medebeslissingsprocedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zou worden goedgekeurd [1].

[1] PB L 365 E van 19.12.2000, blz. 223.

Het Economisch en Sociaal Comité bracht hierover op 24 januari 2001 advies uit [2].

[2] PB C 123 van 25.4.2001, blz. 53.

Op 13 november 2001 stelde het Europees Parlement in eerste lezing een wetgevingsresolutie vast waarin het een reeks amendementen had opgenomen (A5-0374/2001).

De Raad bereikte op de vergadering van de Telecommunicatieraad van 6 december 2001 politieke overeenstemming over een gemeenschappelijk standpunt. De Raad stelde op 28 januari 2002 overeenkomstig artikel 251 van het EG-Verdrag zijn gemeenschappelijk standpunt vast [3].

[3] Nog niet gepubliceerd.

In deze mededeling wordt het advies van de Commissie over het gemeenschappelijk standpunt van de raad uiteengezet, overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag.

2. Doel van het voorstel van de Commissie

De voorgestelde richtlijn maakt deel uit van een pakket van vijf richtlijnen en een beschikking, waarmee het huidige regelgevingskader voor elektronische communicatiediensten en -netwerken in de Gemeenschap zal worden hervormd. Een van de doelstellingen van deze algemene hervorming is om tot voorschriften te komen die neutraal zijn ten aanzien van de technologie. Het regelgevingskader moet ervoor zorgen dat alle diensten op equivalente wijze worden behandeld, ongeacht de technologische middelen met behulp waarvan zij worden verstrekt.

Dit betekent ook dat de consument en de gebruiker dezelfde mate van bescherming moeten krijgen, onafhankelijk van de technologie die door een bepaalde dienst wordt gebruikt. Handhaving van een hoog niveau van data- en privacybescherming is een van de uitdrukkelijke doelstellingen van de huidige hervorming.

De voorgestelde richtlijn moet in de plaats komen van Richtlijn 97/66/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector, die op 15 december 1997 door het Europees Parlement en de Raad is vastgesteld. Met het voorstel worden de huidige voorschriften aangepast aan nieuwe en te verwachten ontwikkelingen binnen de elektronische communicatiediensten en -technologieën.

3. Reactie op de verschillen tussen het gemeenschappelijk standpunt van de Raad en het advies van het Europees Parlement

3.1. Samenvatting van het standpunt van de Commissie

De Commissie verwelkomt het feit dat de Raad de meeste amendementen van het EP volledig of in gewijzigde vorm in zijn gemeenschappelijk standpunt heeft verwerkt. De resulterende tekst is evenwichtig en solide, weerspiegelt in hoge mate het advies van het EP en krijgt de volle steun van de Commissie.

3.2. Punten van verschil tussen het gemeenschappelijk standpunt van de Raad en het door het Europees Parlement in eerste lezing vastgestelde advies

3.2.1 Overwegingen

Overweging 11 [oude overweging 10] - (nationale maatregelen die rechten en plichten beperken)

De Commissie gaat akkoord met de verwijzing naar het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden die het EP in amendement 4 had opgenomen en die ook in het gemeenschappelijk standpunt is verwerkt. Het amendement verduidelijk voorts dat eventuele nationale maatregelen waardoor de in de richtlijn beschreven rechten en plichten worden beperkt, in een democratische samenleving alleen door noodzaak mogen worden ingegeven en evenredig moeten zijn met het beoogde doel.

Het EP had ook een verklaring opgenomen dat elke vorm van grootschalige algemene of verkennende controle op het elektronisch communicatieverkeer op grond van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) verboden is. De Raad heeft deze toelichting verworpen. Een interpretatie van de jurisprudentie van het EHRM zou duidelijk niet op haar plaats zijn in de context van deze richtlijn en de voorgestelde verklaring zou al evenmin recht doen aan het geheel van criteria die het Hof consequent heeft toegepast. De Commissie kan zich daarom vinden in de formulering van het gemeenschappelijk standpunt.

Nieuwe overwegingen 2, 13-18, 22, 23, 26-28, 31, 32 en 39, toevoegingen aan de overwegingen 20 en 33

Diverse nieuwe overwegingen zijn toegevoegd, de meeste naar aanleiding van amendementen van het Europees Parlement, om een nadere uitleg te geven van de betekenis en reikwijdte van de verschillende, in de richtlijn gebruikte definities en termen, om voorbeelden te geven van de toepassing ervan en om een toelichting te geven op de achtergronden van de wettelijke voorschriften. De Commissie beschouwt deze overwegingen als een duidelijke verbetering van haar oorspronkelijke voorstel:

* Amendement 1 van het EP introduceerde een nieuwe overweging waarin gerefereerd wordt aan het Handvest van Nice betreffende de grondrechten van de Europese Unie. De Raad heeft deze nuttige verheldering van de context van deze richtlijn na enkele kleine redactionele wijzigingen opgenomen in overweging 2.

* In overweging 13 wordt toegelicht dat ook een vooruitbetaalde kaart moet worden beschouwd als een contract in de zin van de richtlijn.

* In overweging 14 worden ter verduidelijking enkele voorbeelden gegeven van soorten gegevens die onder de definitie van locatiegegevens vallen.

* In overweging 15 wordt uitgelegd dat het onderscheid tussen de inhoud van het communicatieverkeer en de desbetreffende verkeersgegevens niet meer zo duidelijk is als vroeger bij de traditionele spraaktelefonienetwerken. Dit is relevant voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn.

* Overweging 16, in de formulering van amendement 2 van het EP, maakt duidelijk dat de inhoud van omroepdiensten als zodanig niet onder de definitie van communicatie in de zin van deze richtlijn valt, aangezien deze diensten per definitie bestemd zijn voor een onbeperkt publiek. In gevallen waarin het mogelijk is te bepalen welke informatie van omroepdiensten door een individuele ontvanger wordt ontvangen, wordt de privacy van de ontvanger evenwel door de richtlijn gegarandeerd.

* Amendement 8 van het EP is opgenomen als overweging 17 en maakt duidelijk dat ook ingeval de gebruiker of abonnee een rechtspersoon is, de definitie van toestemming als bepaald in Richtlijn 95/46/EG van toepassing is. Deze overweging maakt ook duidelijk dat op internet toestemming kan worden gegeven door het afvinken van een hokje.

* In overweging 18 staan, in navolging van amendement 7 van het EP, enkele voorbeelden van diensten met toegevoegde waarde.

* Amendement 5 van het EP is opgenomen in overweging 20 (oude overweging 13). Aan de voorbeelden is analoge mobiele telefonie toegevoegd en ter verduidelijking wordt hier verklaard dat dienstverleners altijd voor eigen rekening een normaal veiligheidsniveau dienen te garanderen en dat zij zichzelf niet van deze verplichting kunnen ontslaan door de gebruikers en abonnees op het bestaan van bijzondere risico's te wijzen.

* In overweging 22, waarin amendement 9 van het EP is opgenomen, wordt uitgelegd dat wanneer bij de doorgifte van het communicatieverkeer om technische redenen tijdelijke opslag van informatie noodzakelijk is, dit niet in strijd is met artikel 5 van de richtlijn, mits de vertrouwelijkheid van dit communicatieverkeer gewaarborgd blijft. Deze overweging maakt ook duidelijk dat het "cachen" van informatie toegestaan is, als de gecachete informatie tenminste niet in verband kan worden gebracht met de individuele gebruikers die eerder van deze informatie gebruik hebben gemaakt.

* Overweging 23 sluit aan bij amendement 10 van het EP en verduidelijkt dat wanneer het communicatieverkeer conform artikel 5 voor rechtmatige zakelijke doeleinden wordt geregistreerd, de gebruiker hiervan in kennis dient te worden gesteld. Ook mogen de geregistreerde gegevens niet langer worden bewaard dan voor het oorspronkelijke doel noodzakelijk is.

* In overweging 26 worden de mogelijkheden voor de verwerking van verkeersgegevens met toestemming van de gebruiker of abonnee voor de marketing van de eigen elektronische communicatiediensten van de aanbieder verruimd door dit toe te staan voor alle elektronische communicatiediensten, ook die van andere aanbieders, ten einde discriminatie te voorkomen. Deze wijziging sluit aan bij amendement 7 van het EP.

* In overweging 27 wordt uitgelegd dat het tijdstip waarop de doorgifte van het communicatieverkeer wordt voltooid en de doorgegeven informatie moet worden gewist, van dienst tot dienst kan verschillen.

* Overweging 28 verduidelijkt dat de verplichting tot het wissen van verkeersgegevens niet van toepassing is op bepaalde vormen van opslag van verkeersgegevens die noodzakelijk zijn voor de levering van een dienst via internet.

* Evenzo maakt overweging 29 duidelijk dat de opsporing van technische storingen in individuele gevallen verdere verwerking van verkeersgegevens noodzakelijk maakt. Bovendien kan met het oog op het opsporen van fraude in de vorm van onrechtmatig kosteloos gebruik van een dienst controle van facturatiegegevens noodzakelijk zijn.

* In overweging 30 wordt benadrukt dat systemen gebaseerd dienen te worden op het principe van een zo groot mogelijke beperking van de hoeveelheid geregistreerde gegevens en dat voor activiteiten in verband met de levering van een elektronische communicatiedienst die verdergaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is voor de levering van de betrokken dienst, gebruik dient te worden gemaakt van geaggregeerde gegevens of toestemming moet zijn verleend door de betrokkene.

* Overweging 31 sluit aan bij amendement 12 van het EP en gaat in op de vraag of het bij de in de richtlijn bedoelde toestemming om die van de abonnee of van die van de gebruiker gaat. In de overweging wordt uitgelegd dat dit afhankelijk zal zijn van de aard van de dienst en van de mogelijkheid om onderscheid te maken tussen abonnee en gebruiker.

* De EP-amendementen 14 en 15 zijn gecombineerd tot overweging 32. Hier wordt een toelichting gegeven op bepaalde aspecten van de overdracht van verkeers- of locatiegegevens aan derde partijen wanneer dit noodzakelijk is voor de levering van diensten met toegevoegde waarde.

* Aan het slot van de huidige overweging 33 (de oude overweging 16) is in gewijzigde vorm amendement 11 van het EP toegevoegd. Het EP had voorgesteld de lidstaten de mogelijkheid te geven te verlangen dat een aantal cijfers van het telefoonnummer op gespecificeerde facturen wordt weggelaten om de privacy van de afzonderlijke oproepende of opgeroepen partij te waarborgen ten opzichte van de abonnee van de elektronische communicatiedienst. In plaats daarvan wenste de Raad te verduidelijken dat de lidstaten de exploitanten mogen vragen hun klanten een dergelijke voorziening te bieden en deze niet verplicht te stellen. De Commissie geeft de voorkeur aan de aanpak van de Raad.

* Overweging 36 stemt overeen met de oude overweging 23 met betrekking tot de mogelijkheid om van de privacybepalingen af te wijken in geval van hinderlijke oproepen of ten behoeve van de nooddiensten, zij het in een nieuwe formulering. Inhoudelijk zijn er geen substantiële wijzigingen aangebracht.

* In overweging 39 is amendement 17 van het EP verwerkt. Hiermee wordt uiteengezet wat de aard is van de kennisgevingsplicht voor partijen die persoonsgegevens verzamelen ten einde deze in openbare abonneegidsen te publiceren.

Overwegingen 24 en 25 (cookies en andere verborgen volgmiddelen)

In het gemeenschappelijk standpunt zijn twee nieuwe overwegingen opgenomen waarin uitvoerig wordt uiteengezet hoe de nieuwe bepaling van artikel 5, lid 3, inzake het gebruik van verborgen volgmiddelen (zie onder) in de praktijk moet worden toegepast. In de overwegingen wordt een zinvol onderscheid gemaakt tussen rechtmatig en onrechtmatig gebruik. De Commissie steunt deze aanpak van de Raad.

Overwegingen 40 en 45 (ongewenste e-mail)

Conform de door de Raad gekozen aanpak van ongewenst e-mailverkeer ten behoeve van direct marketing (zie onder) zijn zes nieuwe overwegingen toegevoegd waarin de redenen voor de desbetreffende wettelijke voorschriften uiteen worden gezet. De Commissie gaat akkoord met deze uitleg, aangezien hij bijdraagt tot het begrip en de tenuitvoerlegging van de richtlijn.

3.2.2 Artikelen

Artikel 2 - Definities

De herformulering van artikel 2, letters b) en d), in het gemeenschappelijk standpunt is conform de amendementen 19 en 21, afgezien van enkele kleine redactionele wijzigingen. Door de toevoeging van de letters f), g) en h) is EP-amendement 22 in het voorstel verwerkt. De Commissie gaat akkoord met deze nuttige redactionele wijzingen.

Artikel 4 - Beveiliging

De formulering van lid 2 is enigszins aangepast om tegemoet te komen aan amendement 23 van het EP.

Artikel 5 - Vertrouwelijk karakter van de communicatie

In lid 1 is amendement 24 van het EP opgenomen om te verduidelijken dat het verbod op de opslag van communicatie niet geldt voor technische opslag die noodzakelijk is voor het overdragen van de betrokken informatie, zoals bij e-mail, mits de vertrouwelijkheid daarbij gegarandeerd is.

Een nieuw lid 3 is toegevoegd in reactie op amendement 26 van het EP. Met dat amendement werd voorgesteld om het verplicht te stellen voorafgaande toestemming te vragen voor het gebruik van verborgen volgmiddelen zoals de zogenaamde cookies. De Raad heeft ermee ingestemd een nieuwe bepaling op te nemen om dit probleem te ondervangen, maar heeft de eis tot toestemming omgezet in een kennisgevingsplicht en een recht voor de gebruiker om dergelijke middelen te weigeren. De Raad was van mening dat het gebruik van volgmiddelen in veel gevallen dient om de levering van diensten via elektronische communicatienetwerken te vergemakkelijken, zodat voorafgaande toestemming een ongerechtvaardigde belemmering voor dit soort toepassingen zou gaan vormen. Door gebruikers volledig te informeren over de bedoeling van detectiemiddelen en het recht te geven dergelijke middelen van hun eindapparatuur te weren, kan eveneens worden voldaan aan de doelstelling om het recht op privacy van de gebruiker te waarborgen. Twee nieuwe overwegingen 24 en 25 zijn toegevoegd om een uitvoeriger uitleg te geven van de manier waarop de nieuwe bepaling zou moeten worden toegepast op volgmiddelen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het rechtmatig gebruik van dergelijke middelen en instrumenten zoals spionagesoftware en web bugs die duidelijk geen gerechtvaardigd doel dienen. De Commissie aanvaardt de in het gemeenschappelijk standpunt gekozen aanpak en is van mening dat hiermee de juiste balans is gevonden tussen het amendement van het EP en de ongerustheid van de exploitanten over dit amendement.

Artikel 6 - Verkeersgegevens

In lid 1 is een kruisverwijzing opgenomen naar artikel 15, lid 1, om duidelijk te maken dat onder de voorwaarden van dat artikel afwijkingen mogelijk zijn van het principe dat verkeersgegevens moeten worden gewist. De Commissie meent dat deze kruisverwijzing overbodig is, aangezien in artikel 15, lid 1, al naar artikel 6 wordt verwezen, en mogelijk zelfs verwarrend is omdat soortgelijke kruisverwijzingen voor andere artikelen waarvoor ook afwijkingsmogelijkheden bestaan, ontbreken. Desondanks is de Commissie bij wijze van compromis bereid deze kruisverwijzing te accepteren.

In de leden 3, 4, 5 en 6 van artikel 6 zijn verschillende redactionele wijzingen aangebracht naar aanleiding van de amendementen 28, 29 en 30 van het EP. In lid 3, is verduidelijkt dat de gebruikers of abonnees de mogelijkheid moeten krijgen om een eerder verleende toestemming voor de verwerking van hun verkeersgegevens voor diensten met toegevoegde waarde of marketing-doeleinden op elk willekeurig tijdstip in te trekken.

Artikel 8 - Weergave en beperking van de identificatie van het oproepende en het opgeroepen nummer

Het gemeenschappelijk standpunt heeft een kleine redactionele wijziging in de leden 1 tot en met 4 geïntroduceerd: de lijdende vorm waarin de verplichting om privacy-keuzes aan te bieden was gesteld, is in de bedrijvende vorm omgezet teneinde duidelijk te maken dat het de taak van de exploitanten is om deze keuzemogelijkheden aan te bieden. Dit brengt geen inhoudelijk wijziging mee, maar dient enkel ter verbetering van het begrip van de tekst. De Commissie gaat akkoord met deze verbetering.

Artikel 9 - Andere locatiegegevens dan verkeersgegevens

Naar aanleiding van amendement 32 van het EP zijn in het gemeenschappelijk standpunt in lid 1 enkele redactionele wijzigingen geïntroduceerd en is daarnaast verduidelijkt dat gebruikers of abonnees de mogelijkheid moeten hebben om net als voor de verkeersgegevens op elk moment hun toestemming in te trekken.

Artikel 12 en artikel 16, lid 2 - Abonneelijsten en overgangsbepalingen

De Raad heeft niet ingestemd met amendement 34 van het EP met betrekking tot abonneelijsten, dat een terugkeer naar de bepalingen van de huidige Richtlijn 97/46/EG zou betekenen. In plaats daarvan heeft de Raad vastgehouden aan het voorstel van de Commissie om de huidige voorschriften aan nieuwe diensten en nieuwe vormen van abonneelijsten aan te passen. Het gemeenschappelijk standpunt houdt in artikel 16, lid 1, daarentegen wel rekening met de ongerustheid ten aanzien van de traditionele abonneegidsen voor vaste spraaktelefonie. De Raad heeft op dit punt ingestemd met een overgangregeling om ervoor te zorgen dat de uitgevers van telefoongidsen niet aan alle, reeds in dergelijke gidsen voor vaste telefonie opgenomen abonnees alsnog toestemming moeten vragen. De verplichting zal alleen gelden voor andere elektronische communicatiediensten dan vaste telefonie en voor nieuwe abonnees. Wat abonneelijsten betreft steunt de Commissie het gemeenschappelijk standpunt omdat het in een evenwichtige aanpak resulteert die op alle diensten toepasbaar is en het rekening houdt met het recht op privacy van de gebruikers, gezien de nieuwe en uitgebreide koppelingsmogelijkheden die bij elektronische abonneelijsten mogelijk zijn.

Artikel 13 - Ongewenste communicatie

Met amendement 35 van de Raad werd voorgesteld uitsluitend SMS-berichten in lid 1 van dit artikel op te nemen als categorie waarvoor voorafgaande toestemming van de ontvangers noodzakelijk is en een besluit over de overige vormen van elektronische post aan de lidstaten over te laten. De Raad heeft de voorkeur gegeven aan een geharmoniseerde aanpak of basis van voorafgaande toestemming voor alle vormen van elektronische post. De Commissie verheugt zich erover dat de Raad heeft gekozen voor een uniforme aanpak voor de gehele markt, omdat dit de beste oplossing is voor de bestrijding van ongewenste elektronische post voor direct-marketingdoeleinden.

De Raad heeft daarentegen wel amendement 44 van het Parlement overgenomen, zij het na een redactionele aanpassing. Volgens het nieuwe lid 2 mogen communicatiegegevens die zijn verkregen van de huidige klanten die al eerder een product of dienst hebben gekocht, voor direct marketing worden gebruikt, mits op het moment dat deze gegevens worden verstrekt én bij elke direct-marketingboodschap een duidelijke en gemakkelijke mogelijkheid wordt geboden om dit gebruik te stoppen. Bovendien moet het gebruik van communicatiegegevens beperkt te blijven tot degene die deze gegevens oorspronkelijk heeft verzameld. De Commissie aanvaardt deze bepaling van het gemeenschappelijk standpunt bij wijze van compromis.

De Raad heeft ook een deel van amendement 35 van het EP in het nieuwe lid 4 verwerkt om zo te verbieden dat de afzender van een ongewenst commercieel e-mailbericht zijn identiteit verbergt of een ongeldig retouradres gebruikt. De Commissie ziet dit als een duidelijke verbetering van de tekst.

Tenslotte is de Raad het Europees Parlement gevolgd in amendement 42 door in het nieuwe lid 6 van artikel 13 een rapportageplicht te introduceren, op grond waarvan de Commissie na drie jaar moet onderzoeken wat de ervaringen zijn met de nieuwe voorschriften ten aanzien van ongewenste elektronische post.

De Raad heeft het voorstel van het EP om bepaalde technische oplossingen verplicht te stellen voor de aanbieders van e-maildiensten (een deel van amendement 35), niet overgenomen. Ook de Commissie is tegen een dergelijke aanpak die niet technologisch neutraal is, erg moeilijk op uniforme wijze te implementeren is en waarschijnlijk geen afdoende oplossing voor het probleem van ongewenste e-mails biedt.

Artikel 14 - Technische kenmerken en normalisatie

Op voorstel van het EP (amendement 36) en naar aanleiding van de bezorgdheid van de industrie is de formulering van artikel 14, lid 3, in het gemeenschappelijk standpunt aangepast. De Raad heeft nog enkele andere redactionele wijzingen aangebracht in de tekst van het EP om de samenhang met Richtlijn 1999/5/EG te behouden.

Artikel 15 - Toepassing van een aantal bepalingen van Richtlijn 95/46/EG

De Raad heeft langdurige en moeizame beraadslagingen gehouden over de vraag of verkeersgegevens mogen worden bewaard ten behoeve van de rechtshandhaving. De Commissie huldigt het standpunt dat de huidige richtlijn met artikel 95 van het Verdrag als grondslag geen ruimte biedt voor substantieve voorschriften ten behoeve van de rechtshandhaving. Dit mag evenwel geen beletsel vormen voor eventuele bijzondere maatregelen die de lidstaten noodzakelijk achten. Artikel 15, lid 1, van de voorgestelde richtlijn biedt een algemene grondslag waarop de lidstaten dergelijke maatregelen kunnen baseren met inachtneming van hun verplichtingen die voortvloeien uit het Gemeenschapsrecht, alsmede uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Niettemin heeft de Raad besloten een nieuwe zin in artikel 15, lid 1, op te nemen, die als volgt luidt: "Daartoe kunnen de lidstaten onder andere bepalen dat gegevens om de in dit lid genoemde redenen gedurende een beperkte periode moeten worden bewaard, in overeenstemming met de algemene beginselen van de Gemeenschapswetgeving".

In een formele verklaring ten behoeve van de notulen van de vergadering van de Raad van Ministers van 6 december 2001 heeft de Commissie laten weten dat zij "de tweede zin van artikel 15, lid 1, (...) interpreteert als niet meer dan een toevoeging van een mogelijk voorbeeld van maatregelen die de lidstaten kunnen treffen onder de omstandigheden en voorwaarden van artikel 15, lid 1. Deze zin vertegenwoordigt in juridisch opzicht geen inhoudelijke verandering van of toevoeging van elementen aan de eerste zin van artikel 15. Evenmin worden hiermee eventuele maatregelen van lidstaten onttrokken aan de controle op de overeenstemming ervan met de verplichtingen die voortvloeien uit de richtlijn of het Gemeenschapsrecht in het algemeen, met inbegrip van de overeenstemming met fundamentele rechten en algemene uitgangspunten van het Gemeenschapsrecht, zoals die welke in het Handvest van de Europese Unie en het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden zijn opgenomen".

Op grond van deze verklaring en gelet op het feit dat in overweging 11 een verduidelijking is opgenomen van de verplichtingen uit hoofde van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden die te allen tijde door de lidstaten in acht moeten worden genomen, gaat de Commissie akkoord met de in artikel 15, lid 1 toegevoegde zin.

4. Conclusie

Door het gemeenschappelijk standpunt, waarin talrijke amendementen van het EP zijn opgenomen, zijn belangrijke verduidelijkingen en verbeteringen in de oorspronkelijke tekst van de Commissie aangebracht. De Commissie spreekt derhalve haar steun uit voor de nieuwe tekst en beveelt het Europees Parlement aan deze goed te keuren.

Voor de tweede lezing is het van belang erop te wijzen dat de onderhavige ontwerprichtlijn deel uitmaakt van een ruimer pakket maatregelen voor de sector elektronische communicatie dat naast dit voorstel nog vier andere richtlijn en een beschikking omvat. Aangezien de instellingen op 13 december 2001 over de rest van het pakket volledige overeenstemming hebben bereikt, is het van groot belang dat ook over de onderhavige ontwerprichtlijn zo snel mogelijk een akkoord wordt bereikt zodat de vertraging tot een minimum wordt beperkt en een uniforme datum van inwerkingtreding voor alle zes wettelijke maatregelen mogelijk blijft.

Correspondentietabel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>