52002AR0322

Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — De programmering van de bijstandsverlening uit de Structuurfondsen in de periode 2000-2006: een eerste beoordeling van het initiatief Urban"

Publicatieblad Nr. C 128 van 29/05/2003 blz. 0062 - 0064


Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - De programmering van de bijstandsverlening uit de Structuurfondsen in de periode 2000-2006: een eerste beoordeling van het initiatief Urban"

(2003/C 128/11)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - De programmering van de bijstandsverlening uit de Structuurfondsen in de periode 2000-2006: een eerste beoordeling van het initiatief Urban (COM(2002) 308 def.);

gezien het besluit van de Commissie van 14 juni 2002 om het krachtens artikel 265, eerste alinea, van het verdrag tot oprichting van de Europese over dit onderwerp te raadplegen;

gezien het besluit van zijn voorzitter van 23 september 2002 om over dit onderwerp een advies op te stellen en de commissie "Beleid inzake territoriale samenhang" met de voorbereidende werkzaamheden te belasten;

gezien zijn advies over de mededeling van de Commissie aan de lidstaten tot vaststelling van de richtsnoeren voor een communautair initiatief voor economische en sociale rehabilitatie van in crisis verkerende steden en voorsteden met het oog op een duurzame stadsontwikkeling (Urban) (COM(1999) 477 def.; CDR 357/1999 fin)(1);

gezien het advies van het Comité van de Regio's van 15 juni 2000 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een communautair samenwerkingskader ter bevordering van duurzame ontwikkeling in het stedelijk milieu (COM(1999) 557 def.; CDR 134/2000 fin)(2);

gezien zijn advies van 4 april 2001 over het eindrapport van de Europese Commissie over de stadsaudit (CDR 190/2000 fin)(3);

gezien zijn advies van 15 februari 2001 over "Opzet en doelstellingen van het Europees regionaal beleid tegen de achtergrond van de uitbreiding en de mondialisering: een aanzet tot discussie" (CDR 157/2000 fin)(4);

gezien zijn advies over het tweede verslag over de economische en sociale samenhang van 31 januari 2001 (COM(2001) 24 def.; CDR 74/2001 fin)(5);

gezien zijn advies over het eerste voortgangsverslag over de economische en sociale cohesie - samenvatting en volgende stappen (COM(2002) 46 def.; CDR 101/2002 fin)(6);

gezien het op 4 december 2002 door de commissie "Beleid inzake territoriale samenhang" goedgekeurde ontwerpadvies (CDR 322/2002 rev.); rapporteur: mevrouw S. Powell (lid van de Hammersmith en Fulham London Borough Council, belast met stadsvernieuwing) (UK/PSE);

overwegende dat de stedelijke dimensie cruciaal is voor de economische, sociale en territoriale samenhang in de EU;

overwegende dat er een duidelijk besef is dat steden weliswaar voor een aanzienlijke economische groei kunnen zorgen, maar tegelijkertijd te kampen hebben met ernstige achterstands- en milieuproblemen;

overwegende dat steden een belangrijke rol spelen bij de verwezenlijking van de belangrijkste EU-doelstellingen op het gebied van economische en sociale samenhang, werkgelegenheid, concurrentievermogen en een duurzaam milieu;

overwegende dat de EU erop aandringt dat de betrokken partijen zich inzetten voor de verwezenlijking van haar doelstellingen zoals duurzame ontwikkeling, de agenda van Lissabon en gelijke behandeling,

heeft tijdens de 48e zitting van 12 en 13 februari 2003 (vergadering van 13 februari) het volgende advies met algemene stemmen goedgekeurd.

1. Het CvdR is ingenomen met de eerste beoordeling van het initiatief Urban II, dat een bruikbaar overzicht bevat van de eerste fasen van dit programma. Samen met de voor 2003 geplande tussentijdse beoordeling is deze beoordeling van groot belang voor de verdere ontwikkeling van het cohesiebeleid van de EU.

2. Het CvdR is het met de Commissie eens dat problemen in steden steeds hoger op de agenda van de EU moeten komen te staan en dat Urban van groot belang is voor de aanpak van de problemen die zich voordoen in achterstandswijken.

3. Het CvdR is het ook met de Commissie eens dat een geïntegreerde aanpak die zowel sociale, economische als milieu-aspecten omvat de beste manier is om lokale problemen te lijf te gaan.

4. De toegevoegde intrinsieke waarde van het initiatief Urban is, zoals de Commissie terecht opmerkt, groot; het zorgt ervoor dat uiterst innovatieve en duurzame strategieën om steden in economisch en sociaal opzicht nieuw leven in te blazen worden ontwikkeld en uitgevoerd. Een pluspunt van deze EU-maatregelen is dat ze niet onopgemerkt blijven voor de EU-bevolking.

5. Het CvdR juicht de hechte samenwerking toe waarnaar voor de uitvoering van het initiatief Urban wordt gestreefd; dit is de beste manier om te bereiken dat voor lokale problemen de juiste lokale oplossingen worden ontwikkeld. Bij de ontwikkeling van lokale Urban-maatregelen voor stadsvernieuwing in achterstandwijken zijn al met succes groeperingen betrokken die deel uitmaken van de plaatselijke gemeenschap.

6. Veel stedelijke gebieden die met ernstige problemen van uiteenlopende aard te maken hebben ontberen echter de infrastructuur die voor een dergelijke aanpak noodzakelijk is. Er is mogelijk aanzienlijke steun nodig om lokale gemeenschappen tot het uitvoeren van projecten in staat te stellen. Willen stedelijke gebieden in dit verband de nodige capaciteit kunnen opbouwen, dan is het van groot belang dat zij de tijd krijgen om de infrastructuur te ontwikkelen waarmee de per definitie complexe programma's tot een goed einde kunnen worden gebracht.

7. De sterk gedecentraliseerde uitvoering van het Urban-initiatief is een goede zaak. Bij het beheer van programma's is voor lokale en regionale overheden een cruciale, vaak zelfs sturende, rol weggelegd.

8. De Commissie zou hier rekening mee moeten houden en als eis dienen te stellen dat lokale en regionale overheden via partnerschappen worden betrokken bij de voorbereiding en uitvoering van programma's ter bevordering van de economische en sociale samenhang. Overeenkomstig de governance-beginselen zouden hiertoe bijvoorbeeld tripartiete overeenkomsten kunnen worden gesloten. Dit is niet alleen van belang voor de tot nu toe besproken lokale bevoegdheden, maar ook voor de strategische planning van grote gebieden met stedelijke kenmerken die niet onder Urban II vallen.

9. Het CvdR is het met de Commissie eens dat er meer steun moet gaan naar gebieden met grote achterstandsproblemen, maar vindt ook dat er samenwerkingsverbanden moeten komen tussen kansarme en succesvolle stedelijke gebieden. De huidige aanpak, waarbij het geld alleen binnen het betrokken gebied mag worden besteed, werpt weinig vruchten af.

10. De samenwerking tussen een klein Urban-gebied en het grotere grondgebied van de lokale overheid/stad/regio is bovendien van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat niet alleen in de strikt lokale behoeften wordt voorzien, maar ook de mogelijkheden van de wijdere omgeving worden benut.

11. Aan het einde van de programmeringsperiode zou de Commissie meer nadruk op duurzaamheid moeten leggen. De concentratie van financiële middelen in een klein gebied stimuleert gemeenschappen weliswaar om samen te werken en capaciteit op te bouwen, maar als deze financiële ondersteuning wegvalt lopen deze samenwerkingsverbanden gevaar.

12. De Commissie besteedt terecht aandacht aan EU-onderwerpen zoals de bestrijding van sociale uitsluiting, een probleem waarmee vooral immigranten, vluchtelingen en etnische minderheden te maken hebben. Deze thematische aanpak zou waardevolle inzichten moeten opleveren voor de toekomstige ontwikkeling van het cohesiebeleid en van de structuurfondsen.

13. Het CvdR is het ermee eens dat er bij de selectie van gebieden flexibiliteit betracht moet worden en dat er gebruik moet worden gemaakt van een breed scala aan indicatoren. Op deze manier kunnen de EU en de lidstaten overeenkomstig hun prioriteiten te werk gaan, en kan tevens rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de afzonderlijke gebieden. Ook blijkt zo eens te meer hoe belangrijk het is dat de lidstaten en lokale en regionale overheden betrokken worden bij de selectie van gebieden die in aanmerking komen voor steun uit de structuurfondsen, zonder dat dit leidt tot een hernationalisering van regionale ontwikkelingsmaatregelen.

14. Er moet echter wel worden gezorgd voor de nodige samenhang en de Commissie dient duidelijke richtsnoeren en objectieve selectiecriteria vast te stellen.

15. Voor een efficiënte uitvoering van de programma's en dus succesvolle resultaten is het van cruciaal belang dat eerst de administratieve procedures worden vereenvoudigd. Mocht het gebruik van slechts één fonds voor de steunverlening aan Urban-gebieden vrucht afwerpen, dan moet dat als een vingerwijzing worden gezien. De Commissie zou daarom moeten nagaan of deze aanpak ook gehanteerd kan worden bij toekomstige programma's.

16. Het programma voor netwerken en de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken is erg waardevol. Het is een goede zaak dat voor het eerst een als communautair programma gestructureerde uitwisseling van ervaringen tussen steden zal worden gesteund. Wel moet de Commissie ervoor zorgen dat lokale en regionale overheden nauw bij deze activiteiten worden betrokken.

17. De Commissie wijst er terecht op dat de intensieve Urban-II-steun een essentiële rol speelt bij de aanpak van de problemen in achterstandswijken. De kleinschalige Urban-aanpak is echter niet genoeg om de structurele problemen van steden aan te pakken of om het economische potentieel ervan te vergroten en zo de agenda van Lissabon te helpen verwezenlijken. In 2006 zou de aanpak van problemen in steden dan ook een prominentere plaats moeten krijgen op de begroting voor regionaal beleid.

Brussel, 13 februari 2003.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Albert Bore

(1) PB C 156 van 6.6.2000, blz. 29-32.

(2) PB C 317 van 6.11.2000, blz. 33.

(3) PB C 253 van 12.9.2001, blz. 12.

(4) PB C 148 van 18.5.2001, blz. 25.

(5) PB C 107 van 3.5.2002, blz. 27.

(6) PB C 66 van 19.3.2003, blz. 11.