52002AE0845

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen" (COM(2002) 139 def. — 2002/0066 (CNS))

Publicatieblad Nr. C 241 van 07/10/2002 blz. 0057 - 0061


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen"

(COM(2002) 139 def. - 2002/0066 (CNS))

(2002/C 241/10)

De Commissie heeft op 15 april 2002 besloten het Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig artikel 37 van het EG-Verdrag, te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 20 juni 2001 goedgekeurd. Rapporteur was de heer de las Heras Cabañas.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 392e zitting van 17 en 18 juli 2002 (vergadering van 17 juli) het volgende advies uitgebracht, dat met 124 stemmen vóór bij 3 onthoudingen werd goedgekeurd.

1. Voorstel van de Commissie

1.1. Met de wijziging van Verordening (EEG) nr. 2081/92 beoogt de Commissie de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen te verbeteren en de verplichtingen die voortvloeien uit bilaterale of multilaterale overeenkomsten over de grenzen van de Gemeenschap heen te doen naleven.

1.2. Het voorstel behelst de volgende wijzigingen:

1.2.1. Wijnazijn wordt aan het toepassingsgebied van de verordening toegevoegd, terwijl mineraalwater en bronwater worden uitgesloten (bijlage II).

1.2.2. Er worden gedetailleerde regels toegevoegd m.b.t. de registratie van benamingen die op identieke wijze worden geschreven of uitgesproken (homoniemen).

1.2.3. Ook de onderdanen van lidstaten van de WTO die rechten en wettige belangen hebben op het grondgebied van de EU, krijgen het recht bezwaar aan te tekenen tegen een registratie. Conform de huidige verordening (artikel 7) kunnen alleen EU-onderdanen van de bezwaarprocedure gebruik maken. In de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPs-overeenkomst), die in 1994 door de WTO-lidstaten werd aangenomen, is evenwel bepaald dat de bescherming van geografische aanduidingen de handelsbetrekkingen tussen de WTO-staten niet mag scheeftrekken.

1.2.4. Het moet mogelijk zijn een benaming uit het register te schrappen indien de houder daartoe een naar behoren gemotiveerd verzoek indient.

1.2.5. In de huidige verordening (artikel 12) is voorzien in de mogelijkheid tot bescherming van geregistreerde benamingen van producten uit derde landen. De Commissie stelt voor een specifieke procedure in te voeren voor de registratie van producten uit derde landen op de communautaire markt, op voorwaarde dat een en ander verloopt op basis van wederkerigheid en dat die derde landen de EU-regeling voor oorsprongsbenamingen invoeren.

1.2.6. De nieuwe regeling voor conflicten tussen geografische aanduidingen en merken heeft niet alleen betrekking op geregistreerde merken, maar ook op merken waarop door gebruik rechten zijn verworven. Verder geldt als referentiedatum bij een conflict de datum van indiening van de aanvraag tot registratie van een geografische aanduiding of oorsprongsbenaming, zoals dat ook het geval is voor geregistreerde merken.

1.2.7. Artikel 17, waarin een vereenvoudigde registratieprocedure is vastgelegd, wordt geschrapt.

2. Algemene opmerkingen

2.1. Het Comité pleit al sinds de goedkeuring van de eerste EEG-Verordening inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen (nr. 2081/92) voor de ontwikkeling van een communautair beleid ter bevordering van de productie en de bescherming van levensmiddelen en landbouwproducten van eerste kwaliteit. Het is van cruciaal belang dat de waarde van dergelijke kwaliteitsproducten wordt erkend en dat de productie haar weerslag heeft op de hele plattelandsgemeenschap als stimulans om de plaatselijke en traditionele teelten en gebruiken in stand te houden. Deze oude vormen van bedrevenheid uit alle mogelijke plattelandsgebieden van de Unie zijn immers niet noodzakelijkerwijs in tegenspraak met de voordelen van de technologische vooruitgang.

2.2. Vroegere werkzaamheden en het standpunt van het Comité terzake zijn terug te vinden in het initiatiefadvies over "De benutting van typische agrarische kwaliteitsproducten als ontwikkelingsinstrument in het kader van een nieuw GLB"(1). In zijn recente advies over "De toekomst van het GLB"(2) onderstreept het Comité dat de Europese landbouwproducten moeten beantwoorden aan twee essentiële vereisten, nl. veiligheid en kwaliteit. De bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen kan hiertoe bijdragen.

2.3. Specifieke kwaliteitsproducten vertegenwoordigen op dit moment nog maar een beperkt percentage van de Europese landbouwproductie. Hun aantal moet dus omhoog, zodat zij een stevige positie gaan innemen op de markt, wat de economische ontwikkeling van de meest achtergestelde plattelandsgebieden ongetwijfeld zou stimuleren. Door de benamingen van bepaalde landbouwproducten en levensmiddelen te beschermen en specifieke productieregels vast te leggen, kunnen deze producten zich onderscheiden en gaat hun waarde de hoogte in, wat met name belangrijk is bij een op kwaliteit gerichte marktstrategie. Aan deze doelstellingen moet worden gewerkt binnen het kader van het GLB.

2.4. Hoewel producten met een beschermde geografische aanduiding of een beschermde oorsprongsbenaming uit de meest diverse streken afkomstig kunnen zijn, blijft het een feit dat regio's met een achterstand, afgelegen regio's of berggebieden de voornaamste leveranciers van kwaliteitsproducten met specifieke kenmerken zijn. Overigens zijn het de traditionele producten die, juist vanwege hun aard en de productiemethoden, het meest bijdragen tot de ontwikkeling en de vooruitgang van het platteland. Zij bieden immers de volgende voordelen:

- plattelandsvlucht wordt tegengegaan en de werkgelegenheid wordt bevorderd, met name in minder begunstigde gebieden;

- het gebruik en de complementariteit van de bestaande hulpmiddelen worden bevorderd;

- de gebruikte productiemethoden zijn over het algemeen milieuvriendelijk;

- de bestaande ecosystemen, de biologische diversiteit en het genetisch erfgoed worden beschermd doordat gebruik wordt gemaakt van plaatselijke rassen en variëteiten;

- zij zijn de exponent van de cultuur en tradities van een bepaalde streek of regio.

2.5. De bescherming van productbenamingen heeft ertoe bijgedragen dat de producenten zich vrijwillig zijn gaan houden aan een aantal specifieke productienormen, die ze zelf mee uitwerken en die betrekking hebben op alle fases van de voedselketen. Dat strikt de hand wordt gehouden aan de traceerbaarheid biedt niet alleen garanties op het vlak van de voedselveiligheid - toch een algemene vereiste - maar helpt ook de meerwaarde te onderbouwen die de herkomst en de specifieke kwaliteit van het product opleveren.

2.6. In Verordening 2081/92 zou expliciet moeten worden vermeld dat de producenten van producten met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, indien zij zulks noodzakelijk achten, kunnen eisen dat het product in de productieregio zelf voor de verkoop wordt klaargemaakt (i.e. wordt gebotteld, verpakt, enz.), dit met het oog op de kwaliteitscontrole.

2.7. Het Comité staat achter de verbetering van de bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, die het ziet als een doeltreffende manier om de rechten van de consument te beschermen en tegemoet te komen aan zijn legitieme eisen op het vlak van voedselveiligheid en kwaliteit. Technisch gesproken impliceert een beschermde oorsprongsbenaming dat het verband tussen de kwaliteit van een product en factoren van natuurlijke en menselijke aard die zijn toe te schrijven aan de regio van herkomst onomstotelijk vaststaat; een beschermde geografische aanduiding betekent dat de reputatie of zekere kenmerken van een product samenhangen met een bepaalde regio of plaats. Het etiket met de beschermde aanduiding en het genummerde kwaliteitsmerk garanderen dat in elke fase van het productieproces controles zijn uitgevoerd en dat de herkomst van het product stap voor stap kan worden nagegaan.

2.8. Elke vorm van kwaliteitsgarantie zal de afzet van een product vergemakkelijken. Dit houdt evenwel ook in dat de markt zal worden overspoeld met imitaties, die misbruik maken van het imago van een product dat een geografische aanduiding draagt. Er dient te worden opgetreden tegen het gebruik van geografische aanduidingen voor producten die niet afkomstig zijn uit de streek waarnaar de aanduiding in kwestie verwijst. Het Comité verzoekt de Commissie en de Raad dan ook de controleregelingen te verscherpen, zodat Verordening 2081/92 betreffende de bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen in alle lidstaten daadwerkelijk en op efficiënte wijze wordt nageleefd. Voorts zouden oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen moeten worden beschermd door in Verordening 2081/92 te vermelden dat de uitvoer uit de EU naar derde landen van producten - of imitaties - die onrechtmatig gebruik maken van BOB's of BGA's, strikt verboden is.

2.8.1. De houders van geografische aanduidingen moeten op hun beurt alles in het werk stellen om de normen ter bescherming van hun producten te doen naleven. Bij het op de markt brengen van een product dient er steeds zorg voor te worden gedragen dat de herkomst ervan traceerbaar is en dat de consument de juiste informatie krijgt. Aangezien beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen bedoeld zijn om de kwaliteit te verbeteren, moeten de lidstaten en de Commissie erop toezien dat niet wordt getornd aan de criteria voor de erkenning, de registratie en de bescherming van een bepaalde benaming of aanduiding. BOB's en BGA's zijn gebaseerd op een bepaald kenmerk dat eigen is aan het product, de regio of het productieprocédé. Het Comité wijst erop dat men bij de toekenning van BOB's en BGA's meticuleus te werk moet blijven gaan, om te voorkomen dat de markt wordt overspoeld met beschermde producten en er dus niet langer sprake is van exclusiviteit.

2.8.2. Wat het verband tussen merknamen en BOB's/BGA's aangaat, zowel op communautair als op internationaal niveau, wijst het Comité erop dat BOB's en BGA's het algemene en collectieve belang vertegenwoordigen en dus voorrang moeten krijgen, maar dat beide vormen van intellectuele eigendom de nodige bescherming verdienen. Zowel merknamen als BOB's en BGA's spelen immers een rol in de aanpak van problemen als concurrentievervalsing en misleidende reclame.

2.9. De duizelingwekkend snelle liberalisering van de markten en de opmars van massaproductie, in de hand gewerkt door bepaalde vormen van landbouwbeleid, maken differentiatie en diversificatie van het aanbod steeds belangrijker. Producten die zich onderscheiden moeten zich juist door hun exclusiviteit een vaste plaats op de markt zien te veroveren. De TRIPs-overeenkomst verplicht tot een herziening van de huidige verordening inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen.

2.10. Bij de opname van kwaliteitsproducten in de regelgeving dient ervoor te worden gezorgd dat hun exclusiviteit niet wordt aangetast. De bescherming op internationaal niveau blijft op dit moment onder de Europese norm. "Globalisering" is niet de juiste weg, als er geen passende regels worden uitgewerkt ter bescherming van kwaliteitsproducten - een belangrijke schakel in de ontwikkeling van bepaalde plattelandsgebieden. Het Comité dringt er bij de Commissie op aan dat zij tijdens de onderhandelingen over de verbetering van de bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen in het kader van de TRIPs-overeenkomst de lat hoog genoeg legt, zodat het beschermingsniveau en de vereisten die op de interne markt gelden worden gehaald.

2.11. Het ligt in de bedoeling steeds meer namen toe te voegen aan de lijst van producten die ook over de nationale grenzen heen kunnen worden beschermd, zodat zij hun meerwaarde en hun bijzondere status van kwaliteitsproduct behouden. De toenemende belangstelling voor beschermde productnamen blijkt uit het feit dat het aantal registraties de laatste jaren is gestegen, en dat nu ook bescherming wordt aangevraagd voor producten als olijfolie, honing, sierbloemen en -planten en kurk.

2.12. Het Comité is van oordeel dat bijlage II bij Verordening 2081/92 zonder probleem kan worden uitgebreid tot andere landbouwproducten, zodat de beschermingsmaatregelen kunnen worden toegepast op een groter aantal traditionele producten, en meer plattelandsregio's daarvan de vruchten kunnen plukken.

2.13. Voorts zij erop gewezen dat een bijzonder juridisch kader zou kunnen worden uitgewerkt ter bescherming van ambachtelijke producten die niet afkomstig zijn uit de landbouw, maar die wel verbonden zijn aan een bepaald geografisch gebied.

3. Specifieke opmerkingen

De reikwijdte van de bescherming

3.1. Verordening (EEG) 823/87(3) van de Raad, waarin de criteria voor de kwaliteit en de oorsprongsbenaming van wijnen worden vastgelegd, bevat geen specifieke bepalingen voor wijnazijn. Oorsprongsbenamingen voor kwaliteitsazijn bestaan al langer, maar van bescherming op communautair niveau was tot nog toe geen sprake en wat de promotie en erkenning van azijn van bijzonder goede kwaliteit betreft beschikten de verwerkers over weinig armslag. De opname van wijnazijn in het register van oorsprongsbenamingen zet de deur open voor de ontwikkeling van deze markt, wat in het voordeel is van alle betrokkenen, van producent tot consument.

3.2. Bedoeling van de verordening is bepaalde landbouwproducten en levensmiddelen te beschermen door aan te geven hoe de registratie en de controle van BOB's en BGA's dienen te verlopen. Bronwater en mineraalwater, die niet onder deze noemers vallen, zijn logischerwijze uitgesloten van de werkingssfeer van de verordening. Bovendien heeft de registratie van benamingen van bron- en mineraalwater op grond van Verordening (EEG) 2081/92 al voor tal van aanpassingsproblemen gezorgd, en staat het Comité dus volledig achter de beslissing om deze producten uit het register van landbouwproducten en levensmiddelen te schrappen.

3.2.1. Richtlijn 80/777/EEG(4) van de Raad van 15 juli 1980 betreft de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de exploitatie en het in de handel brengen van natuurlijk mineraalwater. Hoewel deze regeling niet specifiek gericht is op de bescherming van de geografische aanduidingen van water, heeft het Comité geen bezwaar tegen het voorstel om het gebruik van mineraalwater en bronwater uitsluitend bij deze bepalingen te regelen.

3.3. Het Comité zou graag zien dat ook levensmiddelen en landbouwproducten - of bijproducten van de landbouw -, met inbegrip van visserijproducten, die uit een bepaalde streek afkomstig zijn of waarvan de specifieke kenmerken verbonden zijn met een bepaald geografisch gebied, worden opgenomen in deze verordening. Het gaat om wol, wilgenteen, mosterd en deegwaren.

De situatie buiten de EU

3.4. Zoals al eerder vermeld, is in de TRIPs-overeenkomst aangegeven welke stappen de partijen moeten nemen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van een geografische aanduiding (art. 22), en hoe conflicten tussen merken en geografische aanduidingen kunnen worden opgelost. In dit verband krijgen alle partijen het recht bezwaar aan te tekenen tegen de registratie van een benaming, op voorwaarde dat zij kunnen aantonen dat de wettige belangen van hun onderdanen door die registratie zouden worden geschaad.

3.5. Aangezien derde landen de EU kunnen aanklagen als de TRIPs-overeenkomst niet wordt nageleefd, staat het Comité achter de wijzigingen die de Commissie voorstelt om de Europese benamingen wereldwijd te doen erkennen. Op die manier krijgen alle partijen de kans zich tegen een registratie te verzetten, wat meteen ook conflicten kan voorkomen.

3.6. Wel wijst het Comité erop dat een dergelijk bezwaar pas kan worden aanvaard als strenge controles zijn uitgevoerd en de zaak grondig is geanalyseerd. De registratie van een geografische aanduiding zal pas worden geweigerd als de bezwaren daartegen grondig zijn gemotiveerd. Bovendien mag de motivering enkel en alleen gebaseerd zijn op de situatie van de indiener van het bezwaar op de interne markt.

3.7. De uitbreiding van de markt voor producten met een oorsprongsbenaming impliceert dat ook met derde landen handel wordt gedreven. Het spreekt vanzelf dat de communautaire oorsprongsbenamingen zowel binnen als buiten de grenzen van de Gemeenschap dezelfde bescherming moeten genieten. De meest voor de hand liggende oplossing lijkt dan ook een beleid van wederzijdse erkenning te voeren en derde landen de kans te geven hun producten op de communautaire markt te registreren, op voorwaarde dat de EU-producten in die landen dezelfde bescherming krijgen. Voorts dienen derde landen die hun productbenamingen op de EU-markt willen beschermen, eerst te bewijzen dat hun procedures voor de evaluatie van de aanvragen en het aantekenen van bezwaar alsook hun controleregeling vergelijkbaar zijn met de regelingen die in de EU gelden.

3.8. Het Comité onderstreept dat producten met een BOB of BGA uit derde landen aan dezelfde minimumeisen moeten beantwoorden als communautaire producten, teneinde concurrentievervalsing en dumpingprijzen te weren van de markt voor kwaliteitsproducten. Bovendien moet worden voorkomen dat EU-producten met een BOB of BGA op de markt van derde landen worden blootgesteld aan oneerlijke concurrentie door namaak of piraterij. De derde landen waarop de wederzijdse erkenning van toepassing is, dienen daartoe de nodige controlemechanismen in te voeren.

Het garanderen van onderscheiden benamingen

3.9. Behalve aan hun intrinsieke kwaliteit, die voortkomt uit de geprivilegieerde omgeving waarin zij zijn ontstaan, danken de producten met een BOB of BGA hun meerwaarde vooral aan hun exclusiviteit.

3.10. De verschillende geografische aanduidingen van kwaliteitsproducten en de bescherming van die benamingen, tonen aan dat het gaat om exclusieve producten uit een bepaalde regio, die alleen kunnen worden verkregen onder welbepaalde voorwaarden en het resultaat zijn van duidelijk omschreven traditionele en plaatselijke gebruiken.

3.11. De bescherming van de exclusiviteit van een benaming staat borg voor de universele erkenning van de kwaliteit van het product in kwestie. Homoniemen voor BGA's en al dan niet geregistreerde merken zijn over het algemeen dan ook uit den boze.

3.12. In de verordening moet worden voorzien in een strikte regeling voor de oplossing van geschillen inzake gelijkluidende BGA's en merken. Bij een conflict tussen een BOB/BGA en een al geregistreerd merk of een merk waarop door gebruik rechten zijn verworven, is het Comité voorstander van gelijke behandeling, op voorwaarde dat de merknaam niet tot verwarring over de geografische herkomst van het product kan leiden.

3.13. Het feit dat ook merken waarop door gebruik rechten zijn verworven in de regeling zijn opgenomen verhoogt de bescherming tegen mogelijke vormen van concurrentievervalsing op de markt voor kwaliteitsproducten. Het feit echter dat merken waarop door gebruik rechten zijn verworven en BGA's onder welbepaalde voorwaarden naast elkaar kunnen bestaan, is ontegenzeglijk nadelig voor de BGA's, aangezien er steeds een kans is, hoe klein ook, dat de consument wordt misleid. Deze situatie dient dan ook te worden vermeden.

3.14. De wijziging van de referentiedata bij het oplossen van geschillen moet worden aangegrepen om het naast elkaar bestaan van gelijkluidende merknamen en BGA's zoveel mogelijk te beperken. Het Comité is dan ook ingenomen met het voorstel dat de datum van indiening van de aanvraag tot registratie van een BGA of een BOB zou gelden als referentiedatum, en niet de datum van bekendmaking als bedoeld in de bezwaarprocedure. Dit criterium geldt overigens al voor geregistreerde merken.

3.15. Tevens kan het Comité zich vinden in het voorstel om de vereisten voor de registratie van twee homonieme benamingen nog verder te verduidelijken, zodat de exclusiviteit die een bepaalde naam inhoudt maximaal wordt beschermd, er geen verwarring wordt gezaaid en de erkenning van kwaliteitsproducten niet in het gedrang komt.

3.16. Het Comité schaart zich achter het voorstel om art. 17 van Verordening 2081/92 van de Raad, dat was bedoeld als overgangsregeling om de bestaande nationale registratiemechanismen snel op elkaar af te stemmen, te schrappen. Deze vereenvoudigde procedure om al bestaande benamingen te registreren heeft immers al tot tal van controverses geleid. Bovendien zijn sinds de goedkeuring van de verordening al heel wat jaren verstreken en hebben de lidstaten dus de tijd gehad zich aan te passen, wat blijkt uit het feit dat enkel nog een aanvraag voor de benaming van bepaalde kazen hangende is. Ten slotte voorziet deze procedure niet in het bij de TRIPs-overeenkomst opgelegde bezwaarrecht. Wel is het Comité van oordeel dat de lopende aanvragen voor registratie van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen overeenkomstig art. 17 van Verordening 2081/92 nog moeten worden afgehandeld.

4. Conclusies

4.1. Het Comité is het in grote lijnen eens met het Commissievoorstel tot wijziging van verordening 2081/92 van de Raad.

4.2. Zoals te lezen staat in de paragrafen 2.8 en 2.9, bepleit het Comité bij Commissie en Raad maatregelen om oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen in het kader van de WTO beter te beschermen. De naleving van de internationale overeenkomsten inzake de bescherming van kwaliteitsproducten mag er niet toe leiden dat de communautaire vereisten worden afgezwakt. Voorts mag niet uit het oog worden verloren voor wie deze benamingen in feite bedoeld zijn, en hoezeer zij de sociale vooruitgang van de plattelandsgebieden in de EU kunnen beïnvloeden. De internationale onderhandelingen moeten ertoe leiden dat de multilaterale regeling voor kennisgeving en registratie - die al van kracht is voor wijn en gedistilleerde dranken - op efficiënte wijze wordt toegepast, en dat de bescherming die in de TRIPs-overeenkomst is vastgelegd voor wijn en gedistilleerde dranken, met inbegrip van de regeling voor multilaterale registratie, wordt uitgebreid tot alle landbouwproducten en levensmiddelen.

4.3. Het Comité hamert erop dat de bepalingen inzake de controle moeten worden verbeterd, zodat de in Verordening 2081/92 vastgelegde bescherming van producten met een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding in alle lidstaten op doeltreffende wijze in praktijk wordt gebracht.

4.3.1. Hoewel de bescherming van kwaliteitsproducten aanmoediging verdient mogen BOB's en BGA's niet zonder goede gronden worden toegekend; om te voorkomen dat de waarde van beschermde producten verloren zou gaan dient strikt de hand te worden gehouden aan het uitgangspunt dat alleen producten met bepaalde typische en specifieke kenmerken in aanmerking komen voor bescherming.

4.4. Tot besluit wijst het Comité op het belang van de promotie van producten met een BOB of BGA. In aanvulling op het kwaliteitsbeleid moeten meer inspanningen worden gedaan op het vlak van promotie, om zo de communicatie met en de voorlichting van de consumenten te verbeteren. De consument moet immers gebruik kunnen maken van zijn recht om te kiezen voor de specifieke kwaliteiten van een product dat ontstaat in een bepaalde regio en het resultaat is van traditionele methoden, die door producent en verwerker met de grootste zorg worden aangepast en voortgezet.

Brussel, 17 juli 2002.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

G. Frerichs

(1) CES 972/98, PB C 284 van 14.9.1998, blz. 62; rapporteur: mevrouw Santiago.

(2) CES 362/2002, rapporteur: de heer Ribbe.

(3) PB L 84 van 27.3.1987.

(4) PB L 229 van 30.8.1980.