52002AE0692

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Naar een wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling" (COM(2002) 82 def.)

Publicatieblad Nr. C 221 van 17/09/2002 blz. 0087 - 0096


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Naar een wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling"

(COM(2002) 82 def.)

(2002/C 221/20)

Op 14 februari 2002 heeft de Commissie besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap te raadplegen over de voornoemde mededeling.

Het subcomité "Naar een wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling", dat met de voorbereiding van de werkzaamheden was belast, heeft zijn advies op 15 mei 2002 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Ehnmark.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 29 en 30 mei 2002 gehouden 391e zitting (vergadering van 30 mei) het volgende advies uitgebracht, dat met 85 stemmen vóór, bij 1 onthouding, is goedgekeurd.

Samenvatting

1) Na de Top van Rio van 1992, de zgn. Earth summit, waren de verwachtingen hooggespannen dat de hele wereld de handen ineen zou slaan bij het helpen van de ontwikkelingslanden. Er was veel werk gestoken in de voorbereiding en toen bleek dat de resoluties en aanbevelingen die tijdens de Top werden aangenomen van een brede consensus getuigden, leek alles erop te duiden dat "Rio" een mijlpaal was op weg naar wereldwijde vooruitgang, voorspoed en veiligheid. Nu, tien jaar later, gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat de Top van Rio een succes was in woorden, maar niet in daden. De roep om solidariteit met de ontwikkelingslanden is niet in concreet beleid vertaald.

2) Met de in september 2000 aangenomen Millenniumverklaring van de Verenigde Naties is opnieuw een kader geschapen om vooruitgang en welzijn wereldwijd te bevorderen. Daarbij zijn acht hoofddoelen geformuleerd (zie voetnoot). Ten aanzien van zeven daarvan is een ambitieus tijdschema vastgesteld. Ook na deze Millenniumverklaring was er veel hoop dat er een mondiale inspanning zou worden geleverd om samen te werken aan ontwikkeling en welzijn.

Twee jaar later echter moet erkend worden dat het voorlopig weer vooral bij woorden is gebleven. Aan de roep om solidariteit bij ontwikkelingsmaatregelen is in de praktijk geen gevolg gegeven(1).

3) De voor september 2002 geplande Wereldtop over duurzame ontwikkeling vormt een nieuwe kans. Ook nu weer zijn er hooggespannen verwachtingen. De voorbereidende werkzaamheden geven echter vooral reden tot bezorgdheid. De Wereldtop kan misschien het best worden beschouwd als een verdere stap in een lang proces, maar dan wel als een stap die tastbare resultaten en overeenstemming over concrete maatregelen moet opleveren. Om nòg meer ronkende verklaringen zit niemand verlegen. Op de Wereldtop moeten wereldwijde partnerschappen tot stand worden gebracht en geloofwaardige afspraken worden gemaakt om serieus werk te maken van duurzame ontwikkeling op wereldschaal, waarbij de prioriteit in het bijzonder moet liggen bij armoedebestrijding. Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) verzoekt de deelnemende regeringen en organisaties dit streven niet uit het oog te verliezen. De Wereldtop moet alle landen en volkeren de gelegenheid bieden om hand in hand met verantwoordelijkheidsgevoel te werken aan betere leefomstandigheden, ook voor toekomstige generaties.

4) Cruciaal is vooral dat de Wereldtop een signaal afgeeft aan de volkeren van de wereld dat ontwikkelings- en ontwikkelde landen voortaan vastbesloten zijn samen gestalte te geven aan een nieuwe en belangrijke poging om wereldwijd voor welzijn en vooruitgang te zorgen. Het is van essentieel belang dat de Wereldtop een einde maakt aan het klimaat van onzekerheid en teleurstelling dat er na "Rio" heerste. Er is geen tijd meer te verliezen. Langzaam maar zeker komen de bestaansgrenzen voor de mens op aarde in zicht. Er moet een begin worden gemaakt met een nieuw, grootschalig plan om onze gemeenschappelijke leefwereld en toekomst vorm te geven. De Wereldtop is niet bedoeld om de aanbevelingen van de Top van Rio of de Millenniumdoelstellingen te herzien, maar om het eens te worden over maatregelen om er concreet werk van te maken. Het mag niet gebeuren dat over twee of tien jaar gezegd wordt dat ook deze Wereldtop weer een teleurstelling was. De positieve uitkomsten van de Wereldvoedseltop en de Conferentie van Monterey over de financiering van ontwikkeling zouden als leidraad voor deze Wereldtop moeten dienen.

5) De voornaamste aandachtspunten zoals geformuleerd ten tijde van de Conferentie van Rio en de Millenniumverklaring, zijn nog steeds actueel. Voorts moet er een follow-up komen van de in Doha gelanceerde nieuwe agenda voor ontwikkeling en handel en van de overeenkomst van Monterey over ontwikkelingsfinanciering. Sleutelkwesties zijn armoedebestrijding en het beheer van natuurlijke hulpbronnen: van fundamenteel belang is dat de huidige trend - een steeds verdere aantasting van het milieu - over de gehele lijn wordt omgebogen. Duidelijk moet zijn dat met duurzame ontwikkeling economische, sociale en milieudoelstellingen beoogd worden.

6) Sinds de Conferentie van Rio zijn bepaalde verschijnselen belangrijker geworden. Zo zijn er tekenen die erop wijzen dat er een milieucrisis voor de deur staat. Een ander verschijnsel dat in belang toeneemt is de vicieuze cirkel van armoede, ziekte en analfabetisme. Een derde is de opkomst van een wereldwijde kenniseconomie, die ontwikkelingslanden voor nieuwe uitdagingen stelt. Volgens een recent UNCTAD-rapport dreigt de rol van de ontwikkelingslanden in deze nieuwe wereldeconomie beperkt te blijven tot die van leverancier van producten en diensten waarvoor weinig opleiding vereist is. Dit maakt ontwikkeling van het menselijk kapitaal nog noodzakelijker. Het EESC stelt voor dat tijdens de Wereldtop op alle gebieden prioriteit wordt geschonken aan onderwijs en opleiding.

7) Duurzame ontwikkeling is vooral een zaak van solidariteit tussen generaties en tussen landen en volkeren. De EU heeft verantwoordelijkheidszin aan de dag gelegd door bij het vaststellen van een strategie en een programma voor duurzame ontwikkeling het voortouw te nemen. De mondiale impact hiervan mag niet worden onderschat. Het EESC staat volledig achter de inspanningen van Raad en Commissie om de besluiten van de Europese Raad van Göteborg (2001) naar de praktijk te vertalen. Met deze besluiten over duurzame ontwikkeling heeft de EU de aanzet gegeven tot een nieuw programma voor internationale samenwerking en een hoofdrol voor zich opgeëist. Dit is een unieke gelegenheid. De Europese Unie moet de eerste stap zetten tot het opstellen van een concreet actieprogramma tijdens de Wereldtop en het vormen van partnerschappen die het echte werk moeten gaan verrichten.

8) Het EESC erkent ten volle het belang van de acht in 1999 geformuleerde millenniumdoelstellingen. Zijns inziens zijn vooral de eerste drie doelstellingen belangrijk: 1) halvering (in een periode van 15 jaar) van het aantal personen dat moet zien te leven van minder dan 1 US $ per dag; 2) waarborging van basisonderwijs overal ter wereld in 2015; en 3) wegwerking van de gender-ongelijkheid in het basis- en middelbaar onderwijs in 2005 en elders in het onderwijs in 2015. Tezamen vormen deze acht doelstellingen een enorm ambitieus plan om een betere wereld tot stand te brengen. Om dit plan te verwezenlijken moet meer onderzoek worden gedaan op essentiële terreinen als energie, klimaatverandering en vervoer.

9) Tijdens de Wereldtop moet overeenstemming worden bereikt over een samenhangend pakket beleidsmaatregelen, waarbij de acht millenniumdoelstellingen ondergebracht moeten worden binnen het kader van de drie pijlers (economisch, sociaal en ecologisch) van duurzame ontwikkeling. Het zou rampzalig zijn als de Wereldtop uitliep op een patstelling tussen enerzijds milieubescherming en anderzijds economische en sociale ontwikkeling. Om dit te helpen voorkomen moet goed gekeken worden naar onderling nauw verweven factoren die op duurzame ontwikkeling van invloed zijn, zoals bevolkingsgroei, milieuaantasting, armoede en economische stagnatie.

10) Het EESC heeft kennisgenomen van de positieve uitkomst van de Conferentie van Monterey over ontwikkelingsfinanciering. Er kan gesproken worden van een doorbraak op het gebied van wederzijdse toezeggingen inzake ontwikkeling. Tegelijkertijd dient beseft te worden dat uitsluitend hulp de problemen niet oplost. De druk om hulp te verlenen zal afnemen naarmate de ontwikkelingslanden daadwerkelijk betere handelsmogelijkheden krijgen. Constructieve schuldverlichtingsmaatregelen kunnen ontwikkelingslanden beter in staat te stellen er weer de schouders onder te zetten. Maar schuldverlichting alléén levert niet altijd de verwachte resultaten op. Het EESC beveelt aan om schuldverlichting afhankelijk te stellen van meetbare vooruitgang op weg naar duurzame ontwikkeling, m.i.v. betere milieubescherming. Het EESC zou ook graag zien dat de EU nagaat of een uitbreiding van de schuldverlichtingsmaatregelen voor ontwikkelingslanden tot de mogelijkheden behoort.

11) Ontwikkeling kan pas bevorderd worden als handelsbarrières geleidelijk uit de weg worden geruimd. De EU heeft hiertoe een gewichtige stap gezet door voor de 48 armste landen de invoerrechten voor alle producten ("Everything but Arms"-initiatief) af te schaffen. Het EESC roept de ontwikkelde landen buiten de EU ertoe op, vergelijkbare stappen te nemen. Het Comité verzoekt ook de Commissie om na te gaan of het "Everything but Arms"-plan kan worden uitgebreid tot meer ontwikkelingslanden.

12) Het scheppen van nieuwe banen is een essentieel onderdeel van elk plan ter bestrijding van armoede. In het verleden is werkgelegenheidsschepping maar al te vaak ten koste gegaan van het milieu. Hierin moet verandering komen. De Wereldtop moet duidelijk maken dat goede praktijken op milieugebied en het creëren van werkgelegenheid heel goed samen kunnen gaan. Banenschepping moet zelfs worden beschouwd als één van de manieren bij uitstek om de millenniumdoelstellingen te verwezenlijken. Zij moet hand in hand gaan met de bevordering van fundamentele arbeidsrechten.

13) De Wereldtop moet de aandacht vestigen op het belang van vrouwen voor het ontwikkelingsproces, vooral in de minst ontwikkelde landen. Er moeten nieuwe partnerschappen worden gevormd die erop gericht zijn speciale cursussen en onderwijsprojecten voor vrouwen op te zetten, en die onderwerpen behelzen als voedselveiligheid en gezondheid, het opzetten van coöperaties en bedrijfsvoering.

14) De beoogde halvering van het aantal personen dat in extreme armoede leeft, kan pas bereikt worden als de landbouwopbrengst drastisch wordt verhoogd. De omvorming van de landbouw tot een levensvatbare en zelfstandige sector is een delicaat maar essentieel onderdeel van alle internationale strategieën voor duurzame ontwikkeling.

15) Ontwikkelingslanden kunnen van de mondialisering profiteren, maar dan moet er wel een goed en doeltreffend overheidsbestuur zijn. De Wereldtop moet de aanzet geven tot samenwerkingsovereenkomsten inzake de opleiding van bestuurders in ontwikkelingslanden.

16) De kapitaalstroom richting de ontwikkelingslanden bestaat voor het grootste deel uit directe investeringen door buitenlandse ondernemingen. Een doelstelling van de Wereldtop zou moeten zijn, investeringspartnerschappen tussen bedrijfsleven en overheid tot stand te brengen, in aansluiting op soortgelijke initiatieven, zoals "Global Compact" van de VN. Uit vele studies blijkt dat bedrijfsinvesteringen in toenemende mate dáar plaatsvinden waar goed opgeleide arbeidskrachten voorhanden zijn.

17) Voorwaarde voor duurzame ontwikkeling op nationaal, regionaal en wereldniveau is dat er via onderzoek en ontwikkeling voor een hoog kennispeil wordt gezorgd. Duurzame ontwikkeling spoort er op zich al toe aan, de kennisfactor te versterken. Het EESC stelt voor dat er nieuwe wereldwijde wetenschappelijke netwerken worden opgezet die zich bezighouden met de langetermijnaspecten van duurzame ontwikkeling, met name op gebieden als energie, watervoorziening en voedselveiligheid.

18) Voor de maatschappelijke organisaties, waaronder de sociale partners, is er bij het bevorderen van duurzame ontwikkeling op nationaal, regionaal en mondiaal niveau een belangrijke rol weggelegd. Het maatschappelijk middenveld moet bij het hele ontwikkelingsproces nauw worden betrokken, zodat het tot sociale, economische en milieuprogramma's kan bijdragen. Ook speelt het een belangrijke rol in de publieke bewustwording. Het EESC stelt voor dat er, zoals momenteel in de EU het geval is, om de twee jaar een nationale, mondiale of regionale ontmoeting met alle betrokkenen wordt gehouden om het publiek te betrekken bij de bevordering van en het toezicht op duurzame ontwikkeling.

19) Het EESC verzoekt de regeringen die aan de Wereldtop deelnemen hun uiterste best te doen om tot een constructief, concreet en duidelijk resultaat te komen, nieuwe inspanningen te leveren om wereldwijd vooruitgang te boeken op economisch, sociaal en milieugebied, en maatregelen voor te stellen om de acht millenniumdoelstellingen te verwezenlijken. De verwachtingen hieromtrent zijn hooggespannen. NGO's en andere maatschappelijke geledingen zullen zich naar het laat aanzien niet onbetuigd laten. Het gaat inderdaad om een unieke gelegenheid.

1. De weg naar Johannesburg

1.1. Op de Earth Summit in Rio de Janeiro is duurzame ontwikkeling als een mondiale doelstelling geformuleerd, waarbij is aangegeven dat de drie pijlers ervan (economische, sociale en ecologische ontwikkeling) allemaal even belangrijk zijn en niet los van elkaar kunnen worden gezien. Toverwoord hierbij was en is solidariteit, zowel tussen de generaties als tussen landen en volkeren.

Duurzame ontwikkeling komt in wezen neer op een totaalpakket aan maatregelen om goede leefomstandigheden voor de huidige generaties te scheppen zonder de mogelijkheden van de volgende generaties in gevaar te brengen.

Praktisch gesproken is in Rio onderstreept dat duurzame ontwikkeling dient te stoelen op participatie, tot op het provinciale en lokale niveau aan toe. In het kader van Agenda 21 zijn allerlei initiatieven bepleit.

1.2. Ontegenzeglijk is echter dat de verwachtingen van Rio over het algemeen niet zijn ingelost.

Internationaal waren er een aantal tegenslagen, met name de problemen bij het goedkeuren van het Kyoto-protocol inzake broeikasgasemissies.

Dat er vertraging is opgetreden bij de uitwerking van concrete maatregelen om de doelstellingen van Rio te realiseren, kan deels ook geweten worden aan de mondiale economische achteruitgang in de jaren '90. Hoe dan ook zijn deze doelstellingen voor bepaalde landen moeilijker haalbaar gebleken dan was verwacht.

1.3. Toch is er een groep landen die op concrete en uitdagende wijze gevolg heeft gegeven aan de in Rio gewekte verwachtingen.

Ter bevordering van duurzame ontwikkeling heeft de Raad namelijk in juni 2001 namens de Europese Unie een strategie en een actieplan van vergaande betekenis vastgesteld, waarbij erop is gewezen dat bij alle initiatieven en maatregelen voortaan moet worden nagegaan welke impact zij op duurzame ontwikkeling hebben.

De EU profileert zich hiermee als een entiteit die in de wereld het voortouw neemt om de doelstellingen van Rio in concrete beleidsmaatregelen te vertalen.

1.4. Zeer belangrijk in de EU-strategie is de toezegging van de lidstaten om nationale plannen voor duurzame ontwikkeling op te stellen en jaarlijks over de vorderingen te rapporteren. Zo kunnen maatregelen en resultaten met elkaar worden vergeleken, hetgeen erg nuttig is.

1.5. De voorbereiding van de Wereldtop is al een aantal jaren geleden begonnen. Inmiddels zijn er tal van beleidsstudies opgesteld en seminars en conferenties gehouden. Van groot belang was de internationale conferentie over ontwikkelingsfinanciering, die onlangs in Monterey heeft plaatsgevonden. Daar is naar de ontwikkelingslanden een gebaar gemaakt dat door de band genomen positief is onthaald: de ontwikkelde landen besloten zich ertoe verbinden de ontwikkelingshulp fors te verhogen, zodat deze over acht jaar 0,7 % van het BNP bedraagt (dit komt neer op een extra bedrag aan ontwikkelingshulp van 200 miljard US dollar).

1.6. Binnen de Europese Commissie zijn de voorbereidende werkzaamheden in wezen begonnen met de in het voorjaar van 2001 uitgebrachte Mededeling over de ervaringen na Rio.

1.7. Hierin worden vier strategische doelstellingen voorgesteld waarvoor de EU zich op de Top sterk dient te maken:

- grotere mondiale rechtvaardigheid en een effectief partnerschap voor duurzame ontwikkeling;

- betere integratie en samenhang op internationaal niveau;

- vaststelling van doelen op het gebied van milieu en ontwikkeling om de politieke besluitvaardigheid nieuw leven in te blazen en aan te scherpen;

- doeltreffender maatregelen op nationaal niveau en internationale monitoring terzake.

1.8. In februari 2002 heeft de Commissie met het oog op de Wereldtop een nieuwe Mededeling gepubliceerd.

In deze Mededeling bepleit de Commissie een nieuw wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling en identificeert zij een aantal kwesties die tijdens de Wereldtop centraal dienen te staan en die concreet kunnen worden aangepakt. Gezien de problemen met de voorbereidingen binnen de VN, moeten de prioriteiten van de EU voor de Wereldtop opnieuw worden bekeken in een poging deze meer toe te spitsen op onderwijs, gezondheidszorg, visserij, bosbouw, waterbeheer, energievoorziening, financiering, governance en beleidssamenhang.

2. Uitstippeling van een wereldwijde strategie voor duurzame ontwikkeling

2.1. Uit de voorbereidende werkzaamheden van de VN voor de Wereldtop blijkt dat er planmatig zekere parallellen bestaan met die van de EU.

2.1.1. Het concept duurzame ontwikkeling stoelt per definitie op parallelle en elkaar beïnvloedende overwegingen inzake economische, sociale en milieuvraagstukken. Het belangrijkste element in een duurzame-ontwikkelingsstrategie, zo is terecht opgemerkt, is dat milieuvraagstukken evenveel gewicht wordt toegekend als economische en sociale kwesties. De wisselwerking tussen de drie pijlers blijkt in de praktijk evenwel moeilijk tot uiting te brengen en hard te maken. Hoe verhouden zich bv. milieudoelstellingen tot het scheppen van banen? Of, anders gezegd, hoe kan worden voorkomen dat het milieu in botsing komt met economische ontwikkeling en werkgelegenheid?

De ervaring in de EU laat zien dat de theorieën betreffende de interactie tussen de drie pijlers een nieuwe, modulaire aanpak vereisen.

2.1.2. De Europese Raad van Göteborg (juni 2001) heeft duurzame ontwikkeling officieel tot een horizontale doelstelling van de EU uitgeroepen en aangegeven dat van alle nieuwe voorgestelde maatregelen en programma's een duurzaamheidseffectbeoordeling moet worden gemaakt. Dit ambitieuze streven blijkt in de praktijk zeer moeilijk haalbaar. Het is uitermate moeilijk om tussen een groot aantal ongelijksoortige organisaties voor beleidscoherentie te zorgen. Uiteindelijk is hiervoor waarschijnlijk nodig dat het beleid op een zeer hoog overheidsniveau wordt gecoördineerd, want anders zou het - wat de beoogde duurzame ontwikkeling betreft - wel eens bij mooie woorden kunnen blijven.

2.1.3. Duurzame ontwikkeling zal op langere termijn ingrijpende gevolgen hebben op terreinen als vervoer en energieverbruik, en zal ook een stempel drukken op het voedselveiligheids- en landbouwbeleid. Tevens zal zij van invloed zijn op de bestrijding van klimaatverandering en de beperking van de verspilling van natuurlijke hulpbronnen. Deze opsomming kan nog verder worden uitgebreid. Het gaat erom dat alle beleidsmaatregelen die het dagelijks leven van de burgers beïnvloeden en veranderen, uiteindelijk door die burgers zelf actief en volledig worden ondersteund. Duurzame-ontwikkelingsstrategieën kunnen niet top-down worden opgelegd, al moet de aanzet ertoe wellicht van bovenaf komen. Tegelijkertijd echter dient er een bottom-up-proces plaats te vinden.

Actief overleg met maatschappelijke organisaties, waaronder de sociale partners, en hun actieve deelname aan de uitvoering van en het toezicht op maatregelen voor duurzame ontwikkeling zijn noodzakelijk - zo niet onontbeerlijk - voor een succesvol resultaat.

2.1.4. Veelal wordt gemeend dat duurzame-ontwikkelingsstrategieën louter om economische, sociale en milieuvraagstukken draaien. Deze strategieën zijn echter van grensoverschrijdende aard, en daarom moet ook aan andere dimensies aandacht worden geschonken. Om te begrijpen waarom een land terzake een bepaald besluit heeft genomen, dient men over enige kennis van zijn geschiedenis en waardenstelsel te beschikken. Hieruit vloeit voort dat in duurzame-ontwikkelingsstrategieën ook de communicatie met buur- en andere landen belangrijk is en dat men zich goed bewust dient te zijn van eventuele culturele verschillen.

2.2. De Millenniumverklaring, waarin voor een aantal belangrijke ontwikkelingsdoelstellingen een specifiek tijdschema is geformuleerd, vormt een doorbraak in internationale pogingen om een concreet langetermijnbeleid inzake wereldwijde ontwikkeling uit te stippelen. Het besluit om acht doelen vast te stellen, is genomen door de VN, het IMF, de Wereldbank, de OESO, de G7, de G20 en alle grotere ontwikkelde en ontwikkelingslanden.

Tegen deze achtergrond bestaat een van de voornaamste uitdagingen voor de komende Wereldtop erin, te bepalen hoe de millenniumdoelstellingen moeten worden verwezenlijkt en van welke prioriteiten daarbij moet worden uitgegaan.

2.3. Duidelijk is dus dat het er op de Wereldtop niet om gaat nieuwe doelen te omschrijven, maar vast te stellen hoe, wanneer en met welke middelen de bestaande doelstellingen bereikt moeten worden.

2.3.1. Van bijzonder belang hierbij zijn de volgende vraagstukken:

- de armste landen moeten onder betere voorwaarden aan de wereldeconomie kunnen deelnemen, met name door een voor hen gunstiger handelsregeling te treffen;

- ondernemingen moeten zich er internationaal via strenge bedrijfsnormen toe verbinden dat zij zich als solide en betrouwbare partners voor ontwikkeling inzetten;

- van de rijkste naar de armste landen dient er een aanzienlijke stroom aanvullende middelen in de vorm van investeringen ten behoeve van ontwikkeling op gang te komen.

2.3.2. Deze lijst is in feite een illustratie van de effecten van mondialisering en de problemen die hierdoor ontstaan voor zowel de ontwikkelde als de ontwikkelingslanden. Regeringen kunnen hun kop niet in het zand steken voor het heftige concurrentieklimaat in de gemondialiseerde wereldeconomie. Doeltreffend bestuur is meer dan ooit van belang. Een aantrekkelijk investeringsklimaat staat of valt bij politiek leiderschap, goed management en het vermogen om partnerschappen te vormen. Handel wordt steeds meer de kurk waarop het ontwikkelingsproces drijft. Officiële ontwikkelingshulp en directe investeringen doen een duit in het zakje, maar voor de meeste landen draait alles om de handel.

2.4. De Wereldtop staat voor een zware taak: met het oog op duurzame ontwikkeling moeten langetermijnvraagstukken internationaal worden aangepakt, en tegelijkertijd moet de angst voor de mondialisering worden weggenomen door met voorstellen voor volksgezondheids-, consumentenbeschermings- en milieunormen te komen en moet gewaarborgd worden dat basisnormen op arbeidsgebied in acht worden genomen.

3. Een programma voor de EU in Johannesburg

3.1. In de Mededeling van de Commissie van februari 2002 worden 39 acties beschreven, die in zes hoofdstukken worden onderverdeeld: handel, armoedebestrijding en bevordering van sociale ontwikkeling, duurzaam beheer van natuurlijke en milieurijkdommen, betere samenhang van de beleidsmaatregelen van de EU, betere governance op alle niveaus, en de financiering van duurzame ontwikkeling.

Het EESC staat achter deze meer gerichte formulering van prioritaire doelstellingen in de vorm van acties voor de Wereldtop.

De opmerkingen van het EESC naar aanleiding van de mededeling van de Commissie luiden als volgt.

4. Mondialisering dienstbaar maken: handel ten gunste van duurzame ontwikkeling

4.1. De Ontwikkelingsagenda van Doha legt de basis voor overeenstemming tijdens de Wereldtop over handelsaangelegenheden. Tijdens de Wereldtop moeten maatregelen worden geformuleerd om de Ontwikkelingsagenda van Doha en het proces van Monterrey te ondersteunen en aan te vullen. Hierbij valt te denken aan het stimuleren van ecologisch en sociaal duurzame productiemethoden en handelspraktijken.

4.2. De Commissie stelt verder nog acht specifieke terreinen voor waarop de EU actief kan zijn, o.m. op het gebied van de bevordering van de deelname van ontwikkelingslanden aan het internationale handelssysteem binnen de WTO. Volgens de Commissie kan het stelsel van algemene preferenties (SAP) ten behoeve van duurzame ontwikkeling een belangrijkere rol spelen wanneer in 2004 een meer gereguleerd stelsel wordt ingevoerd; in meer algemene termen pleit de Commissie voor meer aandacht voor duurzaamheid in bilaterale en regionale verdragen.

4.3. Het EESC steunt het voorstel voor een EU-standpunt inzake handel en ontwikkeling, omdat het aansluit bij de standpunten die de EU tijdens de Ontwikkelingsagenda van Doha/WTO-vergadering heeft ingenomen.

4.4. Toch wil het Comité hierbij nog enkele kanttekeningen plaatsen. De WTO moet, als pleitbezorger van de handel bij uitstek, zelf duidelijk maken waar zij voor staat en moet haar programma's en maatregelen een menselijker gezicht geven. Het Comité heeft plannen voor een advies waarin dit aan de orde komt.

4.5. De handel tussen ontwikkelings- en industrielanden kan nog op andere manieren worden bevorderd. Onlangs kwam een EU-lidstaat met het idee om een adviesdienst (een soort "ombudsman") in het leven te roepen om ontwikkelingslanden te helpen met de administratieve rompslomp die gepaard gaat met de export van goederen naar de industrielanden. Het EESC vindt een dergelijk initiatief, mede in het kader van de Wereldtop, het bestuderen waard.

4.6. Wat evenmin - in tegenstelling tot de verwachtingen - in de Mededeling van de Commissie aan bod komt, is het "Everything But Arms"-initiatief en de vraag hoe andere landen kunnen worden gemotiveerd om dit voorbeeld te volgen. Het EBA-initiatief heeft betrekking op de 48 minst ontwikkelde landen. Dit is het uitgelezen moment om na te gaan of het kan worden uitgebreid.

4.7. Het Comité heeft met instemming kennis genomen van het voorstel van de Commissie om Europese bedrijven te stimuleren hun sociale verantwoordelijkheid te nemen door buitenlandse investeerders aan te sporen de OESO-richtsnoeren in acht te nemen, en door initiatieven te ontplooien die aansluiten bij het Groenboek van de Commissie ter bevordering van een Europees kader voor de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven.

4.8. Handel stimuleert directe investeringen in met name productievestigingen. Het scheppen van een positief klimaat voor dergelijke directe investeringen door bedrijven is van cruciaal belang. Met de ontwikkelingsagenda van Doha worden stappen in deze richting gezet. Dat gold ook voor de Conferentie van Monterrey en het Global Compact-initiatief van de VN. Ook NGO's, zoals OXFAM, en verschillende denktanks hebben, meer recentelijk, hun steentje bijgedragen. De Wereldbank voert momenteel een ambitieus programma uit om het personeelsbestand via praktijkonderwijs, opleidingen en cursussen op te krikken. De IAO heeft hieraan met haar "Decent Work"-programma een belangrijke dimensie toegevoegd.

4.9. Het EESC dringt er met klem op aan tijdens de Wereldtop, als vervolg op Doha en Monterrey, een pakket maatregelen te formuleren om meer directe investeringen in ontwikkelingslanden te stimuleren.

4.10. Ook de behoefte aan een allesomvattend beleid, waaronder ontwikkelingshulp, investeringen en schuldverlichting vallen, moet aandacht krijgen tijdens de Wereldtop. Voor veel ontwikkelingslanden is schuldverlichting nog steeds een conditio sine qua non voor een grotere onafhankelijkheid en een beter gebruik van de middelen die door het buitenland worden verstrekt.

Het EESC zou graag zien dat de EU nagaat of er nog ruimte is voor verdere schuldverlichting voor de ontwikkelingslanden.

5. Bestrijding van armoede en bevordering van sociale ontwikkeling

5.1. De Commissie legt, geheel in lijn met de millenniumdoelstellingen, de meeste nadruk op acties ter bestrijding van armoede en honger. Zij stelt met name voor het EU-ontwikkelingsbeleid nog meer op de hoofddoelstelling (armoedebestrijding) af te stemmen. Concreet betekent dit dat een nog groter deel van het budget naar de minst ontwikkelde landen en de armste groepen in de andere ontwikkelingslanden moet gaan.

5.2. Het EESC steunt deze voorstellen. Evenals de Commissie vindt het Comité dat terdege aandacht moet worden geschonken aan sanitaire en watervoorzieningen en, in ruimere zin, aan maatregelen in de gezondheidszorg, zoals een gemakkelijker toegang tot - en gedifferentieerde prijsbepaling van - geneesmiddelen.

5.3. De Commissie stelt voor in de desbetreffende beleidsmaatregelen van de Europese Unie nog meer plaats in te ruimen voor het "genderperspectief". Het Comité had het op prijs gesteld indien dit aspect verder was uitgewerkt, ook al heeft de Commissie vorig jaar nog een Mededeling over het gendergelijkheidsaspect ("mainstraming of gender equality") in de ontwikkelingssamenwerking van de Gemeenschap(2) gepubliceerd. Een EU-programma voor de Wereldtop biedt immers een goede gelegenheid om dit aspect toe te lichten.

5.4. Vrouwen spelen een essentiële rol in veranderende levenspatronen en kunnen ervoor zorgen dat nieuwe levenswijzen vlotter worden geaccepteerd; hun invloed mag niet worden onderschat. Onderwijsprojecten moeten daarom in eerste instantie op vrouwen zijn gericht, evenals acties ter bevordering van andere voedings-, gezondheids- en hygiënische gewoonten.

5.5. In het kader hiervan zij nogmaals gewezen op het besluit van de VN-Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling van 1994. Daarin werd gesteld dat de situatie van vrouwen alleen kan worden verbeterd als zij de mogelijkheid tot gezinsplanning hebben en als hun recht om zelf over hun voortplanting te beslissen, wordt erkend.

5.6. Het Comité heeft kennisgenomen van het voorstel om het onderzoek naar met duurzame ontwikkeling verwante thema's te bevorderen en steunt dit voorstel van harte. Zo heeft het kennisgenomen van nieuwe onderzoeksprojecten naar de wijze waarop productie- en consumptiepatronen kunnen worden gewijzigd. Dit is duidelijk een terrein waarop meer elementaire informatie - die een bredere basis voor overleg biedt - geboden is.

6. Duurzaam beheer van natuurlijke en milieurijkdommen

6.1. Steeds meer milieuhulpbronnen gaan verloren. De eerste prioriteit van de Commissie is om deze trend vóór 2015 op nationaal en wereldvlak om te buigen. Ten tweede moeten voor een aantal sleutelsectoren (water, land en bodem, energie en biodiversiteit) sectorale en tussentijdse doelstellingen worden ontwikkeld.

6.2. De Commissie is van plan op de Wereldtop een initiatief voor een wereldwijd partnerschap ter bevordering van duurzaam waterbeheer te lanceren.

6.3. Het EESC steunt de voorstellen van de Commissie op dit belangrijke terrein. De voorstellen met betrekking tot waterbeheer en energie, m.n. de bevordering van hernieuwbare energiebronnen, zijn zeer belangrijk en moeten op de Wereldtop met voorrang worden behandeld. Sommige landen en regio's zullen hierin wellicht het voortouw nemen, maar voor duurzame wereldwijde oplossingen is het noodzakelijk dat overal, over de hele wereld, de beste praktijken en meest recente technieken worden gebruikt en dat die niet als voorrecht van de happy few worden beschouwd.

6.4. In dit licht bezien is de verdere ontwikkeling van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling één van de beste bijdragen aan zowel de Wereldtop als de werkzaamheden daarna. Ook de plannen voor een EU-actieplan inzake forest law enforcement, governance and trade vormen een belangrijke bijdrage, evenals de internationale initiatieven om overtredingen van de boswetgeving en bosmisdrijven aan te pakken. Een ander mooi voorbeeld is de ontwikkeling van een EU-strategie voor de verre zeevisserij.

6.5. De ratificatie van het Kyoto-protocol is een belangrijke stap op weg naar het stopzetten van klimaatveranderingen. Maar de ratificatie van het Kyoto-protocol neemt niet weg dat de blik op de toekomst moet worden gericht, op verdere en toekomstige maatregelen. De EU zou bijv. kunnen voorstellen om de lat voor emissiebeperkingen nog hoger te leggen.

6.6. Op een bepaald moment constateert de Commissie dat het zaak is investeringen in betaalbare, duurzame en milieuvriendelijke vervoersmodaliteiten aan te zwengelen. Het Comité had het op prijs gesteld indien deze gedachte verder was uitgewerkt.

6.7. Vervoer wordt een belangrijk thema in alle strategieën voor duurzame ontwikkeling, zowel in de geïndustrialiseerde als in de ontwikkelingslanden. Vervoer hangt immers nauw samen met stads- en plattelandsontwikkeling en de wijze waarop leven en werk in een samenleving worden georganiseerd. De ontwikkelingen in de vervoerstechnologie worden hierbij op de voet gevolgd. Het Comité zou graag zien dat de Commissie dit heikele onderwerp voortvarend aanpakt.

6.8. De Commissie is van mening dat de Europese Unie in de eerste plaats regionale en subregionale initiatieven moet steunen om, met het oog op de totstandbrenging van duurzame ontwikkeling, sociale, economische en milieuproblemen op te lossen. Dit kan gebeuren in het kader van de Euromed-samenwerking.

6.9. Gezien de ervaringen met de samenwerking in het Middellandse-Zeegebied is het Comité hier een fervent voorstander van. De kandidaat-lidstaten zijn een probleem apart: zodra zij tot de EU zijn toegetreden, doen zij automatisch mee aan de EU-strategie maar zij zullen zowel vóór als na de toetreding forse steun nodig hebben, willen zij de achterstand op de huidige lidstaten inlopen.

7. Verbetering van de samenhang in het EU-beleid

7.1. Overeenkomstig de geest en de letter van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling pleit de Commissie ervoor alle EU-maatregelen op het vlak van duurzame ontwikkeling eens kritisch op hun coherentiegehalte te testen.

7.2. Het EESC heeft het enorme belang hiervan al bij diverse eerdere gelegenheden onderstreept.

Het Comité blijft bij zijn mening dat de Europese instellingen voortvarender te werk moeten gaan om de beleidssamenhang te bereiken die noodzakelijk is voor een coherent beleid inzake duurzame ontwikkeling, zowel op Europees grondgebied als daarbuiten - als onderdeel van een wereldwijd initiatief dat op de Wereldtop het licht zal zien.

8. Betere governance op alle niveaus

8.1. Belangrijk is dat op alle niveaus en in alle landen voor goede governance wordt gezorgd, zodat de gemeenschappelijke doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling kunnen worden verwezenlijkt.

Het Comité neemt kennis van de opmerkingen van de Commissie inzake de behoefte aan doeltreffende en open governance op alle niveaus, waarbij de maatschappelijke organisaties, m.i.v. de sociale partners, actief bij zowel de planning als de uitvoering zijn betrokken.

Het Comité heeft zich hierover al eerder, in vroegere adviezen over duurzame ontwikkeling, uitgesproken(3).

8.2. Bedrijven moeten een grotere rol gaan spelen als aanjagers van ontwikkeling. Zo heeft de VN het Global Compact-initiatief gelanceerd als één van de instrumenten om een actieve betrokkenheid van het bedrijfsleven bij duurzame ontwikkeling en bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen te bewerkstelligen.

8.3. Het EESC staat vierkant achter dit initiatief en hoopt dat het op nationaal of Europees niveau navolging krijgt.

9. De financiering van duurzame ontwikkeling

9.1. Tijdens de VN-conferentie van Monterrey in maart 2002 werd een akkoord bereikt over een geleidelijke maar gestage stijging van het budget voor duurzame ontwikkeling. Het resultaat van deze conferentie moet in grote lijnen als een succes worden beschouwd.

Deze middelen zijn uiteraard niet toereikend, maar wijzen wel op een duidelijke koerswijziging.

9.2. Een andere belangrijke kwestie is hoe een verdere stijging van directe investeringen in ontwikkelingslanden kan worden gestimuleerd.

Ook hier draait het om de criteria die bepalen wáár geïnvesteerd wordt. En wederom staat het belang van menselijk kapitaal centraal.

Het EESC steunt het in Monterrey genomen besluit om de industrielanden aan te sporen tot verhoging van hun ontwikkelingshulp tot ongeveer 0,7 % van hun BBP en dringt aan op extra maatregelen om directe, sectorgewijze particuliere investeringen te stimuleren.

10. Extra aandachtspunten voor een wereldwijde strategie voor duurzame ontwikkeling

10.1. De Europese Commissie heeft een goed onderlegd discussiedocument voor de onderhandelingen vóór de Wereldtop in Johannesburg gepresenteerd. De opmerkingen van het EESC zijn in het voorgaande hoofdstuk terug te vinden.

Ter aanvulling van het voorgaande wenst het Comité nog de volgende aandachtspunten toe te voegen aan het discussiedocument voor de Wereldtop.

10.2. De millenniumdoelstelling om alle kinderen tegen het jaar 2015 van basisonderwijs te voorzien moet worden beschouwd als de eerste stap in een grote, wereldwijde investering in menselijk kapitaal. Beroepsonderwijs dat deels op de basisschool en deels daarbuiten wordt gegeven moet de volgende strategische stap zijn op weg naar een wereldwijde kennismaatschappij. In een recent UNCTAD-rapport is de aandacht gevestigd op wat er kan gebeuren als ontwikkelingslanden niet méér investeren in onderwijs en opleiding: dan zullen de producten waarvoor specifieke kennis is vereist, altijd geïmporteerd moeten worden, en zal slechts de productie waarvoor geen kennis is vereist, in ontwikkelingslanden plaatsvinden.

10.3. Het EESC stelt voor tijdens de Wereldtop na te gaan of er een speciale commissie moet worden opgericht die zowel toezicht moet uitoefenen op de tenuitvoerlegging van deze doelstelling als plannen moet opstellen voor uitbreiding van de beroepsopleiding. Gezien het ontstaan van een wereldwijde kenniseconomie zijn investeringen in onderwijs en opleiding weer dringend geboden.

10.4. De rol van vrouwen in de totstandbrenging van duurzame ontwikkeling kan gemakkelijk worden onderschat als gevolg van traditionele en/of culturele patronen. In de minst ontwikkelde landen spelen vrouwen een belangrijke rol in de veranderingen van voedings-, gezondheids- en hygiënische gewoonten.

10.5. Het EESC stelt voor tijdens de Wereldtop de aandacht te vestigen op het belang van vrouwen in het ontwikkelingsproces en een nieuw gezamenlijk initiatief te lanceren om vrouwen die als ondernemer economisch actief willen worden te ondersteunen met cursussen, financiële middelen, hulp bij administratieve aangelegenheden en ervaringsuitwisseling. De Europese Unie moet hierin het voortouw nemen door partnerschappen met sociale partners, bedrijven, opleidingsinstituten, handelsorganisaties en internationale organen aan te gaan.

10.6. Een andere millenniumdoelstelling, om het aantal mensen dat met 1 US $ of minder per dag moet rondkomen tegen 2015 te verlagen, vergt een groot aantal samenhangende maatregelen. Het scheppen van banen is duidelijk één van de belangrijkste daarvan. Het creëren van werk is afhankelijk van o.a. de productiemogelijkheden, de aanwezigheid van markten, de beschikbaarheid van investeringskapitaal en de kansen op het gebied van onderwijs en opleiding. Tot op zekere hoogte zijn ook de behoefte aan en financiering van overheidsvoorzieningen van belang. Maar bovenal moeten er consumenten en markten voor producten en diensten zijn.

10.7. Het EESC verzoekt de deelnemers aan de Wereldtop zich te concentreren op het belang van banenschepping als instrument om een aantal ontwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken. Het Comité stelt voor om, in het licht van de resultaten van de Conferentie van Monterrey en de Wereldtop zelf, een speciale internationale task force op te zetten om strategieën en maatregelen voor banenschepping uit te denken.

10.8. Het bevolkingsvraagstuk is vanzelfsprekend van wezenlijk belang in alle discussies over duurzame ontwikkeling. Uit sommige nieuwe trends in de bevolkingsstatistieken kan worden afgeleid dat vorige trends niet zo onomkeerbaar zijn als algemeen werd aangenomen. In niet minder dan dertien van de meest dichtbevolkte landen zijn de geboortecijfers sterk aan het dalen, tot 2 kinderen per vrouw of minder. De meest voor de hand liggende oorzaak is dat steeds meer vrouwen de arbeidsmarkt willen betreden.

10.9. Het EESC is zich bewust van de betekenis van nieuwe trends in statistische gegevens en stelt derhalve voor tijdens de Wereldtop de aanzet te geven tot een nieuwe wereldwijde studie naar de huidige trends in geboortecijfers en, in het licht hiervan, naar strategieën om een evenwicht tot stand te brengen tussen economische, sociale en ecologische ontwikkelingen enerzijds en demografische ontwikkelingen anderzijds. In deze studie moet ook rekening worden gehouden met de vergrijzing die overal ter wereld plaatsvindt, en met de demografische en economische gevolgen hiervan.

10.10. De grote stedelijke concentraties in ontwikkelingslanden trekken een zware wissel op duurzame ontwikkeling. Datzelfde geldt, vaak in extremis, voor sommige plattelandsgebieden. In beide gevallen is de huidige situatie het resultaat van vele jaren niet het hoofd kunnen bieden aan de complexe factoren die overbevolking in stedelijke gebieden en onderbevolking - en soms extreme onderontwikkeling - veroorzaken. Soms zijn deze megasteden ook megaprobleemgebieden voor wat betreft voedselvoorziening, gezondheidszorg, huisvesting, hygiënische omstandigheden, vervuiling, onderwijs, openbare orde en rechtspraak, vervoer, enz.

10.11. Het EESC is ervan overtuigd dat wereldwijde actie ten behoeve van duurzame ontwikkeling speciale maatregelen moet omvatten om onhoudbare situaties in stedelijke en plattelandsgebieden, in zowel ontwikkelings- als industrielanden, te verhelpen. Het Comité stelt voor dat de deelnemers aan de Wereldtop de situatie in stedelijke en plattelandsgebieden in diverse ontwikkelingslanden in kaart brengen en verzoekt de landen zelf ervaringen en oplossingen uit te wisselen. Voorts moet het startschot worden gegeven voor een wereldwijd programma voor "duurzame megalopolissen".

10.12. Net als bij de Conferentie van Rio, tien jaar geleden, zou ieder land een nationale strategie voor duurzame ontwikkeling moeten uitwerken. In de Europese Unie hebben een aantal landen dat gedaan, op verzoek van de Europese Raad van Gotenburg in juni 2001.

Hoewel dergelijke nationale actieplannen nog in de kinderschoenen staan, leveren zij een schat aan informatie en ervaring. Het Comité stelt voor dat de Europese Commissie in samenwerking met de desbetreffende internationale organen nieuwe en gebruiksvriendelijke gegevens- en informatiediensten opzet om deze informatie voor iedereen toegankelijk te maken.

10.13. Energie en vervoer staan voorop in alle discussies over duurzame ontwikkeling. Het Comité heeft zijn standpunt ter zake bij eerdere gelegenheden kenbaar gemaakt.

Gezien het belang van deze materie en het niet onaanzienlijke aantal onderzoeken op dit vlak, stelt het Comité voor dat de deelnemers aan de Wereldtop gezamenlijk de balans opmaken. Doel hiervan is niet zozeer nieuwe oplossingen te vinden, maar de situatie in kaart te brengen, als uitgangspunt voor nieuwe maatregelen.

10.14. Het bedrijfsleven speelt een duidelijke en vooraanstaande rol in het ontwikkelingsstreven. Er is een aantal nieuwe initiatieven gelanceerd om het bedrijfsleven meer te betrekken bij projecten en meer te investeren in de productie in ontwikkelingslanden.

10.15. Het EESC heeft kennisgenomen van de diverse initiatieven om het bedrijfsleven bij de economische, sociale en ecologische ontwikkeling te betrekken. Feit is dat de meeste maatregelen zijn genomen ten behoeve van de eerste pijler van duurzame ontwikkeling. Het Comité is ervan overtuigd dat het bedrijfsleven de voordelen van actieve betrokkenheid bij zowel sociale en ecologische als economische ontwikkeling zal inzien en waarderen. Het zou graag zien dat tijdens de Wereldtop wordt gepleit voor actieve betrokkenheid van het bedrijfsleven bij het duurzame ontwikkelingsproces en dat terdege aandacht wordt besteed aan de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen.

Het Comité juicht initiatieven als Global Compact toe en hoopt dat dit specifieke initiatief op grotere schaal zal worden gepromoot.

10.16. De sociale partners en het maatschappelijk middenveld in het algemeen spelen op alle fronten een cruciale rol in wereldwijde duurzame ontwikkeling. De Europese Commissie is zich hiervan bewust, evenals het voorbereidend comité van de VN, hoewel dit laatste zich hierover nog niet met zoveel woorden heeft uitgesproken.

10.17. Het EESC beklemtoont eens te meer dat de sociale partners, en het maatschappelijk middenveld in het algemeen, een essentiële rol spelen in alle stadia van dit proces, van de eerste planning tot het toezicht, de uitvoering en tenslotte de evaluatie en de follow-up.

10.18. Het Comité wijst er nogmaals op dat vertegenwoordigers van sociale partners en van het maatschappelijk middenveld in het algemeen de kans moeten krijgen om elke twee of drie jaar mede de balans op te maken. Dergelijke "inventarisatiebijeenkomsten" moeten een uniek kader bieden voor democratische participatie, doorzichtigheid en aansprakelijkheid.

11. De rol van de Europese Unie

11.1. Gezien de grote moeite waarmee een gemeenschappelijk standpunt voor de Wereldtop tot stand komt - en in de aanloop hiernaartoe overeenkomstige afspraken worden gemaakt - is het niet uitgesloten dat de Top minder resultaat zal opleveren dan wordt verwacht. Dat zou erg jammer en betreurenswaardig zijn. De EU moet er dan ook eer in scheppen om het initiatief te nemen tot een programma en een actieplan die in Johannesburg op brede steun kunnen rekenen.

11.2. Internationale duurzame ontwikkeling is een terrein waarop de EU een heel bijzondere bijdrage kan leveren, gebaseerd op de ervaringen binnen de Unie zelf. De EU moet bereid zijn om, in de aanloop naar "Johannesburg", het voortouw te nemen. Bovendien moet de Unie ook bereid zijn om de kar te trekken bij de follow-up van de Wereldtop.

11.3. In dit lange traject van internationale ontwikkeling mag het volgende station na Johannesburg niet pas over tien jaar worden bereikt. De Wereldtop moet de koers uitzetten voor een onverschrokken vervolg van het parcours.

Brussel, 30 mei 2002.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

G. Frerichs

(1) Volgens de acht millenniumdoelstellingen is het zaak,

- extreme armoede en honger uit te roeien (het aantal mensen dat in extreme armoede leeft, d.w.z. rond moet komen van minder dan 1 US dollar per dag, moet in 2015 zijn gehalveerd;

- voor universeel basisonderwijs te zorgen in 2015;

- de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen en vrouwen mondiger te maken;

- de kindersterfte terug te dringen;

- de zwangerschapszorg te verbeteren;

- HIV/aids, malaria en andere ziekten te bestrijden;

- ecologische duurzaamheid te waarborgen;

- een wereldwijd partnerschap voor ontwikkeling op te zetten.

(2) COM(2001) 295 def.

(3) Advies van het ESC over "De voorbereiding van een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling" - PB C 221 van 7.8.2001;

advies van het ESC over "Een duurzaam Europa voor een betere wereld" - PB C 48 van 21.2.2002;

advies van het ESC over "Een strategie voor duurzame ontwikkeling" - PB C 94 van 18.4.2002.