52001SC0130

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met betrekking tot het Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad inzake de mobiliteit binnen de Gemeenschap van studenten, personen in opleiding, jonge vrijwilligers, leerkrachten en opleiders /* SEC/2001/0130 def. - COD 2000/0021 */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD MET BETREKKING TOT HET VOORSTEL VOOR EEN AANBEVELING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD INZAKE DE MOBILITEIT BINNEN DE GEMEENSCHAP VAN STUDENTEN, PERSONEN IN OPLEIDING, JONGE VRIJWILLIGERS, LEERKRACHTEN EN OPLEIDERS

1. ACHTERGROND VAN HET DOSSIER

- Datum van indiening van het oorspronkelijke voorstel: 21 januari 2000 [1]

[1] COM(1999) 708 def., van 21 januari 2000

- Advies van het Economisch en Sociaal Comité: 27 april 2000 [2]

[2] CES 475/2000

- Advies van het Comité van de Regio's: 15 juni 2000 [3]

[3] CdR 20/2000 Rev.2 AM

- Advies van het Europees Parlement in eerste lezing: 13 september 2000 [4]

[4] PE A5-0255/2000 (COD) van 5 oktober 2000

- Datum van indiening van het gewijzigde voorstel: 9 november 2000 [5]

[5] COM(2000) 723 def., van 9 november 2000

- Datum van goedkeuring van een politiek akkoord met het oog op het gemeenschappelijk standpunt: 9 november 2000

- Vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt: 19.1.2001

2. ONDERWERP VAN DE AANBEVELING

Het voorstel voor een aanbeveling betreft de mobiliteit van personen die in een andere lidstaat een studiecyclus of een opleiding willen volgen, vrijwilligerswerk willen verrichten of er als leerkracht of opleider werkzaam willen zijn, zulks al dan niet in het kader van een Gemeenschapsprogramma. De aanbeveling stoelt op de artikelen 149 en 150 en verzoekt de lidstaten de ondanks het acquis communautaire nog steeds bestaande aanzienlijke belemmeringen voor het vrije verkeer op te heffen.

3. REACTIE VAN DE COMMISSIE OP HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

3.1 Algemene opmerkingen

De Commissie is verheugd dat het gemeenschappelijk standpunt van de Raad in grote lijnen overeenstemt met het voorstel van de Commissie. Zij neemt er nota van dat de Raad instemt met de centrale doelstelling van het voorstel: de lidstaten verzoeken de nodige voorwaarden te creëren voor de ontwikkeling van mobiliteit binnen de Gemeenschap voor onderwijs- en opleidingsdoeleinden. Op een aantal punten, zoals de mogelijkheden voor iedereen om van mobiliteit gebruik te maken, beter op elkaar afgestemde en aangepaste mogelijkheden voor financiering van mobiliteit, betere erkenning van de gedurende de mobiliteit verworven kwalificaties en betere en meer gerichte informatie over de mogelijkheden van mobiliteit, is de tekst een verbetering ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie. De Commissie stelt met tevredenheid vast dat de Raad de opzet van de regelgeving in grote lijnen onaangeroerd laat.

3.2 Inachtneming van de door het Europees Parlement in eerste lezing voorgestelde amendementen

Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad is gebaseerd op het gewijzigde voorstel dat de Commissie heeft goedgekeurd naar aanleiding van het door het Europees Parlement in eerste lezing opgestelde advies. De Commissie stelt met tevredenheid vast dat het gemeenschappelijk standpunt in hoge mate rekening houdt met de door het Europees Parlement voorgestelde en door de Commissie overgenomen amendementen. Het gemeenschappelijk standpunt neemt 34 van de door het Europees Parlement voorgestelde en door de Commissie overgenomen amendementen geheel, gedeeltelijk of wat de geest betreft, over, in het bijzonder met betrekking tot:

- de vermelding van het specifieke karakter van vrijwilligersactiviteiten;

- de verzoeken met betrekking tot de administratieve, taalkundige en culturele hindernissen en die van financiële aard;

- de verzoeken met betrekking tot de informatie en opleiding van personen die van mobiliteit gebruik willen maken;

- de toepassing van het non-discriminatiebeginsel bij mobiliteit;

- het gebruik van doorzichtiger modellen voor getuigschriften van beroepsopleiding;

- organisatiemodellen ter vergemakkelijking van mobiliteit van leerkrachten.

Verder worden in het gemeenschappelijk standpunt drie, door de Commissie niet overgenomen amendementen van het Europees Parlement, betreffende follow-up van de aanbeveling, samenwerking met het Europese Forum voor de transparantie van beroepskwalificaties en uitwisseling van informatie (amendementen 49, 50 en 51), gedeeltelijk gehandhaafd.

De Commissie neemt terdege nota van een aantal door de Raad aangebrachte wijzigingen met een verduidelijkend of constructief preciserend karakter, met name wat de situatie van onderdanen van derde landen betreft.

Desalniettemin betreurt de Commissie het te vage karakter van de tekst van de Raad op een aantal specifieke punten en in het bijzonder wat de socialezekerheidsaspecten betreft, die tot de kern van de problematiek van de hindernissen voor mobiliteit behoren. Een duidelijkere formulering was wenselijk geweest. Het optreden van mevrouw Reding had tot doel om de onvrede van de Commissie aangaande deze specifieke punten tot uiting te brengen.

De Commissie had zo bijvoorbeeld liever gezien dat de Raad de door de Commissie overgenomen amendementen van het Europees Parlement betreffende het behoud van socialezekerheidsrechten en sociale bescherming (amendementen 29, 30 en 31; 35, 36, 37 en 38) had gehandhaafd.

Wat de verzoeken aan de Commissie inzake de follow-up van de aanbeveling betreft, heeft mevrouw Reding gezegd (notulen van de Raad) dat ze er nota van neemt, maar dat ze zich namens de Commissie het recht voorbehoudt om er gevolg aan te geven rekening houdende met de prioriteiten van de Commissie en de beschikbaarheid van middelen. Mevrouw Reding heeft de volgende verklaring afgelegd: "De Commissie neemt nota van deze tot haar gerichte verzoeken met betrekking tot het waarborgen van de follow-up van deze aanbeveling. Ze behoudt zich het recht voor om er gevolg aan te geven rekening houdende met haar prioriteiten en de beschikbare middelen".

Tot slot heeft de Commissie, samen met de Raad, een verklaring geformuleerd om tegemoet te komen aan de bezorgdheid van de Raad betreffende de socialezekerheids- en belastingmaatregelen, waarin wordt verduidelijkt dat deze gebieden tot de verantwoordelijkheden van de lidstaten blijven behoren.

4. Conclusie

Op basis van dit gemeenschappelijk standpunt kan het wetgevingsproces op constructieve wijze voortgang vinden met de tweede lezing door het Europees Parlement. De Commissie ondersteunt het hele voorstel van de Raad, maar plaatst een aantal kanttekeningen bij de hierboven vermelde aspecten. De Commissie is van mening dat aan een groot aantal positieve elementen is voldaan om een definitief besluit te kunnen nemen.