Voorstel voor een verordening van de Raad houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (COM(2001) 113 def. — 2001/0062(CNS))
Publicatieblad Nr. C 180 E van 26/06/2001 blz. 0199 - 0201
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (door de Commissie ingediend) TOELICHTING Inleiding Het huidige mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten werd ingesteld bij Verordening nr. 1969/88 van de Raad van 24 juni 1988. Door die verordening werden twee communautaire financieringsmechanismen, te weten de financiële bijstand op middellange termijn [1] en het mechanisme van communautaire leningen ter ondersteuning van de betalingsbalansen van de lidstaten [2], samengevoegd in een geïntegreerd mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn. [1] Beschikking 71/143/EEG (PB L 73 van 27.3.1971), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 86/656/EEG (PB L 382 van 31.12.1986). [2] Verordening (EEG) nr. 682/81 (PB L 73 van 19.3.1981), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1131/85 (PB L 118 van1.5.1985). De Europese Raad van 16 juni 1997 heeft een resolutie aangenomen over de instelling van een wisselkoersmechanisme in de derde fase van de Economische en Monetaire Unie om na te gaan of de lidstaten die de euro later dan 1 januari 1999 willen aannemen voldoen aan bepaalde convergentiecriteria als vastgesteld in artikel 121 van het Verdrag. De Europese Centrale Bank en de centrale banken van de lidstaten die niet tot de eurozone behoren hebben op 1 september 1998 een overeenkomst gesloten om de bijzonderheden vast te stellen van een wisselkoersmechanisme in de derde fase van de Economische en Monetaire Unie. Het mechanisme voor financiële ondersteuning kan door de Raad ten uitvoer worden gelegd op initiatief van, hetzij een lidstaat die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot de lopende rekening van de betalingsbalans of het kapitaalverkeer gesteld ziet, hetzij de Commissie die handelt op grond van artikel 119 van het Verdrag, dat tijdens de derde fase van de Economische en Monetaire Unie van kracht blijft voor de lidstaten die een derogatie hebben [3]. [3] In de zin van artikel 122 van het EG-Verdrag. Na onderzoek van de situatie van de betrokken lidstaat kan de Raad een besluit nemen over de toekenning van een lening of een passende financieringsfaciliteit, het bedrag, de gemiddelde looptijd en de voorwaarden van de lening of financieringsfaciliteit, alsmede de voorwaarden inzake economische politiek die aan de financiële ondersteuning verbonden zullen zijn. De Raad besluit tevens tot de eventuele financiering, door middel van een beroep op de lidstaten, van de volledige of gedeeltelijke financiële ondersteuning op middellange termijn. Het mechanisme voor financiële ondersteuning maakt het niet alleen mogelijk snel een aanzienlijk steunbedrag toe te kennen, maar ook, door de voorwaarden die eraan verbonden zijn, het vertrouwen van de financiële markten in het vermogen van het getroffen land om de situatie recht te zetten, te versterken. Sedert de inwerkingtreding van de verordening van de Raad van 24 juni 1988 is van dit geïntegreerde mechanisme tweemaal gebruikt gemaakt voor twee verschillende lidstaten: de eerste maal in 1991 door de toekenning van een lening van 2,2 miljard EUR in drie tranches (waarvan alleen de eerste tranche van 1 miljard werd uitbetaald), terwijl het laatste besluit van de Raad op grond van de verordening dateert van januari 1993 en betrekking had op de toekenning van een lening van 8 miljard EUR in vier tranches (waarvan alleen de eerste twee van 2 miljard elk werden uitbetaald). Onderzoek van het geïntegreerde mechanisme voor financiële ondersteuning Op grond van artikel 12 van de genoemde verordening heeft de Raad sedert 1988 verschillende malen op basis van een verslag van de Commissie, op advies van het Economisch en Financieel Comité [4] en na raadpleging van het Europees Parlement onderzocht of het beginsel, de toepassingsregels en de maxima van het ingestelde mechanisme nog voldeden aan de behoeften die tot de invoering ervan hadden geleid. [4] Op 1.1.1999 is het Monetair Comité vervangen door het Economisch en Financieel Comité. Na het onderzoek in oktober 1997 van het verslag van de Commissie over het onderzoek van het mechanisme voor financiële ondersteuning heeft de Raad conclusies [5] aangenomen waarin hij oordeelde dat het mechanisme nog voldeed aan de behoeften die tot de invoering ervan hadden geleid en de wens uitsprak dat het opnieuw zou worden bekeken in het licht van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie. [5] Vergadering 2032 van de Raad Ecofin van 13.10.1997. In haar verslag [6] van november 1999 aan de Raad en het Europees Parlement over het onderzoek van het geïntegreerde mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten oordeelde de Commissie dat dit instrument moest worden gehandhaafd, maar dat de mogelijkheid van gehele of gedeeltelijke financiering van de op grond van dit instrument toegekende leningen door de andere lidstaten moest worden afgeschaft en dat het huidige maximum van 16 miljard EUR moest worden teruggebracht op 12 miljard EUR. [6] COM(1999)628 def. van 26.11.1999. In zijn advies van 14 juli 2000 [7] over het verslag van de Commissie stemde het Economisch en Financieel Comité in met de conclusies van de Commissie. [7] Document EFC/ECFIN/312 def. van 31 mei 1999. In het kader van het onderzoek [8] van het genoemde verslag van de Commissie sprak het Europees Parlement zich uit voor behoud van het instrument en aanpassing van het juridische referentiekader van het mechanisme om rekening te houden met het begin van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie. Het steunde de aanbeveling van de Commissie het leningsmaximum terug te brengen van 16 tot 12 miljard EUR en verzocht haar te onderzoeken of een aangepast mechanisme voor ondersteuning van de betalingsbalansen van de kandidaat-lidstaten kan worden gecreëerd en in de pretoetredingsstrategie geïntegreerd. [8] Verslag van de Economische en Monetaire Commissie van 11 oktober 2000 (A5-0277/2000 DEF.) De Raad heeft het instrument voor financiële ondersteuning onderzocht aan de hand van het verslag van de Commissie en het advies van het Economisch en Financieel Comité en het Europees Parlement. Op 14 december 2000 heeft hij zijn conclusies geformuleerd. Hij heeft zich uitgesproken voor handhaving van het instrument en aanpassing van het juridische referentiekader. Voorts heeft hij de wens uitgesproken dat de huidige verordening, die bepaalt dat de op grond van het mechanisme toegekende leningen uitsluitend door een beroep op de kapitaalmarkt moeten worden gefinancierd, wordt gewijzigd en dat het gebruiksmaximum van het mechanisme wordt verlaagd van 16 tot 12 miljard EUR. Hij verzocht de Commissie te gepasten tijde een voorstel tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1969/88 in die zin in te dienen. Toelichting per artikel In artikel 1 zijn de volgende wijzigingen verwerkt: - Sedert het begin van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie (1.1.1999) kunnen alleen nog de lidstaten met een derogatie voor deelname aan de Economische en Monetaire Unie van het mechanisme gebruikmaken. - Wegens de sterke vermindering van het aantal lidstaten dat van het mechanisme gebruik mag maken, wordt het maximum van de toe te kennen leningen van 16 tot 12 miljard EUR teruggebracht. - In verband met de ontwikkeling van de financieringstechnieken die op de kapitaalmarkten en door de financiële instellingen worden gebruikt en om de begunstigde lidstaat voordeligere financieringskosten te bieden, is het wenselijk de bevoegdheid van de Commissie uit te breiden tot uitwisselingsoperaties van schulden en/of rentevoeten (swaps). Artikel 2 betreft thans specifiek de lidstaten met een derogatie en preciseert een van de opdrachten van het Economisch en Financieel Comité voor de tenuitvoerlegging van het mechanisme (sedert het begin van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie is dit, zoals bepaald in artikel 114, lid 2, van het Verdrag, in de plaats gekomen van het vroegere Monetaire Comité). In de artikelen 3 en 4 wordt de tenuitvoerlegging van het mechanisme beschreven, waarbij rekening is gehouden met de nieuwe nummering van het Verdrag sedert de ratificatie van het Verdrag van Amsterdam. In artikel 5 wordt de rol aangegeven van de Commissie en het Economisch en Financieel Comité bij het controleren van de economische beleidsmaatregelen die ten uitvoer moeten worden gelegd door de lidstaat die een lening van de Gemeenschap heeft ontvangen. In artikel 6 wordt het principe ingevoerd van compatibiliteit tussen de op grond van het mechanisme toegekende leningen en de faciliteit voor financiering op zeer korte termijn die eventueel door de Europese Centrale Bank kan worden toegestaan. Deze faciliteit werd ingesteld bij de overeenkomst van 1 september 1998 tussen de Europese Centrale Bank en de centrale banken van de lidstaten buiten de eurozone, waarin de operationele procedures voor een wisselkoersmechanisme in de derde fase van de Economische en Monetaire Unie zijn neergelegd. In artikel 7 worden de nadere bijzonderheden aangegeven van de op te nemen leningen en de op grond van het mechanisme te verstrekken leningen, waardoor de bepalingen van Verordening nr. 1969/88 als volgt worden aangevuld: - artikel 1 van dit voorstel voorziet in uitbreiding van de bevoegdheid van de Commissie tot schuld- en/of renteruiltransacties (swaps). Wanneer de Commissie besluit de leningen die zij opneemt door middel van schuld- en/of renteruilverrichtingen te transformeren om gunstigere financieringskosten te verkrijgen, voegt zij een commercieel risico toe aan de financiering van de verstrekte leningen. Dit commerciële risico ontstaat uitsluitend door het risico dat de tegenpartij van de swap in gebreke blijft. Het is groter wanneer de transacties een deviezenswap inhouden dan wanneer het alleen gaat om een renteswap. Om dit risico voor de Europese Gemeenschap zoveel mogelijk te beperken, worden de tegenpartijen zorgvuldig door de Commissie uitgekozen aan de hand van een onderzoek van hun kredietrisico (in termen van solvabiliteit en liquiditeit) door gespecialiseerde firma's die ratingbureaus worden genoemd (zoals Standard&Poor's en Moody's). Op basis van de door deze wereldbefaamde firma's verrichte analyses kiest de Commissie uitsluitend tegenpartijen die een hoge rating hebben gekregen; - krachtens artikel 3, lid 2, van de verordening besluit de Raad over de toekenning van een lening of van een passende financieringsfaciliteit, de gemiddelde looptijd, het totale bedrag en de bedragen van de achtereenvolgende tranches waardoor de begunstigde lidstaat dit totale bedrag kan opnemen. Bij de vaststelling van deze modaliteiten laat de Raad een zekere speelruimte wat betreft de kenmerken van de toe te kennen tranches, met name de valuta, de vervaldag en de rentevoet. Wanneer de begunstigde lidstaat een tranche van de globale lening die de Gemeenschap hem op grond van het mechanisme heeft toegekend wil opnemen, mag hij de Commissie zijn wensen kenbaar maken wat de genoemde kenmerken betreft. De Commissie zal voor de financiering zorgen die het best met die wensen overeenkomt. Als de wensen van de lidstaat haar weinig geschikt of onrealistisch voorkomen gezien de technische beperkingen die door de markten worden opgelegd, behoudt de Commissie zich de mogelijkheid voor dit aan de begunstigde lidstaat mede te delen en alternatieve oplossingen voor te stellen. In artikel 8 wordt bepaald hoe de bedragen moeten worden berekend die worden aangerekend op het maximum van de uit hoofde van het mechanisme toe te kennen leningen. Artikel 9 betreft het besluitvormingsproces voor de uit hoofde van het mechanisme toe te kennen leningen. Bij artikel 10 wordt het beheer van de leningen toevertrouwd aan de Commissie. In Verordening nr. 1969/88 was het Europees Fonds voor Monetaire Samenwerking belast met het beheer van de verstrekte leningen. Aan het begin van de tweede fase van de Economische en Monetaire Unie is dit fonds ontbonden krachtens artikel 117, lid 2, van het Verdrag; zijn functies zijn overgenomen door het Europees Monetair Instituut, dat bij hetzelfde artikel van het Verdrag is opgericht. In artikel 123, lid 2, van het Verdrag is bepaald dat zodra de Europese Centrale Bank is opgericht, zij zo nodig de taken van het Europees Monetair Instituut overneemt. Het EMI is in liquidatie gegaan bij de oprichting van de ECB. Krachtens deze bepalingen beheert de Europese Centrale Bank sedertdien de uit hoofde van het mechanisme toegekende leningen. Daar dit beheer vooral een administratieve aangelegenheid is, behoort het niet tot de hoofdtaken van de Europese Centrale Bank. Om redenen van vereenvoudiging en doelmatigheid (de desbetreffende opgenomen leningen worden door de Commissie namens de Europese Gemeenschap beheerd) wordt derhalve aanbevolen ook het beheer van de verstrekte leningen aan de Commissie toe te vertrouwen. In artikel 11 wordt de frequentie vastgesteld waarmee de Commissie een verslag moet uitbrengen dat tot doel heeft na te gaan of het beginsel, de toepassingsregels en de maxima van het ingestelde mechanisme nog voldoen aan de behoeften die tot de invoering ervan hebben geleid. De veranderingen ten opzichte van Verordening nr. 1969/88 zijn: - terwijl de verordening de datum waarop het eerste verslag van de Commissie over het mechanisme moest worden ingediend had vastgesteld, is het de Raad die de datum van de latere verslagen heeft bepaald. Het lijkt wenselijker in de verordening de regelmaat vast te stellen waarmee de verslagen van de Commissie voortaan moeten worden ingediend; - de verordening bepaalt momenteel dat het verslag van de Commissie over het mechanisme voorwerp moet zijn van een advies van het Economisch en Financieel Comité en raadpleging van het Europees Parlement vooraleer de Raad het onderzoekt. Daar dit verslag van de Commissie in hoofdzaak van technische aard is, verdient het om redenen van doelmatigheid aanbeveling zich te beperken tot de raadpleging van het Economisch en Financieel Comité vooraleer het aan de Raad voor te leggen. Bij artikel 12 wordt Verordening (EEG) nr. 1969/88 ingetrokken. 2001/0062 (CNS) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name artikel 308, Gezien het voorstel van de Commissie [9], ingediend na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité, [9] PB C van , blz. . Gezien het advies van het Europees Parlement [10], [10] PB C van , blz. . Gezien het advies van de Europese Centrale Bank, Overwegende hetgeen volgt: (1) Artikel 119, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag bepaalt dat, in geval van moeilijkheden of ernstig dreigende moeilijkheden in de betalingsbalans van een lidstaat, door de Raad, op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité, wederzijdse bijstand kan worden verleend. Artikel 119 bepaalt niet welk instrument voor de wederzijdse bijstand wordt gebruikt. (2) Een lening moet voldoende vroegtijdig kunnen worden verstrekt opdat de lidstaat tijdig en bij ordelijke wisselkoersverhoudingen maatregelen van economisch beleid kan nemen om te voorkomen dat een acute betalingsbalanscrisis ontstaat en om zijn streven naar convergentie te steunen. (3) Aan elke lening aan een lidstaat moet de voorwaarde worden verbonden dat deze lidstaat maatregelen van economisch beleid treft welke dienen om een houdbare situatie van zijn betalingsbalans te herstellen of te verzekeren en die aangepast zijn aan de ernst en de ontwikkeling van de situatie. (4) Het is van belang vooraf passende procedures en instrumenten vast te stellen, zodat de Gemeenschap en de lidstaten zo nodig snel kunnen overgaan tot het verlenen van een financiële ondersteuning op middellange termijn, met name wanneer de omstandigheden een onmiddellijk optreden vereisen. (5) Voor de financiering van de toegekende ondersteuning moet de Gemeenschap haar kredietwaardigheid kunnen benutten om zelf leningen aan te gaan en de opgenomen middelen in de vorm van leningen ter beschikking van de betrokken lidstaten te stellen. Dergelijke operaties zijn nodig om de doelstellingen van de Gemeenschap als omschreven in het Verdrag te verwezenlijken, met name de harmonische ontwikkeling van de economische bedrijvigheid in de gehele Gemeenschap. (6) Bij Verordening (EEG) nr. 1969/88 is daartoe een geïntegreerd mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten ingesteld [11]. [11] PB L 178 van 8.7.1988 (7) Sedert 1 januari 1999 kunnen de lidstaten die aan de enige munt deelnemen niet meer van de financiële bijstand op middellange termijn genieten. Dit mechanisme voor financiële ondersteuning moet echter worden gehandhaafd, niet alleen om tegemoet te kunnen komen aan de potentiële behoeften van de huidige lidstaten met een derogatie voor de deelname aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie, maar ook aan die van de nieuwe lidstaten zo lang deze de enige munt nog niet hebben aangenomen. (8) De invoering van de enige munt heeft geleid tot een sterke vermindering van het aantal lidstaten dat van dit instrument gebruik mag maken. Dit wettigt een herziening naar beneden van het huidige maximum van 16 miljard EUR. Het maximum van de toe te kennen leningen moet evenwel op een voldoende hoog peil worden gehouden om te kunnen voldoen aan de gelijktijdige behoeften van verschillende lidstaten. Een vermindering van het maximum van de toe te kennen leningen van 16 tot 12 miljard EUR lijkt met deze bedoeling overeen te komen. (9) Wegens de overduidelijke wanverhouding tussen het aantal potentiële begunstigden van leningen in de derde fase van de Economische en Monetaire Unie en het aantal landen dat de leningen moet financieren, is rechtstreekse financiering van de toegekende leningen door de overige lidstaten moeilijk te handhaven. Het is derhalve aan te bevelen de leningen uitsluitend te financieren door een beroep te doen op de kapitaalmarkt of de financiële instellingen, die een ontwikkelingsniveau hebben bereikt dat hen in staat stelt voor deze financiering beschikbaar te zijn. (10) Bovendien moet de wijze van gebruik van het mechanisme worden gepreciseerd in het licht van de opgedane ervaring en moet rekening worden gehouden met de ontwikkeling van de internationale financiële markten, alsmede met de technische mogelijkheden en beperkingen van deze financieringsbronnen. (11) Het is aan de Raad om te besluiten over de toekenning van een lening of een passende financieringsfaciliteit, de gemiddelde looptijd, het totale bedrag en de bedragen van de achtereenvolgende tranches. Het is evenwel dienstig dat de kenmerken van de toe te kennen tranches, met name de valuta, de looptijd en de rentevoet, in onderlinge overeenstemming tussen de begunstigde lidstaten en de Commissie worden vastgesteld. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de door de lidstaat gewenste kenmerken van de lening onverenigbaar zijn met de technische beperkingen die door de kapitaalmarkten of de financiële instellingen worden opgelegd, moet zij alternatieve financieringsmodaliteiten kunnen voorstellen. (12) Om de krachtens deze verordening toegekende leningen te kunnen financieren, moet de Commissie worden gemachtigd namens de Europese Gemeenschap leningen op te nemen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen. Door de ontwikkeling van de financieringstechnieken die op deze markten of door deze instellingen worden gehanteerd, wordt thans algemeen gebruikgemaakt van afgeleide producten, met name schuld- en/of renteswaps. Teneinde voor de op grond van het mechanisme toegekende leningen gunstigere financieringskosten te verkrijgen, moet de Commissie ook van dergelijke financieringsproducten gebruik kunnen maken. (13) Het bij Verordening (EEG) nr. 1969/88 ingestelde mechanisme voor financiële ondersteuning moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. Om redenen van duidelijkheid dient de genoemde verordening te worden vervangen. (14) Het Verdrag voorziet voor de vaststelling van deze verordening, die bepaalt dat de voor de toekenning van de communautaire leningen benodigde middelen uitsluitend op de kapitaalmarkten mogen worden aangetrokken en dat genoemde leningen niet door de overige lidstaten mogen worden medegefinancierd, in geen andere bevoegdheden dan die van artikel 308. HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 1. Er wordt een communautair mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn ingesteld waardoor leningen kunnen worden toegekend aan een of meer lidstaten die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot de lopende rekening van de betalingsbalans of het kapitaalverkeer gesteld zien. Alleen lidstaten met een derogatie voor de deelname aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie, als omschreven in artikel 122 van het Verdrag, kunnen van dit communautair mechanisme genieten. Het aan hoofdsom uitstaande bedrag van de leningen die uit hoofde van dit mechanisme aan de lidstaten kunnen worden toegekend, is beperkt tot 12 miljard EUR. 2. Te dien einde wordt de Commissie gemachtigd namens de Europese Gemeenschap op grond van een door de Raad overeenkomstig artikel 3 vastgesteld besluit en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité leningen aan te gaan op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen en schuld- en/of renteswaps te verrichten om de opgenomen leningen te transformeren. Artikel 2 Wanneer een lidstaat met een derogatie voornemens is een beroep te doen op financieringsbronnen buiten de Gemeenschap waaraan voorwaarden van economische politiek verbonden zijn, pleegt hij vooraf overleg met de Commissie en de overige lidstaten, teneinde onder meer na te gaan welke mogelijkheden het communautaire mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn biedt. Dit overleg vindt plaats in het Economisch en Financieel Comité. Artikel 3 1. Het mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn kan door de Raad ten uitvoer worden gelegd op initiatief van: (a) de Commissie, die handelt op grond van artikel 119 van het Verdrag, in overeenstemming met de lidstaat die een beroep wenst te doen op een communautaire financiering; (b) een lidstaat die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot de lopende rekening van de betalingsbalans of het kapitaalverkeer gesteld ziet. 2. Na onderzoek van de situatie van de lidstaat die op de financiële ondersteuning op middellange termijn een beroep wenst te doen en van het herstel- of begeleidingsprogramma dat hij ter staving van zijn verzoek indient, besluit de Raad, in beginsel op dezelfde vergadering, over: (a) de toekenning van een lening of een passende financieringsfaciliteit, het bedrag en de gemiddelde looptijd; (b) de voorwaarden inzake economische politiek die aan de financiële ondersteuning op middellange termijn worden verbonden teneinde een houdbare betalingsbalanssituatie te herstellen of te verzekeren; (c) de voorwaarden van de lening of financieringsfaciliteit, welke in beginsel in achtereenvolgende gedeelten wordt uitgekeerd of opgenomen, waarbij elk gedeelte pas wordt vrijgegeven nadat is nagegaan in hoeverre de doelstellingen van het programma zijn bereikt. Artikel 4 Indien overeenkomstig artikel 120 van het Verdrag tijdens de looptijd van de financiële ondersteuning beperkingen op het kapitaalverkeer worden ingesteld of opnieuw ingesteld, worden de voorwaarden en de wijze van toepassing van de ondersteuning opnieuw aan een onderzoek onderworpen overeenkomstig artikel 119 van het Verdrag. Artikel 5 De Commissie neemt de nodige maatregelen om in samenwerking met het Economisch en Financieel Comité op gezette tijden na te gaan of de economische politiek van de lidstaat die een lening van de Gemeenschap heeft ontvangen, voldoet aan het herstel- of begeleidingsprogramma en aan de eventuele andere voorwaarden die de Raad op grond van artikel 3 heeft gesteld. Daartoe stelt de lidstaat alle nodige gegevens ter beschikking van de Commissie. Op grond van de resultaten van deze controle besluit de Commissie op advies van het Economisch en Financieel Comité over de uitbetaling van de achtereenvolgende gedeelten. De Raad besluit over de eventuele wijzigingen die in de oorspronkelijk vastgestelde voorwaarden inzake economische politiek moeten worden aangebracht. Artikel 6 De uit hoofde van de financiële ondersteuning op middellange termijn toegekende leningen kunnen dienen ter consolidatie van een steun die de Europese Centrale Bank op grond van de faciliteit voor financiering op zeer korte termijn heeft verleend. Artikel 7 1. De transacties voor het aangaan en het verstrekken van leningen als bedoeld in artikel 1 worden op dezelfde valutadatum verricht en mogen voor de Gemeenschap geen transformatie van looptijd, geen wisselkoers- of renterisico noch enig ander commercieel risico meebrengen. Indien de door de Gemeenschap opgenomen leningen voorwerp zijn van een schuld- of renteswap, wordt het commerciële risico van die transactie zo klein mogelijk gehouden door het kiezen van een tegenpartij met een hoge kredietrating. Als de leningsverrichtingen uitgedrukt, betaalbaar of aflosbaar zijn in de valuta van een lidstaat met een derogatie, mogen zij eerst na overleg met de bevoegde autoriteiten van die lidstaat worden uitgevoerd. De kenmerken van de achtereenvolgende tranches die de Gemeenschap krachtens het mechanisme voor financiële steunverlening uitkeert, worden na onderhandelingen tussen de lidstaat en de Commissie vastgesteld. Als de Commissie van oordeel is dat de door de lidstaat gewenste kenmerken een communautaire financiering meebrengen die niet verenigbaar is met de door de financiële markten opgelegde technische beperkingen of de reputatie van de Gemeenschap als leningnemer op deze zelfde markten kan aantasten, behoudt zij zich het recht voor ze te weigeren en een alternatieve oplossing voor te stellen. Indien een lidstaat een lening met een clausule inzake vervroegde aflossing ontvangt en besluit van deze mogelijkheid gebruik te maken, treft de Commissie de nodige maatregelen. 2. Op verzoek van de debiteur-lidstaat kan de Commissie, als de omstandigheden een verbetering van de rente op de verstrekte lening mogelijk maken, overgaan tot herfinanciering of herstructurering van de financieringsvoorwaarden voor het geheel of een deel van de oorspronkelijk opgenomen leningen. De herfinancierings- of herstructureringsoperaties geschieden onder de in lid 1 gestelde voorwaarden en mogen niet leiden tot een verlenging van de gemiddelde looptijd van de betrokken opgenomen leningen, noch tot een verhoging van het op de dag van deze operaties nog af te lossen bedrag, berekend tegen de lopende wisselkoers. 3. De door de Gemeenschap voor de sluiting en de uitvoering van elke transactie gemaakte kosten worden gedragen door de begunstigde lidstaat. 4. Het Economisch en Financieel Comité wordt in kennis gesteld van het verloop van de in lid 1, derde alinea, en lid 2, eerste alinea, bedoelde verrichtingen. Artikel 8 Voor de toepassing van het in artikel 1, lid 1, tweede alinea, bedoelde maximum worden de verstrekte leningen geboekt tegen de wisselkoers van de dag waarop zij worden afgesloten. De aflossingen worden geboekt tegen de wisselkoers van de dag waarop de betrokken lening werd afgesloten. Artikel 9 De in de artikelen 3 en 5 bedoelde besluiten van de Raad worden, op voorstel van de Commissie die daartoe het Economisch en Financieel Comité raadpleegt, genomen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Artikel 10 De Commissie neemt de nodige maatregelen om het beheer van de verstrekte leningen te verzekeren. Artikel 11 Alle drie jaren onderzoekt de Raad aan de hand van een verslag van de Commissie, op advies van het Economisch en Financieel Comité, of het beginsel, de toepassingsregels en de maxima van het ingestelde mechanisme nog voldoen aan de behoeften die tot de invoering ervan hebben geleid. Artikel 12 Verordening (EEG) nr. 1969/88 wordt ingetrokken. Artikel [13...] Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor de Raad De Voorzitter