Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende het meerjarenkaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor activiteiten op het gebied van onderzoek en opleiding ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte /* COM/2001/0094 def. - CNS 2001/0054 */
Publicatieblad Nr. 180 E van 26/06/2001 blz. 0177 - 0180
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD BETREFFENDE HET MEERJARENKADERPROGRAMMA 2002-2006 VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE (EURATOM) VOOR ACTIVITEITEN OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK EN OPLEIDING TER BEVORDERING VAN DE TOTSTANDBRENGING VAN DE EUROPESE ONDERZOEKRUIMTE (Door de Commissie ingediend) TOELICHTING 1. De Europese onderzoekruimte: een werkelijkheid in wording In iets meer dan een jaar tijd is de Europese onderzoekruimte het referentiekader geworden voor vraagstukken op het gebied van het onderzoekbeleid in Europa. Dit project, dat in januari 2000 door de Commissie werd voorgesteld, is door de Europese Raad van Lissabon in maart 2000 aangenomen als centraal onderdeel van het ontwikkelingsproces dat in de Unie moet leiden tot een op kennis gebaseerde economie en maatschappij, ter bevordering van innovatie, concurrentievermogen, werkgelegenheid, duurzame economische groei en sociale samenhang. In de conclusies van de Europese Raad van Feira van juni 2000 wordt naar de Europese onderzoekruimte verwezen, evenals in de conclusies van de Europese Raad van Nice van november 2000, waarin verzocht wordt om een verslag over de voortgang van dit proces voor de Europese Raad van Stockholm, die in het voorjaar zal worden gehouden. De totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte is op dit moment noodzakelijker en urgenter dan ooit: -De inspanningen van de grote concurrenten van de Unie op technologiegebied verslappen niet. Integendeel, ze worden verder opgevoerd. In de Verenigde Staten zullen de overheidsuitgaven aan onderzoek in 2001 met meer dan 9 % stijgen, en dat tegen de achtergrond van de voortdurend toenemende industriële inspanningen van het afgelopen decennium; -Na de doorbraken van de afgelopen jaren tekenen zich veelbelovende mogelijkheden af op het gebied van biowetenschap en -technologie. Aan het begin van de 21e eeuw staat de wetenschap voor de grote uitdaging om de vooruitgang die geboekt is bij de analyse van het menselijk genoom en dat van andere levende organismen in concrete resultaten te vertalen: zo zullen de eerste stappen worden gezet in het "post-genoomtijdperk", met zijn verwachte spin-off voor de volksgezondheid en de positieve effecten op de concurrentiepositie van bedrijven in de biotechnologie; -Wetenschap en informatie- en communicatietechnologie spelen een steeds prominentere rol in de versterking van het concurrentievermogen van de gehele Europese economie, de verbetering van de leefomstandigheden in Europa en het behoud van het Europese sociale model; -Zoals duidelijk gebleken is bij de BSE-crisis en andere recente ontwikkelingen op het gebied van de voedselveiligheid, wordt de Unie momenteel geconfronteerd - en zal zij in de toekomst naar verwachting steeds vaker worden geconfronteerd - met problemen die ingrijpende gevolgen hebben voor de economie, de samenleving en de burgers, en waarvan de oplossing voor een belangrijk deel moet worden verwacht van wetenschappelijk onderzoek; -Duurzame ontwikkeling in haar verschillende dimensies is een belangrijke beleidsdoelstelling op de agenda van de Unie geworden. De totstandbrenging van duurzame ontwikkeling brengt voortdurend nieuwe en steeds grotere behoeften aan specifiek onderzoek met zich mee op tal van gebieden en thema's, waarbij in veel gevallen interdisciplinaire benaderingen moeten worden gevolgd. Dergelijke problemen en de uitdagingen die meer in het algemeen verband houden met de perspectieven van de technologieën van de toekomst, vereisen een integratie van de Europese onderzoekinspanningen en -capaciteiten die veel verder gaat dan vandaag de dag het geval is. De kandidaat-lidstaten moeten volledig bij dit proces worden betrokken, en zij moeten worden gestimuleerd en aangemoedigd om hun inspanningen te integreren in de Europese onderzoekinspanningen, zodat het onderzoek zijn eigen rol kan spelen in de dynamiek van de uitbreiding van de Unie. De eerste concrete stappen in deze richting zijn gezet met de eerste fasen van de uitvoering van het project voor de Europese onderzoekruimte. In het verlengde van de resoluties van de Raad Onderzoek van 15 juni en 16 november, zijn werkzaamheden van start gegaan op het gebied van de benchmarking van het onderzoek- en innovatiebeleid, het in kaart brengen van de wetenschappelijke topkwaliteit en het identificeren van de belemmeringen voor de mobiliteit van onderzoekers. In het verslag over de voortgang bij de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte voor de Europese Raad van Stockholm, wordt aangegeven wat er inmiddels is bereikt, wat er nog moet gebeuren en welke maatregelen er nog moeten worden genomen om verder concreet gestalte te geven aan dit concept. De totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte is per definitie het resultaat van een gezamenlijke krachtsinspanning van de Unie en de lidstaten, die in de uitvoering van dit project een duidelijke verantwoordelijkheid dragen, en van andere Europese landen, met name de kandidaat-lidstaten. De Unie dient hierbij evenwel een specifieke rol te spelen via de haar ter beschikking staande wetgevende instrumenten, zoals bijvoorbeeld het Gemeenschapsoctrooi, maar ook via het financiële instrument ter bevordering van het onderzoek en de Europese samenwerking op dit gebied: het kaderprogramma. 2. Herziene opzet van het kaderprogramma Zoals de Commissie in haar mededeling "Naar een Europese onderzoekruimte" [1] van januari 2000 heeft opgemerkt, moet het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling van de Unie een volledig nieuwe opzet krijgen die is afgestemd op dit project. [1] COM(2000)6. Over de wijze waarop dit zou moeten gebeuren zijn in de mededeling van de Commissie over de oriëntaties voor de activiteiten van de Unie op het gebied van onderzoek, van oktober 2000 [2], suggesties geformuleerd en ter bespreking gepresenteerd. [2] COM(2000)612. Die suggesties worden in dit voorstel verder uitgewerkt. In het verlengde van de genoemde oriëntaties, is het voorstel gebaseerd op de eerste conclusies van de besprekingen in het Europees Parlement, de Raad en binnen de gezamenlijke instellingen, waarbij tevens rekening is gehouden met de gezichtspunten van de lidstaten, de wetenschappelijke gemeenschap en de industrie in het kader van een breed overleg dat onder meer is gevoerd via een elektronisch forum [3]. [3] http://europa.eu.int/comm/research/area_fr.htm Het kaderprogramma voor onderzoek van de Unie was tot nu toe een instrument ter bevordering en ondersteuning van de samenwerking op onderzoekgebied. Door het onderhavige voorstel moet het kaderprogramma een grotere bijdrage kunnen leveren tot de ontwikkeling van wetenschappelijke en technische topkwaliteit in Europa, zowel in de landen van de Unie als in andere Europese landen, met name de kandidaat-lidstaten, en zowel in de academische wereld als in de industrie. Voorts moet het voorstel ertoe leiden dat het kaderprogramma een sterker effect heeft op het innovatieproces in Europa en een grotere bijdrage levert tot de integratie van het Europese onderzoek. De raison d'être van dit nieuwe kaderprogramma is een bijdrage te leveren aan de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte met het oog op de versterking van de innovatie in Europa, parallel aan alle inspanningen die hiertoe op nationaal, regionaal en Europees niveau worden geleverd. De verhouding tussen de onderzoekinspanningen van de Unie en die op nationaal niveau is aan verandering onderhevig. De uitvoering van het kaderprogramma (2002-2006) impliceert de totstandbrenging van een volwaardig partnerschap tussen de Unie en de lidstaten maar ook met andere organen die zich bezighouden met Europese wetenschappelijke samenwerking, een partnerschap bovendien dat gaandeweg de uitvoering verder zal worden ontwikkeld. De belangrijkste uitgangspunten van het nieuwe kaderprogramma zijn: -Concentratie op een aantal geselecteerde prioritaire onderzoekgebieden, waarop de ondersteuning door de Unie de grootste meerwaarde kunnen leveren; -De omschrijving van de verschillende activiteiten, waardoor deze een sterker structurerend effect kunnen hebben op de onderzoekactiviteiten in Europa, dankzij een sterkere relatie met de nationale en regionale initiatieven en de andere Europese initiatieven; -Vereenvoudiging en versoepeling van de uitvoeringsvoorwaarden, door bepaalde vormen van ondersteuning en de overwogen gedecentraliseerde beheerprocedures. In het kaderprogramma als geheel en meer in het bijzonder in het geval van de onderzoekactiviteiten die specifiek gericht zijn op de ondersteuning van de uitvoering van het communautaire beleid, zal een extra inspanning worden geleverd om de resultaten in zeer brede kring te verspreiden en zodanig te formuleren dat ze gemakkelijker kunnen worden begrepen door de beslissers, met het oog op de toepassing ervan bij de uitvoering van het openbaar beleid. De volwaardige deelname van de kandidaat-lidstaten - als met de uitvoering van het programma geassocieerde landen [4] - aan alle activiteiten van het kaderprogramma, alsmede de ruime opening naar de rest van de wereld, met name de mogelijkheden voor onderzoekers en organisaties uit derde landen [5] om deel te nemen aan een belangrijk deel van de activiteiten, vormen twee fundamentele dimensies van het nieuwe kaderprogramma. [4] De met de uitvoering van het EU-kaderprogramma voor onderzoek geassocieerde landen zijn de landen van de Europese Economische Ruimte, de kandidaat-lidstaten, Zwitserland en Israël. [5] In dit document worden onder "derde landen" niet-EU-landen verstaan die niet met het kaderprogramma zijn geassocieerd. In de geest van de mededeling van de Commissie "Naar een Europese Onderzoekruimte" [6], zal bij de uitvoering van het kaderprogramma zorgvuldig rekening worden gehouden met de regionale dimensie van het Europese onderzoek, door de bevordering van de interregionale samenwerking, de aandacht voor de economische en sociale kenmerken van regio's en de ondersteuning van de dynamische mogelijkheden op technologiegebied die in de regio' aanwezig zijn. [6] COM (2000) 6 In de lijn van de doelstellingen en oriëntaties van het actieplan dat wordt uitgevoerd in het verlengde van de mededeling van de Commissie "Vrouwen en wetenschap" [7] en de resoluties van de Raad [8] en het Europees Parlement [9] over dit thema, zal een bijzondere inspanning worden geleverd om de deelname van vrouwen aan alle activiteiten van het kaderprogramma te bevorderen en om de aanwezigheid en de rol van vrouwen in wetenschap en onderzoek in Europa te versterken. [7] COM (1999) 76 [8] Resolutie van 20 mei 1999, PB C 201 van 16 juli 1999 [9] Resolutie van 3 februari 2000, EP 284.656 3. Concentratie van de inspanningen De voorgestelde prioritaire thematische onderzoekgebieden zijn omschreven op basis van de criteria inzake "Europese toegevoegde waarde" die de Commissie heeft aangegeven in haar mededeling van oktober 2000; hierbij moet worden gedacht aan de noodzaak om een kritische massa aan financiële en personele middelen bijeen te brengen; het combineren van de in de verschillende landen aanwezige complementaire deskundigheid of vergelijkende studies op Europese schaal; de relaties met de prioriteiten en de belangen van de Unie; het noodzakelijkerwijs transnationale karakter van het betrokken onderzoek. Deze criteria zijn toegepast volgens de twee genoemde uitgangspunten: rangschikking van de voorzienbare prioriteiten op basis van de beoogde doelstellingen en uitsluiting van mogelijke gebieden waar een bijdrage van de Unie minder effect zou hebben. In de mededeling van oktober 2000 werd bij wijze van voorbeeld een aantal thema's genoemd die op het eerste gezicht aan deze criteria voldeden. Deze suggesties hebben aanleiding gegeven tot talrijke commentaren en hebben een brede discussie op gang gebracht waaraan werd deelgenomen door de wetenschappelijke gemeenschap, de industrie en verantwoordelijke personen uit nationale onderzoekkringen, en die met name via een elektronisch forum werd gevoerd. De lijst is verder uitgewerkt en aangevuld en de omschreven benadering werd toegepast op twee niveaus, namelijk bij de keuze van de prioritaire thematische gebieden en de specifieke onderwerpen binnen elk van die gebieden. Er zijn zeven gebieden uitgekozen en binnen elk van die gebieden is een reeks onderwerpen geselecteerd die verband hielden met economische en maatschappelijke uitdagingen die voor de Unie van bijzonder belang zijn, en waarvoor ondersteuning door de Unie een speciale meerwaarde hebben, om redenen die per thema kunnen verschillen. Om ervoor te zorgen dat de inspanningen op deze prioritaire thematische gebieden worden geconcentreerd, zal voor de ondersteuning door de Unie uitsluitend gebruik worden gemaakt van drie grote steunverleninginstrumenten, die een bijzonder belangrijk effect kunnen hebben dankzij hun integrerende werking en de omvang van de beschikbare menskracht en financiële middelen. De wetenschappelijke en technologische behoeften in verband met de uitvoering van het beleid van de Unie hebben eveneens een prioritair karakter. Naast de bijdrage die op dit vlak wordt geleverd met de activiteiten op de prioritaire thematische gebieden, zal hiervoor ook een specifieke inspanning worden geleverd. Voor de totstandbrenging van de Europese Onderzoekruimte is het op sommige gebieden evenwel noodzakelijk dat ondersteuning wordt geboden ten behoeve van het gehele wetenschappelijke en technologische veld. In dat verband zullen verscheidene soorten activiteiten openstaan voor alle thema's en gebieden, met name de activiteiten die bedoeld zijn om het structureren van de Europese Onderzoekruimte te vergemakkelijken. 4. Drie hoofdlijnen van de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte In de opzet van het kaderprogramma zijn de hoofdlijnen van de totstandbrenging van de Europese Onderzoekruimte herkenbaar. Het kaderprogramma bestaat namelijk uit drie grote groepen van activiteiten. 4.1. Integratie van het onderzoek 4.1.1. In de prioritaire thematische gebieden De steunverleningsmodaliteiten voor de uitvoering van de activiteiten op de prioritaire onderzoekgebieden van het kaderprogramma zijn zodanig gedefinieerd dat ze een maximaal effect hebben op de inspanningen die op deze gebieden in Europa worden geleverd. Elke modaliteit* komt overeen met een type behoefte op het gebied van organisatie van het onderzoek in Europa. De drie grote instrumenten die op deze gebieden worden gebruikt zijn de topnetwerken, de geïntegreerde projecten en de deelname van de Unie aan programma's die gezamenlijk worden uitgevoerd door meerdere lidstaten, in het kader van artikel 169 van het Verdrag. Het gebruik van deze instrumenten zal ertoe leiden dat er veel meer financiële middelen beschikbaar worden gemaakt voor de gemeenschappelijke activiteiten dan tot nu toe het geval was, en dat er een grotere verstrengeling zal plaatsvinden van de nationale activiteiten, zowel onderling als met die van de Unie. Het doel van de topnetwerken is de versterking van de Europese wetenschappelijke topkwaliteit door een duurzame integratie van de in de verschillende Europese regio's aanwezige onderzoekcapaciteiten op een reeks gebieden van primair belang, door onderzoekentiteiten te associëren met de uitvoering van "gemeenschappelijke activiteitenprogramma's". De oprichting en het functioneren van deze netwerken moeten leiden tot de totstandkoming van echte "virtuele topcentra" van significante omvang. Voor de geïntegreerde projecten, die zijn opgezet als activiteiten van substantiële omvang en die bij voorkeur in publiek/private partnerschappen zullen worden uitgevoerd, kunnen op grote schaal financiële middelen beschikbaar worden gemaakt rond doelstellingen die nauwkeurig zijn omschreven in termen van producten of procédés of - wat even vaak het geval zal zijn - wetenschappelijke en technologische kennis. De modaliteiten voor het functioneren van de netwerken en de geïntegreerde projecten, die op basis van uitnodigingen tot het indien van voorstellen worden opgezet, worden op zodanige wijze geformuleerd dat de uitvoerende consortia een ruime mate van autonomie krijgen wat het beheer betreft. De dimensies en aspecten in verband met innovatie, infrastructuur, menselijk potentieel en wetenschap en samenleving worden in aanmerking genomen en geïntegreerd in de uitvoering van deze twee categoriën activiteiten. De deelname van de Unie aan gezamenlijk uitgevoerde onderzoekprogramma's van de lidstaten is een van de in het Verdrag voorziene mogelijkheden waarvan tot nu toe nog geen gebruik is gemaakt. Op een aantal gebieden is reeds begonnen met de uitgebreide verkennende werkzaamheden en het voorafgaand overleg die noodzakelijk zijn om deze optie gestalte te geven. 4.1.2. In andere dimensies van onderzoekintegratie Het kaderprogramma voor onderzoek van de Europese Unie moet ook beantwoorden aan de wetenschappelijke en technologische behoeften in verband met de uitvoering van het communautair beleid. Hiervoor wordt in de activiteiten in het kader van "Integratie van het onderzoek" een speciaal onderdeel opgenomen, "Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de Unie" genaamd, dat tevens bedoeld is om de Unie in staat te stellen om te anticiperen op dringende behoeften, snel te kunnen reageren op nieuwe wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen en aanwezig te zijn in de voorhoede van de kennisverwerving. De activiteiten op dit vlak kunnen worden uitgevoerd via projecten die qua vorm en karakter zijn afgestemd op de specifieke aard van de behoeften en het betrokken onderzoek. Vanwege hun aard en hun doelstelling worden deze activiteiten uitgevoerd op grond van jaarlijkse besluiten. De thema's van de activiteiten, die op basis van een uitnodiging tot het indienen van voorstellen worden ondernomen, worden gekozen door de Commissie aan de hand van een beoordeling door een interne groep van gebruikers die de verschillende communautaire beleidsterreinen vertegenwoordigen, ondersteund door het advies van onafhankelijke raadgevende structuur, bestaande uit vooraanstaande wetenschappelijke deskundigen en topmensen uit de industrie. Op de gebieden waarop het deskundigheid bezit zal het GCO aan deze activiteiten deelnemen, overeenkomstig zijn opdracht om het beleid van de Unie te voorzien van wetenschappelijke en technologische ondersteuning. De budgettaire prioriteiten voor het GCO worden eveneens vastgesteld door een interne gebruikersgroep. De actieprioriteiten voor het GCO hebben als voornaamste gemeenschappelijke noemer de veiligheid van de burger in al zijn facetten. De deelname van het MKB aan de topnetwerken en de geïntegreerde projecten zou substantieel moeten zijn. Voor dit type bedrijven wordt bij wijze van aanvulling bovendien voorzien in specifieke activiteiten. Hiertoe worden in het kaderprogramma 2002-2006 twee vernieuwingen geïntroduceerd die de ontwikkeling van de kenniseconomie in de Europese onderzoekruimte moeten bevorderen: uitbreiding van de activiteiten voor "onderzoek in samenwerkingsverband", die door het MKB en onderzoekcentra of universiteiten gezamenlijk worden uitgevoerd, tot hightech MKB's; invoering op Europese schaal van een systeem voor "collectief onderzoek", waaronder onderzoek wordt verstaan dat door centra voor technisch onderzoek wordt verricht ten behoeve van integrale industriële sectoren. De internationale samenwerking vormt een belangrijke dimensie van de activiteiten die in dit deel van het kaderprogramma zullen worden uitgevoerd. De activiteiten in dit verband hebben diverse vormen. Op de prioritaire thematische gebieden worden initiatieven genomen die moeten zorgen voor de samenhang tussen de Europese bijdrage en de internationale inspanningen, naast activiteiten voor geïntegreerde bilaterale samenwerking met derde landen of groepen van derde landen, zoals landen met een economie in opkomst. Onderzoekers en organisaties uit derde landen kunnen in bepaalde gevallen tevens deelnemen aan topnetwerken en geïntegreerde projecten op gebieden die voor die landen van bijzonder belang zijn. Deze deelname zou een substantieel deel moeten uitmaken van de activiteiten voor internationale samenwerking van het kaderprogramma. Verder zullen er met bepaalde landen of groepen landen, zoals de derde landen rond de Middellandse Zee, Rusland en de Staten van het GOS en de ontwikkelingslanden, activiteiten voor specifieke samenwerking worden uitgevoerd in het kader van de ondersteuning van het buitenlands beleid en het ontwikkelingsbeleid van de Unie. Alle activiteiten voor internationale samenwerking zullen worden uitgevoerd in samenhang met de doelstellingen van het buitenlands beleid en het ontwikkelingsbeleid van de Unie, met als achterliggende gedachte dat aan kennis en technologie wereldwijd een zo groot mogelijke verspreiding moet worden gegeven. 4.2. Het structureren van de Europese onderzoekruimte Het tweede grote groep activiteiten van het kaderprogramma omvat vier categorieën activiteiten die ten doel hebben structuur te geven aan de Europese onderzoekruimte in vier van zijn belangrijkste dimensies, zoals opgesomd in de mededeling van de Commissie van januari 2000: -Onderzoek en innovatie, in samenhang met de mededeling "Innovatie in een kennismaatschappij " [10], met name door de versterking van de activiteiten op het gebied van economische en technologische informatieverzameling; [10] COM(2000)567. -Menselijk potentieel en de mobiliteit van onderzoekers: de middelen die momenteel voor dit gebied zijn uitgetrokken, zullen fors worden verhoogd. Er worden nieuwe soorten van steunverlening voorgesteld, met name om de aantrekkingskracht van Europa op onderzoekers van derde landen te vergroten, alsmede een steunstelsel voor top-onderzoekteams in de Unie ; -De onderzoekinfrastructuur, met inbegrip van breedbandcommunicatie-infrastructuur ten behoeve van het onderzoek, met onder andere de invoering van een formule voor de ondersteuning bij de uitvoering van geïntegreerde initiatieven betreffende activiteiten op verschillende terreinen: transnationale toegang, opzetten van netwerken, onderzoekprojecten, diensten op Europese schaal; -Vraagstukken op het gebied van wetenschap en samenleving, in het verlengde van de oriëntaties die zijn uiteengezet in het werkdocument van de diensten van de Commissie van november 2000 "Wetenschap, samenleving en burgers " [11]. [11] SEC(2000)1973. 4.3. Versterking van de grondslagen van de Europese onderzoekruimte Het kaderprogramma 2002-2006 draagt bij tot de totstandbrenging van de Europese onderzoek- en innovatieruimte door de grondslagen daarvan te versterken. Dit gebeurt op twee manieren. Ten eerste door activiteiten die de coördinatie van de onderzoek- en innovatieactiviteiten in Europa moeten verbeteren, zowel op nationaal als op Europees niveau : -Steun voor het netwerken van nationale onderzoek- en innovatieactiviteiten, en voor de wederzijdse openstelling van de nationale programma's op deze gebieden; -Steun voor wetenschappelijke samenwerking in de verschillende kaders voor Europese wetenschappelijke en technologische samenwerking; versterking van de banden tussen de activiteiten van de Unie en die van andere organisaties zoals de Europese Stichting voor Wetenschappen (ESW), ESA, CERN, EMBL, ESO [12] of soortgelijke organisaties, en steun voor onderlinge samenwerking, waar deze organisaties toenadering hebben gezocht en van plan zijn gemeenschappelijk initiatieven te ondernemen. [12] ESA : Europees Ruimte-Agentschap; CERN : Europese Organisatie voor kernonderzoek; EMBL : Europees Laboratorium voor Moleculaire Biologie; ESO : Europees observatorium voor het zuidelijk halfrond. Hiervoor worden concrete voorstellen gedaan, evenals voor de koppeling van de geïntegreerde projecten met Eurêka, en die van de verschillende activiteiten van het kaderprogramma met het "Innovatie 2000"-initiatief van de Europese Investeringsbank. Er wordt gestreefd naar een sterke complementariteit met de activiteiten in het kader van Cost [13], dat bijzonder geschikt is voor het netwerken van nationale activiteiten. [13] Europese samenwerking op het gebied van het wetenschappelijk en technisch onderzoek Ten tweede door ondersteunende activiteiten voor de samenhangende ontwikkeling van het onderzoek- en innovatiebeleid in Europa : -Steun voor de uitvoering van de noodzakelijke werkzaamheden voor de verwezenlijking van de door de Europese Raad van Lissabon vastgestelde doelstellingen in het kader van de Europese onderzoekruimte, met betrekking tot benchmarking van onderzoek- en innovatiebeleid, het in kaart brengen van topkwaliteit en de belemmeringen voor mobiliteit; -Werkzaamheden op het gebied van wetenschappelijke en technologische prognoses, statistieken en indicatoren, en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de verbetering van het innovatieklimaat in Europa . 5. Een doelmatige en versoepelde uitvoering Bij de omschrijving van de uitvoeringsmodaliteiten van het kaderprogramma werd in het bijzonder gestreefd naar vereenvoudiging, versoepeling en een grotere doelmatigheid. De wetenschappelijke en industriële gemeenschap hebben herhaaldelijk gepleit voor een vereenvoudiging en versoepeling van de beheerprocedures van de onderzoekprogramma's van de Unie. De noodzaak van een verandering in die zin vormt tevens één van de conclusies van de vijfjarige evaluatie van het kaderprogramma. In het huidige beheersysteem moet de Commissie toestemming geven voor elke verandering, hoe klein ook, in de onderzoekprojecten. Dit leidt tot een gebrek aan flexibiliteit en bemoeilijkt de uitvoering, waardoor vertragingen ontstaan. Bovendien past het gecentraliseerde karakter van het systeem niet bij de behoefte van hoogwaardig onderzoek. Daar komt nog bij dat een implementatiemethode die in wezen gebaseerd is op projecten van beperkte omvang, niet ideaal is voor projecten op Europese schaal. Met dit nieuwe kaderprogramma wordt daarom een implementatiemethode geïntroduceerd die de ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten een grotere vrijheid en meer flexibiliteit geeft bij de uitvoering van de gezamenlijk ondernomen onderzoekactiviteiten. De deelnemers aan het kaderprogramma worden aangemoedigd om activiteitenprogramma's op lange termijn betreffende elementen van variabele omvang te definiëren, en in te dienen om, na beoordeling op concurrentiële basis, financiering te verkrijgen. De topnetwerken en de gerichte projecten zullen ook met een grote mate van autonomie worden beheerd door de deelnemers. Deze hebben met name de mogelijkheid om: -andere partners bij hun activiteiten te betrekken; -projecten van beperkte omvang te definiëren, als onderdeel van hun activiteitenprogramma, en uitnodigingen tot indienen van voorstellen te doen; -deze programma's aan te passen naargelang de behoeften. De activiteitenprogramma's worden regelmatig geëvalueerd. Er worden maatregelen genomen om de deelname van het MKB in alle regio's van de Unie aan te moedigen. De beoogde ontwikkeling naar een grotere decentralisatie van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de onderzoekactiviteiten stelt de Commissie in staat een vermindering voor te stellen van de algehele administratieve kosten voor het beheer van de programma's. Bepaalde aspecten van het beheer van de specifieke onderzoekactiviteiten voor het MKB en de ondersteuning van de mobiliteit van onderzoekers, zullen overigens worden toevertrouwd aan externe organisaties die werken onder verantwoordelijkheid van de Commissie. Teneinde de prestaties van de activiteiten van de Gemeenschap op onderzoekgebied te verbeteren in termen van kosten en doelmatigheid, en het gebruik van de Europese openbare middelen te optimaliseren, zullen de voorstellen voor specifieke programma's op zodanige wijze worden geformuleerd dat er meetbare doelstellingen in worden omschreven waarop een regelmatige controle zal plaatsvinden. 6. Volgende stappen In het onderhavige voorstel wordt een kaderprogramma gedefinieerd dat specifiek is opgezet om de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte te bevorderen, in de geest van de conclusies van de besprekingen die hierover in de loop van 2000 binnen de instellingen zijn gevoerd. Het is van belang dat de behandeling van het voorstel, alsmede de goedkeuring en de uitvoering ervan, plaatsvinden onder optimale omstandigheden. De Commissie is voornemens voorstellen voor specifieke programma's in te dienen die zijn afgestemd op de hoofdlijnen van het kaderprogramma, nadat de verschillende instellingen de gelegenheid hebben gehad zich over het onderhavige voorstel uit te spreken. Om de uitvoering van dit nieuwe kaderprogramma binnen de gestelde termijnen mogelijk te maken, zou het programma uiterlijk in de eerste helft van 2002 moeten worden vastgesteld. 2001/0054(CNS) Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het meerjarenkaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) voor activiteiten op het gebied van onderzoek en opleiding ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 7, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europees Parlement, Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité, Overwegende hetgeen volgt: (1) Overeenkomstig artikel 7 van het Verdrag kan een meerjarenkaderprogramma worden vastgesteld waarin alle activiteiten op het gebied van onderzoek, met inbegrip van demonstratie en onderwijs inzake kernenergie, die door middel van programma's voor onderzoek en onderwijs moeten worden uitgevoerd, zijn opgenomen. (2) De Commissie heeft in de loop van het jaar 2000 twee mededelingen uitgebracht over de vooruitzichten en de doelstellingen van de vorming van een Europese onderzoekruimte [14] respectievelijk de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte en de oriëntaties voor de activiteiten van de Unie op het gebied van onderzoek 2002-2006 [15]. De "innovatie in een kenniseconomie" was tevens het onderwerp van een mededeling die de Commissie in 2000 heeft gepubliceerd [16]. [14] COM(2000)6 def. van 18.1.2000. [15] COM(2000)612 def. van 4.10.2000. [16] COM(2000)567 def. van 20.9.2000. (3) De Europese Raden van Lissabon van maart 2000 en van Santa Maria de Feira van juni 2000 hebben geleid tot conclusies die de snelle totstandbrenging van de Europese ruimte voor onderzoek en innovatie beogen, in het belang van de schepping van werkgelegenheid en economische groei. (4) Het Europees Parlement [17]- [18], de Raad [19]- [20], het Economische en Sociaal Comité [21] en het Comité van de Regio's [22] hebben zich eveneens uitgesproken voor de verwezenlijking van de Europese onderzoekruimte. [17] Resolutie van 18 mei 2000, EP 290.465, blz.48. [18] Resolutie van 15 februari 2001. [19] Resolutie van 15 juni 2000, PB C 205 van 19.7.2000, blz.1. [20] Resolutie van 16 november 2000, PB C 374 van 28.12.2000, blz.1. [21] Advies van 24 mei 2000, PB C 204 van 18.7.2000, blz.70. [22] Advies van 12 april 2000, PB C 226 van 8.8.2000, blz.18. (5) De Commissie heeft op 19 oktober 2000 [23] de conclusies gepresenteerd van de externe evaluatie van de uitvoering en de resultaten van de communautaire activiteiten die in de vijf jaar voorafgaand aan de beoordeling zijn ondernomen, en daarbij haar opmerkingen gemaakt. [23] COM(2000)659 def. van 19.10.2000. (6) Voor de periode 2002-2006 dient derhalve een nieuw kaderprogramma te worden vastgesteld dat gericht is op de bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte. (7) In het kaderprogramma 2002-2006 zijn de wetenschappelijke en technologische doelstellingen en prioriteiten van de overwogen activiteiten vastgesteld en zijn de grote lijnen van deze activiteiten aangegeven, die zullen worden uitgevoerd met inachtneming van de doelstellingen inzake de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap. (8) Een financieel referentiebedrag als bedoeld in punt 34 van het interinstitutioneel akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie inzake de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure [24], wordt in dit besluit opgenomen voor de gehele duur van het kaderprogramma, zonder dat zulks afbreuk doet aan de in het Verdrag gedefinieerde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit. [24] PB C 172 van 18.6.1999, blz 1. (9) Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO) heeft als taak een bijdrage te leveren tot de uitvoering van het kaderprogramma, met name op de gebieden waarop het in staat is objectieve en onafhankelijke deskundigheid te leveren en een rol kan spelen bij de uitvoering van ander communautair beleid. (10) Het is van belang dat de onderzoekactiviteiten die uit hoofde van het kaderprogramma worden ondernomen, worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen, met name die welke zijn genoemd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. (11) Naar aanleiding van de mededeling van de Commissie "Vrouwen en wetenschap" [25] en de resoluties van de Raad [26] en het Europees Parlement [27] over dit thema, wordt een actieplan uitgevoerd dat gericht is op de versterking en de bevordering van de plaats en de rol van vrouwen in wetenschap en onderzoek in Europa. [25] COM(1999)76. [26] Resolutie van 20 mei 1999, PB C 201 van 16 juli 1999. [27] Resolutie van 3 februari 2000, EP 284.656. (12) De Commissie moet enerzijds regelmatig een voortgangsverslag over de uitvoering van het kaderprogramma 2002-2006 indienen en anderzijds tijdig en vóór de indiening door de Commissie van het voorstel voor het volgende kaderprogramma een onafhankelijke evaluatie laten verrichten van de uitvoering van de ondernomen activiteiten. (13) Het Comité voor wetenschappelijk en technisch onderzoek is door de Commissie geraadpleegd en heeft advies uitgebracht, BESLUIT: Artikel 1 1. Voor de periode 2002 tot en met 2006 wordt een meerjarenkaderprogramma voor communautaire activiteiten inzake onderzoek en onderwijs op het gebied van kernenergie vastgesteld, hierna te noemen "kaderprogramma 2002-2006". 2. Het kaderprogramma 2002-2006 omvat alle activiteiten inzake onderzoek, technologische ontwikkeling, internationale samenwerking, verspreiding en toepassing alsmede opleiding op de volgende gebieden: -de behandeling en de opslag van afvalstoffen; -beheerste kernfusie; -andere EURATOM-activiteiten; -de EURATOM-activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek. 3. In de bijlage zijn de wetenschappelijke en technologische doelstellingen en de daarmee verband houdende prioriteiten vastgesteld en worden de grote lijnen van de overwogen activiteiten aangegeven. Artikel 2 1. Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van het onderhavige kaderprogramma voor de periode 2002-2006 bedraagt 1.230 miljoen euro, waarvan 150 miljoen euro voor de behandeling en de opslag van afvalstoffen, 700 miljoen euro voor beheerste kernfusie, 50 miljoen euro voor andere EURATOM-activiteiten en 330 miljoen euro voor de EURATOM-activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek. 2. De regels voor de financiële deelneming van de Gemeenschap zijn onderworpen aan het financieel reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, zo nodig aangevuld met de programma's voor onderzoek en opleiding die de Raad vaststelt met het oog op de uitvoering van dit besluit. Artikel 3 Alle onderzoekwerkzaamheden uit hoofde van het kaderprogramma 2002-2006 moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen. Artikel 4 De stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het kaderprogramma 2002-2006 en met name de doelstellingen en prioriteiten daarvan, wordt gedetailleerd uiteengezet in het verslag dat de Commissie jaarlijks indient uit hoofde van artikel 7 van het Verdrag. Artikel 5 Voordat zij het voorstel voor het volgende kaderprogramma indient, laat de Commissie de resultaten die in de vijf jaar voorafgaand aan de evaluatie met de communautaire activiteiten zijn behaald, beoordelen door onafhankelijke deskundigen van hoog niveau. De Commissie deelt de conclusies van die beoordeling alsmede haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité. Artikel 6 Het kaderprogramma 2002-2006 staat open voor deelname van: -de landen van de EER, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de EER-overeenkomsten; -de kandidaat-lidstaten van Midden- en Oost-Europa (LMOE), overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Europaovereenkomsten, de aanvullende protocollen daarbij en de besluiten van de respectieve associatieraden; -Cyprus, Malta en Turkije, op basis van de met die landen te sluiten bilaterale overeenkomsten; -Zwitserland en Israël, op basis van de met die landen te sluiten bilaterale overeenkomsten. Gedaan te Brussel, Voor de Raad BIJLAGE : WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNOLOGISCHE DOELSTELLINGEN 1. Prioritaire thematische onderzoekgebieden 1.1. Behandeling en opslag van afvalstoffen Momenteel voorziet kernenergie in 35% van de elektriciteitsbehoefte van de Unie. Dit is een belangrijke factor in de discussie over de wijze waarop de klimaatverandering moet worden tegengegaan en de Europese afhankelijkheid op energiegebied moet worden verminderd. De centrales die momenteel in bedrijf zijn zullen ook de komende twintig jaar nog worden geëxploiteerd. Met het oog op de langere termijn kunnen nieuwe technologieën voor veilig gebruik van kernenergie worden ontwikkeld om te voldoen aan de Europese energiebehoefte in de komende decennia, waarbij tevens rekening kan worden gehouden met de eisen van een duurzame ontwikkeling. Het gebruik van kernenergie ten behoeve van de energievoorziening roept de vraag op wat er moet gebeuren met de afvalstoffen, en meer in het bijzonder het probleem van de industriële toepassing van technische oplossingen voor het beheer van kernafval met een lange levensduur. Europa getroost zich aanzienlijke openbare en particuliere onderzoekinspanningen met betrekking tot technologieën voor de behandeling en de opslag van nucleaire afvalstoffen. Door de coördinerende werking die ervan uitgaat kunnen de activiteiten van de Unie op dit gebied worden gebundeld tot een kritische massa en kan samenhang worden gebracht in de richtsnoeren die worden aangenomen door de organisaties die afvalstoffen beheren en door de betrokken industriële actoren. De activiteiten van de Unie betreffen zowel het actuele probleem van de opslag van kernafval als de vraag hoe de effecten daarvan op langere termijn moeten worden beperkt. In die optiek gaat het om de volgende aspecten: -onderzoek naar procédés voor opslag op lange termijn in diepe geologische lagen, met netwerken van activiteiten die worden uitgevoerd op diverse locaties in de drie grote typen van de in aanmerking komende geologische formaties; -onderzoek dat gericht is op de vermindering van de effecten van afvalstoffen meer in het bijzonder dankzij de uitontwikkeling van nieuwe reactorontwerpen waarbij minder afvalstoffen worden geproduceerd, en de ontwikkeling van technologieën voor de beperking van de risico's in verband met afvalstoffen, door partitionerings- en transmutatietechnieken. 1.2. Beheerste kernfusie Beheerste kernfusie is één van de opties op lange termijn voor een energievoorziening die voldoet aan de eisen van duurzame ontwikkeling, met name voor de gecentraliseerde levering van elektriciteit om te voorzien in de basisbehoefte. Om redenen die verband houden met de complexiteit van de fundamentele natuurkundige kennis en de te overwinnen technologische problemen, zullen de ontwikkelingen die noodzakelijk zijn voor de mogelijke toepassing van kernfusie voor energieproductie de vorm moeten hebben van een proces in verschillende fasen, waarbij iedere fase - mogelijk met een duur van meerdere decennia - bepalend is voor de volgende fase. Dankzij de inspanningen in het kader van het geïntegreerde Europese onderzoekprogramma inzake beheerste kernfusie, dat door de Europese Unie wordt uitgevoerd, kon Europa wereldleider worden op het gebied van onderzoek naar fusie met magnetische opsluiting. Dankzij de geboekte voortuitgang bij het onderzoek en de verkregen resultaten, met name in het kader van de Europese tokamak JET, kan nu de overgang naar de "Next step" worden overwogen: de bouw van een machine die fusiereacties mogelijk maakt onder omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die van een reactor die voor energieproductie wordt gebruikt. De afronding van de voorbereidende werkzaamheden voor een complex project als "Next step" in het kader van het internationale samenwerkingsproject ITER, maakt een besluit mogelijk over de lancering van het project en de bouw van de machine. Met deze machine moet de wetenschappelijke en technologische haalbaarheid kunnen worden aangetoond van energieproductie uit kernfusie. De verdere voorwaarden waaronder het project wordt uitgevoerd, zijn afhankelijk van de resultaten van de onderhandelingen die momenteel plaatsvinden in het kader van de internationale samenwerking en de daarop volgende ontwikkelingen, meer in het bijzonder de besluiten over de Europese bijdrage aan het ITER-project en de plaats waar de machine wordt gebouwd. Verder moet in een passend juridisch kader worden voorzien. De deelneming van de Europese Unie aan het ITER-initiatief vereist de uitvoering van een begeleidend programma met de volgende elementen: -Een zodanige exploitatie van de JET-machine dat profijt kan worden getrokken van de verbeteringen die momenteel worden aangebracht, alsmede de mogelijke deelname aan de noodzakelijke onderzoekactiviteiten om de ontmanteling van JET aan het eind van zijn levenscyclus mogelijk te maken. -Voortzetting van het onderzoek op het gebied van fusiefysica en -technologie, onder andere: studie en evaluatie van alternatieve formules voor magnetische opsluiting, met name voortzetting van de bouw van de "stellarator" Wendelstein 7-X en exploitatie van de bestaande installaties in de Euratom-associatie; gecoördineerde activiteiten op het gebied van technologisch onderzoek, met name onderzoek naar fusiematerialen. Met de voltooiing van de "Next step" komen belangrijke menselijke en financiële hulpbronnen beschikbaar. De huidige inspanningen van de Europese Euratom-partners op het gebied van kernfusie moeten dienovereenkomstig worden bijgesteld, zodra een besluit over de bouw van ITER is genomen. 7. Andere activiteiten op het gebied van nucleaire veiligheid en veiligheidscontrole Op basis van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en bij wijze van ondersteuning van het beleid van de Unie op het gebied van gezondheid, energie en milieu: -Onderzoek op het gebied van stralingsbescherming, meer in het bijzonder de kwantificering van de risico's in verband met lage blootstellingsniveaus. -Innoverende ontwerp-studies voor nieuwe en veilige procédés voor het gebruik van kernenergie. -Onderwijs en opleiding op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. 8. Activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek Overeenkomstig zijn taak om wetenschappelijke en technische ondersteuning te leveren voor het beleid van de Unie, zal het GCO zijn activiteiten concentreren op de volgende gebieden: 8.1. Nucleaire veiligheid en veiligheidscontrole: Behandeling en opslag van afvalstoffen, met name scheidings- en transmutatietechnieken voor actiniden met een lange levensduur; stralingsbescherming; veiligheid van de bestaande reactoren (met prioriteit voor reactoren in de kandidaat-lidstaten) en de nieuwe generatie reactoren; controle op splijtstoffen en steun voor de non-proliferatie daarvan, follow-up van de werkzaamheden voor de ontmanteling van verouderde nucleaire installaties. 8.2. Metingen en referentiematerialen: Radionucleïdenmetrologie, met name bij lage activiteit en ringanalyse in het kader van netwerken van toplaboratoria; interactie van neutronen en materie voor het verkrijgen van basisgegevens voor de bestudering van de transmutatie van afvalstoffen en de ontwikkeling van nieuwe systemen. WETGEVEND FINANCIEEL MEMORANDUM Beleidsgebied(en): onderzoek Activiteit(en): onderzoek- en opleidingsactiviteiten uit hoofde van het Euratom-Verdrag Benaming van de activiteit: Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het meerjarenkaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) voor activiteiten op het gebied van onderzoek en opleiding, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte 1. BEGROTINGSLIJN(EN) + BENAMING(EN) Onderafdeling B6 2. ALGEMENE BEGROTE GEGEVENS 2.1. Totaal budget van de activiteit (deel B): 1 230 miljoen EUR aan VK 2.2. Toepassingsperiode: 2002-2006 In de modaliteiten voor de verlenging van de activiteit is voorzien in artikel 7 van het Euratom-Verdrag. 2.3. Algemene meerjarenraming van de uitgaven a) Tijdschema vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiële steunverlening) (cf. punt 6.1.1) miljoen EUR (tot op 3 decimalen nauwkeurig) >RUIMTE VOOR DE TABEL> b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven (cf. punt 6.1.2) >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> c) Algemene financiële gevolgen van de personele middelen en andere werkingsuitgaven (cf. punten 7.2 en 7.3) >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> 2.4. Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiële vooruitzichten x( Voorstel verenigbaar met de bestaande financiële programmering. x( Dit voorstel vereist een herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten. x( Inclusief, in voorkomend geval, een beroep op de bepalingen van het interinstitutioneel akkoord. 2.5 Financiële gevolgen voor de ontvangsten x( Geen enkele financiële implicatie (betreft technische aspecten in verband met de tenuitvoerlegging van een maatregel) x( Financiële gevolgen - Het effect op de ontvangsten is als volgt: Sommige geassocieerde staten dragen bij in de financiering van het kaderprogramma van Euratom. Conform de artikelen 92 en 96 van het financieel reglement kan het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek ontvangsten genieten die afkomstig zijn uit diverse concurrerende activiteiten en andere prestaties voor rekening van derden. Conform artikel 27 van het financieel reglement kunnen sommige ontvangsten opnieuw worden aangewend. miljoen EUR (tot op 1 decimaal nauwkeurig) >RUIMTE VOOR DE TABEL> 3. BEGROTINGSKENMERKEN >RUIMTE VOOR DE TABEL> 4. RECHTSGROND Artikel 7 van het Euratom-Verdrag. 5. BESCHRIJVING EN MOTIVERING 5.1. Noodzaak van communautaire steunverlening Onderzoek blijkt een centrale component te zijn van de kenniseconomie en -maatschappij, die zich op mondiale schaal ontwikkelen. Meer dan ooit doet het zich gelden als één van de fundamentele motoren van de economische en sociale vooruitgang, een sleutelfactor van het concurrentievermogen van de ondernemingen, de werkgelegenheid en de leefkwaliteit. Wetenschap en technologie vormen bovendien een centraal element in het politieke besluitvormingsproces. De structurele zwakheden van Europa inzake onderzoek zijn evenwel nog steeds aanwezig. In 1999 heeft de Europese Unie 70 miljard EUR minder dan de Verenigde Staten geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling. De Unie komt vandaag na de Verenigde Staten en Japan in termen van aandeel van de onderzoekuitgaven in het BBE (1,8% tegenover respectievelijk 2,7% en 3,1%), maar ook in termen van aantal onderzoekers, aantal octrooien en volume van hightech-export per inwoner. Onderzoek moet een nog duidelijkere en centralere rol spelen in het functioneren van de economie en de Europese maatschappij. Dit vereist een versterking van de publieke en particuliere onderzoekinspanningen in de Unie, maar ook van de coördinatie van de onderzoekinspanningen van de lidstaten, onder elkaar en met die van de Unie. In deze geest heeft de Commissie in januari 2000 voorgesteld een "Europese onderzoekruimte" te creëren [28]. De totstandbrenging ervan zal noodzakelijkerwijs het resultaat zijn van een gemeenschappelijke inspanning van de Unie, haar lidstaten en de onderzoekactoren. [28] COM(2000) 612 van 4 oktober 2000. Een en ander vereist allereerst een aantal initiatieven, met name op wettelijk en regelgevingsgebied, meer bepaald de tenuitvoerlegging van de maatregelen die nodig zijn om de hinderpalen op te heffen voor het vrij verkeer van onderzoekers, kennis en technologieën in Europa. Naast dit soort initiatieven hebben de activiteiten voor de financiële ondersteuning van het onderzoek van de Unie een belangrijke rol te spelen. In het algemeen zijn overheden gerechtigd de onderzoekactiviteit te ondersteunen wanneer de resultaten ervan voor het "algemeen welzijn" waardevoller zijn dan het directe voordeel ervan voor degene die het onderzoek verricht. Dit geldt voor fundamenteel onderzoek, maar ook voor tal van gerichte onderzoekactiviteiten. Publieke ondersteuning is legitiem en nodig wanneer het betrokken onderzoek kan bijdragen tot, of zelfs onontbeerlijk is voor, de tenuitvoerlegging van het overheidsbeleid, maar ook wanneer deze tot gevolg heeft te helpen bij het oplossen van de problemen waarmee de maatschappij geconfronteerd wordt en het Europese concurrentievermogen te versterken, door de ondernemingen te stimuleren risico-onderzoek of onderzoek op lange termijn te verrichten dat voor hen niet onmiddellijk rendabel is, alsook door te helpen bij het vergroten van de transparantie van de kennismarkt. De ondersteuning op Europees niveau, met name op communautair niveau, is meer bepaald gerechtvaardigd gezien de "Europese toegevoegde waarde" ervan. Deze omvat de volgende aspecten: -kosten en omvang van het onderzoek overstijgen de mogelijkheden van één land, en noodzaak om een "kritische massa" van financiële en personele middelen bij elkaar te brengen; -belang van de samenwerking in economische termen (schaalvoordelen) en vanwege de gunstige effecten ervan op de particuliere onderzoekinspanning en het industriële concurrentievermogen; -noodzaak om, met name waar men geconfronteerd wordt met interdisciplinaire problemen, de aanvullende deskundigheid die in de verschillende landen aanwezig is te combineren, en gebruik te maken van vergelijkende studies op Europese schaal; -verbanden met de prioriteiten en belangen van de Unie, alsook met de communautaire wetgeving en het communautaire beleid; -noodzakelijkerwijs transnationaal karakter van onderzoek door de schaal waarop de problemen zich voordoen (milieu) of om wetenschappelijke redenen (vergelijkende studies, epidemiologie). Bovendien wordt de Europese toegevoegde waarde van de communautaire activiteit op onderzoekgebied geëvalueerd en bevestigd door een evaluatie ex ante, waarin eveneens bepaalde wenselijke ontwikkelingen voor de tenuitvoerlegging ervan zijn gepreciseerd, alsmede de evaluatie ex post van de lopende activiteiten. -Genomen maatregelen die onder de evaluatie ex ante vallen De door de Commissiediensten naar aanleiding van het opstellen van het voorstel voor het kaderprogramma verrichte evaluatie ex ante heeft tot de volgende beleidsvoornemens geleid: -Een nieuw kaderprogramma van Euratom is nodig om te helpen bij de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte. -Ten aanzien van het gedeelte kernsplijting moet deze activiteit zowel wat de werkingssfeer ervan als wat de steunverleningsvormen betreft in belangrijke mate worden bijgestuurd in de zin van het: -versterken van de verbanden met de nationale onderzoekactiviteiten, teneinde de doeltreffendheid van de onderzoekuitgaven in Europa te vergroten -herconcentreren van de activiteiten op een beperkt aantal doelstellingen die slechts op communautair niveau kunnen worden bereikt; -aanpassen van de steunverleningsvormen aan de doelstellingen, om met name meer doeltreffendheid, effect en zichtbaarheid te bereiken. -Wat het gedeelte kernfusie betreft maakt de voltooiing van de werkzaamheden voor de opstelling van een gedetailleerd project van "Next Step" in het kader van het internationale samenwerkingsproject ITER een beslissing mogelijk inzake het starten van dit project en de bouw van de machine. Doel hiervan is het aantonen van de wetenschappelijke en technologische uitvoerbaarheid van de productie van fusie-energie. De precieze modaliteiten voor de uitvoering van het project hangen af van het resultaat van de onderhandelingen die momenteel worden gevoerd in het kader van de internationale samenwerking en de verdere ontwikkelingen ervan, met name de beslissingen die worden genomen inzake de bijdrage van Europa in het ITER-project en de vestigingsplaats voor de machine. Met het doel de prestaties van de activiteit van de Unie in termen van kosten/doeltreffendheid te versterken, worden deze maatregelen voor een evaluatie ex-ante aangevuld met in de voorstellen voor specifieke programma's te bepalen verifieerbare doelstellingen. -Naar aanleiding van de evaluatie ex post genomen maatregelen Met de aanbevelingen van de vijfjaarlijkse evaluatie van de kaderprogramma's wordt in dit voorstel rekening gehouden door: -het inpassen van de onderzoekactiviteiten van de Unie in de ruimere context van een Europees onderzoekbeleid; -het versterken van de concentratie van de programma's; -het voortzetten van het onderzoek dat nodig is om de doelstellingen van het beleid van de Unie te bereiken; -een ontwikkeling naar een aangepast en flexibeler instrumentarium, rekening houdend met alle mogelijkheden die het Verdrag biedt. 5.2. Overwogen activiteiten en modaliteiten voor de budgettaire steunverlening Op het gebied van kernsplijting en stralingsbescherming neemt de Gemeenschap financieel deel: -wat de prioritaire thematische onderzoekgebieden betreft, in topnetwerken die tot doel hebben topkwaliteit te stimuleren door een diepgaande en duurzame integratie van de topcapaciteit die in verscheidene lidstaten bestaat; in geïntegreerde projecten, in een orde van grootte van een tiental miljoen EUR, die uitgevoerd worden door consortia en waaraan vaak in belangrijke mate door de universiteiten/industrie wordt meegewerkt -in onderzoekactiviteiten die verricht worden ter ondersteuning van het communautaire beleid op de gebieden gezondheid, energie en milieu -in activiteiten die de benutting van de resultaten van onderzoek en de overdracht van kennis beogen -in de ontwikkeling van de personele middelen en de mobiliteit van onderzoekers door het verlenen van algemene en individuele steun via ondersteuning van activiteiten voor onderwijs en opleiding die tot de absolute top behoren en multinationale expertise vereisen -in de ondersteuning, uit het oogpunt van transnationale toegang, van onderzoekinfrastructuren op alle gebieden binnen het wetenschappelijke en technologische domein met het oog op de tenuitvoerlegging van geïntegreerde initiatieven, het uitvoeren van uitvoerbaarheidsstudies en, op een beperkt niveau, de ontwikkeling van nieuwe infrastructuren -in activiteiten voor het coördineren van het beleid op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling: wederzijdse openstelling van de nationale programma's, totstandbrenging van een netwerk van nationale onderzoekactiviteiten, initiatieven voor wetenschappelijke samenwerking die plaatsvinden in andere kaders voor Europese samenwerking en voor samenwerking tussen de betrokken organisaties. Wat het onderzoek inzake fusie-energie betreft vereist de specificiteit van de activiteiten op dit gebied de toepassing van bijzondere modaliteiten. De ondernomen projecten worden ten uitvoer gelegd op basis van de procedures die bepaald worden : -in de associatiecontracten; -in de overeenkomst "European Fusion Development Agreement" (EFDA); -in elke andere multilaterale overeenkomst die gesloten wordt tussen de Gemeenschap en de geassocieerde organisaties en/of juridische entiteiten welke na advies van het bevoegde raadgevend comité kunnen worden opgericht; -in andere contracten van beperkte duur, met name met instellingen in de lidstaten of staten die geassocieerd zijn met het kaderprogramma van EURATOM; -in internationale overeenkomsten die betrekking hebben op projecten welke worden uitgevoerd in het kader van een samenwerking met derde landen, zoals ITER. De activiteiten voor coördinatie en ondersteuning van onderzoek inzake fusie-energie kunnen betrekking hebben op studies ter ondersteuning van de bovenbeschreven activiteiten, ondersteuning van de uitwisseling van informatie, gebruik van externe expertisecapaciteit, inclusief voor de onafhankelijke evaluatie van de activiteiten, opleidingsbeurzen en -activiteiten, publicaties en andere activiteiten ter bevordering van de overdracht van technologie. De budgettaire steunverlening van de Gemeenschap richt zich tot de onderzoekcentra, universiteiten, ondernemingen en nationale of internationale instellingen die gevestigd zijn in de lidstaten en geassocieerde Europese staten die onderzoekactiviteiten financieren. Deze laatste kunnen eveneens als tussenschakel fungeren voor de budgettaire steunverlening van de Gemeenschap. Indien dit nodig blijkt voor de tenuitvoerlegging van de doelstellingen van het programma kunnen internationale organisaties en instellingen van de lidstaten van het GOS, bij wijze van uitzondering, eveneens in aanmerking komen voor communautaire financieringen. Deze financieringen moeten een randvoorwaarde vormen zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma. De Gemeenschap voert rechtstreeks onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten uit via het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek. 5.3. Modaliteiten voor de tenuitvoerlegging Het kaderprogramma stelt het maximale algemene bedrag en de modaliteiten voor de financiële deelname van de Gemeenschap vast. Deze bedragen dekken de financiering van de onderzoekactiviteiten alsmede de personeelskosten en administratieve uitgaven. 6. FINANCIËLE GEVOLGEN 6.1. Totale financiële gevolgen voor deel B (voor de gehele programmeringsperiode) Pro memorie, het referentiebudget van het kaderprogramma van de Europese Gemeenschap bedraagt 16 270 miljoen EUR. Het totaal van de kaderprogramma's 2002-2006 bedraagt 17 500 miljoen EUR. 6.1.1 Financiële steunverlening VK in miljoen EUR (tot op 3 decimalen nauwkeurig) >RUIMTE VOOR DE TABEL> 6.2. Berekening van de kosten per overwogen maatregel in deel B (voor de gehele programmeringsperiode) (Bij meerdere activiteiten dienen ten aanzien van de concrete maatregelen die voor elke activiteit moeten worden genomen de nodige preciseringen te worden gegeven betreffende raming van het volume en kosten van de prestaties) VK in miljoen EUR (tot op 3 decimalen nauwkeurig) >RUIMTE VOOR DE TABEL> Zo nodig de wijze van berekening toelichten 7. GEVOLGEN VOOR HET PERSONEELSBESTAND EN DE ADMINISTRATIEVE UITGAVEN In de geest van een zuinig beheer van de middelen worden de personeelsuitgaven en administratiekosten oplettend onderzocht bij het overwegen van de nieuwe structuur van het kaderprogramma. Dit onderzoek gebeurt in het kader van de besluiten houdende vaststelling van de specifieke programma's waarmee het kaderprogramma ten uitvoer wordt gelegd. De overwogen ontwikkeling naar een grotere decentralisatie van de verantwoordelijkheden voor de tenuitvoerlegging van de onderzoekactiviteiten stelt de Commissie in staat een algemene vermindering van de administratieve kosten van het beheer van de programma's voor te stellen. Dankzij de nieuwe instrumenten en modaliteiten voor de tenuitvoerlegging hebben de personeelskosten en de administratieve uitgaven immers een minder groot aandeel in de middelen dan in het verleden. Het beheer van de lopende projecten van de vorige kaderprogramma's moet evenwel verzekerd blijven. 8. FOLLOW-UP EN EVALUATIE 8.1 Follow-up-systeem De vooruitgang die wordt geboekt in de richting van de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte wordt regelmatig beoordeeld. Het nieuwe kaderprogramma, dat voor het eerst is opgezet om te helpen bij de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte, is een instrument dat ten uitvoer wordt gelegd parallel aan andere activiteiten van de Gemeenschap en de lidstaten waarmee deze zelfde doelstellingen worden nagestreefd. De aard zelf van het onderzoek en de verschillende soorten activiteiten op verschillende niveaus maken de follow-up en evaluatie complex. Niettemin is al een instrumentarium ontwikkeld of wordt een instrumentarium ontwikkeld voor de follow-up en evaluatie van de resultaten en effecten van het kaderprogramma. Deze instrumenten steunen hoofdzakelijk op gegevens die afkomstig zijn uit de specifieke programma's waarmee het kaderprogramma ten uitvoer wordt gelegd. Zij worden in detail uiteengezet in de besluiten betreffende de specifieke programma's. Er wordt een reeks indicatoren, aangepast aan de specificiteit van het kaderprogramma, ontwikkeld die het mogelijk maken met name de productie, het beheer en het netwerken, de benutting en de effecten van de kennis die voortvloeit uit de uit hoofde van het kaderprogramma verrichte activiteiten te kwantificeren. Deze worden nader bepaald zodat rekening wordt gehouden met de bij het Verdrag vastgestelde doelstellingen, met name de doelstelling inzake de bevordering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen vermeld in artikel 3, lid 2, en de doelstelling inzake versterking van de economische en sociale samenhang vermeld in artikel 158. 8.2 Modaliteiten voor en periodiciteit van de geplande evaluatie -Jaarlijkse voortgangscontrole: de Commissie, die daarbij eventueel een beroep doet op adequate expertise, toetst continu de voortgang van het kaderprogramma aan de vastgestelde doelstellingen. Zij beoordeelt met name of de doelstellingen, prioriteiten, instrumenten, financiële middelen en het beheer nog steeds aangepast zijn aan de ontwikkeling van de situatie. -Jaarlijks verslag: de stand van zaken betreffende het kaderprogramma wordt gepubliceerd in het jaarlijkse verslag dat krachtens artikel 173 van het Verdrag bij het Europees Parlement en de Raad wordt ingediend. Dit omvat met name de resultaten van de jaarlijkse voortgangscontrole, een beschrijving van de activiteiten die gedurende het voorafgaande jaar inzake onderzoek en technologische ontwikkeling en verspreiding van de resultaten zijn verricht, en het werkprogramma van het lopende jaar. -Vijfjarige evaluatie: alvorens haar voorstel voor het volgende kaderprogramma te presenteren, laat de Commissie door onafhankelijke deskundigen van hoog niveau een externe toetsing uitvoeren van de uitvoering van de communautaire activiteiten die in de loop van de vijf jaar vóór deze evaluatie hebben plaatsgehad aan de in de betrokken periodes van toepassing zijnde doelstellingen. De Commissie deelt de conclusies van deze evaluatie, vergezeld van haar opmerkingen, aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's mee. 9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN De fraudebestrijdingsmaatregelen worden beschreven samen met de voorstellen voor specifieke programma's waarmee het kaderprogramma ten uitvoer wordt gelegd.