Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "Bulgarije en het EU-lidmaatschap"
Publicatieblad Nr. C 260 van 17/09/2001 blz. 0062 - 0066
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "Bulgarije en het EU-lidmaatschap" (2001/C 260/12) Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 13 juli 2000 besloten, overeenkomstig art. 23, lid 3, van zijn reglement van orde, een advies op te stellen over Bulgarije en het EU-lidmaatschap. De afdeling "Externe betrekkingen", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 28 juni 2001 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Etty. Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 383e zitting van 11 en 12 juli 2001 (vergadering van 11 juli) het volgende advies uitgebracht, dat met 117 stemmen vóór, 1 stem tegen en bij 1 onthouding werd goedgekeurd. 1. Inleiding 1.1. In de begintijd van de met de val van het communistische regime ingeluide overgangsperiode naar markteconomie en democratie heeft Bulgarije het erg moeilijk gehad. Die eerste jaren werden gekenmerkt door ernstige politieke en economische instabiliteit. Op voorstel van het IMF zijn in 1997, in het kader van een overeenkomst tot instelling van een currency board, beslissende maatregelen genomen om de economische situatie onder controle te krijgen. In datzelfde jaar hebben de Bulgaren voor het eerst sinds 1989 een regering gekozen die de volledige mandaatsperiode van vier jaar heeft uitgezeten. 1.2. Naast deze ernstige binnenlandse problemen, hebben Bulgarije en zijn buurlanden ook nog de gevolgen ondervonden van de oorlog in Kosovo. Externe factoren, met name de instabiliteit in de Balkanregio, blijven Bulgarije in zijn ontwikkeling belemmeren. De hoop en verwachting dat het Stabiliteitspact voor de Balkan ertoe zou bijdragen om deze negatieve gevolgen te verhelpen, is onvervuld gebleven. 1.3. In haar voortgangsrapport van vorig jaar heeft de Commissie voor het eerst melding gemaakt van vooruitgang waar het de economische criteria van Kopenhagen betreft. Ook het Internationaal Monetair Fonds maakt in zijn Article IV Consultation en Fifth Review Report on Bulgaria 2000 een voorzichtige positieve beoordeling van de economische prestaties van het land. Diverse sleutelindicatoren (BBP-groei, exportgroei, vermindering buitenlandse schuld) laten een significante verbetering zien, en opgemerkt werd dat de Bulgaarse regering greep begint te krijgen op de inflatie. Ook het privatiseringsproces blijkt op schema te liggen. 1.3.1. Aan de andere kant zijn ook een aantal aanhoudende zwakheden geïdentificeerd, b.v. ernstige tekortkomingen in de gerechtelijke en bestuurlijke structuren, corruptie en de gevolgen daarvan voor het algemene bedrijfsklimaat. 1.3.2. De geboekte economische vooruitgang heeft niet geresulteerd in een verbetering van de -zeer lage - welvaart, de hoge werkloosheid (officieel dicht bij 20 % met enorme regionale verschillen) en de armoede. 1.4. De recente parlementsverkiezingen lijken de politieke stabiliteit van deze jonge democratie te hebben bevestigd. Het succes van de Nationale beweging voor Simeon II en de duidelijke nederlaag van zowel de regerende Unie van Democratische krachten als de socialistische oppositiepartij kunnen evenwel worden uitgelegd (zoals door diverse waarnemers ook is gedaan) als blijk van wantrouwen in politici en politieke partijen. Het valt nog af te wachten of de nieuwe regering hier iets aan zal kunnen doen. Zo niet, dan lijkt Bulgarije opnieuw op een onzekere toekomst af te stevenen. 1.5. Met het openen van de onderhandelingen met de EU over de toetreding van Bulgarije in februari 2000 werd een belangrijke doelstelling van het post-communistische Bulgarije verwezenlijkt. Volgens het door de Commissie opgestelde voortgangsrapport heeft Bulgarije inmiddels vooruitgang geboekt bij de vervulling van de politieke en economische criteria van Kopenhagen en de overname van het communautaire acquis. 1.6. De bevindingen van de Commissie dienen als uitgangspunt voor de evaluatie die in onderhavig advies wordt gemaakt van de rol van het maatschappelijk middenveld, en met name van de sociaal-economische belangengroeperingen, bij de voorbereiding van Bulgarije op EU-lidmaatschap. 1.7. Zowel de Bulgaarse regering als de EU hebben zich voorstander getoond van een actieve rol in het toetredingsproces voor hun maatschappelijk middenveld. Het krachtens de Associatieovereenkomst opgerichte Gemengd Raadgevend Comité EU/Bulgarije probeert al sinds januari 1999 om de invloed van het maatschappelijk middenveld te vergroten. Met dat doel voor ogen heeft het niet alleen een analyse gemaakt van voor beide partijen belangrijke problemen, maar heeft het ook een netwerk van contacten in Bulgarije en Brussel gecreëerd en in werking gezet. Zo zijn contacten gelegd met de relevante diensten van de Commissie en van de Associatieraad, maar ook met de grote Europese federaties van sociaal-economische belangengroeperingen. Met het Gemengd Parlementair Comité EU-Bulgarije zijn werkbetrekkingen aangegaan. 1.8. De Bulgaarse overheid was al vóór het besluit van de Europese Raad te Helsinki om onderhandelingen met Bulgarije te openen, begonnen met de raadpleging van belangengroeperingen over de meest urgente economische en sociale beleidsvraagstukken. 1.8.1. Onmiddellijk na dat besluit is er in Bulgarije een speciale consultatieregeling getroffen waardoor het maatschappelijk middenveld een rol kan gaan spelen bij de voorbereiding van Bulgarije op EU-toetreding. Onderdelen van die regeling zijn: - interministeriële werkgroepen die de documenten moeten voorbereiden waarin de standpunten en het beleid van de Bulgaarse regering zijn uiteengezet over alle hoofdstukken van het communautaire acquis waaraan sociaal-economische belangengroeperingen een bijdrage kunnen leveren; - een door de staatssecretaris van buitenlandse zaken - die de portefeuilles "Europese integratie" en "internationale financiële instellingen" heeft - voorgezeten coördinatieraad voor Europese integratie. Belangrijke sociaal-economische belangengroeperingen en ngo's zijn gevraagd om aan de werkzaamheden van die raad deel te nemen; - de mogelijkheid voor een veertigtal ngo's en onderzoeksinstituten die samen een "Europees Forum" hebben opgericht, om op eigen verzoek deel te nemen aan bijeenkomsten, zoals vergaderingen van werkgroepen, waarin de onderhandelingspositie van de regering wordt voorbereid. 1.8.2. Volgens de officiële regeringsverklaring daaromtrent is de bedoeling van deze maatregelen om het onderhandelingsproces transparanter te maken, de democratische controle daarop te verbeteren en betere voorwaarden te scheppen voor een doeltreffende implementatie. 1.9. Naast deze door de overheid in het leven geroepen raadplegingsprocedure is er in het parlement een commissie voor Europese aangelegenheden opgericht die zich moet buigen over de vraag hoe het communautaire acquis zo snel mogelijk in wetten kan worden omgezet. De commissie beschikt ook over de mogelijkheid om sociaal-economische belangengroeperingen te raadplegen. 1.10. Wie de belangrijkste partners van de overheid zijn in bovengenoemd overleg, is betrekkelijk duidelijk als het gaat om werkgevers- en werknemersorganisaties. 1.10.1. De grootste overkoepelende werkgeversorganisaties zijn het Bulgaarse verbond van industriële bedrijven en de Bulgaarse Kamer van Koophandel en Industrie. De meeste ondernemingen zijn lid van beide organisaties. Hetzelfde geldt voor de leden van organisaties die kleine en middelgrote ondernemingen, kleine ambachtelijke bedrijven alsook grote bedrijven vertegenwoordigen. 1.10.2. De grootste overkoepelende vakbonden zijn het Verbond van onafhankelijke vakbonden van Bulgarije (CITUB) en het Verbond van Arbeid Podkrepa. 1.10.3. Deze vier organisaties nemen actief deel aan de raadplegingen. Het Bulgaarse verbond van industriële bedrijven, het Verbond van onafhankelijke vakbonden en Podkrepa hebben vertegenwoordigers in het Gemengd Raadgevend Comité EU/Bulgarije. 1.10.4. Minder duidelijk is de situatie wat ándere belangengroeperingen betreft. Een in het oog springend voorbeeld zijn de landbouworganisaties: volgens de Bulgaarse regering worden momenteel meer dan zeventig organisaties uit deze sector geraadpleegd, maar de vijf nationale landbouwbonden (de Bulgaarse boerenbond, de Bond van landbouwcoöperaties, de Bulgaarse Kamer van Landbouw, de Centrale bond van coöperaties en de Vereniging van jonge agrariërs), waarvan sommige veel leden tellen, horen daar niet bij en zijn evenmin vertegenwoordigd in het Gemengd Raadgevend Comité EU/Bulgarije. 1.10.5. Bulgarije heeft één grote onafhankelijke nationale consumentenorganisatie, nl. de Federatie van consumenten in Bulgarije. Twee jaar geleden is de Bulgaarse nationale consumentenvereniging opgericht als onderdeel van het toenmalige ministerie van toerisme en handel. Alle belangrijke in het Gemengd Raadgevend Comité EU/Bulgarije vertegenwoordigde sociaal-economische belangengroeperingen hebben vraagtekens geplaatst bij de onafhankelijkheid van deze vereniging. 1.10.6. Van de belangengroeperingen die lid zullen worden van de onlangs opgerichte sociaal-economische raad (cf. Bijlage I), zijn de organisaties voor ambacht, vrije beroepen, milieubescherming en gehandicapten momenteel niet vertegenwoordigd in het Gemengd Raadgevend Comité EU/Bulgarije. 2. Algemene opmerkingen over het raadplegingsproces 2.1. Echt overleg over economisch en sociaal beleid is nieuw voor Bulgarije. Bij de beoordeling van het tot dusverre over de toetredingsvoorbereidselen gevoerde overleg moet die omstandigheid in het achterhoofd worden gehouden. Onder het communistische regime fungeerden belangengroeperingen (of wat daar toen voor doorging) in werkelijkheid als woordvoerders van de partij en de politieke elite. De huidige regering van Bulgarije is weliswaar democratisch verkozen, maar desalniettemin kan in haar houding tegenover belangengroeperingen en in haar perceptie van het daadwerkelijke nut van hun raadpleging, nog steeds de meer dan veertig jaar oude cultuur van het communistische verleden doorklinken. 2.2. Net als in het geval van de Bulgaarse regering, kunnen ook veel vertegenwoordigers van belangengroeperingen tot op zekere hoogte nog in de greep zijn van het verleden. Van werkgeversorganisaties, vakbonden, consumentenbonden, landbouworganisaties e.d. kan niet worden verwacht dat zij zich nu al zo gedragen als hun tegenhangers in landen waar democratie en tripartiet en bipartiet overleg al lang traditie zijn. 2.3. Mogelijkerwijs zijn Bulgaarse belangengroeperingen veel meer gepolitiseerd dan hun tegenhangers in de EU (die uiteraard bijna "politiek neutraal" zijn), maar zij zijn in de regel in hun optreden onafhankelijk van een politieke partij en/of regering. 2.3.1. Bij iedere evaluatie van de werking van het in Bulgarije op gang gebrachte overleg, van de rol die sociaal-economische belangengroeperingen kunnen spelen door het verwoorden van de standpunten en zorgen van hun leden, en van de bijdrage van de belangengroeperingen aan de tenuitvoerlegging van het communautaire acquis, moeten die achtergrondgegevens onverkort meespelen. 2.3.2. Daarnaast moet worden ingezien dat een dergelijke evaluatie alleen zinvol is als de uitkomst ervan naast die van de andere kandidaatlanden wordt gelegd. 2.4. Aan voorgaande uiteenzetting over de algemene context in Bulgarije moet - nog steeds naar aanleiding van het raadplegingsproces - worden toegevoegd dat over het toekomstige EU-lidmaatschap consensus bestaat: alle grote politieke partijen zijn van oordeel dat er geen alternatief is voor EU-toetreding. De toetreding vormt nauwelijks aanleiding voor publieke debatten en alle belanghebbenden zijn er kennelijk voorstander van. 2.4.1. Dat laatste zou erop kunnen duiden dat de overname van het communautaire acquis vooral als een wet- en regelgevingszaak wordt beschouwd, zonder dat de noodzaak wordt ingezien van een consensus over de inhoud van de uitgevaardigde wetten. 2.4.2. Het Comité betreurt het dat hierover geen debat plaatsvindt. Het is te verwachten dat Bulgarije veel profijt zal hebben van het EU-lidmaatschap, maar het aanpassingsproces zal ook ernstige problemen met zich meebrengen. Het is van belang dat de burgers goed beseffen dat de medaille ook een keerzijde heeft. 2.5. Opvallend is dat de afgelopen jaren een groot aantal wetten is goedgekeurd zonder een bijbehorend implementatieprogramma. 2.6. Sinds haar aantreden heeft de Bulgaarse regering een twintigtal standpunten bepaald over hoofdstukken van het communautaire acquis. Thans zijn de onderhandelingen geopend over 19 hoofdstukken, waarvan er inmiddels 10 voorlopig zijn afgesloten (cf. Bijlage II). 2.7. Ook al is raadpleging een vrij recent verschijnsel in Bulgarije en maken de hoofdstukken waarover de onderhandelingen zijn geopend, slechts een beperkt deel uit van het acquis en zullen deze ongetwijfeld minder problemen opleveren dan bij de hoofdstukken over sociaal beleid, werkgelegenheid en landbouw kunnen worden verwacht, toch lijkt de tijd rijp voor enkele voorzichtige tussentijdse conclusies. Het is nog te vroeg om nu al te proberen hieruit trends te distilleren, maar het is belangrijk dat in een later stadium wel tot die exercitie wordt overgegaan. 2.7.1. Ten eerste lijkt het erop dat het begin 2000 in werking gezette complexe systeem voor raadpleging van de sociaal-economische belangengroeperingen vooralsnog niet meer is dan een formele structuur. 2.7.2. Ook - en dat is de tweede conclusie - ziet het er niet naar uit dat de raadplegingen tot dusverre erg intensief zijn geweest. De ontwerpstandpunten van de regering zijn niet altijd ter raadpleging aan (alle) belangengroeperingen voorgelegd. Welke organisaties voor dat overleg worden uitgenodigd, is niet altijd duidelijk, noch welke criteria bij die selectie werden gehanteerd. Geraadpleegde organisaties klagen er vaak over dat hun standpunten noch besproken worden, noch in aanmerking worden genomen. 2.8. Voor geen van de 19 hoofdstukken waarover momenteel wordt onderhandeld, heeft de Bulgaarse regering een impactevaluatie opgesteld die voor de geraadpleegde organisaties als leidraad had kunnen dienen. Hetzelfde geldt voor de hoofdstukken waarover de onderhandelingen nog niet zijn geopend en waarover het officiële regeringsstandpunt al is bepaald. Eén van die hoofdstukken is het cruciale landbouwhoofdstuk. Impactevalutaties zijn van levensbelang voor al degenen die vooral de consequenties zullen ondervinden van veranderingen als gevolg van de tenuitvoerlegging van het acquis. Zonder die evaluaties is het voor betrokkenen erg moeilijk om zich een oordeel te vormen over de implementatie van het acquis en over de rol die zij daar zelf bij kunnen spelen. 2.9. In het algemeen zijn de overkoepelende nationale werkgevers- en werknemersorganisaties nog het meest geraadpleegd. Met uitzondering van Podkrepa, de op één na grootste vakcentrale van Bulgarije, zijn genoemde organisaties redelijk tevreden over de kansen die zij krijgen om hun mening naar voren te brengen en over hun invloed op het optreden van de regering. Wel plaatsen zij vraagtekens bij hun eigen vermogen om behoorlijke bijdragen te leveren. Zo werd vastgesteld dat het Verbond van onafhankelijke vakbonden slechts vertegenwoordigers kon sturen naar de helft van alle vergaderingen van werkgroepen van de regering, hetzij omdat de nodige expertise ontbreekt, hetzij omdat de deskundigen er wel zijn, maar dezen onvoldoende talenkennis in huis hebben om met de EU-teksten te kunnen werken. 2.9.1. Vanuit de achterban worden echter ook wel andere geluiden gehoord. Werkgevers (vooral van kleine, middelgrote en ambachtelijke ondernemingen) klagen er bijvoorbeeld soms over dat bij de raadpleging alleen de standpunten van de centrale (interprofessionele) en nationale top aan bod komen. Bepaalde sectorgebonden standpunten en "buiten-hoofdstedelijke" belangen moeten volgens hen ook voor het voetlicht worden gebracht. 3. Bijzondere opmerkingen over het raadplegingsproces 3.1. De belangrijkste consumentenvereniging, de Federatie van consumenten in Bulgarije, is zeer slecht te spreken over de resultaten van de raadpleging over het hoofdstuk inzake consumentenbescherming en volksgezondheid (waarover de onderhandelingen voorlopig zijn afgesloten). De kritiek van de Federatie heeft betrekking op de daarvoor uitgevaardigde basiswetgeving, die onvoldoende bescherming zou bieden en waarin ontoereikende regelingen zouden zijn vastgelegd voor de implementatie en handhaving ervan. Verder klaagt de federatie dat zij onvoldoende is geraadpleegd en dat het overleg dat hééft plaatsgevonden, louter formeel was. Bovendien zou de regering geen enkele rekening hebben gehouden met haar suggesties die - volgens de Federatie - volledig in lijn waren met het desbetreffende acquis. Groot was dan ook de teleurstelling toen bleek dat de Europese Commissie tevreden is over de door de regering uitgevaardigde wetgeving. 3.1.1. Volgens de Federatie verschuilt de Bulgaarse regering zich achter de kennelijke instemming van de Commissie om de ernstige tekortkomingen van de wetgeving te verhullen. Ook hekelt de Federatie de onwil van de regering om samen te werken met onafhankelijke organisaties die afwijkende standpunten aanhangen. Een dergelijke houding wordt door de regering als "vijandig" omschreven (dezelfde opmerking - maar dan op het terrein van het sociaal beleid - maakten vertegenwoordigers van de vakbond Podkrepa ook). 3.2. Andere kritiek betrof het overleg over het (ook voorlopig afgesloten) hoofdstuk "kleine en middelgrote ondernemingen". Daar zou de regering over het algemeen geen oog hebben gehad voor sectorale problemen, en afgeleide wetgeving hebben goedgekeurd zonder voorafgaand overleg met de betrokken belangengroeperingen. 3.3. De vijf grote landbouworganisaties melden nooit te zijn geraadpleegd over het onlangs afgeronde regeringsstandpunt over het landbouwhoofdstuk. 3.3.1. Volgens hen heeft de regering wel een groot aantal kleinere, meestal regionale en soms zelfs lokale organisaties gehoord, waarvan sommige nog maar net waren opgericht. Ook is overleg gepleegd met denktanks en onderzoeksinstituten die nauwe betrekkingen onderhouden met het ministerie van landbouw en daarvan steun ontvangen, en dus niet kunnen worden beschouwd als vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. 3.3.2. De verklaring voor die handelwijze - die haaks staat op eerdere beweringen dat de regering geneigd zou zijn om alleen nationale, overkoepelende organisaties te raadplegen - moet volgens bovengenoemde organisaties worden gezocht in politieke motieven. Hoe dan ook hadden ze geen goed woord over voor de transparantie van het overleg. Het verweer van de regering dat haar standpunten op de website van het ministerie van landbouw staan, doen zij af met de opmerking dat daarop alleen het eindstandpunt van de regering bekend wordt gemaakt. 3.3.3. Tijdens recente vergaderingen van het Gemengd Raadgevend Comité EU/Bulgarije over landbouwaangelegenheden is die kritiek overigens niet geuit door de voorzitter van de Bond van coöperaties in Bulgarije die in dat comité de belangengroeperingen uit de landbouwsector vertegenwoordigt. 3.4. Het Comité heeft geen onderzoek kunnen doen naar de sociaal-economische aspecten van twee onderwerpen die in het voortgangsrapport van de Commissie veel aandacht krijgen, nl. het probleem van de minderheden in Bulgarije en dat van de eenheden 1-4 van de Kozloduy-kerncentrale. 3.4.1. Het Comité heeft de indruk dat er nog maar nauwelijks gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om sociaal-economische belangengroeperingen te betrekken bij het zoeken van oplossingen voor de door de Commissie in haar voortgangsrapport aangekaarte problemen met minderheden (vooral Roma). Volgens hem zijn er kanten aan de minderheidsproblematiek die relevant zijn voor belangengroeperingen in Bulgarije, met name voor werkgevers- en werknemersorganisaties (bv. arbeidsmarktbeleid en beroepsopleidingen). Het pleit er dan ook voor dat zijn Bulgaarse tegenhangers hierin voortaan een grotere rol krijgen te spelen. Een dergelijk engagement zou de regering kunnen helpen bij haar pogingen om dit probleem op te lossen. 3.4.2. Het spreekt voor zich dat de voorgenomen sluitingen in de kerncentrale te Kozloduy aanzienlijke gevolgen zullen hebben voor die gemeente en omliggende gebieden. De verwachting is dat er duizenden banen verloren zullen gaan. Het Comité dringt erop aan dat de lokale overheden, maar daarnaast ook de plaatselijke en nationale werkgevers- en werknemersorganisaties en relevante ngo's, bij de inspanningen worden betrokken die de Bulgaarse regering en de Commissie doen om de daaruit voortvloeiende economische en sociale problemen zoveel mogelijk te verzachten. De werkzaamheden die moeten worden verricht om de verschillende eenheden van de kerncentrale te sluiten, zullen uiteraard nieuwe banen opleveren, maar vooralsnog is niet duidelijk in hoeverre dit voldoende compensatie biedt voor de banen die naar verwachting verloren zullen gaan. 4. Conclusies Naar het zich laat aanzien, heeft de Bulgaarse regering de sociaal-economische belangengroeperingen tot dusverre nog maar nauwelijks betrokken bij de voorbereiding van Bulgarije op toetreding tot de EU. Er is echter geen enkele reden om aan te nemen dat Bulgarije het in dat opzicht slechter doet dan de andere kandidaatlanden. Het Comité heeft geprobeerd om een objectief en concreet beeld van de situatie te geven. Het is nog te vroeg dag om nu al trends waar te nemen in de daarbij ter sprake gebrachte structuren en praktijken. In de toekomst komt het er vooral op aan, de ontwikkelingen op de voet te volgen en positieve ontwikkelingen te stimuleren. De raadpleging van sociaal-economische belangengroeperingen over het beleid van de regering ter voorbereiding van het EU-lidmaatschap van Bulgarije 4.1. heeft tot dusverre niet zo stelselmatig plaatsgevonden en is niet zo omvattend geweest als de gecreëerde structuren en de openlijk beleden intenties deden verwachten; 4.2. is vrij formeel verlopen, en was wellicht soms alleen voor de schijn; 4.3. is tot dusverre gevoerd zonder de voor zinvolle besprekingen benodigde basisinstrumenten, zoals evaluaties van de impact van maatregelen; 4.4. vond plaats zonder dat duidelijk was welke criteria de regering heeft gehanteerd bij de selectie van de te raadplegen organisaties (behalve in het geval van werkgevers- en werknemersorganisaties); 4.5. vond plaats op een betrekkelijk hoog en algemeen niveau; 4.6. vond plaats met voorbijgaan aan afwijkende standpunten van organisaties die kritiek hebben op het beleid en de plannen van de regering; 4.7. kwam neer op een voornamelijk technocratische en legistische exercitie van de kant van de regering en was dus niet een echte poging om de problemen te identificeren en op te lossen; 4.8. werd soms bemoeilijkt door het gebrek aan expertise bij de geraadpleegde organisaties. 5. Aanbevelingen 5.1. De overheid moet: - samen met de sociaal-economische belangengroeperingen de kwaliteit van het consultatieproces analyseren en de aan te brengen verbeteringen in kaart brengen; - samen met deze groeperingen een impactevaluatie maken van de overname van het acquis communautaire; - deze groeperingen niet alleen bij de voorbereiding van wetgeving ten behoeve van de uitbreiding betrekken maar ook bij de controle op de tenuitvoerlegging van het acquis; - samen met deze groeperingen bezien ten aanzien van welke verworvenheden zij uitvoerende taken kunnen vervullen en hoe zij dat het beste kunnen doen; en - het Economisch en Sociaal Comité volledig bij de voorbereiding van Bulgarije op de toetreding betrekken. 5.2. De sociaal-economische belangengroeperingen moeten: - profiteren van de mogelijkheden die het Commissieprogramma Access voor hun "capacity building" biedt; - in nauw overleg met de desbetreffende Europese branche-organisaties oplossingen proberen te vinden voor de problemen die veroorzaakt worden door het grote aantal verschillende sociaal-economische belangenorganisaties, met het doel om de georganiseerde civiele samenleving op een effectieve wijze in het toetredingsproces in te schakelen; - de dialoog met hun Europese branche-organisaties intensiveren met het oog op hun input in het raadplegingsproces, in het bijzonder met betrekking tot die hoofdstukken van het acquis die van groot belang zijn voor henzelf én voor de belangengroeperingen op EU-niveau. 5.3. De Europese Commissie moet - in haar toekomstige voortgangsrapporten melding maken van de standpunten van de sociaal-economische belangengroeperingen omtrent de door Bulgarije gemaakte vooruitgang. Brussel, 11 juli 2001. De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité G. Frerichs