52001DC0179

Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch En Sociaal Comité en het Comité van de Regio's /* COM/2001/0179 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S - Jaarverslag over gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Europese Unie 2000

Samenvatting

De communautaire raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen en het nieuwe programma 2001-05

In juni 2000 keurde de Commissie de eerste raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen goed, die alle aspecten van deze problematiek omvat: gelijkheid in economisch en maatschappelijk opzicht, gelijkheid bij de besluitvorming en rolpatronen van mannen en vrouwen en stereotypen in dit verband. Zij bevat maatregelen die specifiek bedoeld zijn om gelijkheid te bevorderen door de integratie van seksegerelateerde kwesties in alle vormen van het communautair beleid. In overeenstemming met de geïntegreerde benadering wordt bij de strategie gebruik gemaakt van alle bestaande hulpmiddelen en structuren en wordt tegelijkertijd de ontwikkeling van nieuwe hulpmiddelen en structuren ondersteund: toezicht, indicatoren en benchmarking.

Aan de strategie is een programma gekoppeld, in het kader waarvan de komende vijf jaar 50 miljoen euro ter beschikking zullen worden gesteld voor de bevordering van de gelijkheid van man en vrouw. Het programma zal steun verlenen aan op bewustmaking gerichte maatregelen, beleidsanalyses en het opbouwen van netwerken ten behoeve van gelijkheid, waaraan wordt deelgenomen door EU-instellingen, nationale autoriteiten, de sociale partners en NGO's. Voorts beoogt het goede gedragsregels voor de gelijkheid van man en vrouw en de bewustmaking van discriminatie op grond van sekse te bevorderen en de sleutelactoren te helpen bij de bestrijding van de ongelijkheid van man en vrouw.

Gendermainstreaming

Gendermainstreaming verplicht de EU om voor de doelstelling van de gelijkheid van man en vrouw in al haar werkzaamheden een plaats in te ruimen, niet alleen in de werkzaamheden die rechtstreeks bedoeld zijn om deze gelijkheid te bevorderen. Gendermainstreaming is een kernelement van de nieuwe communautaire raamstrategie.

De afgelopen twee jaar is vooral vooruitgang geboekt op de terreinen waarop al het meeste werk verricht is. Nu moet de aandacht naar nieuwe terreinen uitgaan. Hiernaast is het van wezenlijk belang om doeltreffende hulpmiddelen voor deze betrekkelijk nieuwe benadering te ontwikkelen: er bestaat behoefte aan betere toezichtsystemen en statistieken. Voor deze taak dient voldoende personeel beschikbaar te zijn en is scholing van het personeel noodzakelijk met het oog op bewustmaking.

Het afgelopen jaar heeft het Parlement zich verscheidene malen ten gunste van de gendermainstreaming uitgesproken en hebben zowel het Portugese als Franse voorzitterschap discussies over gendermainstreaming in de Raad aangemoedigd.

Gelijkheid van mannen en vrouwen op het terrein van de werkgelegenheid

Er bestaan nog steeds grote loonverschillen tussen mannen en vrouwen en de participatiegraad van vrouwen ligt nog altijd 18 procentpunten onder die van mannen. De Europese Raad van Lissabon stelde daarom ambitieuze streefcijfers voor vrouwen vast, waarvan een van de belangrijkste was dat er maatregelen dienen te worden getroffen om de arbeidsdeelname van vrouwen van de huidige 53% te laten stijgen tot 60% in 2010.

De Werkgelegenheidsstrategie dient een belangrijke rol te spelen bij de verwezenlijking van dit doel. De pijler gelijkheid van mannen en vrouwen omvatte een bemoedigende reeks initiatieven die tot doel hebben ertoe bij te dragen dat werkenden werk en gezinsleven kunnen combineren. Daarentegen waren er maar weinig maatregelen om de loonverschillen terug te dringen.

De gelijkheid van man en vrouw wordt ook in het kader van de andere pijlers nagestreefd: inzetbaarheid, ondernemerschap en aanpassingsvermogen. Op inzetbaarheid gerichte maatregelen dienen niet uitsluitend voor uitkeringsgerechtigden bedoeld te zijn, aangezien zo talrijke vrouwen worden uitgesloten, die misschien wel willen werken, maar niet als werkloze zijn ingeschreven. Er is weinig gedaan om het aanpassingsvermogen te bevorderen, hoewel werktijden en werkorganisatie over het algemeen van groot belang zijn voor werkende vrouwen. Er dienen over de hele linie maatregelen te worden genomen om het aantal vrouwen dat werkzaam is in de informatie- en telecommunicatie-industrieën uit te breiden.

Een genderperspectief in het mensenrechtenbeleid van de EU

In 2000 bracht de Commissie een voorstel ter tafel om de Richtlijn inzake gelijke behandeling van 1976 te wijzigen. In het voorstel wordt gebruik maakt van de nieuwe bepalingen betreffende gelijkheid van mannen en vrouwen van het Verdrag en wordt in overeenstemming met Europese jurisprudentie de formulering aangescherpt. De belangrijkste aspecten in dit verband zijn dat seksuele intimidatie wordt erkend als vorm van discriminatie, dat slachtoffers van intimidatie in staat worden gesteld zich bij bestuursrechtelijke en gerechtelijke procedures door organisaties te laten vertegenwoordigen en dat vrouwen na zwangerschapsverlof het recht krijgen op herintreding.

Verder maakte de Commissie haar voornemen bekend om in 2002 een nieuwe richtlijn betreffende de gelijkheid van man en vrouw voor te stellen, die gebaseerd zal zijn op artikel 13 van het EG-Verdrag.

Op de conferentie Peking+5 in New York bevestigde de EU opnieuw het grote belang dat zij hecht aan het Actieplatform waarvoor zij zich in 1995 had uitgesproken. Zij verhinderde pogingen om de binnen het Actieplatform naar voren gebrachte standpunten af te zwakken, maar had minder succes bij haar streven de rol ervan in verband met een aantal kwesties te versterken, waaronder de handel in vrouwen.

Vrouwenhandel stond in 2000 hoog op de beleidsagenda. De Commissie zette de bestrijding ervan voort door middel van het STOP-programma en stelde voor dit programma met twee jaar te verlengen. De informatiecampagne over huiselijk geweld is afgesloten, maar na het Daphne-initiatief is nu een volledig programma van start gegaan.

Gelijkheid bij het uitbreidingsproces

Volgens het strategiedocument van de Commissie voor de uitbreiding, dat werd bekrachtigd tijdens de Europese Raad van Nice, is voor de meeste landen de voorlopige voltooiing van de onderhandelingen over werkgelegenheid en sociaal beleid voor de eerste helft van 2001 gepland.

Hongarije, Tsjechië en Litouwen lijken de koplopers te zijn bij de omzetting van de communautaire wetgeving inzake gelijkheid van man en vrouw in het nationaal recht. Andere landen moeten nog veel werk verzetten, hoewel in 2000 enige voortgang werd gemaakt. Polen en Turkije lijken gedurende het afgelopen jaar in het geheel geen vorderingen te hebben gemaakt met de omzetting van het acquis.

De kandidaat-lidstaten moeten er ook zorg voor dragen dat hun instellingen in staat zijn om op de naleving van wetgeving op het terrein van gelijkheid toe te zien. Ook hier hebben Hongarije en Litouwen de meeste voortgang geboekt. Over het geheel genomen zijn de staatsinstellingen niet tegen hun taak opgewassen. Hopelijk zullen de kandidaat-lidstaten gebruik maken van de steun die door middel van het nieuwe actieprogramma inzake gelijkheid van mannen en vrouwen kan worden geboden. Tijdens het vorige programma werd van deze mogelijkheid maar in geringe mate gebruik gemaakt.

Uit de cijfers betreffende de verschillen op de arbeidsmarkt komt een optimistischer beeld naar voren. De participatiegraad van vrouwen steekt bijvoorbeeld gunstig af bij het gemiddelde van de EU. De situatie is echter nog gecompliceerder: hardnekkige loonverschillen, gebrek aan goede voorzieningen voor kinderopvang en discriminerende opvattingen in de samenleving leiden ertoe dat de arbeidsdeelname van vrouwen laag blijft. Voorts is er nog steeds sprake van een segregatie van de arbeidsmarkt, waarbij vrouwen vooral in bepaalde beroepen en sectoren aangetroffen worden.

Wat betreft politieke vertegenwoordiging, zijn vrouwen ernstig ondervertegenwoordigd in nationale en regionale politieke lichamen en leidinggevende functies. De percentages liggen aanzienlijk onder het gemiddelde van de EU.

Bevordering van een evenwichtige deelneming van mannen en vrouwen aan de besluitvorming

Binnen de EU zijn vrouwen ook nog altijd ondervertegenwoordigd. Het corrigeren van de wanverhouding tussen mannen en vrouwen die betrokken zijn bij de besluitvorming is een langzaam proces, ondanks de op nationaal en Europees niveau genomen maatregelen. De werkzaamheden in dit verband zullen in het kader van de strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen worden voortgezet. Het programma zal de ontwikkeling ondersteunen van de, op het ogenblik nog ontbrekende, statistische gegevens betreffende de deelname van vrouwen aan de economische en sociale besluitvorming.

De Commissie is vast voornemens de eigen wanverhouding tussen mannen en vrouwen aan te pakken door streefdoelen op het terrein van de werving vast te stellen en sekse als een van de criteria bij de selectie van kandidaten te hanteren. Voorts zal zij maatregelen treffen om te garanderen dat vrouwen adequaat zijn vertegenwoordigd in al haar comités en deskundigengroepen.

Op nationaal niveau heeft men met wisselend succes door middel van allerlei maatregelen gepoogd de deelname van vrouwen te vergroten. Een langdurige inzet, politieke bereidheid en een goede beleidsmix lijken meer te kunnen bereiken dan één enkel beleidsinstrument.

Pas sinds kort wordt er op systematische wijze aandacht besteed aan de kwestie van vrouwen in het bedrijfleven. Er bestaat behoefte aan goede statistische gegevens om het glazen plafond en andere struikelblokken duidelijker zichtbaar te maken. Uit een recent onderzoek van de Commissie blijkt dat slechts 23% van de bedrijven in de EU het eigendom is van vrouwen.

De Communautaire Raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005) en het nieuwe actieprogramma

De strategie

Op 7 juni 2000 keurde de Commissie een nieuwe communautaire raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen goed. [1] Deze strategie bundelt voor de eerste maal alle verschillende initiatieven en programma's die in het verleden dikwijls afzonderlijk van elkaar en in het kader van verschillende begrotingsonderdelen uitgevoerd werden, tot één geheel samen.

[1] Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Naar een communautaire raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005) COM(2000) 335 def.

Deze allesomvattende, geïntegreerde aanpak vormt een combinatie van gerichte maatregelen en vormen van beleid die bedoeld zijn om de gelijkheid van man en vrouw en gendermainstreaming over de hele linie te bevorderen, die weer tot doel heeft dat in alle beleidsmaatregelen rekening wordt gehouden met seksegerelateerde kwesties; derhalve zal alle diensten van de Commissie worden verzocht om verslag uit te brengen van hun werkzaamheden in verband met de integratie van de doelstelling van de gelijkheid van mannen en vrouwen in het beleidvormingsproces.

De strategie richt zich op vijf doelstellingen, die een referentiekader voor beleidsontwikkeling vormen en waaraan alle communautaire initiatieven inzake gelijkheid van man en vrouw zullen zijn gekoppeld:

-gelijkheid in economisch opzicht;

-gelijke vertegenwoordiging en deelname aan de besluitvorming;

-gelijkheid wat betreft sociale rechten;

-gelijkheid wat betreft mensenrechten;

-doorbreken van rolpatronen en stereotypen.

De strategie geldt niet alleen voor het beleid dat van rechtstreeks belang is voor alle burgers van de EU, maar ook voor de wijze waarop de Unie omgaat met de rest van de wereld, via het uitbreidingsproces, de ontwikkelingssamenwerking en externe betrekkingen in het algemeen.

De strategie maakt gebruik van bestaande instrumenten, structuren en methoden, zoals gender-effectevaluatie, en zal ook de ontwikkeling van nieuwe, doeltreffender middelen ondersteunen. Er worden gemeenschappelijke indicatoren ingevoerd en criteria vastgesteld om het toezicht en de evaluatie te verbeteren en het mogelijk te maken om de werkzaamheden tijdens de levensduur van de strategie aan te passen.

Het programma

Aan de strategie is een nieuw programma gekoppeld, dat ook van 2001-2005 uitgevoerd zal worden. [2] In het kader van het programma zal gedurende de periode van vijf jaar 50 miljoen euro ter beschikking worden gesteld ten behoeve van de financiering van op bewustmaking gerichte maatregelen, de analyse en evaluatie van beleid dat van invloed is op gelijkheid en het opbouwen van netwerken tussen EU-instellingen, nationale autoriteiten, de sociale partners en NGO's. Deze activiteiten dienen weer drie doelstellingen:

[2] Beschikking van de Raad van 20 december 2000 betreffende het programma in verband met de communautaire strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-05)

-de bevordering en verspreiding van goede gedragsregels voor de gelijkheid van man en vrouw en de daaraan ten grondslag liggende waarden;

-het bieden van inzicht in de - direct of indirect - met discriminatie op grond van sekse samenhangende vraagstukken door op het spoor te komen waar deze zich voordoet en beleidsinitiatieven te verkennen om hierop in te spelen;

-de ontwikkeling van het vermogen van sleutelactoren, zoals NGO's en de sociale partners, om de gelijkheid van man en vrouw te bevorderen.

Gendermainstreaming

Integratie van de genderdimensie in het communautaire beleid

Door haar gendermainstreamingbeleid heeft de EU zich verplicht om de doelstelling van gelijkheid van mannen en vrouwen in al haar beleid, wettelijke maatregelen en andere activiteiten te integreren, ook al hebben die gelijke kansen niet als hoofddoel. Gendermainstreaming vormt het hoofdbestanddeel van de nieuwe communautaire raamstrategie en was ook het leidende beginsel van het Vierde communautaire actieprogramma op middellange termijn inzake gelijke kansen voor vrouwen en mannen, dat in 2000 afliep. Ongeveer een kwart van alle gefinancierde projecten hielden voornamelijk verband met gendermainstreaming. [3] Bij vele projecten werd nagegaan hoe sekse kan worden geïntegreerd in de ontwikkeling en uitvoering van lokaal en regionaal beleid, in stedelijk beleid of hoe sleutelactoren op de arbeidsmarkt en in de media met het begrip vertrouwd kunnen worden gemaakt.

[3] Zie Directory of projects 1999 - Actieprogramma op middellange termijn inzake gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Zie Internetadres: http://europa.eu.int/comm/employment_social/equ_opp/index_en.html

In augustus 2000 voerde de Commissie een onderzoek naar gendermainstreaming uit. Hierbij ging de aandacht met name uit naar het organisatorische en methodologische kader dat was opgezet voor gendermainstreaming en naar het effect van de gehanteerde methodes voor gendermainstreaming. Dit proces bleek ook nuttig bij het vaststellen van de keuze van de prioriteiten van de Commissie voor de nieuwe raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen.

Uit het onderzoek komt naar voren dat in de regel de grootste inspanningen ter bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen werden geleverd op de beleidsterreinen, waarop de voorafgaande jaren de meeste voortgang was gemaakt: de Structuurfondsen, onderwijs en scholing, ontwikkelingssamenwerking, sociale zaken, wetenschap en onderzoek. Vooruitgang is ook geboekt op het gebied van het economisch beleid: de globale richtsnoeren voor het economisch beleid voor 2000 omvatten twee aanbevelingen inzake gelijke kansen. De ene heeft betrekking op discriminatie op het terrein van de lonen en de andere bevat een oproep tot een grotere inzet voor beleid inzake gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Nu moeten er ook initiatieven worden ontplooid op andere gebieden, waar de in 1998 geconstateerde struikelblokken nog grotendeels bestaan.

Instrumenten, methoden en middelen

1. Gender-effectevaluatie is een essentiële eerste stap bij de formulering van seksebewust beleid. Deze evaluatie is al toegepast op een aantal communautaire beleidsterreinen: in het kader van het Vijfde communautaire kaderprogramma op het gebied van onderzoek werd in juni 2000 een begin gemaakt met een reeks studies betreffende het gendereffect; op het gebied van de communautaire humanitaire hulp is sekse thans een van de kwesties die aan de orde komen bij de regelmatige evaluaties achteraf. Voorts worden er nu voor de evaluatie van het nationale belastingbeleid nieuwe methoden en instrumenten ontwikkeld.

2. Naar sekse uitgesplitste statistische gegevens zijn ook van essentieel belang voor gendermainstreaming en gender-effectevaluatie. Statistische gegevens, indicatoren en criteria maken het mogelijk om te meten in hoeverre voortgang is geboekt in verband met gelijkheid en tonen aan dat alle beleidsterreinen, waarvan voor een deel voorheen werd aangenomen dat ze sekseneutraal waren, een ander effect hebben op mannen dan op vrouwen.

Ondanks technische complicaties en een zekere aarzeling bij de aanbieders van gegevens om naar sekse uitgesplitste gegevens te leveren, is er toch voortgang geboekt.

*Criteria en indicatoren op basis van sekse worden momenteel ontwikkeld op het gebied van exacte wetenschappen en ontwikkelingssamenwerking.

*De Raad bevordert de ontwikkeling van indicatoren betreffende een evenwicht tussen vrouwen en mannen bij de deelname aan de besluitvorming en bij het combineren van werk en gezinstaken.

*In 2000 heeft Eurostat het initiatief genomen tot een uitgebreide verzameling van seksegerelateerde statistieken en een haalbaarheidsonderzoek naar vergelijkbare statistische gegevens over kinderopvang.

3. Thans wordt beseft dat institutionele procedures en structuren, duidelijke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid, steun op hoog niveau en interdepartementale samenwerking onontbeerlijke voorwaarden zijn voor het gendermainstreamingbeleid. Voorts moeten leidinggevende ambtenaren in de gehele organisatie zich bewust zijn van seksegerelateerde kwesties, daar voldoende aandacht aan geven en de mogelijkheid bieden tot de juiste scholing. Om te kunnen slagen moet gendermainstreaming grondig verankerd zijn binnen de instellingen in plaats van afhankelijk te zijn van de inzet van een aantal toegewijde personen.

De grote mobiliteit van het personeel dat verantwoordelijkheid draagt voor de gelijkheid van vrouwen en mannen moet worden opgevangen door hoogwaardige scholing in de gehele Commissie ten behoeve van een grotere bewustmaking. Daarom bleef de Commissie ook in 2000 scholing aanbieden inzake de gelijkheid van man en vrouw en gendermainstreaming en heeft zij haar streven om de aandacht te vestigen op kwesties in verband met seksegerelateerde kwesties geïntensiveerd.

Een aantal geslaagde voorbeelden van gendermainstreaming

Vrouwen en wetenschap

Na de in 1999 verschenen mededeling "Vrouwen en wetenschap" [4] zijn er aanzienlijke vorderingen gemaakt met de integratie van seksegerelateerde kwesties in het wetenschaps- en onderzoeksbeleid van de EU. Op het ogenblik worden gendereffect-evaluaties van het Vijfde kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) uitgevoerd en er is 1,4 miljoen euro geïnvesteerd in onderzoeken naar het gendereffect, met name op nieuwe technologieën. Wanneer de Commissie uitnodigingen tot het indienen van voorstellen voor projecten op het terrein van wetenschap en onderzoek publiceert, neemt zij thans een standaardclausule op waarin voorstellen van vrouwen of groepen waar vrouwen bij betrokken zijn worden aangemoedigd.

[4] COM(99) 76

Het percentage vrouwen in wetenschappelijke topposities is op het ogenblik erg gering en er bestaan weinig statistische gegevens. De Resolutie van de Raad van 20 mei 1999 over vrouwen en wetenschap [5] bevatte een verzoek aan de Commissie om op basis van bijdragen van de lidstaten vergelijkbare gegevens en indicatoren te verstrekken om op EG-niveau de situatie van vrouwen op het terrein van OTO te kunnen beoordelen. Sindsdien heeft de Commissie, nadat zij had vastgesteld dat de voornaamste Europese statistische onderzoeken (zoals de arbeidskrachtenenquêtes, O&O-enquêtes, enz.) slechts een gering potentieel boden, het initiatief genomen tot een driejarig project "Design and collection of statistical indicators on women in science". In haar mededeling ""Totstandbrenging van de "Europese onderzoekruimte": Oriëntaties voor de activiteiten van de Unie op het gebied van onderzoek"(2002-2006) [6] wees de Commissie de situatie van vrouwen op het terrein van de wetenschap als een van haar voornaamste aandachtsgebieden aan. Zij deed de aanbeveling om de gelijkheid van mannen en vrouwen in het Zesde kaderprogramma (2002-06) te integreren.

[5] PB C 201, 16.2.1999, blz. 1)

[6] COM (2000) 612

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Structuurfondsen en plattelandsontwikkeling

Bron fig. 1 en 2 [7]

[7] Mededeling van de Commissie betreffende steun van het Europees sociaal Fonds ten behoeve van de Europese werkgelegenheidsstrategie

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tijdens de onderhandelingen met de lidstaten over de inhoud van de nieuwe programma's in het kader van de nieuwe verordening inzake de Structuurfondsen (2000-2006) wees de Europese Commissie met klem op de noodzaak tot doelmatiger maatregelen ten behoeve van gelijkheid. [8]

[8] Verordening (EG) nr. 1260/1999 van 21 juni 1999 houdende bepalingen inzake de Structuurfondsen. De Commissie heeft een technisch document opgesteld betreffende de kwestie van de integratie van gelijke kansen voor vrouwen en mannen in programma's en projecten van de Structuurfondsen. Zie: http://www.inforegio.cec.eu.int

Er is nu een nieuwe, bredere aanpak ingevoerd. De verbeteringen betreffen onder andere:

*Er vindt een diepgaander analyse plaats van de verschillen tussen mannen en vrouwen op sociaal-economisch terrein en de resterende obstakels voor gelijkheid zijn duidelijker in kaart gebracht. In aansluiting op de analyse zijn er echter niet altijd kwantitatieve doelstellingen ten behoeve van een grotere gelijkheid vastgesteld.

*De programma's voor Spanje, Italië, Zweden, Portugal, Ierland, Griekenland en het Verenigd Koninkrijk laten de mogelijkheid open om werkgroepen inzake gelijke kansen op te richten, die zich kunnen buigen over voorbereidende werkzaamheden voor de toezichtcomités.

*In Duitsland, Griekenland, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Zweden zijn organisaties die gelijkheid bevorderen uitgenodigd deel te nemen aan de werkzaamheden van de toezichtcomités.

*Een aantal lidstaten heeft zich in het algemeen uitgesproken voor de gedachte van een evenwichtige deelneming van mannen en vrouwen aan toezichtcomités.

*Meer aandacht gaat uit naar de ontwikkeling van voorzieningen voor kinderopvang. In Ierland is 1 755,4 miljoen euro gedurende de programmeringsperiode 2000-06 van het structuurfonds hiervoor bestemd. Griekenland en Italië hebben op dit terrein ook initiatieven gepland.

Aangezien de gelijkheid van mannen en vrouwen in de gehele strategie is geïntegreerd, is het niet mogelijk nauwkeurig te berekenen hoeveel hiervoor bestemd is. De ESF-begroting voor maatregelen die speciaal bestemd zijn voor de gelijkheid van mannen en vrouwen bedraagt thans evenwel ongeveer 4 miljard euro (zie fig. 1 en 2) [9]

[9] In de mededeling van de Commissie van 16 januari 2001 (COM(2001) 16 def.) wordt aangegeven hoe het Europees Sociaal Fonds de toezeggingen van de lidstaten in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie ondersteunt

In veel van de nieuwe, in 2000 goedgekeurde programma's inzake plattelandsontwikkeling gaat meer aandacht uit naar de gelijkheid van man en vrouw op het platteland dan voorheen. Vrouwen maken momenteel 34% van de arbeidskrachten op boerderijen uit en van de personen die aan het hoofd staan van een boerderij is 22% vrouw. De programma's beogen de belangrijke rol die vrouwen kunnen spelen bij de diversificatie van de plattelandseconomie te ondersteunen.

In het communautaire initiatief LEADER+, dat in 2000 werd aangenomen, wordt aan maatregelen ten behoeve van vrouwen in plattelandsgebieden prioriteit verleend. Dit komt tot uitdrukking in de bij de Commissie ingediende programma's, waarvan vele kwantificeerbare streefcijfers betreffende vrouwen bevatten.

Ontwikkelingssamenwerking

In 2000 ging de aandacht in het bijzonder uit naar de ontwikkeling van een nieuw actieplan [10] tot uitvoering van richtlijnen en aanbevelingen door middel van praktijkgerichte maatregelen. De voornaamste uitdaging is gelegen in de uitbreiding van het aantal projecten dat aan een gendereffectbeoordeling is onderworpen - op het ogenblik omstreeks 20% - en de aanpak van het gebrek aan naar op sekse uitgesplitste informatie, evaluatie en rapportage.

[10] Ontwerp-mededeling van de Commissie aan de raad en het Europees Parlement van 25 oktober 2000 - Actieplan voor de integratie van de gelijkheid van mannen en vrouwen in de communautaire ontwikkelingssamenwerking

Aan de kwestie van de bewustmaking van het genderaspect wordt ook nadrukkelijk aandacht geschonken in de EU-begroting, waar een speciale begrotingslijn is bestemd om technische ondersteuning te verstrekken ten behoeve van de integratie van gendervraagstukken in het geheel van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de EU.

De euro

Zelfs de euro heeft een genderdimensie waarmee rekening moet worden gehouden: uit enquêtes is regelmatig gebleken dat vrouwen minder geestdrift aan de dag leggen voor de ene munt en het gevoel hebben dat zij minder goed op de hoogte zijn. [11] In overeenstemming met de mainstreamingaanpak heeft de Commissie een informatiecampagne over de euro medegefinancierd die specifiek tot doel heeft om tegemoet te komen aan de behoeften en problemen van vrouwen. Vrouwentijdschriften in drie landen [12] hebben hulp toegezegd in de vorm van een grotere op vrouwen gerichte aandacht voor de euro.

[11] In juli 1999 gepubliceerde Eurobarometer-enquête

[12] Femmes d'Aujourd'hui (België), Emma (Duitsland), Noi Donna (Italië)

Conclusies en vooruitzichten

Bij de mainstreamingstrategie gaat het nog in belangrijke mate om "werk in uitvoering". Er zijn al stevige fundamenten gelegd: het Verdrag van Amsterdam en de mededeling van de Commissie over mainstreaming van 1996. [13] De contouren van het gebouw beginnen zich langzaam af te tekenen dankzij verordeningen inzake gendermainstreaming met betrekking tot de Structuurfondsen, de werkgelegenheidsstrategie, de ontwikkelingssamenwerking en onderzoek.

[13] COM (96)67 def., Mededeling "integratie van de gelijke kansen voor vrouwen en mannen in alle beleidsvormen en acties"

Tijdens een conferentie op 27 oktober in Parijs stelde het Franse voorzitterschap de kwestie van integratie van de genderdimensie in de Raad aan de orde, waarvan het hoopte dat het zou uitgroeien tot een vast agendapunt. Zowel Zweden als België zijn voornemens om deze lijn te blijven volgen gedurende hun voorzitterschap.

Enige belangrijke bouwstenen ontbreken echter nog. Op een aantal beleidsterreinen - vervoer, het milieu, consumentenbescherming, landbouw en cultuur - moet nog een krachtiger "mainstreamingreflex" worden ontwikkeld om de duidelijke betrokkenheid van de Commissie bij de bevordering van de gelijkheid van man en vrouw over de hele linie waar te maken.

De algemene doelstelling dient eruit te bestaan:

-dat naar sekse uitgesplitste statistische gegevens de norm in plaats van de uitzondering worden en toezicht en evaluatie worden verbeterd;

-dat er op alle niveaus van de besluitvorming van de Commissie een beter besef ontstaat van gendervraagstukken en er scholing wordt aangeboden om de noodzakelijke expertise betreffende de genderdimensie onder de ambtenaren van de Commissie te vergroten;

-de institutionele mechanismen ten behoeve van gendermainstreaming versterkt worden.

De betrokkenheid van het Parlement bij mainstreaming

Het Europees Parlement roept regelmatig op tot integratie van de genderdimensie in alle communautaire werkzaamheden. In zijn resolutie van 5 oktober 2000 [14] stelde het Parlement zich op het standpunt dat bij alle door de Unie verleende hulp, financiering of steun het beginsel van gelijk loon voor mannen en vrouwen moet worden nageleefd. Het riep op tot maatregelen op een zeer groot aantal beleidsterreinen: verbeteren van de toegang van vrouwen tot de besluitvorming; stimuleren van meer mogelijkheden bij de loopbaankeuze van vrouwen en meisjes; meer vrouwen aanmoedigen om in de ICT-sector te gaan werken; nagaan welk effect deeltijdwerk en atypische vormen van betaald werk heeft op het loon, de socialezekerheidsbijdragen en de pensioenen van vrouwen en de verspreiding van armoede onder vrouwen.

[14] Resolutie van het Europees Parlement over de jaarverslagen 1997, 1998 en 1999 van de Commissie over gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Europese Unie

In zijn resolutie over de jaarverslagen van de Commissie stelt het dat naar sekse uitgesplitste statistische gegevens en genderindicatoren een onmisbaar hulpmiddel vormen om de vooruitgang op weg naar de gelijkheidsdoelstellingen te beoordelen en om gendermainstreaming te bevorderen doordat zo duidelijk gemaakt wordt dat alle vormen van beleid verschillende gevolgen hebben voor vrouwen en mannen, in het bijzonder op terreinen waarvan voorheen werd aangenomen dat zij sekseneutraal waren. Ook acht het Parlement het van essentieel belang om vergelijkbare indicatoren, analyseprocedures en informatie af te bakenen om een juiste beoordeling van alle aspecten die verband houden met de gelijkheid van mannen en vrouwen te vergemakkelijken.

Gendermainstreaming op nationaal niveau

In februari is in Denemarken een nieuwe wet goedgekeurd, waarin het beginsel van gendermainstreaming en nieuwe institutionele mechanismen voor de gelijkheid van mannen en vrouwen zijn vastgelegd. In april 2000 is in Italië een nieuwe minister voor gelijke kansen aangesteld met uitgebreidere bevoegdheden voor de integratie van genderkwesties in alle vormen van het overheidsbeleid. Intussen heeft de Duitse regering gendermainstreaming in alle bondsministeries ingevoerd.

Instrumenten en indicatoren

Het Ierse ministerie van Justitie, Gelijkheid en Wetshervorming gaf opdracht tot een onderzoek naar de mechanismen voor toezicht op de gelijkheid van mannen en vrouwen met de bedoeling indicatoren te ontwikkelen aan de hand waarvan het effect van beleid en programma's in de praktijk gemeten kan worden. Duitsland stelde een interdepartementale werkgroep voor de ontwikkeling van instrumenten voor mainstreaming in.

Scholing

De Noorse Raad gaf de hoofdlijnen aan van een scholingprogramma op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen, dat in 2001 van start zal gaan. De Duitse regering is eveneens voornemens scholing te organiseren voor haar ambtenaren. Portugal heeft voor de gelijkheid van mannen en vrouwen een plaats in zijn scholingsprogramma's voor docenten ingeruimd.

Gelijkheid van mannen en vrouwen op het terrein van de werkgelegenheid

Nieuwe streefdoelen voor gelijkheid

Niet alleen uit het oogpunt van de sociale rechtvaardigheid zijn gelijke kansen voor vrouwen en mannen een eerste vereiste, maar ook uit dat van de economie. Gelijke beloning, een juiste erkenning van de vaardigheden en capaciteiten van vrouwen en beleid dat werknemers in staat stelt om werk en gezinsleven met elkaar te combineren dragen er tezamen toe bij dat vrouwen in grotere getale tot de arbeidsmarkt toetreden en de economie stimuleren. De steeds grotere participatiegraad van vrouwen is een belangrijke factor gebleken bij de economische groei van Europa. Voor de EU als geheel wordt geschat dat bijna een vijfde van de jaarlijkse groei van het BBP van 2,3% toegeschreven kan worden aan de toegenomen arbeidsdeelname van vrouwen.

Toch zijn de verschillen nog steeds zeer aanzienlijk, hoewel zij beginnen af te nemen (zie fig. 3-9).

*Het werkgelegenheidspercentage van vrouwen ligt nog altijd 18,2 procentpunten onder dat van mannen.

*Het werkloosheidscijfer voor vrouwen ligt gemiddeld 3 procentpunten boven dat van mannen.

*Op de arbeidsmarkt doet zich seksesegregatie voor en doen zich concentraties voor van mannen en vrouwen in bepaalde beroepen en sectoren. [15]

[15] Zie voor statistische gegevens het Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2000, punt 3.4.2.

*Als vrouwen in loondienst werken, verdienen zij minder dan mannen; zij maken 77% van de werknemers met een laag inkomen uit.

In maart 2000 stelde de Europese Raad van Lissabon [16] ambitieuze nieuwe streefcijfers vast voor de arbeidsparticipatie van vrouwen, voornamelijk om het werkgelegenheidscijfer van vrouwen in de EU van de huidige 53% tot 60% in 2010 te laten stijgen. Dit is een essentiële voorwaarde om het totale werkgelegenheidscijfer tot 70% te laten stijgen, ook een streefcijfer van de top van Lissabon. Het streefcijfer van 60% is hooggegrepen. Om het te kunnen bereiken moet de werkgelegenheid van vrouwen een nog nooit eerder bereikt niveau halen. In absolute termen betekent dit dat er nog eens 10 miljoen vrouwen aan het arbeidsproces gaan deelnemen. Met name in Italië, Spanje en Frankrijk zijn de tekorten in absolute termen erg groot.

[16] Conclusies van het voorzitterschap (Lissabon 23 en 24 maart 2000) http://ue.eu.int/en/Info/eurocouncil/index.htm

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Beoordeling van de nationale actieplannen voor 2000

De Europese werkgelegenheidsstrategie, die nu haar vierde jaar ingaat, heeft aan het werkgelegenheidsbeleid in geheel Europa een nieuwe impuls gegeven. Jaarlijks worden er een reeks voor de gehele EU geldende werkgelegenheidsrichtsnoeren opgesteld. De lidstaten stellen vervolgens Nationale Actieplannen (NAP's) op tot uitvoering van deze werkgelegenheidsrichtsnoeren. Het Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid geeft een vergelijkende beoordeling van de NAP's en gaat na hoe iedere lidstaat de afzonderlijke aanbevelingen voor 2000 nakomt (zie hieronder).

Evenals in voorafgaande jaren vielen de richtsnoeren voor 2000 in vier beleidsterreinen, of pijlers, uiteen. Eén pijler is specifiek gewijd aan de bevordering van gelijke kansen. In overeenstemming met de mainstreamingaanpak wordt er echter ook rekening gehouden met kwesties in verband met de gelijkheid van mannen en vrouwen in de drie overige pijlers, die tot doel hebben de inzetbaarheid van de beroepsbevolking te vergroten, het ondernemerschap aan te moedigen en het aanpassingsvermogen te bevorderen.

De pijler gelijke kansen

In het kader van de pijler gelijke kansen wordt opgeroepen tot maatregelen om de verschillen tussen mannen en vrouwen op de arbeidmarkt uit de weg te ruimen (verschillen qua werkgelegenheid en werkloosheid, seksesegregatie in beroepen en sectoren en bevordering van gelijke beloning), om werk en gezinsleven beter op elkaar af te stemmen en herintreding voor vrouwen en mannen na een periode van afwezigheid op de arbeidsmarkt gemakkelijker te maken.

De lidstaten beginnen nu de ongelijke situatie tussen mannen en vrouwen op het terrein van lonen onder ogen te zien. De maatregelen zijn vaak echter te weinig gericht of hangen te veel af van vrijwillige naleving. Slechts enkele lidstaten hebben praktijkgerichte instrumenten voor taakwaardering ontwikkeld als middel om een einde te maken aan de verschillen.

De mate van activiteit die ontplooid werd in verband met de combinatie werk-gezinsleven is bemoedigend. Er werden weliswaar weinig vorderingen geboekt bij de ontwikkeling van een zorginfrastructuur voor bejaarden, maar toch deden de meeste lidstaten concrete voorstellen tot uitbreiding van de voorzieningen voor kinderopvang. Ook bij de diensten voor kinderopvang konden tekenen van een toegenomen flexibiliteit worden waargenomen. Enige lidstaten wijzigden de regelingen voor verlof, waardoor deze soepeler werden of er speciale maatregelen voor verlof voor vaders werden genomen. Echter slechts weinige lidstaten hebben de vergoedingen verhoogd gedurende verlofperioden, ook al zullen vaders aarzelend staan tegenover het opnemen van verlof wanneer dit niet redelijk vergoed wordt.

Bevordering van de opheffing van de segregatie van de arbeidsmarkt

Wat betreft de gehele economie bestaat op de arbeidsmarkt een horizontale en verticale segregatie: het werk van vrouwen is geconcentreerd in bepaalde beroepen en sectoren en zij zijn ondervertegenwoordigd in leidinggevende, goedbetaalde posities en oververtegenwoordigd in minder goed betaalde banen. Hoewel sommige landen het initiatief hebben genomen tot ambitieuze programma's ter bestrijding van seksesegregatie, hebben de meeste maatregelen betrekking op horizontale in plaats van verticale segregatie, met uitzondering van een aantal programma's voor de overheidssector.

Denemarken

Er werd begonnen met een stageprogramma om mannen aan te moedigen over te stappen naar traditionele vrouwelijke beroepen en vice versa. Alle gemeentebesturen moeten om de twee jaar verslag uitbrengen van de gemaakte vorderingen bij het terugdringen van seksesegregatie.

Finland

Er werd een driejarig strategisch project inzake gelijkheid op de arbeidsmarkt opgestart. Werknemers en scholen zullen de factoren verkennen die van invloed zijn op de loopbaankeuzes van jongens en meisjes pogen deze te beïnvloeden.

Gendermainstreaming binnen de werkgelegenheidsstrategie

De verplichting om het genderperspectief te integreren betekent een waardevolle aanvulling op het werkgelegenheidsbeleid in Europa. De landen van de Noordse Raad kennen al een traditie van betrokkenheid bij mainstreaming, die zij ook nu hun werkgelegenheidsbeleid zich verder ontwikkelt trouw blijven. Italië, Frankrijk en Ierland hebben zich aanzienlijke inspanningen getroost om de gelijkheid van mannen en vrouwen in hun nationale actieplannen (NAP's) voor 2000 te integreren.

Toch moet er in het merendeel van de lidstaten nog veel werk verzet worden wat betreft het vaststellen van nieuwe mechanismen, programma's en institutionele regelingen voor mainstreaming. Op veel terreinen van het werkgelegenheidsbeleid wordt nog steeds geen genderanalyse uitgevoerd; toezicht en evaluatie houden weinig meer in dan het vaststellen van de participatiegraad per sekse, terwijl specifieke streefcijfers of indicatoren voor de gelijkheid van mannen en vrouwen slechts sporadisch voorhanden zijn.

Voorbeelden van innovaties op het terrein van het gendermainstreamingbeleid

Frankrijk

Er is een interdepartementaal comité ingesteld dat zich met acht actieterreinen bezighoudt. Ieder terrein zal jaarlijks worden doorgelicht op bijdragen aan de gelijkheid van mannen en vrouwen. Dit mainstreaminginitiatief sluit aan op de oprichting van een nieuw staatsecretariaat voor Vrouwenrechten in 1998.

Ierland

Binnen het ministerie van Justitie, Gelijkheid en Wetshervorming is een eenheid Bevordering en Toezicht opgericht. Deze eenheid houdt toezicht op gendermainstreaming in het algemeen en brengt adviezen uit over geschikte indicatoren. Er is een comité ingesteld voor de coördinatie van de gelijkheidsdoelstellingen binnen het nationale ontwikkelingsplan.

Gendermainstreaming binnen de pijler inzetbaarheid

In de NAP's gaat over het algemeen meer aandacht uit naar inzetbaarheid dan naar de andere pijlers, waardoor deze bijzonder belangrijk is uit het oogpunt van mainstreaming. De lidstaten die het meeste belang hechten aan mainstreaming zijn in grote lijnen tot het inzicht gekomen dat een groot aantal vrouwen dat wil werken niet van inzetbaarheidsmaatregelen kan profiteren als deze te veel op uitkeringsgerechtigden worden gericht. Daarom hebben zij activerende arbeidsmarktprogramma's toegankelijk gemaakt voor herintredende vrouwen en anderen die vanwege gezinsomstandigheden of omdat zij geen vast dienstverband hebben, niet in aanmerking komen voor werkloosheidsuitkeringen. Waar niet voor deze benadering is gekozen, zijn vrouwen, zoals te verwachten was, ondervertegenwoordigd in de programma's.

Gendermainstreaming binnen de pijler ondernemerschap

Vele lidstaten beschikken in enigerlei vorm over een programma voor positieve actie om vrouwen in het bedrijfsleven te stimuleren. In Duitsland werd een begin gemaakt met een programma ten behoeve van leningen voor vrouwen die kleine bedrijfjes opstarten; ook worden er begeleiding en informatie aangeboden. In Zweden is een groep van topmanagers opgezet om mogelijkheden te verkennen om meer vrouwen in leidinggevende functies in het bedrijfsleven te krijgen.

Er zou meer kunnen worden gedaan om mogelijkheden te ontsluiten voor vrouwen in lucratieve sectoren, waar mannen traditioneel het meest vertegenwoordigd zijn, zoals informatietechnologie; op het ogenblik wordt hier niet voldoende aandacht besteed aan seksesegregatie. De lidstaten moeten ook controleren of algemene programma's ter bevordering van het ondernemerschap volledig toegankelijk zijn voor vrouwen.

Ondernemerschap: initiatieven op Europees niveau

Het Europese netwerk ter bevordering van het ondernemerschap van vrouwen (WES) begon in juni 2000 officieel met zijn werkzaamheden. Het netwerk telt zeventien leden uit alle lidstaten van de EU, IJsland en Noorwegen. De afgevaardigden vertegenwoordigen de nationale regeringen en organisaties die het ondernemerschap van vrouwen bevorderen. Het netwerk heeft tot doel vrouwelijke ondernemers meer op de voorgrond te laten treden, een gunstiger klimaat te scheppen, het aantal vrouwelijke ondernemers te vergroten en te helpen om door vrouwen geleide ondernemingen uit te breiden. Volgens een onderzoek naar vrouwelijke ondernemers in de EU en Midden- en Oost-Europa ondervinden vrouwen meer moeilijkheden dan mannen bij het bijeenkrijgen van kapitaal voor het opstarten en uitbreiden van bedrijven. Zij zijn ook minder goed op de hoogte van de beschikbare steun.

Gendermainstreaming binnen de pijler aanpassingsvermogen

In vele NAP's wordt betrekkelijk weinig aandacht besteed aan aanpassingsvermogen in het algemeen, dus is de mainstreaming in dit opzicht nog niet ver gevorderd. Toch zijn vraagstukken in verband met werkorganisatie en werktijden onmiskenbaar van zeer groot belang voor de gelijkheid van man en vrouw.

Genderanalyses binnen deze pijler zijn nog zeldzaam, ook al bestaan er bijvoorbeeld nog steeds zeer grote verschillen tussen het percentage mannelijke en vrouwelijke werknemers met atypische arbeidsovereenkomsten en deeltijdwerk. Sommige lidstaten gaan voort met het stimuleren van flexibele vormen van arbeid, zonder veel rekening te houden met de gevolgen voor de gelijkheid van mannen en vrouwen.

De gelijkheid van man en vrouw heeft in de regel tot nu toe geen belangrijke plaats ingenomen bij het overleg van de sociale partners over aanpassingsvermogen. Frankrijk vormt in dit opzicht enigszins een uitzondering, omdat de sociale partners verplicht zijn om tijdens hun onderhandelingen op hun agenda een plaats in te ruimen voor gelijke kansen.

Het combineren van werk en gezinsleven hoog op de agenda van het Portugese en Franse voorzitterschap

De kwestie van de combinatie werk-gezinsleven was een van de belangrijkste kwesties die tijdens het Portugese voorzitterschap in de eerste helft van het jaar aan de orde kwam. Op initiatief van het Portugese voorzitterschap namen de lidstaten op 6 juni 2000 een resolutie over de evenwichtige deelname van vrouwen en mannen aan de beroepswerkzaamheden en het gezinsleven aan. De resolutie vestigde de aandacht op het belang van deze kwestie als een van de fundamentele voorwaarden voor de facto gelijkheid.

In het kader van de follow-up van Peking+5 nam het Franse voorzitterschap de draad weer op door een reeks indicatoren voor een dergelijke combinatie te ontwikkelen. De indicatoren hebben onder meer betrekking op de volgende kwesties: flexibele arbeidstijdregelingen, ouderschapsverlof en andere vormen van verlof en openingstijden van voorzieningen voor kinderopvang. Op 27 november deed de Raad van Ministers (werkgelegenheid en sociale zaken) een beroep op de lidstaten om erop toe te zien dat deze indicatoren geregeld worden herzien en om nieuwe maatregelen en strategieën in te voeren met het oogmerk een evenwichtiger deelname van vrouwen en mannen aan beroepswerkzaamheden en huishoudelijke taken te verwezenlijken.

Aanbevelingen betreffende de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

Op basis van de analyse in het Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid heeft de Commissie voor iedere afzonderlijke lidstaat aanbevelingen voor het werkgelegenheidsbeleid voor 2000 opgesteld. In de door de Raad goedgekeurde aanbevelingen wordt erkend dat er met het oog op de verschillen tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt veelomvattende strategieën voor gendermainstreaming en maatregelen om werk en gezinsleven te combineren noodzakelijk zijn. Er werden aan twaalf lidstaten aanbevelingen in verband met genderkwesties gedaan.

Nieuwe ontwikkelingen in verband met de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2001

De richtsnoeren voor 2001 werden begin december 2000 door de Europese Raad van Nice goedgekeurd. Voor 2001 is het aspect van de mainstreaming versterkt. De lidstaten hebben zich vastgelegd op de ontwikkeling van doeltreffender procedures om organisaties op het terrein van de gelijkheid van man en vrouw te raadplegen, het gendereffect van maatregelen in het kader van iedere richtsnoer te beoordelen en indicatoren te ontwikkelen om, ook weer in het kader van ieder richtsnoer, te meten in hoeverre voorgang is geboekt in de richting van gelijkheid van vrouwen en mannen. Voorts wordt in de nieuwe richtsnoeren voor 2001 rekening gehouden met de doelstelling van Lissabon van een grotere deelname van vrouwen aan het arbeidsproces. Ook worden de lidstaten erin opgeroepen te overwegen nationale streefcijfers vast te stellen wat betreft de uitbreiding van voorzieningen voor kinderopvang.

Vrouwen in de kenniseconomie

Vrouwen zijn ernstig ondervertegenwoordigd in de informatietechnologie- en communicatiesectoren. Ook al zijn vrouwen in alle "hoger-onderwijs"sectoren in de meerderheid, toch hebben zij binnen deze sectoren minder kans dan mannen op de hoogstgekwalificeerde en best betaalde banen.

Als Europa een geslaagde overgang wil maken naar de kenniseconomie, kan het zich niet veroorloven om onvoldoende gebruik te maken van het geweldige, nog niet aangeboorde potentieel van zijn vrouwelijke bevolking. Daarom benadrukten de Commissie en de Raad, toen zij in het Actieplan e-Europe [17] hun ideeën uiteenzetten betreffende de wijze waarop de in Lissabon vastgestelde doelstellingen bereikt kunnen worden, hoe belangrijk het is om vrouwen aan te trekken voor IT-beroepen.

[17] "e-Europe 2002 - Een informatiemaatschappij voor iedereen", opgesteld door de Raad en de Europese Commissie ten behoeve van de Europese Raad van Feira (19-20 juni 2000), Brussel, 14 juni 2000

Ook het e-Learning-initiatief, [18] dat in mei werd goedgekeurd door de Commissie, beoogt te voorkomen dat de kloof tussen hen die toegang hebben tot de nieuwe informatietechnologieën en hen die daar geen toegang toe hebben, zoals vrouwen, niet groter wordt. Onderwijs speelt hierbij een cruciale rol. Een van de redenen dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in goed betaalde IT-beroepen is gelegen in het feit dat zij niet in voldoende grote aantallen op school of in het hoger onderwijs voor de hiertoe in aanmerking komende vakken kiezen. Het is belangrijk dat de struikelblokken worden opgeruimd, waardoor zij hiertoe niet de kans krijgen.

[18] "e-Learning - Het onderwijs van morgen uitdenken, COM(2000) 318 def., 24 mei 2000

Een genderperspectief in het mensenrechtenbeleid en de externe betrekkingen van de EU

Vrouwenrechten in de EU

Voorstel tot wijziging van de richtlijn inzake gelijke behandeling

Op 7 juni 2000 diende de Commissie een voorstel in tot wijziging van de richtlijn van 1976 betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij het arbeidsproces. [19]De rechtsgrond voor dit voorstel, artikel 141, lid 3, van het EG-Verdrag geeft het Parlement aanzienlijke invloed op grond van de medebeslissingsprocedure en bepaalt dat de Raad het voorstel met een gekwalificeerde meerderheid kan goedkeuren.

[19] Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/207/EEG betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, COM(2000) 334 def.

Het voorstel beoogt de richtlijn aan te passen aan de huidige opvattingen betreffende gelijkheid en de formulering van een aantal bepalingen aan te scherpen in het licht van Europese jurisprudentie.

Na goedkeuring van het voorstel:

-zal seksuele intimidatie op het werk als vorm van discriminatie worden beschouwd en seksuele intimidatie in overeenstemming met de definitie in artikel 13 van de richtlijn (zie hieronder) en de gedragscode van de Commissie nauwkeurig worden omschreven;

-zullen onafhankelijke instanties in staat worden gesteld om onder bepaalde voorwaarden bestuursrechtelijke of rechtelijke procedures aan te spannen namens slachtoffers van seksuele discriminatie;

-zal het begrip indirecte discriminatie worden verduidelijkt;

-zal vrouwen het recht worden verleend om na het zwangerschapsverlof in hun baan, of een gelijkwaardige functie, terug te keren;

-zullen de sociale partners worden aangespoord om bij te dragen aan de uitvoering van het beginsel van gelijke behandeling door middel van collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende discriminatie;

Andere ontwikkelingen op het terrein van de wetgeving

De voorzitters van de Raad, het Parlement en de Commissie vaardigden aan het begin van de bijeenkomst van de Europese Raad in Nice op 7 december 2000 het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie uit [20]. Het handvest is sekseneutraal geformuleerd; het is aan iedereen gericht, zonder dat de ene sekse meer aandacht krijgt dan de andere. Het bevat echter een aantal bijzondere bepalingen die de bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen tot doel hebben. Artikel 21 verbiedt elke discriminatie, met name op grond van geslacht. Artikel 23 waarborgt het beginsel van de gelijkheid van mannen en vrouwen op alle gebieden, waarbij nader bepaald wordt dat positieve actie een gewettigd middel is bij het nastreven van deze doelstelling. Krachtens artikel 5 zijn slavernij, dwangarbeid en mensenhandel verboden, zij het dat vrouwen niet speciaal vermeld worden. Bescherming tegen ontslag om een reden die verband houdt met moederschap, alsmede recht op betaald moederschapsverlof wordt gegarandeerd door artikel 33. Overeenkomstig artikel 34 erkent en eerbiedigt de Europese Unie het recht op socialezekerheidsvoorzieningen en de toegang tot sociale diensten die bescherming bieden in gevallen zoals moederschap [21].

[20] PB C 364, 18.12.2000, blz..1

[21] Zie Mededeling van de Commissie over de aard van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, COM (2000) 644 def. van 11 oktober 2000

In mei 2000 hield het Parlement een openbare hoorzitting over de bestrijding van discriminatie en de nieuwe mogelijkheden die artikel 13 van het herziene Verdrag biedt, waarin discriminatie op grond van geslacht een van de voornaamste thema's vormt. De Commissie heeft thans haar voornemen bekend gemaakt om in 2002 een nieuwe richtlijn betreffende gelijkheid van mannen en vrouwen voor te stellen. Dit voorstel zal zich met het oog op de bestrijding van ongelijke situaties voor de eerste maal ook op andere terreinen richten dan de werkgelegenheid.

Artikel 13 heeft al indirect een positieve bijdrage geleverd aan de zaak van gelijkheid van man en vrouw in de nieuwe richtlijn tegen rassendiscriminatie. [22] Gelijkheid van mannen en vrouwen is in de richtlijn geïntegreerd ter erkenning van het feit dat discriminatie op grond van ras of etnische afstamming een verschillend effect kan hebben op vrouwen en mannen.

[22] Richtlijn van de Raad van 29 juni houdende tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van personen zonder onderscheid van ras of etnische afstamming

Op nationaal niveau kondigde de regering van het Verenigd Koninkrijk een gezamenlijk actieplan af ter bestrijding van gedwongen huwelijken. Tot de geplande maatregelen behoren onder andere de verzameling van gegevens door de politie en NGO's en de vervaardiging van informatiemateriaal voor onderwijsinstellingen.

De herziening van het peking+5 proces

Vorig jaar was het vijf jaar geleden dat de Vierde wereldvrouwenconferentie van de VN plaatsvond. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties kwam in juni 2000 in een speciale zitting bijeen, getiteld "Gelijkheid van man en vrouw, ontwikkeling en vrede voor de 21e eeuw". De zitting bood de gelegenheid om de geboekte voortgang te evalueren en ideeën voor toekomstige initiatieven te bespreken.

Op 19-21 februari 2000 vond een regionale voorbereidende conferentie plaats, die was georganiseerd door de Economische commissie voor Europa van de VN in samenwerking met de Europese Commissie, de Raad van Europa, het UNDP en UNIFEM. NGO's leverden een actieve bijdrage aan de discussies die op slechts vier terreinen van het Actieplatform van Peking betrekking hadden. In februari werd tijdens een conferentie op Europees niveau opnieuw de betrokkenheid van de EU bevestigd bij de in het kader van het Actieplatform vastgelegde doelstellingen, maar werd ook gewezen op zwakke punten in het uitvoeringskader [23]. Deze verplichting om te zetten in praktische maatregelen bleek moeilijker dan verwacht.

[23] Beijing+5 An overview of the European Union follow-up and preparations. Een publicatie van de Europese Commissie ter gelegenheid van de evaluatie van de periode van vijf jaar die is verstreken na de goedkeuring van het Actieplatform tijdens de Vierde Wereldvrouwenconferentie te Peking, 1995.

Het Economisch en Sociaal Comité en het Europees Parlement brachten verslagen uit over de follow-up van het Actieplatform van Peking. [24] Beide verslagen bevatten een oproep tot het vaststellen van indicatoren en criteria. Op 28 maart organiseerde de parlementaire commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen een openbare hoorzitting over de vorderingen die gemaakt waren met de uitvoering van de doelstellingen van het Actieplatform van Peking.

[24] CES 172/2000 en A5-0125/2000

Tijdens de VN-conferentie in juni verzette de EU zich met succes tegen pogingen om de in Peking bereikte overeenkomst af te zwakken... Er werden zelfs een aantal belangrijke vorderingen gemaakt en het Outcome Document [25] bevat een aantal voorstellen van de EU. Het:

[25] Report of the Ad Hoc Committee of the Whole of the twenty-third special session of the General Assembly. A/S-23/10/Rev.1. Draft resolution II Further actions and initiatives to implement the Beijing Declaration and Platform for Action. UN 2000.

-bevestigt opnieuw de mensenrechten van vrouwen en het belang van onderwijs;

-bevat nieuwe, duidelijker taal wat betreft de verplichting van de staat om tegen vrouwen gericht geweld te bestrijden, waarmee het door de EU in de Mensenrechtencommissie van de VN (56e zitting ) in Genève in maart 2000 ingenomen standpunt wordt overgenomen; [26]

[26] De EU riep de leden van de VN op om alle vormen van seksegerelateerd geweld in de privé- en openbare sfeer te voorkomen en bestraffen, waarbij zij er met nadruk op wees dat de mensenrechten van vrouwen ook seksuele rechten en rechten in verband met de reproductieve gezondheid omvatten.

-onderstreept het verband tussen de gelijkheid van man en vrouw en het opheffen van de armoede en benadrukt tevens de noodzaak tot een gelijkwaardiger verdeling van betaald werk en zorg tussen mannen en vrouwen;

-beklemtoont de behoefte aan criteria en indicatoren in overeenstemming met de door het Parlement en het Economisch en Sociaal Comité tijdens de Europese voorbereidende conferentie ingediende verslagen.

De besluiten beantwoordden evenwel niet aan alle verwachtingen van de EU. Geconfronteerd met krachtige oppositie lukte het de EU niet om een verklaring te doen aannemen betreffende de noodzaak tot bestrijding van alle vormen van discriminatie, met inbegrip van discriminatie op grond van seksuele geaardheid. Ook pogingen om vooruitgang te boeken bij het opheffen van armoede, seksegerelateerd geweld, seksuele rechten van vrouwen, vrouwenhandel en de mogelijkheid tot abortus mislukten als gevolg van krachtige weerstand.

Activiteiten in de lidstaten in verband met Peking+5

Bij het Belgische parlement werd een rapport over de uitvoering van de doelstellingen van het Actieplatform ingediend. Jaarlijks zal er een bijeenkomst van ministers plaatsvinden om binnen alle ministeries strategische doelstellingen in te voeren en een landelijk mechanisme in het leven te roepen. In Ierland vinden werkzaamheden plaats in verband met de ontwikkeling van een nationaal actieplan voor vrouwen, waarbij rekening gehouden zal worden met het proces van Peking+5. In Italië is het nationaal bureau voor de statistiek begonnen met onderzoek om seksegerelateerde gegevens te verzamelen. In Noorwegen is er een comité van de betrokken ministeries ingesteld om de vooruitgang te evalueren die met de uitvoering van de doelstellingen van het Actieplatform van Peking zijn geboekt.

Verdediging van de vrouwenrechten in de rest van de wereld

Het jaar 2000 was het eerste jaar van de tenuitvoerlegging van de in 1999 goedgekeurde verordeningen betreffende de mensenrechten [27], die een samenhangend kader en rechtsgrond bieden voor alle activiteiten in verband met mensenrechten en democratisering die vallen onder hoofdstuk B7-70 van de EU-begroting (Europees initiatief voor de democratie en de mensenrechten). Gendermainstreaming werd opgenomen in het programmeringsdocument 2000 voor het Europese initiatief. Er werd een aantal seksespecifieke projecten gefinancierd in het Middellandse-Zeegebied, zoals een programma voor positieve actie ten behoeve van de vrouwenrechten in de Maghreb en een project over vrouwen bij de besluitvorming in Egypte. Ongeveer 3 miljoen euro werden in 200 besteed aan seksespecifieke projecten. Op 14 november 2000 keurde de Commissie een verslag goed over de uitvoering van maatregelen die bedoeld zijn om de naleving van mensenrechten en democratische beginselen te bevorderen op het terrein van de externe betrekkingen. Het verslag heeft betrekking op de periode 1996-1999 [28]. Dit document bevat een uitgebreid hoofdstuk over de emancipatie van vrouwen. Voor 2000 is een soortgelijk verslag in voorbereiding.

[27] Verordeningen 975/1999 en 976/199 - PB L120/1 van 8.5.99

[28] COM (2000) 726 def.

Op 15 november 2000 aanvaardde het Europees Parlement een verslag en een resolutie over de rol van vrouwen bij de vreedzame oplossing van conflicten. [29] Het verslag is gebaseerd op de premisse dat vrijwel alle analyses en beleid betreffende conflicten tot nu toe genderblind waren. Over het algemeen ontbreken vrouwen bij officiële initiatieven om conflicten te beëindigen; hun stem dient ook gehoord te worden tijdens vredesprocessen.

[29] A5-0308/2000

De bestrijding van geweld tegen vrouwen, vrouwenhandel en seksuele uitbuiting

Geweld tegen vrouwen begint pas nu de politieke aandacht te krijgen die het verdient. De in 2000 afgelopen EU-campagne heeft ertoe bijgedragen dat zowel mannen als vrouwen zich bewust werden van deze kwesties.

In 2000 werd het Daphne-initiatief opgevolgd door een volledig programma ter bestrijding van het geweld tegen vrouwen, kinderen en jongeren (2000-03). [30] Het nieuwe Daphne-programma ondersteunt de werkzaamheden van overheden en organisaties in de particuliere sector in de EU, de kandidaat-lidstaten en de EER; meerjarenprojecten komen nu ook in aanmerking.

[30] Beschikking nr. 293/2000 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 34 van 9.2.2000

Op nationaal niveau: Portugal voerde een strategie in om geweldplegers uit huis te verwijderen, in Liechtenstein werd ontwerp-wetgeving ingediend met hetzelfde oogmerk en in Frankrijk kwamen discussies hierover op gang. De Duitse regering nam het initiatief tot een landelijk actieplan ter bestrijding van huiselijk geweld.

Vrouwenhandel stond ook in 2000 hoog op de beleidsagenda. Vrouwenhandel is een wereldomvattend probleem; vrouwen worden uit Midden- en Oost-Europa, Noord- en Midden-Afrika, Latijns-Amerika en Azië naar de EU gebracht. Het STOP-programma (1996-2000) [31] bleef ook in 2000 steun verlenen aan scholing, projecten, seminars en studies, waarbij bijstand aan de slachtoffers en preventie twee van de prioriteiten vormden. Een externe evaluatie van de gefinancierde projecten viel hoofdzakelijk positief uit. De Commissie heeft voorgesteld het programma met twee jaar te verlengen. Tegelijkertijd helpt zij de kandidaat-lidstaten vrouwenhandel aan te pakken door middel van het Phare-programme. Verder heeft zij een voorstelgedaan voor twee kaderbesluiten van de Raad inzake de bestrijding van mensenhandel, respectievelijk inzake seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie. [32] Het doel hiervan is het strafrecht onderling aan te passen en te voorkomen dat personen die misdrijven hebben gepleegd niet over veilige toevluchtsoorden kunnen beschikken.

[31] Gemeenschappelijk optreden 96/700 JBZ, PB L 322 van 12.12.1996

[32] COM(2000) 854

Het Europees Parlement hecht groot belang aan de bestrijding van vrouwenhandel ten behoeve van seksuele uitbuiting. In februari hield het een openbare hoorzitting over vrouwenhandel; in maart werd in een werkdocument een verband gelegd tussen vrouwenhandel en andere vormen van georganiseerde misdaad en erop gewezen dat, gezien de ernst en winstgevendheid van het misdrijf, vrouwenhandel betrekkelijk licht bestraft wordt.

In januari 2000 nam Spanje een van de meest verstrekkende wetten betreffende de rechten van slachtoffers van vrouwenhandel aan. Slachtoffers en getuigen die illegaal verblijf houden in Spanje kunnen een verblijfs- en werkvergunning verkrijgen als zij getuigen tegen de organisatoren van de vrouwenhandel. Italië heeft ook zijn wet inzake immigratie gewijzigd om slachtoffers van vrouwenhandel in staat te stellen minimaal zes maanden in het land te verblijven en steun van de sociale diensten te ontvangen. Er is een hulplijn opgericht. Tenslotte wordt het Italiaanse wetboek van strafrecht zodanig gewijzigd dat mensenhandel een misdrijf wordt.

Gelijkheid bij het uitbreidingsproces

Inleiding

Tijdens zijn bijeenkomst in Nice in december 2000 bevestigde de Europese Raad opnieuw de historische betekenis van de uitbreiding en het politieke belang dat hij aan het proces hecht. Het welslagen hiervan hangt onder meer af van het vermogen van de kandidaat-lidstaten om het Europese sociale model in te voeren met zijn nadruk op de gelijkheid van mannen en vrouwen en gelijke kansen.

Dit houdt vanzelfsprekend in dat er wetgeving moet worden gecreëerd om het Gemeenschapsrecht (het acquis) inzake gelijke kansen om te zetten, maar daarnaast moeten de lidstaten ook de institutionele capaciteit opbouwen om deze wetgeving op doeltreffende wijze te kunnen nakomen. Allerlei vormen van ongelijkheid moeten worden aangepakt: op economisch, politiek, sociaal en cultureel terrein.

Vorderingen met de toetredingsonderhandelingen in 2000

In februari 2000 werden toetredingsonderhandelingen aangeknoopt met Bulgarije, Malta, Letland, Litouwen, Roemenië en Slowakije (de onderhandelingen over werkgelegenheid en sociaal beleid, met inbegrip van gelijke kansen, moeten echter nog beginnen met Bulgarije en Roemenië).

In december bekrachtigde de Europese Raad van Nice het strategiedocument van de Commissie over de uitbreiding, waarin een tijdschema voor de komende twee jaar wordt gegeven: de voorlopige voltooiing van de onderhandelingen over werkgelegenheid en sociaal beleid zijn voor de meeste landen voor de eerste helft van 2001 gepland. Om aan deze doelstelling tegemoet te kunnen komen zullen de kandidaat-lidstaten de komende zes maanden in ieder geval gedetailleerde, geloofwaardige plannen moeten opstellen, waarin zij uiteenzetten hoe en wanneer zij aan de verplichtingen op dit terrein zullen hebben voldaan om in aanmerking te komen voor het EU-lidmaatschap.

De Europese Raad van Nice ging ook akkoord met het voorstel van de Commissie voor het partnerschap voor de toetreding voor Turkije, dat de voornaamste prioriteiten in kaart zal brengen die moeten worden aangepakt om aan de fundamentele voorwaarden voor het lidmaatschap, vastgelegd aan de hand van de criteria van Kopenhagen, te kunnen voldoen.

Tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht

Op het terrein van de gelijke kansen moeten er negen communautaire richtlijnen in het nationale recht worden omgezet.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Toelichting:

0 : geen overeenstemming met acquis in de nationale wetgeving

1 : nationale wetgeving stemt gedeeltelijk overeen met acquis (volgens door de betrokken nationale autoriteiten verstrekte informatie. Nog niet gecontroleerd door de Europese Commissie)

2 : nationale wetgeving stemt volledig overeen met acquis (volgens door de betrokken nationale autoriteiten verstrekte informatie. Nog niet gecontroleerd door de Europese Commissie)

Tsjechië ligt voor op het schema, nu het de vereiste wetgeving op alle terreinen, met uitzondering van de sociale zekerheid, in 2000 heeft goedgekeurd. Litouwen lijkt alle wetgeving, behalve de richtlijn inzake de bewijslast, te hebben omgezet. Hongarije lijkt erin te slagen om volgens plan eind 2001 alle wetgeving op één lijn te brengen met het acquis. De grote voortgang die Roemenië in 2000, naar het schijnt, heeft geboekt, zal uitgebreid aan de orde komen wanneer de onderhandelingen over de titel betreffende de werkgelegenheid zijn begonnen.

In andere kandidaat-lidstaten moet nog veel werk worden verzet om de nationale wetgeving op één lijn te brengen met het acquis. Slowakije heeft het totale verbod op nachtarbeid door vrouwen versoepeld en advertenties waarin gediscrimineerd wordt op grond van geslacht verboden. Een wijziging van de arbeidswetgeving heeft de rechten van zwangere werknemers versterkt. In Letland en Malta moet nog een groot gedeelte van het acquis worden omgezet. Gedurende de afgelopen twaalf maanden heeft Letland de noodzakelijke wijzigingen aangebracht in zijn wetgeving betreffende de sociale zekerheid en Malta heeft wetgeving ingevoerd die overeenstemt met de richtlijn inzake zwangere werknemers.

Een aantal kandidaat-lidstaten is begonnen met voorbereidende werkzaamheden of heeft deze energiek voortgezet. In Cyprus, Letland, Malta, Slovenië en Slowakije bijvoorbeeld is ontwerp-wetgeving ingediend. In april keurde Estland een concept-verslag over de gelijkheid van mannen en vrouwen goed dat is bedoeld als basis voor wetgeving ter omzetting van het acquis. Bulgarije heeft een werkgroep opgericht waarin vertegenwoordigers van de regering en de vrijwilligerssector zitting hebben en die tot taak heeft ontwerp-wetgeving te formuleren. Gezien de streefdata voor omzetting mag gehoopt worden dat deze werkzaamheden de komende twaalf maanden resulteren in wetgeving.

Zowel Polen als Turkije lijken in 2000 op het terrein van de wetgeving geen vooruitgang te hebben geboekt. Het Poolse tijdschema voor de tenuitvoerlegging is nu enigszins aan de optimistische kant.

Samenvattend kan worden gesteld dat er enige vorderingen zijn gemaakt met de aanvaarding van wetgeving die overeenstemt met het acquis, maar dat er nog veel werk moet worden verzet en het tempo van de veranderingen nog steeds laag is en per land aanzienlijk verschilt.

Institutionele capaciteit

De kandidaat-lidstaten hebben zelf de noodzaak ingezien van de ontwikkeling van institutionele en bestuurlijke structuren om de rechten op gelijke behandeling in te voeren en na te leven. [33]

[33] Zie nationale plannen voor de overneming van het acquis 2000

Litouwen heeft aanzienlijke vorderingen gemaakt met de ontwikkeling van institutionele capaciteit. In maart heeft het bijvoorbeeld een interinstitutionele commissie gelijke kansen ingesteld. De ombudsman voor gelijke kansen heeft met succes bijgedragen aan de verbetering van de invoering van de wetgeving.

Hongarije heeft ook verdere vorderingen gemaakt in 2000 als gevolg van de deelname aan het actieprogramma op de middellange termijn inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen, waarvan drie projecten betrekking hebben op de ontwikkeling van institutionele capaciteit. Intussen heeft Roemenië een interdepartementale adviescommissie voor gelijke behandeling van mannen en vrouwen ingesteld om mainstreaming te bevorderen. Voor het overige moet in Roemenië nog veel werk worden verzet.

Op Malta en Cyprus zijn institutionele structuren aanwezig, die evenwel versterkt moeten worden. In de loop van 2000 heeft de Maltese regering een eenheid Gelijke kansen opgezet.

In andere kandidaat-lidstaten, met name Bulgarije en Polen, beschikken de staatsinstellingen niet over voldoende middelen om op de naleving van de bestaande nationale wetgeving op dit terrein, laat staan het acquis toe te zien. Er is in 2000 geen noemenswaardige voortgang geboekt.

Gezien hetgeen verwezenlijkt moet worden, is de voortgang duidelijk ontoereikend. Er moet de komende twaalf maanden nog veel meer worden gedaan. De communautaire programma's kunnen ondersteuning bieden in de vorm van expertise en financiële middelen, maar alleen Hongarije heeft deelgenomen aan het communautaire actieprogramma op de middellange termijn voor de periode 1999-2000. Voor de periode 2000-2001 is in verscheidene kandidaat-lidstaten een groter aantal projecten goedgekeurd en naar verwachting zullen aanvragen uit kandidaat-lidstaten worden ingediend voor deelname aan het programma betreffende de communautaire raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen(2001-2005).

Economisch, politiek en sociaal leven

De goedkeuring en naleving van het acquis is slechts een klein onderdeel van de strijd tegen de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen. Gelijke rechten dienen vergezeld te gaan van een grotere economische, politieke en sociale gelijkheid in de praktijk.

Vrouwen in de economie

Gedurende het afgelopen decennium hebben de kandidaat-lidstaten ingrijpende economische veranderingen doorgemaakt: technologische vooruitgang, voorbereidingen op de toetreding tot de EU en, in vele landen, de overgang van een geleide naar een markteconomie. Een van de ongewenste gevolgen hiervan is een stijging van de werkloosheid. (fig. 10)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bron: Employment in Europe 2000, European Commission 1 Euro-Mediterranean statistics, 1/2000, EUROSTAT; blz.47

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bron: Statistical Yearbook on candidate and South-East European countries 2000

Landbouw omvat jacht, bosbouw en visserij

Industrie omvat mijnbouw, verwerkende industrie, elektriciteits-, water- en gasvoorziening

Diensten omvat alle andere bedrijfstakken: 1. gegevens voor 1999, http://lmisnt.pub.die.gov.tr/lmise, Ankara, SIS; 2. Vrouwen en mannen, 1999, blz. 41: vergelijkbare gegevens voor Bulgarije zijn n.b.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bron: Werkgelegenheid in Europa 2000, Europese Commissie. 1. Vrouwen en mannen 1999, COS Malta, gegevens voor 1998 voor werknemers (voltijd en deeltijd); 2. http://lmisnt.pub.die.gov.tr/lmise, Ankara, SIS; 3. gegevens voor 1998; 4. gegevens voor 1996/97, gegevens van de Ambassade van de Republiek Cyprus

De werkloosheidspercentages van vrouwen steken gunstig af bij die van Europese Unie. In de kandidaat-lidstaten bedroeg het gemiddelde werkloosheidscijfer in 1999 9,2% voor vrouwen en 9,6% voor mannen (hierin zijn de cijfers voor respectievelijk Malta voor 1998 en Turkije voor 2000 begrepen). Het gemiddelde van de Europese Unie bedroeg voor dezelfde periode 10,8% voor vrouwen en 7,9% voor mannen.

*Op Malta, Cyprus en in Turkije ligt het werkgelegenheidsniveau van vrouwen ver onder het gemiddelde van de Europese Unie en is het verschil tussen de beide geslachten wat betreft de werkgelegenheid veel groter.

*In de landen van Midden- en Oost-Europa steken het werkgelegenheidsniveau van vrouwen en het verschil tussen beide geslachten in werkgelegenheid gunstig af tegen de Europese Unie. Dit is een erfenis van de voormalige geleide economieën, die een traditie hadden van een hoge participatiegraad van vrouwen.

Het algemene beeld is echter niet zo rooskleurig als op het eerste gezicht lijkt. In de eerste plaats heeft de industrie waar mannen de overgrote meerderheid vormen de meeste arbeidsplaatsen moeten inleveren, maar factoren die in de toekomst van negatieve invloed zijn op de werkgelegenheid zullen waarschijnlijk alle sectoren en daarom meer vrouwen treffen. Alle kandidaat-lidstaten hebben met dezelfde negatieve factoren voor de werkgelegenheid van vrouwen te maken als de EU.

*Vrouwen ontvangen niet dezelfde prikkels om te gaan werken als mannen. De banen voor vrouwen zijn vooral geconcentreerd in de lager betaalde diensten- en landbouwsector. Er zijn niet voor iedere kandidaat-lidstaat betrouwbare cijfers beschikbaar, maar volgens de meest recente informatie is het verschil tussen de lonen van mannen en vrouwen in veel landen groter dan het EU-gemiddelde. In Tsjechië bijvoorbeeld bedraagt het gemiddelde loon van vrouwen slechts 69% van dat van mannen.

*Betaalbare voorzieningen voor kinderopvang van goede kwaliteit zijn zeldzaam. Het uitgebreide aanbod aan institutionele kinderopvang en voorschools onderwijs in de landen die voorheen een geleide economie bezaten, heeft de overgang naar de markteconomie niet doorstaan. Het ontoereikende ouderschapsverlof, met name op Malta, maakt het probleem nog ernstiger.

*Er zijn aanwijzingen die erop duiden dat aan werk van vrouwen niet dezelfde waarde wordt gehecht als aan dat van mannen. Dit geldt in het bijzonder voor Turkije, maar ook voor Cyprus, Malta en Polen.

Het is in het economische belang van alle landen om optimaal gebruik te maken van hun arbeidspotentieel. Dat betekent uitbreiding van de arbeidsdeelname van vrouwen - door hen aan te moedigen deel te nemen aan het arbeidsproces en daaraan te blijven deelnemen. In de praktijk wil dat zeggen dat aan vrouwen dezelfde rechten op werk worden toegekend als aan mannen, dat er op wordt toegezien dat zij hetzelfde loon ontvangen, dat gezinsvriendelijk beleid op het werk wordt aangemoedigd en dat thuis de taken gelijk worden verdeeld.

Vrouwen bij de besluitvorming

Vrouwen zijn aanzienlijk minder vertegenwoordigd in de regeringen en volksvertegenwoordigingen van de kandidaat-lidstaten dan gemiddeld het geval is in de EU. Een evenwichtige deelname is een eerste vereiste voor een goed functionerende democratie.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bronnen: In december 2000 verzamelde gegevens 1. gegevens van 1/01, www.government.bg; 2. gegevens van 1/01, European Database Women in decision-making, http://www.db-decision.de/english/default.htm; 3. Gender Equality in Baltic States, 1999; 4. gegevens van 1/99, gegevens van het ministerie voor Sociaal beleid van Malta, blz. 1; 5. gegevens voor 2000 na verkiezingen, www.cdep.ro; 6. gegevens van 12/00, www.government.sk; 7. gegevens van 11/00, www.sigov/si; 8. gegevens van 12/00, www.kyprus.org/PIO/ministry; 9. gegevens van 3/99; 10. gegevens van 8/00, www.kprm.gov.pl/gov; 11. gegevens van 1/01, gegevens van de Turkse Ambassade.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bronnen: 1. gegevens van 12/00 (38e Nationale Assemblee), www.parliament.bg; 2. gegevens van 12/00, Kamer van Afgevaardigden: 15%, Senaat: 11,1%, European Database Women in decision-making; 3. gegevens van 10/00, European Database Women in decision-making; 4. gegevens van 12/00, speciale gegevens van het ministerie van Sociale Zaken van Letland, blz. 5; 5. gegevens van 12/00, European Database Women in decision-making; 6. gegevens van 11/00, www.senat.gov.pl, European Database Women in decision-making; 7. gegevens voor verkiezing 2000, Senaat: 13%, Kamer van Afgevaardigden: 10,7%, www.infoeuropa.ro; 8. gegevens van 1/01, gegevens van de Turkse Ambassade in Berlijn; 9. gegevens van 1/01 www.kyprus.org; 10. gegevens van 1/01, www.dz-rs.si; 11. gegevens van 10/00, European Database Women in decision-making

Vrouwenhandel

De analyse van de vrouwenhandel wordt belemmerd door het gebrek aan betrouwbare statistische gegevens en een uniforme wettelijke definitie van het misdrijf;

Aan de hand van de beperkte beschikbare informatie kan er geen twijfel aan bestaan dat vrouwenhandel naar, binnen en uit de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa en Turkije een steeds omvangrijker verschijnsel is.

De Europese Unie en de kandidaat-lidstaten moeten dringende maatregelen nemen om een einde te maken aan de vrouwenhandel. Tot deze maatregelen dienen te behoren:

*de invoering van afdoende strafrechtelijke sancties tegen vrouwenhandelaars. In mei 2000 maakte het Letse parlement vrouwenhandel een misdrijf.

*verbetering van de opsporings- en handhavingsmechanismen in de kandidaat-lidstaten;

*de ontwikkeling van mechanismen om steun en bescherming aan de slachtoffers te bieden.

*de aanpak van structurele zwakke punten, met name werkloosheid, armoede en een gebrek aan nieuwe mogelijkheden voor vrouwen in de kandidaat-lidstaten.

*bewustmaking. Door middel van het STOP-programma is in dit opzicht al veel werk verricht. Ook in 2000 voerde het bureau van de Internationale organisatie voor migratie te Boedapest een breed opgezette bewustmakingscampagne, waaraan door zowel regeringsinstanties als NGO's werd deelgenomen.

Huiselijk geweld

Tegen vrouwen gericht huiselijk geweld is ook een mensenrechtenkwestie die steeds meer verontrusting wekt in veel kandidaat-lidstaten. Ook op dit terrein zijn geen uitgebreide, betrouwbare statistische gegevens beschikbaar. In het periodiek verslag 2000 van de Europese Commissie wordt huiselijk geweld een punt van zorg genoemd in Estland, Roemenië, Slowakije en Turkije, hoewel gemeld wordt dat er op beperkte schaal maatregelen zijn genomen om dit probleem aan te pakken. In Polen is een VN-project betreffende geweldpleging binnen het huwelijk door de regering nog steeds opgeschort.

Veel van de tegen de vrouwenhandel gerichte maatregelen zullen ook van belang zijn voor de bestrijding van huiselijk geweld. In beide gevallen wordt aangenomen dat de kandidaat-lidstaten optimaal zullen profiteren van de mogelijkheden die geboden worden in het kader van het programma in verband met de communautaire raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005).

Bevordering van een evenwichtige deelneming van vrouwen en mannen aan de besluitvorming

inleiding

In een democratie moeten alle burgers - vrouwen en mannen - aan het besluitvormingsproces kunnen deelnemen en beide seksen moeten op de juiste wijze vertegenwoordigd zijn in invloedrijke posities. De lidstaten, de Commissie en het Europees Parlement hebben talrijke maatregelen genomen om dit doel te verwezenlijken. Op de lange termijn is er sprake van een trend in de goede richting, maar het is een langzame ontwikkeling. Dit bleek uit het verslag van de Commissie [34] over de tenuitvoerlegging van de aanbeveling van de Raad betreffende de evenwichtige deelneming van vrouwen en mannen aan het besluitvormingsproces van 1996. [35]

[34] COM(2000)120 def. van 7.3.2000

[35] Aanbeveling van de Raad van 2 december 1996 betreffende de evenwichtige deelneming van vrouwen en mannen aan het besluitvormingsproces PB L 319 van 10.12.96, blz. 11

Een voortdurende politieke inzet van alle actoren dient vergezeld te gaan van een gecoördineerde beleidsmix en praktijkgerichte maatregelen: degelijke statistieken, regelmatig toezicht, structuren die zodanig zijn opgezet dat zij aansluiten bij de culturen van de lidstaten, doeltreffende wetgeving en voldoende financiële middelen.

In 2000 gaf het Europees Parlement blijk van zijn voortdurende inzet voor de toename van het percentage vrouwen in besluitvormingsfuncties. In maart nam het een resolutie aan betreffende vrouwen bij de besluitvorming, waarin de Commissie, de lidstaten en de sociale partners werden opgeroepen maatregelen te treffen om een evenwichtige deelneming van vrouwen en mannen aan de besluitvorming te bevorderen. Het spoorde met name de Commissie aan om statistische hulpmiddelen te ontwikkelen en er bij de lidstaten op aan te dringen maatregelen te treffen. Aan de lidstaten werd verzocht om zorg te dragen voor een goed evenwicht tussen mannen en vrouwen binnen de EU-instellingen. Het Parlement sprak zich positief uit over het gebruik van een quotaregeling als overgangsmaatregel om meer vrouwen aan het besluitvormingsproces te laten deelnemen. [36]

[36] Notulen van 2 maart 2000, resolutie B5-0180/2000, zie ook verslag van mevrouw Karamanou over de tenuitvoerlegging van Aanbeveling 96/694 van de Raad betreffende de evenwichtige deelneming van vrouwen en mannen aan het besluitvormingsproces

In 2000 werden in het kader van het Vierde actieprogramma een aantal transnationale projecten gefinancierd die de bevordering van een evenwichtige deelname aan de besluitvorming tot doel hebben. Veel van deze projecten zullen ook in 2001 voortgezet worden. [37] Zij hadden betrekking op een reeks activiteiten, waaronder begeleiding en scholing om vrouwen te motiveren actief deel te nemen aan de politiek en het openbare leven, netwerken en de uitwisseling van ideeën betreffende optimale methoden en maatregelen ter verbetering van het evenwicht tussen mannen en vrouwen in het Europees Parlement .

[37] Directory of Projects 1999, blz..125 Zie voetnoot

Besluitvorming in de nieuwe raamstrategie en het nieuwe programma

Een evenwichtige deelneming van vrouwen en mannen aan de besluitvorming is een van de vijf in de raamstrategie vastgelegde kernprioriteiten. De benadering van de strategie is gebaseerd op de bevindingen van het bovengenoemde verslag en door de lidstaten verrichte werkzaamheden. Van bijzonder belang was het zeer uitgebreide verslag van het Finse voorzitterschap aan de Raad met betrekking tot vrouwen in de politiek, waaronder binnen de EU-instellingen, bij de overheid en bij de rechterlijke macht. [38]

[38] Zie Conclusies van de Raad van 22 oktober1999

De strategie en het erbij behorende programma hebben evenwel niet alleen betrekking op de politiek. Een ander belangrijk thema vormt vrouwen die op economisch en sociaal terrein bij de besluitvorming zijn betrokken. Door middel van financiering in het kader van het programma zal een volledige reeks statistische gegevens over vrouwen in functies op het gebied van de besluitvorming op economisch en sociaal terrein worden verzameld en regelmatig worden herzien. Ook zal het programma onderzoek financieren naar de overgang van onderwijs naar het werkzame leven en de werving en loopbaanontwikkeling van vrouwen die in staat zijn om hogere leidinggevende posities te bekleden.

Vrouwen binnen de Commissie

Het aantal vrouwen dat bij de besluitvorming betrokken is neemt bij de Commissie, evenals in de overige EU-instellingen, gestadig toe. Toch zijn vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd in leidinggevende functies.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

De Commissie heeft zich in het kader van haar interne hervormingen verplicht de wanverhouding tussen mannen en vrouwen in haar personeelsopbouw aan te pakken. [39] Zo moet er bijvoorbeeld bij gelijke geschiktheid bij benoemingen voor hogere functies de voorkeur worden gegeven aan vrouwelijke kandidaten. De Commissie streeft ernaar het aantal vrouwen in het hogere management voor het einde van haar ambtstermijn in 2005 te verdubbelen. Er zullen maatregelen worden genomen om het personeel - met inbegrip van het management - het gemakkelijker te maken om werk en privéleven te combineren. De Commissie zal door middel van scholingscursussen voor het management en andere kanalen het personeel meer van seksegerelateerde kwesties bewustmaken. Zij zal nagaan of er bij de wervings- en bevorderingsprocedures niet een vooroordeel op grond van sekse meespeelt.

[39] Witboek "Hervorming van de Commissie " COM (2000) 200 van 1 maart 2000

Bron fig. 15 en 16: Directoraat-generaal Personeel en Administratie

In juni 2000 besloot de Commissie dat elk van beide geslachten tenminste 40% van de leden van al haar comités en deskundigengroep dient uit te maken. [40] Voorheen gold dit bindende streefcijfer alleen voor de comités en deskundigengroepen op het terrein van wetenschap en onderzoek. De Commissie heeft een beroep gedaan op de lidstaten, de sociale partners en andere instanties die verantwoordelijk zijn voor de benoeming van leden om evenveel personen van beide seksen voor te dragen.

[40] Besluit van de Commissie van 19 juni 2000 betreffende een evenwichtige deelneming van mannen en vrouwen aan haar Comités en groepen deskundigen (2000/407/EG), Publicatieblad L 154, 27/06/2000 blz. 34

Op nationaal niveau

Sommige lidstaten hebben zich jarenlang onafgebroken ingezet voor een toename van het aantal vrouwen dat deelneemt aan de politieke besluitvorming en daarmee goede resultaten behaald Andere lidstaten hebben nog maar onlangs streefdoelen vastgesteld. De gebruikte middelen lopen ook uiteen: officiële of informele quota, systemen om vrouwen en mannen elkaar op kieslijsten te laten afwisselen, quotaregelingen voor vrouwen in regeringscomités, bewustmakingsactiviteiten en maatregelen om de combinatie van politiek werk en gezinsleven te vergemakkelijken. Zelfs in de gevallen waarin deze maatregelen afdoend bleken, ondervinden vrouwen nog altijd moeilijkheden bij het doorstoten naar de meeste hogere regeringsambten.

De vooruitgang mag dan langzaam gaan, maar de landen van de Noordse Raad laten zien dat een onafgebroken inzet op de lange duur resultaten oplevert. Het is moeilijk één bepaalde vorm van beleid aan te wijzen die dit effect teweegbrengt; eerder vormt een veelomvattende aanpak, die een aantal beleidsterreinen in zich verenigt, de verklaring. Ook politieke bereidheid is belangrijk voor een juiste uitvoering van het beleid.

Vorderingen in 2000

Het Franse parlement nam, na een wijziging van de grondwet in 1999, in mei 2000 een wet aan die verplicht stelt dat op de kieslijsten van de partijen evenveel mannen als vrouwen staan. Anders kunnen de lijsten ongeldig worden verklaard en overheidsmiddelen voor verkiezingscampagnes worden geweigerd. De gemeenteraadsverkiezingen in 2001 zullen waarschijnlijk de eerste verkiezingen zijn waarvoor de nieuwe regels gelden.

In België heeft de regering een soortgelijk wetsvoorstel geformuleerd, waarin absolute gelijkheid van mannen en vrouwen op kieslijsten van parijen verplicht wordt gesteld. Voorts zullen partijen vanaf 2005 een man en een vrouw op de twee bovenste plaatsen van de lijst moeten zetten.

Het regering van het Verenigd Koninkrijk heeft zich verplicht om evenveel mannen als vrouwen in overheidsfuncties te benoemen. Ministeries moeten actieplannen opstellen met bijzonderheden omtrent geboekte voortgang en streefdoelen. De Civil Service maakte melding van een voortdurende toename van het aantal vrouwen dat solliciteert naar en benoemd wordt in de hoogste functies.

Op 27 oktober hield het Franse voorzitterschap een conferentie [41] voor ministers, de sociale partners en vertegenwoordigers van het Europees Parlement, de Europese Vrouwenlobby en de Commissie. Vrouwen en besluitvorming was een van de besproken onderwerpen. De conferentie toonde aan dat er een grote mate van overeenstemming bestaat over de noodzaak om binnen een bepaald tijdsbestek te verwezenlijken doelstellingen voor het boeken van voortgang op het terrein van de besluitvorming vast te stellen. Ook bestond er brede steun voor de gedachte een strategie voor verandering te formuleren, waarbij een rol is weggelegd voor onderzoek en de uitwisseling van informatie, ideeën en ervaringen tussen een breed scala van partners.

[41] Neem voor informatie contact op met Service des droits des femmes et de l'égalité, 10, 16 rue Brancion 75015 Parijs, Frankrijk, tel.: +33-1 40 56 60 00

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bron fig. 17 en 18: Frauen Computer Zentrum Berlin, European Database on Women in decision-making, http://www.db-decision.de/index.html

Vrouwen in nationale parlementen

In de nationale parlementen in de EU steeg het aantal door vrouwen beklede zetels tot iets boven een vijfde in 2000. [42] Alleen in de Zweedse en Noorse parlementen is sprake van een evenwichtige deelneming, met meer dan 40% vrouwen, hoewel Denemarken, Finland, IJsland en Nederland meer dan 30% haalden of op dat niveau bleven. Frankrijk, Griekenland, Ierland en Italië hadden cijfers van minder dan 15%. De percentages in Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, Portugal, Spanje en Zweden daalden helaas lichtelijk.

[42] Gegevens van de European Database "Women and Decision-making" van het FrauenComputerZentrumBerlin, http://www.fczb.de

In regionale vertegenwoordigende lichamen was sprake van een flinke toename van het aantal vrouwen: van 22% in 1999 tot 29% in 2000.

Vrouwen in nationale en regionale regeringen

Het aantal vrouwen in nationale regeringen steeg in 2000 opnieuw, zij het in zeer geringe mate. Zweden is het enige land waar de regering precies voor ene helft uit mannen en de andere uit vrouwen bestaat. Daarentegen is slechts 15% van de Griekse, Italiaanse en Portugese ministers vrouw.

Soortgelijke geringe verbeteringen konden ook in regionale regeringen geconstateerd worden, hoewel er in Duitsland en Zweden sprake is van een opwaartse trend. In Portugal heeft nog steeds geen enkele vrouw zitting in een van de regionale regeringen.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Vrouwen bij de economische en sociale besluitvorming

In een door de Europese Commissie gefinancierde studie wordt geschat dat slechts 23% van de bedrijven in de EU het eigendom van vrouwen zijn. [43] De situatie is onmiskenbaar verre van bevredigend, maar als gevolg van een gebrek aan nauwkeurige en vergelijkbare gegevens is het moeilijk een gedetailleerde analyse te verrichten. De raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen en het nieuwe actieprogramma hebben tot doel deze situatie te verhelpen. In het kader van het programma zullen het verzamelen en de geregelde herziening van de statistische gegevens op dit terrein worden gefinancierd.

[43] Onderzoek naar "Young Entrepreneurs, Women Entrepreneurs, Co-Entrepreneurs and Ethnic Minority Entrepreneurs in the European Union and Central and Eastern Europe" van het Centre for Enterprise and Economic Development Research (CEEDR) Middlesex University Business School, VK, gepubliceerd door DG Ondernemingen.

Zweden heeft hiermee alvast een begin gemaakt door statistische gegevens te publiceren die specifiek betrekking hebben op vrouwen en macht. [44] Finland heeft cijfers betreffende vrouwen in leidinggevende posities in bedrijven gepubliceerd. [45]

[44] Statistics Sweden: "Women and Men in Sweden: Facts and Figures 2000", zie:http://www.scb.se/Scbeng/OVRHTM/women_and_men.htm