52001BP1206(01)

Resolutie van het Europees Parlement met opmerkingen bij het besluit waarbij de Commissie kwijting wordt verleend voor de uitvoering van het zesde, zevende en achtste Europees Ontwikkelingsfonds in het begrotingsjaar 1999

Publicatieblad Nr. L 321 van 06/12/2001 blz. 0025 - 0029


Resolutie

van het Europees Parlement met opmerkingen bij het besluit waarbij de Commissie kwijting wordt verleend voor de uitvoering van het zesde, zevende en achtste Europees Ontwikkelingsfonds in het begrotingsjaar 1999

HET EUROPEES PARLEMENT,

Gezien de financiële balansen en jaarrekeningen van het zesde, zevende en achtste Europees Ontwikkelingsfonds betreffende het begrotingsjaar 1999 (COM(2000) 357 - C5-0257/2000),

Gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de activiteiten in het kader van het zesde, zevende en achtste Europees Ontwikkelingsfonds, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (C5-0618/2000)(1),

Gezien de betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer inzake het Europees Ontwikkelingsfonds (C5-0618/2000)(2),

Gezien de aanbevelingen van de Raad van 14 maart 2001 inzake de aan de Commissie te verlenen kwijting voor de uitvoering van de verrichtingen van het Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 1999 (6536/2001 - C5-0122/2001, 6537/2001 - C5-0123/2001, 6538/2001 - C5-0124/2001),

Gezien speciaal verslag nr. 5/2001 van de Rekenkamer over de tegenwaardefondsen van de steun voor structurele aanpassing, die wordt bestemd voor begrotingssteun (zevende en achtste EOF), vergezeld van de antwoorden van de Commissie(3),

Gezien zijn resolutie van 4 april 2001(4) waarbij de kwijting voor het begrotingsjaar 1999 wordt uitgesteld,

Gelet op artikel 33 van het Intern Akkoord(5) tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Gemeenschap, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het Tweede Financieel Protocol bij de Vierde ACS-EG-Overeenkomst,

Gelet op artikel 74 van het Financieel Reglement van 16 juni 1998 van toepassing op de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering in het kader van de Vierde ACS-EG-Overeenkomst(6),

Gelet op artikel 93 en bijlage V van zijn Reglement,

Gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A5-0109/2001),

Gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A5-0337/2001),

Overwegende hetgeen volgt:

A. De Commissie is er krachtens artikel 74 van het Financieel Reglement van 16 juni 1998 toe gehouden alle nodige maatregelen te treffen om gevolg te geven aan de opmerkingen bij de kwijtingsbesluiten.

B. Het terugdringen van de armoede is de kerndoelstelling van de ontwikkelingssamenwerking van de EU.

C. Gelet op de doelstelling van complementariteit met de acties van andere donors, moet het hulpprogramma van de EU nog worden versterkt op het gebied van steun voor sociale ontwikkeling, met name basisgezondheidszorg en basisonderwijs, alsmede de productiecapaciteit van de armen, d.w.z. toegang tot grond, technologie, onderwijs, krediet, enz.

D. De Commissie is lid van de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand (DAC, Development Assistance Committee) van de OESO, die zich tot doel stelt het aantal in extreme armoede levende mensen tegen 2015 met de helft te verminderen.

E. De Commissie erkent in haar met de Raad afgelegde verklaring over het ontwikkelingsbeleid van de EG (DE 105, december 2000) de waarde van de internationaal overeengekomen DAC-doelstellingen.

F. De Commissie verbond zich ertoe in het actieplan dat zij in 2000 presenteerde als antwoord op de bezorgdheid van het Parlement met betrekking tot de kwijting voor de begroting 1998, een bewuste inspanning te leveren voor een verbetering qua daadwerkelijke betalingen en stelde dat de rapportering over de ontwikkelingssamenwerking van de EG moest evolueren in de richting van een inachtneming van de DAC-normen en dat geleidelijk moest worden overgeschakeld van een input- naar een resultaatsgerichte benadering.

G. De Commissie heeft in het kader van een actieplan duidelijke stappen ondernomen (oprichting van EuropeAid, versterking van de delegaties van de Commissie) teneinde te voldoen aan de verzoeken die waren geformuleerd in de resolutie van het Europees Parlement van 6 juli 2000 houdende het commentaar bij het besluit van het Europees Parlement tot het verlenen van kwijting aan de Commissie inzake het zesde, zevende en achtste Europees Ontwikkelingsfonds in het begrotingsjaar 1998(7).

H. Het is nog te vroeg om het effect van deze stappen, die tot een grotere doelmatigheid van de diensten en delegaties van de Commissie moeten leiden, te kunnen beoordelen.

I. Met de sluiting van de Overeenkomst van Cotonou op 23 juni 2000(8) is het partnerschap tussen de ACS-landen en de Europese Unie op een nieuwe basis gegrondvest, die ook een hervorming van de financiële samenwerking omvat,

1. acht zijn opvatting bevestigd dat de tot heden fungerende financiële samenwerking in het kader van het zesde, zevende en achtste Europees Ontwikkelingsfonds reeds lang haar grenzen heeft bereikt en dat de ontwikkelingssamenwerking dringend aan hervorming toe is;

2. herinnert eraan dat de Rekenkamer eind 1999 een bedrag van bijna 10 miljard EUR aan beschikbare maar niet vastgelegde middelen heeft aangetroffen, die volgens de Commissie grotendeels zonder tijdslimiet werden toegezegd aan bepaalde landen of regio's, maar niet werden besteed; neemt kennis van de mededeling van de Commissie dat in de loop van 2000 een bedrag van circa 4 miljard EUR kon worden vastgelegd;

3. neemt er met bezorgdheid nota van dat in het begrotingsjaar 1999 de kloof tussen betalingsverplichtingen (2,69 miljard EUR) en daadwerkelijke betalingen (1,27 miljard EUR) groter is geworden en dat deze trend ook in 2000 niet gekeerd kon worden;

4. neemt er met bezorgdheid nota van dat het niveau van de betalingen in 1999 (1,27 miljard EUR) ver onder het niveau lag dat reeds in 1992 (1,94 miljard EUR) werd bereikt en sindsdien nooit meer is gehaald;

5. stelt vast dat in december 2000 een bedrag van 1,6 miljard EUR voor betalingen beschikbaar was en dat dit grotendeels op bankrekeningen of in waardepapieren was "geparkeerd";

6. stelt vast dat er bij het in 1999 overeengekomen kwijtscheldingsinitiatief voor arme landen met zeer hoge schulden (HIPC) eveneens problemen bestaan bij de middelenverstrekking en dat de Gemeenschap van de toegezegde één miljard EUR in het voorjaar 2001 slechts ruim eenderde had overgemaakt;

7. beschouwt deze cijfers als symptomen van de crisis waarin het ontwikkelingsbeleid momenteel verkeert; deelt de opvatting dat er vaak terecht wordt geklaagd over een gebrek aan politieke wil om ruimhartig financiële steun beschikbaar te stellen en dat de daadwerkelijk beschikbare middelen slechts gedeeltelijk worden besteed en dan vaak nog met aanzienlijke vertraging;

8. betwijfelt dat de in de Overeenkomst van Cotonou bepaalde grotere flexibiliteit bij de verstrekking en het beheer van middelen alleen voldoende zal zijn om een ommekeer in deze ontwikkeling te bewerkstelligen; verzoekt de Commissie derhalve te komen met aanvullende voorstellen;

9. is van mening dat de Commissie de presentatie van de balansen dient te verbeteren, om te zorgen voor een grotere consistentie van de verzamelde gegevens en de financiële verklaringen, teneinde een duidelijk beeld te verschaffen van het feitelijke gebruik van de kredieten, de tenuitvoerlegging van de macro-economische bijstand en de soort bijstand per financieel instrument;

10. betreurt dat de Commissie de in artikel 67, lid 2, van het Financieel Reglement van 16 juni 1998 bedoelde analyse van het financieel beheer in het begrotingsjaar 1999 noch aan de Rekenkamer noch aan het Europees Parlement heeft voorgelegd;

11. stelt vast dat de statistieken die zijn opgenomen in de mededeling van de Commissie van 15 juni 2000(9) en het verslag van het ACS-EG-Comité voor samenwerking bij de financiering van de ontwikkelingssamenwerking van 9 juni 2000(10) nadere verklaring behoeven en vragen doen rijzen waarop in een analyse van het financieel beheer had moeten worden ingegaan;

12. noemt als voorbeeld in dit verband slechts de vraag waarom Ivoorkust als betrekkelijk klein land reeds jarenlang verreweg de hoogste betalingen uit het ontwikkelingsfonds heeft ontvangen;

13. verzoekt de Commissie om voor het begrotingsjaar 2000 haar eigen analyse van het financieel beheer voor te leggen;

14. neemt er met bezorgdheid nota van dat het aandeel van de ACS-landen aan uit de ontwikkelingsfondsen gefinancierde contracten nog geen 25 % bedraagt en dat het leeuwendeel van de contracten wordt gegund aan bedrijven en organisaties uit de lidstaten van de EU (in het bijzonder Frankrijk en Italië); verzoekt de Commissie te komen met voorstellen over de wijze waarop het aandeel van de ACS-landen in de komende vijf jaar kan worden verhoogd tot 40 %; verzoekt ook de lidstaten nadrukkelijk zich hiervoor in te spannen;

15. is zeer ingenomen met de aanbeveling van de Europese Rekenkamer om de hoogste instanties voor de controle van de rekeningen van de ACS-landen te betrekken bij de controle op de uitvoering van de EOF's; deelt de opvatting van de Rekenkamer dat dit een belangrijke bijdrage zou kunnen zijn tot een goed beheer van overheids-aangelegenheden;

16. verzoekt de Commissie derhalve om in overeenstemming met artikel 95 van de Overeenkomst van Cotonou zo spoedig mogelijk een herziening van deze overeenkomst voor te stellen, zodat de gemeenschappelijke organen van de overeenkomst kunnen worden aangevuld met een comité van de hoogste instanties voor de controle van de rekeningen;

17. verzoekt de Commissie voorts te komen met een voorstel voor een hiertoe strekkende wijziging van het Financieel Reglement van 16 juni 1998;

18. stelt vast dat er onvoldoende follow-up is geweest van de audits die door de Commissie zelf dan wel onder haar toezicht zijn uitgevoerd; verzoekt de Commissie derhalve een actievere rol te spelen bij zowel de organisatie van als het toezicht op de audits en de follow-up van de daaruit voortvloeiende aanbevelingen;

19. bevestigt zijn opvatting(11) dat de hervorming van het gemeenschappelijk ontwikkelingssamenwerkingsbeleid de volgende elementen dient te omvatten:

- een herdefiniëring van het beleid en de prioriteiten op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking, waarbij rekening wordt gehouden met de op internationale topconferenties vastgestelde doelen voor de armoedebestrijding;

- een betere coördinatie tussen de diensten van de Commissie en een betere afstemming tussen beleidslijnen in het externe beleid van de Gemeenschap, die tot uiting komen in een helder schema voor de operationele coördinatie en de politieke coherentie;

- een striktere toepassing van artikel 177 van het EG-Verdrag betreffende de complementariteit van de maatregelen in het kader van het ontwikkelingsbeleid van de lidstaten en van de Commissie;

- aanpassing van de menselijke en financiële hulpbronnen die de Commissie ter beschikking worden gesteld om de doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid op efficiënte wijze te kunnen verwezenlijken;

- een reorganisatie van het beheer van de hulp, zowel ter plaatse als in Brussel, via onder meer: vereenvoudiging van de procedures, integratie van de samenwerkingscyclus, evenwichtigheid bij de voor het externe beleid bevoegde diensten van de Commissie, waarbij één orgaan politiek verantwoordelijk is voor ontwikkelingszaken, en een grotere transparantie van het beheer;

Begrotingssteun in het kader van de steun voor structurele aanpassing

20. neemt kennis van de constatering van de Rekenkamer dat bepalingen ter bestemming van de als begrotingssteun ter beschikking gestelde middelen, niet hebben kunnen bijdragen tot het voorkomen van wanbeheer en verduistering van financiële middelen; stemt er daarom mee in dat het verlenen van verdere hulp afhankelijk moet worden gemaakt van het opstellen en de doeltreffende omzetting van hervormingsprogramma's ter verbetering van de kwaliteit van het beheer van de overheidsfinanciën in de ontvangende landen;

21. steunt de zeven aanbevelingen van de Rekenkamer(12) in verband met de heroriëntering van het toezicht op en de coördinatie van de steun van andere donoren; verzoekt de Commissie deze aanbevelingen integraal om te zetten; is verheugd over de stappen die in dit opzicht reeds zijn genomen en benadrukt het belang van de volgende punten:

a) constante beoordeling van de realisatie van de geplande stappen om het overheidsbeheer te hervormen,

b) toezicht op de in de kernsectoren (gezondheid en onderwijs) gemaakte vorderingen aan de hand van veelzeggende indicatoren (bv. toename van het aantal leraren of artsen),

c) jaarlijkse controle van de boekhouding en van de rendabiliteit van het financieel beheer aan de hand van steekproeven,

d) duidelijk gedefinieerde sancties (vermindering of staking van de betalingen) voor het geval de overeengekomen hervormingsstappen niet worden uitgevoerd;

22. verbindt zijn goedkeuring van de geplande heroriëntering aan de voorwaarde dat de criteria en procedures voor deze heroriëntering transparant en begrijpelijk moeten zijn, niet alleen voor de publieke opinie in de Europese Unie maar ook in de ontvangende landen, en dat de terzake opgestelde beoordelings- en controlerapporten integraal toegankelijk moeten zijn omdat enkel zo een efficiënte controle van de resultaten mogelijk is;

23. verzoekt de Commissie haar delegaties in de ontvangende landen dienovereenkomstig uit te breiden, de controle- en auditcapaciteit waarover EuropeAid beschikt merkelijk te verbeteren en indien nodig aan de begrotingsautoriteit passende voorstellen te doen om bijkomende middelen en personeel te krijgen;

24. onderstreept dat de overdracht van grotere bevoegdheden aan de delegaties van de Commissie de mogelijkheid biedt om een aan de ter plaatse heersende omstandigheden aangepast beheersysteem voor de ontwikkelingsprojecten op te zetten dat een zo groot mogelijke betrokkenheid van de begunstigden mogelijk maakt;

25. verzoekt de Commissie geen nieuwe financieringstoezeggingen te doen aan organisaties die zichzelf of waarvan de medewerkers zich bij eventuele overtredingen van het straf- of arbeidsrecht van hun gastland, onder het mom van diplomatieke onschendbaarheid aan vervolging kunnen onttrekken;

26. herinnert in het licht van de problemen die zich ook bij deze kwijtingsprocedure hebben voorgedaan, aan artikel 3 van zijn Reglement, dat bepaalt dat de leden recht hebben op inzage van alle stukken die in het bezit zijn van het Parlement of van een commissie en dat alleen de persoonlijke stukken en afrekeningen van de leden van dit recht zijn uitgezonderd, maar niet de vertrouwelijke stukken die de Commissie heeft overgelegd;

27. herinnert aan de in bijlage VII van zijn Reglement vastgestelde procedure, die geldt voor alle vertrouwelijke stukken die aan het Parlement zijn overgelegd en alle commissieleden het recht waarborgt deze vertrouwelijke stukken in te kijken;

28. herinnert aan bijlage VI van zijn Reglement, die bepaalt dat de Commissie begrotingscontrole vertrouwelijke documenten over een gebied dat onder haar bevoegdheid valt, met volledige inachtneming van bijlage VII moet behandelen;

29. verzoekt zijn voorzitter en de voorzitter van de Commissie begrotingscontrole ervoor te zorgen dat in de toekomst de door de Commissie in het kader van de kwijtingsprocedure overgelegde stukken, in volledige overeenstemming met de bepalingen van het Reglement door alle leden kunnen worden ingekeken;

30. herhaalt zijn opvatting dat de huidige situatie waarin het Europees Parlement de taak heeft jaarlijks een kwijtingsbesluit voor de Europese Ontwikkelingsfondsen te nemen zonder tegelijkertijd over de daarmee in overeenstemming zijnde wetgevende en begrotingsbevoegdheden te beschikken, abnormaal is; verlangt andermaal de opneming van de EOF-middelen onder de onderafdeling Ontwikkelingssamenwerking van de algemene begroting van de Europese Unie.

(1) PB C 342 van 1.12.2000, blz. 205.

(2) PB C 342 van 1.12.2000, blz. 212.

(3) PB C 257 van 14.9.2001.

(4) Punt 8 van de aangenomen teksten.

(5) PB L 156 van 29.5.1998, blz. 108.

(6) PB L 191 van 7.7.1998, blz. 53.

(7) PB L 234 van 16.9.2000, blz. 37.

(8) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(9) Financiële balansen en jaarrekeningen van het zesde, zevende en achtste Europees Ontwikkelingsfonds - Begrotingsjaar 1999 (COM(2000) 357 def.)

(10) ACS-EG 2112/2/00 rev. 2 - ACS/81/010/00 rev. 2.

(11) Overweging G van de resolutie van het Europees Parlement van 30 november 2000 over de betrekkingen EU-ontwikkelingslanden (PB C 228 van 13.8.2001, blz. 213).

(12) Paragrafen 62 t/m 68 van het speciaal verslag nr. 5/2001 van de Rekenkamer.