52001AR0466

Advies van het Comité van de Regio's over "Het ontwerpverslag van het Europees Parlement over de afbakening van de bevoegdheden tussen de Europese Unie en de lidstaten"

Publicatieblad Nr. C 192 van 12/08/2002 blz. 0031 - 0036


Advies van het Comité van de Regio's over "Het ontwerpverslag van het Europees Parlement over de afbakening van de bevoegdheden tussen de Europese Unie en de lidstaten"

(2002/C 192/08)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 14 en 15 december 2001, en met name de verklaring van Laken over de toekomst van de Europese Unie;

gezien het ontwerpverslag van de commissie constitutionele zaken van het Europees Parlement over de "Afbakening van de bevoegdheden tussen Europese Unie en lidstaten" (PE 304.276);

gezien de resolutie van het Europees Parlement over de verslagen van de Commissie aan de Europese Raad: "De wetgeving verbeteren 1998" en "De wetgeving verbeteren 1999" (C5-0266/2000 en C5-0279/1999);

gezien het advies van 10 oktober 2001 van de commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme van het Europees Parlement ter attentie van de commissie constitutionele zaken over de "Afbakening van de bevoegdheden tussen Europese Unie en lidstaten" (PE 301.816);

gezien het ontwerpadvies van 23 augustus 2001 van de commissie buitenlandse zaken van het Europees Parlement ter attentie van de commissie constitutionele zaken over de "Afbakening van de bevoegdheden tussen Europese Unie en lidstaten" (PE 302.070);

gezien de mededeling van de Commissie over de Toekomst van de Europese Unie van 5 december 2001 COM(2001) 727 def.;

gezien zijn op 14 december 2001 uitgebrachte resolutie over de "Voorbereiding van de Europese Raad van Laken en de verdere ontwikkeling van de Europese Unie in het kader van de volgende Intergouvernementele Conferentie (2004)" (CDR 104/2001 fin);

gezien zijn op 20 september 2001 uitgebrachte verslag over "Burgerbetrokkenheid" (CDR 436/2000 fin);

gezien zijn op 4 april 2001 uitgebrachte resolutie over "Het resultaat van de Intergouvernementele Conferentie 2000 en de discussie over de toekomst van de Europese Unie" (CDR 430/2000 fin)(1);

gezien zijn op 15 september 1999 en 13 april 2000 uitgebrachte adviezen over de verslagen van de Commissie aan het Europees Parlement "De wetgeving verbeteren 1998" en "De wetgeving verbeteren 1999" (CDR 50/1999 fin en CDR 18/2000 fin)(2);

gezien zijn op 11 maart 1999 uitgebrachte advies over het subsidiariteitsbeginsel "Naar een echte subsidiariteitscultuur - Een appel van het Comité van de Regio's" (CDR 302/98 fin)(3);

gezien de adviesaanvraag van het Europees Parlement, ingediend door diens commissie constitutionele zaken overeenkomstig art. 265 lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

gezien het besluit van zijn voorzitter om overeenkomstig art. 40 lid 2 van het reglement van orde van het Comité van de Regio's, de urgentieprocedure in gang te zetten en over te gaan tot de aanwijzing van twee algemeen rapporteurs, te weten de heer Chabert (B/EVP) minister van Openbare Werken, Vervoer en Gezondheidsbeleid en ondervoorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de heer Dammeyer (D/PSE) lid van het parlement van de deelstaat Noordrijn-Westfalen;

overwegende dat het Comité van de Regio's is uitgenodigd als actieve waarnemer deel te nemen aan de door de Europese Raad van Laken bijeengeroepen Europese Conventie, en dat het vraagstuk van een betere verdeling en omschrijving van de bevoegdheden in de Europese Unie bovenaan de agenda staat waar het gaat om de toekomst van de Unie;

overwegende dat de staatshoofden en regeringsleiders in de verklaring van Laken herhaaldelijk verwijzen naar de regionale dimensie wanneer zij hun gedachten laten gaan over voorstellen voor een betere verdeling en omschrijving van de bevoegdheden in de Europese Unie, en de volgende kwesties de revue passeren:

- hoe ervoor te zorgen dat een nieuwe bevoegdheidsverdeling niet resulteert in een verholen uitbreiding van de bevoegdheden van de Unie of dat deze op bepaalde terreinen ten koste gaat van de exclusieve bevoegdheden van de lidstaten en, in voorkomend geval, van de regio's?

- moeten het dagelijks beheer en de uitvoering van het EU-beleid niet expliciet worden overlaten aan de lidstaten en, als hun grondwet dat toelaat, de regio's? Zouden zij niet de garantie moeten krijgen dat hun bevoegdheden onaangetast blijven?

overwegende dat het Comité van de Regio's er sinds zijn oprichting een groot voorstander van is dat een debat wordt gevoerd over de afbakening van de bevoegdheden en de effectieve toepassing van het subsidiariteits-, evenredigheids- en nabijheidsbeginsel, en dat het gedurende zijn eerste twee vierjarige mandaatsperiodes tal van adviezen hierover heeft uitgebracht,

heeft tijdens zijn 43e zitting van 13 en 14 maart 2002 (vergadering van 13 maart) met algemene stemmen het volgende advies uitgebracht.

1. Algemene opmerkingen over het vraagstuk van de verdeling van de bevoegdheden binnen de Europese Unie

Het Comité van de Regio's

1.1. is ingenomen met de hem geboden mogelijkheid om, via deze raadpleging door het Europees Parlement, een beginselverklaring af te geven over deze problematiek, die zeer terecht in het middelpunt van de aandacht staat tijdens de Conventie ter voorbereiding van de komende Intergouvernementele Conferentie;

1.2. stelt met tevredenheid vast dat de kwestie van de verdeling van de bevoegdheden binnen de commissie constitutionele zaken van het Europees Parlement vragen heeft opgeworpen over de plaats en rol van de regionale en lokale overheden in de Europese Unie, en hun vertegenwoordiging in institutioneel verband;

1.3. vestigt de aandacht op het feit dat het integratieproces een significante impact heeft op de autonomie van de regio's en gemeenten; de Unie heeft in de loop der tijd haar bevoegdheden op talloze gebieden namelijk steeds ruimer geïnterpreteerd en steeds vaker gebruikt; de discussie over een betere Europese bevoegdheidsverdeling draait dan ook niet uitsluitend om betere rechtsinstrumenten, maar strekt er ook toe om de politieke taakverdeling tussen Unie en lidstaten op belangrijke beleidsterreinen tegen het licht te houden; veel van deze beleidsterreinen behoren echter tot de verantwoordelijkheid van de regio's en gemeenten, zoals cultuur-, onderwijs-, onderzoeks- en technologie en milieubeleid, maar ook regionaal- en landbouwstructuurbeleid(4);

1.4. brengt in herinnering dat de doelstelling een democratischer, transparanter en effectiever Europa is, wat vereist dat de Verdragen helderder geformuleerd, vereenvoudigd en aangepast worden en de burgers beter worden voorgelicht;

1.5. begroet de Conventie als een eerste stap op weg naar een democratischer aanpak van de Verdragsherziening, en dringt erop aan dat de conclusies en aanbevelingen waarmee de Conventie wordt afgesloten, zo breed mogelijk worden verspreid;

1.6. is derhalve van mening dat iedere beschouwing over een betere organisatie van de bevoegdheden moet zijn gebaseerd op het subsidiariteitsbeginsel, evenals het evenredigheids- en nabijheidsbeginsel en het respect voor de nationale en regionale identiteit, en een politieke verantwoordelijkheid dicht bij de burgers dient te bevorderen;

1.7. wijst erop dat het subsidiariteitsbeginsel een politiek beginsel is met grondwettelijke waarde; opname ervan in de verdragen van de Europese Unie vormt een uitnodiging aan lidstaten en instellingen om een optimale doeltreffendheid en proportionaliteit na te streven wanneer het gepaste beslissingsniveau moet worden gekozen; daarom moet de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel zowel de regionale bevoegdheden als de lokale autonomie garanderen(5); het is nl. zo dat de Gemeenschap slechts optreedt indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt;

1.8. stelt vast dat het subsidiariteitsbeginsel, ondanks de politieke en juridische vorderingen sinds de opname ervan in het Verdrag van Maastricht, nog niet volledig wordt toegepast en niet de verwachte impact heeft gehad op het functioneren van de Unie; het verwacht dan ook dat een betere verdeling van de bevoegdheden er in sterke mate toe zal bijdragen dat de formulering, uitvoering en controle van het beleid worden vereenvoudigd;

1.9. vat in onderhavig advies de standpunten samen die het tijdens zijn afgelopen vierjarige mandaatsperiode heeft ingenomen, ten einde het Europees Parlement reeds in een vroeg stadium van deze fundamentele discussie ideeën aan de hand te doen m.b.t. de principiële kwesties die op het spel staan, en zal zijn standpunt in de loop van de Conventie nader toelichten;

1.10. is van plan tijdens de hele duur van de Conventie een permanente dialoog met het Europees Parlement te voeren over de toekomst van de Europese Unie.

2. Een betere verdeling en omschrijving van de bevoegdheden binnen de Europese Unie is van essentieel belang voor de voltooiing van het Europese integratieproces

Het Comité van de Regio's

2.1. stemt in met de analyse van het Europees Parlement over de huidige tekortkomingen van de verdragen en in het hele functioneren van de Gemeenschap t.a.v. de kwestie van de bevoegdheidsverdeling, te wijten aan het gebrek aan samenhang en transparantie die het gevolg is van de explosieve groei van het aantal instrumenten en procedures; ook is de huidige bevoegdheidsafbakening onnauwkeurig, omdat in het EG-Verdrag slechts zeer algemene doelen worden genoemd zonder de reikwijdte van maatregelen precies aan te geven(6);

2.2. is van mening dat de door de staatshoofden en regeringsleiders aanbevolen aanpak in de verklaring van Laken over de toekomst van de Unie t.b.v. een betere verdeling en omschrijving van de bevoegdheden binnen de Europese Unie aansluit bij de herbezinning over het Europese project, en waarschuwt ervoor dat de bevoegdheidsafbakening niet tot een zuiver technische herziening van het Verdrag mag worden beperkt(7);

2.3. is van mening dat participatie van de burgers aan de verwezenlijking van een echte politieke Unie enkel mogelijk is als het Europese integratieproces transparant verloopt, en indien bevoegdheden en verantwoordelijkheden duidelijk afgebakend zijn; het is ervan overtuigd dat de Europese democratie alleen naar behoren kan functioneren indien de verdragen en besluitvormingsprocedures doorzichtiger voor de burgers en makkelijker uitvoerbaar worden gemaakt(8);

2.4. is voorstander van een constitutioneel initiatief, en stemt derhalve in met het voorstel van het Europees Parlement om alle Verdragen te bundelen in één enkele tekst, die uit twee delen bestaat:

a) een "constitutioneel" of basisdeel met de preambule, de doelstellingen van de Unie, de grondrechten en de bepalingen betreffende de instellingen en de exclusieve bevoegdheden; dit deel kan alleen worden gewijzigd in het kader van een Intergouvernementele Conferentie;

b) een deel waarin met name technische, procedurele of institutionele kwesties worden geregeld, voor zover deze ook via het afgeleide recht kunnen worden geregeld; dit deel kan worden gewijzigd via een lichtere communautaire procedure zonder Intergouvernementele Conferentie; overdracht van bevoegdheden van de lidstaten naar de Europese Unie vereist in ieder geval toestemming van de parlementen van de lidstaten(9);

2.5. is van mening dat de doelstelling van een betere verdeling van de bevoegdheden tussen de Europese Unie, de lidstaten en de regionale en lokale bestuurslagen onlosmakelijk verband houdt met de rechtsstatus en de taken van de Europese Unie; daarom dienen de volgende maatregelen te worden genomen:

- vaststelling en verduidelijking van de te treffen maatregelen naar gelang van de ontwikkeling van het integratieproces teneinde het aldus in goede banen te leiden;

- verwezenlijking van burgernabijheid(10); daarbij dient het subsidiariteitsbeginsel als maatstaf te dienen bij de nieuwe afbakening van de taken van de Unie; in dat verband dient te worden vastgehouden aan de principes die in de afzonderlijke lidstaten gelden voor de verdeling van taken en bevoegdheden tussen de staat en de regionale en lokale overheden; is Gemeenschappelijk optreden niet werkelijk noodzakelijk, dan moeten de lidstaten, regio's en gemeenten in hun hoedanigheid van bestuursniveaus die dichter bij de burger staan dan de EU weer meer politieke verantwoordelijkheid krijgen;

- een duidelijke indeling van politieke verantwoordelijkheden, bijv. door de bevoegdheden van de Unie opnieuw in het Verdrag af te bakenen; verdere overdracht van bevoegdheden of teruggave ervan moet in dit verband bespreekbaar zijn(11);

2.6. is ervan overtuigd dat de uitbreiding van de Unie gepaard moet gaan met een concentratie van haar taken op de echte Europese uitdagingen, en wenst dat de op die manier geconcentreerde en hervormde taken van de EU duidelijk in de Verdragen en het toekomstige grondwettelijke pact worden omschreven; daarbij is het zaak dat de Unie ook in de toekomst flexibel op de steeds groter wordende uitdagingen kan reageren, en dat haar daarvoor de nodige instrumenten worden verschaft(12);

2.7. is echter van mening dat de politieke doelstellingen van de Unie, die zijn opgenomen in art. 2 van het EG-verdrag, moeten worden behouden;

2.8. pleit derhalve voor de instandhouding van de handelingsvrijheid van de Europese Unie en een dynamische toepassing van het subsidiariteitsbeginsel;

2.9. is voorstander van de in het ontwerpverslag voorgestelde methodologische aanpak waarbij de bevoegdheden worden ingedeeld in exclusieve bevoegdheden van de Unie, exclusieve bevoegdheden van de lidstaten, gedeelde bevoegdheden en aanvullende bevoegdheden;

2.10. herinnert eraan dat krachtens het subsidiariteitsbeginsel het Europees niveau in alle aangelegenheden waarvoor het geen exclusieve bevoegdheden heeft, ingrijpen dient over te laten aan de andere bestuursniveaus, te weten de lidstaten, hun regio's en gemeenten; dit in het EG-verdrag neergelegde beginsel is dwingend voor alle Europese instellingen - Raad, Commissie en Europees Parlement(13);

2.11. wijst erop dat de Commissie de term "exclusieve bevoegdheid" van de Gemeenschap (art. 5, eerste alinea, van het Verdrag) in het verleden uiterst ruim heeft geïnterpreteerd; dit heeft ertoe geleid dat het subsidiariteitsbeginsel is uitgehold(14);

2.12. onderstreept dat de bevoegdheden van de toekomstige EU voor tal van beleidsterreinen gedeeld moeten blijven, niet alleen tussen de EU en nationale regeringen, maar ook - overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel - met regionale en lokale bestuurslagen, voor zover de constituties van de lidstaten dit toelaten; stelt verder vast dat "bevoegdheid" niet beperkt is tot het vermogen om wetgeving uit te vaardigen, maar ook andere wettelijke mogelijkheden tot optreden binnen het bevoegdheidsterrein van elk bestuursniveau omvat(15);

2.13. acht het noodzakelijk dat ook het juridische instrumentarium voor de bevoegdheidsverdeling wordt verbeterd, en stelt voor om mogelijkheden voor een systematischere en meer hiërarchische indeling van de EU-bevoegdheden te onderzoeken(16);

2.14. hamert erop dat aandacht moet worden geschonken aan het vraagstuk van de verdeling van de bevoegdheden tussen de verschillende bestuursniveaus, ten einde de juiste voorwaarden te scheppen voor een goede Europese governance;

2.15. onderstreept het belang van het evenredigheidsbeginsel, dat aan het mechanisme van gedeelde bevoegdheden ten grondslag ligt;

2.16. is voorstander van een rangorde van normen en is van mening dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de verschillende soorten wetteksten van de Gemeenschap (verordeningen, richtlijnen, besluiten en beschikkingen), met het oog op de doeltreffendheid en leesbaarheid; Europese richtlijnen zouden van algemene aard moeten zijn en de beslissing over de concrete tenuitvoerleggingmechanismen dient aan de bevoegde autoriteiten - veelal de lokale en regionale overheden - te worden overgelaten; zo kan de cultuurverschillen - één van de troeven van de Europese Unie - recht worden gedaan(17);

2.17. dringt erop aan dat rekening wordt gehouden met de financiële en bestuurlijke consequenties van EU-wetgeving voor de burgers en de autoriteiten die belast zijn met de uitvoering ervan, meestal de regionale en lokale overheden(18);

2.18. is van oordeel dat met een betere afbakening van de EU-bevoegdheden vaker met meerderheidsstemming zou kunnen worden gewerkt zodat de slagvaardigheid van de Unie per saldo zou toenemen(19);

2.19. benadrukt dat de lidstaten moeten blijven bepalen welke de taken van de Unie zijn; kan zich niet vinden in voorstellen op grond waarvan de Verdragen op EG-niveau "autonoom" worden gewijzigd en is vooral tegenstander van voorstellen om ratificatie door de nationale parlementen af te schaffen(20).

3. De bevoegdheden van de regionale en lokale overheden moeten worden veilig gesteld bij de nieuwe verdeling en omschrijving van de bevoegdheden binnen de Europese Unie

Het Comité van de Regio's

3.1. wil niet dat het debat over de bevoegdheidsverdeling ertoe leidt dat de Europese Unie zich mengt in de territoriale organisatie binnen de lidstaten, die immers onder hun exclusieve bevoegdheid valt, maar wel dat zij zich rekenschap geeft van het zeer belangrijke aandeel van de regionale en lokale overheden in de uitvoering van de communautaire wetgeving, en dat hun respectieve bevoegdheden gewaarborgd zijn(21);

3.2. herinnert eraan dat in dit verband dient te worden vastgehouden aan de beginselen die in de afzonderlijke lidstaten gelden voor de verdeling van taken en bevoegdheden tussen de staat en de regionale en lokale overheden;

3.3. herinnert eveneens aan het voorstel van het Europees Parlement in zijn resolutie over "De wetgeving verbeteren 1998/1999", namelijk om "overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en de politieke en nationale diversiteit van de Europese Unie, in de wijzigingen op de Verdragen specifiek op te nemen de erkenning en eerbiediging van de politieke en wetgevende bevoegdheden van de binnenlandse politieke entiteiten van de lidstaten (gefederaliseerde staten, autonome gemeenschappen, regio's) in hun uitvoerende, wetgevende en gerechtelijke betrekkingen met de EU-instellingen"(22);

3.4. is voorstander van het voorstel om de regio's dezelfde status in het Verdrag toe te kennen als de nationale parlementen, waarbij de gebieden worden gespecificeerd waarop de regio's bij het beleid betrokken worden, evenals hun verantwoordelijkheden, hun participatiemodaliteiten en -procedures en de follow up- en evaluatiemethoden; daarnaast wijst het erop dat het van essentieel belang is dat het subsidiariteitsbeginsel op subnationaal niveau wordt gehanteerd, dus op zowel regionaal als lokaal niveau, aangezien de lokale bestuurslagen in tal van lidstaten over administratieve bevoegdheden beschikken in communautaire aangelegenheden;

3.5. betreurt echter de sterk gecentraliseerde aanpak, waarbij uitsluitend aan de nationale regeringen het recht wordt toegekend de "lijst met partnerregio's van de Unie" op te stellen, en stelt daarom voor dat het Europees Parlement dit idee samen met het Comité van de Regio's bestudeert, om te voorkómen dat de toekenning van de status van "partnerregio" de dynamische ontwikkeling doet stokken en distorsies tussen en binnen de lidstaten creëert;

3.6. is van mening dat de erkenning van de status van regio's en lokale autonome bestuurslagen de concretisering is van de beginselen die zijn neergelegd in de preambule van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, waarvan het Comité van de Regio's hoopt dat zij in het Verdrag worden opgenomen en een dwingend karakter krijgen, namelijk dat de Unie bijdraagt "(...) aan de instandhouding en de ontwikkeling van deze gemeenschappelijke waarden, met inachtneming van de verscheidenheid van de culturen en tradities van de volkeren van Europa, alsmede van de nationale identiteit van de lidstaten en van hun staatsinrichting op nationaal, regionaal en lokaal niveau"(23);

3.7. herhaalt zijn verzoek dat de beginselen van lokale en regionale autonomie worden toegevoegd aan de gemeenschappelijke beginselen van de Unie, met inachtneming van de grondwettelijke bepalingen van de lidstaten ter zake;

3.8. stelt tevreden vast dat het Europees Parlement bij de discussie over de bevoegdheidsverdeling rekening heeft gehouden met de specifieke situatie van regio's met wetgevende bevoegdheden;

3.9. herinnert er echter aan dat lokale en regionale overheden in tal van lidstaten beschikken over een aanzienlijke autonomie en administratieve bevoegdheden bij de uitvoering van de communautaire wetgeving, en vraagt het Europees Parlement rekening te houden met deze realiteit;

3.10. dringt erop aan dat de in het Verdrag geformuleerde subsidiariteits- en evenredigheidsbeginselen zodanig worden aangevuld dat de bevoegdheden van de regionale en lokale overheden gewaarborgd zijn;

3.11. herhaalt zijn verzoek om het Comité van de Regio's en regio's met wetgevende bevoegdheden het recht toe te kennen zich wegens schending van het subsidiariteitsbeginsel tot het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te wenden;

3.12. herinnert aan de oproep van het Europees Parlement in zijn resolutie over "De wetgeving verbeteren 1998/1999", om de groeiende rol van het Comité van de Regio's bij de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel te erkennen en uit te bouwen, en hoopt dat de delegatie van het Europees Parlement bij de Conventie deze oproep nogmaals kracht zal bijzetten(24);

3.13. is van mening dat de versterking van de institutionele rol van het CvdR een logisch gevolg is van de steeds grotere plaats die de Europese wetgeving inneemt in de bevoegdheidssfeer van de regionale en lokale overheden, om op doeltreffende wijze te zorgen voor een betere verdeling van de bevoegdheden binnen de Europese Unie;

3.14. stelt voor dat de rol die de regionale en lokale overheden in het Europa van de toekomst spelen, krachtens het subsidiariteitsbeginsel in het Europese "institutionele landschap" wordt opgewaardeerd overeenkomstig hun belang voor het Europese integratieproces en het dicht bij de burger tenuitvoerleggen van Europees beleid(25);

3.15. meent bijgevolg dat het Comité van de Regio's de status van instelling moet krijgen en zo moet worden samengesteld dat het zijn taken naar behoren kan vervullen; ook dienen hem bevoegdheden te worden toegekend die verdergaan dan de eigenlijke adviesfunctie zoals bijvoorbeeld het recht beroep in te stellen bij het Hof van Justitie; aldus zou het als instelling zeggenschap in de Europese besluitvorming krijgen, waarin alle bestuurslagen van de lidstaten - van gemeenten tot regio's met wetgevende bevoegdheden - hun plaats hebben en medeverantwoordelijkheid dragen(26);

3.16. verzoekt het Europees Parlement en met name zijn delegatie bij de Conventie over de toekomst van de Europese Unie, om er enerzijds op toe te zien dat tijdens de Conventie aandacht wordt geschonken aan het vraagstuk van de politieke en juridische waarborging van de bevoegdheden van de regionale en lokale overheden, en anderzijds dat het Comité van de Regio's als volwaardige partner wordt betrokken bij de nieuwe omschrijving en verdeling van de bevoegdheden binnen de Europese Unie.

Brussel, 13 maart 2002.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Albert Bore

(1) PB C 253 van 12.9.2001, blz. 25.

(2) PB C 374 van 23.12.1999, blz. 11 en PB C 226 van 8.8.2000, blz. 60.

(3) PB C 198 van 14.7.1999, blz. 73.

(4) Zie ook het memorandum van het CvdR inzake de deelname van het CvdR aan de gestructureerde discussie over de toekomst van de Unie (CDR 325/2001 fin).

(5) Zie ook de slotverklaring van het CvdR "Nieuwe bestuursvormen in Europa: Naar meer democratie en nabijheid" (CDR 379/2000 fin).;

(6) Zie het advies van het CvdR "Naar een echte subsidiariteitscultuur - Een appel van het Comité van de Regio's" (CDR 302/98 fin).

(7) Zie ook de resolutie van het Comité van de Regio's, over de "Voorbereiding van de Europese Raad van Laken en de verdere ontwikkeling van de Europese Unie in het kader van de volgende intergouvernementele conferentie (2004)" (CDR 104/2001 fin).

(8) Zie het verslag van het CvdR over "Burgerbetrokkenheid" (CDR 436/2000 fin).

(9) Zie ook het advies van het CvdR over het verslag van de Commissie aan de Europese Raad "De wetgeving verbeteren 1999" (CDR 18/2000 fin).

(10) Zie ook het verslag van het Comité van de Regio's over "Burgerbetrokkenheid" (CDR 436/2000 fin).

(11) Zie ook de resolutie van het Comité van de Regio's over de "Voorbereiding van de Europese Raad van Laken en de verdere ontwikkeling van de Europese Unie in het kader van de volgende intergouvernementele conferentie (2004)" (CDR 104/2001 fin).

(12) Zie ook de resolutie van het Comité van de Regio's over de "Voorbereiding van de Europese Raad van Laken en de verdere ontwikkeling van de Europese Unie in het kader van de volgende intergouvernementele conferentie (2004)" (CDR 104/2001 fin).

(13) Zie ook het memorandum van het CvdR inzake de deelname van het Comité van de Regio's aan de gestructureerde discussie over de toekomst van de Unie (CDR 325/2001 fin).

(14) Zie ook het advies van het CvdR over het verslag van de Commissie aan de Europese Raad "De wetgeving verbeteren 1999" (CDR 18/2000 fin).

(15) Zie ook de resolutie van het CvdR over "Het resultaat van de Intergouvernementele Conferentie 2000 en de discussie over de toekomst van de Europese Unie" (CDR 430/2000 fin).

(16) Zie ook de resolutie van het CvdR over "Het resultaat van de Intergouvernementele Conferentie 2000 en de discussie over de toekomst van de Europese Unie" (CDR 430/2000 fin).

(17) Zie ook het verslag van het CvdR inzake "Burgerbetrokkenheid" (CDR 436/2000 fin).

(18) Zie ook het advies van het CvdR over de "Tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving door regio's en plaatselijke overheden" (CDR 51/1999 fin).

(19) Zie ook het advies van het CvdR inzake het verslag van de Commissie aan de Europese Raad "De wetgeving verbeteren 1999" (CDR 18/2000 fin).

(20) Zie ook de resolutie van het CvdR over de "Voorbereiding van de Europese Raad van Laken en de verdere ontwikkeling van de Europese Unie in het kader van de volgende intergouvernementele conferentie (2004)" (CDR 104/2001 fin).

(21) Zie de resolutie van het CvdR over "Het resultaat van de Intergouvernementele Conferentie 2000 en de discussie over de toekomst van de Europese Unie" (CDR 430/2000 fin).

(22) Resolutie van het Europees Parlement inzake de verslagen van de Commissie aan de Europese Raad "De wetgeving verbeteren 1998/1999" (A5-0269/2000).

(23) Handvest van grondrechten van de Europese Unie (PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1-22).

(24) Resolutie van het Europees Parlement inzake de verslagen van de Commissie aan de Europese Raad "De wetgeving verbeteren 1998/1999" (A5-0269/2000).

(25) Zie de resolutie van het CvdR over "Het resultaat van de Intergouvernementele Conferentie 2000 en de discussie over de toekomst van de Europese Unie" (CDR 430/2000 fin).

(26) Zie de resolutie van het CvdR over "Het resultaat van de Intergouvernementele Conferentie 2000 en de discussie over de toekomst van de Europese Unie" (CDR 430/2000 fin).