52001AE1479

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 404/93 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen"

Publicatieblad Nr. C 048 van 21/02/2002 blz. 0051 - 0052


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 404/93 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen"

(2002/C 48/11)

De Raad heeft op 14 september 2001 besloten het Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu", die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 25 oktober 2001 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Espuny Moyano.

Tijdens zijn op 28 en 29 november 2001 gehouden 386e zitting (vergadering van 28 november) heeft het Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat met 108 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 2 onthoudingen, is goedgekeurd.

1. Het voorstel van de Commissie

1.1. De Commissie stelt voor om de GMO voor bananen op een aantal punten te wijzigen, voornamelijk met het oog op de tweede fase van de overeenkomsten die op 10 en 30 april 2001 met resp. de VS en Ecuador zijn gesloten.

1.1.1. Deze overeenkomsten waren bedoeld om een eind te maken aan het bananengeschil tussen de Europese Unie en beide bovengenoemde landen. Het bereikte compromis houdt in dat de EU-invoerregeling voor bananen in twee fasen wordt aangepast:

- de eerste fase is op 1 juli 2001 ingegaan met de goedkeuring van een verordening die nieuwe bepalingen bevat voor de toepassing van de bananeninvoerregeling; in deze verordening wordt aan de hand van referentiehoeveelheden uit het verleden een nieuwe methode voor de verdeling van invoercertificaten vastgesteld;

- de tweede fase moet op 1 januari 2002 ingaan wanneer het wijzigen van een aantal bepalingen van Verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad is goedgekeurd.

1.1.2. De tweede fase kan pas in werking treden als de Wereldhandelsorganisatie "waivers" toestaat voor de artikelen I (tariefpreferentie voor producten uit de ACS-landen, die partij zijn bij de Overeenkomst van Cotonou) en XIII (reservering van een specifiek quotum voor ACS-bananen) van de GATT-overeenkomst.

1.2. De Commissie neemt dit nieuwe voorstel tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 404/93 te baat om een aantal achterhaalde bepalingen bij te werken. Het gaat hierbij om:

- de GN-codes van de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief;

- de financiering van de steun aan telersorganisaties;

- het beheerscomité voor bananen.

2. Algemene opmerkingen

2.1. Het Comité heeft waardering voor de inspanningen van de Commissie om via een overeenkomst met de VS en Ecuador het bananengeschil bij te leggen en er daarmee voor te zorgen dat de sanctiemaatregelen tegen bepaalde Europese producten worden ingetrokken.

2.2. Het merkt evenwel op dat met de overheveling van 100000 ton van contingent C naar contingent B meer bananen tegen een lager tarief zullen worden ingevoerd. Hierdoor zullen de prijzen dalen, met alle negatieve gevolgen van dien voor de inkomsten van de telers.

2.3. Het Comité vindt het jammer dat bij de vorige hervorming van Verordening (EEG) nr. 404/93 geen rekening is gehouden met de in zijn advies van 29 maart 2000(1) gemaakte opmerkingen over verscheidene zeer belangrijke kwesties:

- het Comité is tegen de invoering (op uiterlijk 1 januari 2006) van een stelsel waarbij slechts één tarief wordt gehanteerd. Het zou graag zien dat de tariefcontingentenregeling gedurende een periode van minstens tien jaar blijft bestaan en dat onderzocht wordt of nadien een ander systeem kan worden ingevoerd. Tijdens deze periode zou met name beoordeeld moeten worden wat de nieuwe regeling in de verschillende bananenproducerende EU-regio's voor gevolgen heeft voor de werkgelegenheid, de productiestructuren, de producenteninkomens en de marktprijsontwikkeling;

- bekeken zou moeten worden hoe de omvang van het autonome aanvullende tariefcontingent (contingent B) meer op de werkelijke marktbehoeften kan worden afgestemd, teneinde te voorkomen dat er te veel dan wel te weinig bananen op de markt terechtkomen;

- de te kiezen methode voor de toekenning van invoercertificaten moet kleine en middelgrote productie- en distributiebedrijven dezelfde marktvoorwaarden bieden als de grote multinationals, zodat de consument vrij kan kiezen en de prijs-kwaliteitverhouding ook de gezondheids- en milieuaspecten weerspiegelt;

- begeleidende maatregelen zijn nodig om ervoor te zorgen dat de Europese bananentelers minder nadelige gevolgen ondervinden van de nieuwe wijziging op de invoerregeling;

- voor Somalische producenten moeten specifieke steunmaatregelen worden uitgewerkt om hen te helpen het hoofd te bieden aan de instabiele politieke situatie in hun land, als gevolg waarvan zij momenteel niet in staat zijn regelmatig bananen naar de EU uit te voeren.

3. Specifieke opmerkingen

3.1. Het Comité beseft dat de met Verordening (EEG) nr. 404/93 vastgestelde invoerregeling in overeenstemming moet worden gebracht met de akkoorden die met de VS en Ecuador zijn gesloten. Daarom verzet het zich niet tegen het voorstel om 100000 ton van contingent C naar contingent B over te hevelen en contingent C voortaan uitsluitend voor invoer uit ACS-landen te bestemmen.

3.2. Voordat de huidige Verordening (EEG) nr. 404/93 wordt gewijzigd, is het volgens het Comité zaak dat de WTO instemt met de "waivers" voor de artikelen I en XIII van de GATT-overeenkomst tot 2008, het jaar waarin de geldende regeling met de ACS-landen afloopt. Gebeurt dit niet, dan zou de bananenteelt in deze landen onbeschermd achterblijven.

3.3. Naar het oordeel van het Comité komt iedere aanpassing van de GMO voor bananen erop neer dat de bescherming voor Europese bananentelers verder afbrokkelt. Het huidige wetgevingskader biedt niet de garanties die voor de afzet van Europese bananen noodzakelijk zijn. Daarom moet de steunregeling om het inkomstenverlies te compenseren zodanig worden versterkt dat bij verdere hervormingen om het GLB-budget te verlagen, niet opnieuw vraagtekens bij het functioneren en de kosten van de steunregeling voor bananen worden geplaatst. Ter rechtvaardiging van deze maatregel zij verwezen naar art. 299, lid 2, van het Verdrag, op grond waarvan specifieke voorwaarden kunnen worden vastgesteld voor de toepassing van het gemeenschappelijke beleid in ultraperifere regio's.

3.4. Het Comité acht het noodzakelijk een clausule in te bouwen op grond waarvan de bananenproducerende lidstaten vrijwillig kunnen besluiten om de bananenproductie die voor compenserende steun in aanmerking komt, te beperken tot het areaal dat op het moment van goedkeuring van een dergelijk besluit met bananenbomen is beplant. Een dergelijke maatregel is bedoeld ter bescherming van producenten die in weinig productieve, maar vanuit milieu-oogpunt zeer belangrijke regio's op traditionele wijze bananen telen en die het meest getroffen zouden worden indien de steun - bij overschrijding van de gegarandeerde regionale en totale maximumhoeveelheid - pro rato wordt verdeeld. Anderzijds worden er op sommige van de nieuwe plantages intensieve teeltmethoden gehanteerd, hetgeen schadelijk kan zijn voor het milieu.

3.5. Het Comité merkt op dat er in het Financieel memorandum bij het Commissievoorstel een rekenfout is geslopen. Wanneer van een bedrag van 20,8 mln EUR (derving van de douanerechten) 7,5 mln EUR (nieuwe douanerechten) wordt afgetrokken, krijgt men natuurlijk niet 15,3 mln, zoals abusievelijk is vermeld, maar 13,3 mln.

4. Conclusies

4.1. Het Comité beseft dat de met Verordening (EEG) nr. 404/93 vastgestelde invoerregeling voor bananen moet worden aangepast om aldus een eind te maken aan het bananengeschil binnen de WTO en daarmee aan de eenzijdig door de Verenigde Staten genomen sanctiemaatregelen tegen de invoer van bepaalde EU-producten in de VS.

4.2. Het Comité wijst er nogmaals op dat de aanpassing van de GMO niet ten koste mag gaan van de verwezenlijking van de hoofddoelstellingen ervan, met name de gegarandeerde afzet van EU- en ACS-bananen - die nodig is om de producenten daarvan een toereikend inkomen te waarborgen - en de toegang van alle EU-consumenten tot een gevarieerd aanbod van bananen van verschillende herkomst tegen redelijke prijzen.

Brussel, 28 november 2001.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

G. Frerichs

(1) PB C 140 van 18.5.2000.