Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1911/91 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden"
Publicatieblad Nr. C 139 van 11/05/2001 blz. 0093 - 0095
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1911/91 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden" (2001/C 139/17) De Raad heeft op 21 februari 2001 besloten het Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig art. 262 van het EG-Verdrag, te raadplegen over het voornoemde voorstel. Het Economisch en Sociaal Comité heeft besloten mevrouw López Almendariz te benoemen tot algemeen rapporteur. Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 379e zitting van 28 februari en 1 maart 2001 (vergadering van 1 maart 2001) het volgende advies uitgebracht, dat met 66 stemmen vóór en 1 stem tegen, werd goedgekeurd. 1. Inleiding 1.1. De door de Commissie voorgestelde nieuwe verordening behelst een wijziging van Verordening (EEG) nr. 1911/91 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische eilanden(1). 1.2. Op grond van de artt. 5 en 6 van Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden, zijn de overgangsperiode voor de invoering van het gemeenschappelijk douanetarief enerzijds, en de overgangsperiode waarin het de Spaanse autoriteiten was toegestaan een belasting te heffen op de productie en de invoer (APIM) van alle op de Canarische eilanden binnengebrachte en verkregen producten anderzijds, op 31 december 2000 verstreken. 1.3. In oktober en november 2000 hebben de Spaanse autoriteiten verzocht de overgangsperioden en de op grond van Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad ingevoerde maatregelen te verlengen. 1.4. Bij het verzoek was documentatie gevoegd waaruit moest blijken dat, ondanks een tijdens de overgangsperiode tot stand gekomen verbetering van de economische situatie op de Canarische Eilanden, volledige integratie van de regio zou leiden tot een vermindering van de industriële en commerciële activiteiten en de werkgelegenheid in de verschillende betrokken sectoren. 1.5. Wegens tijdgebrek was het evenwel niet meer mogelijk na te gaan welke gevolgen afschaffing of wijziging van de bestaande maatregelen op de economische en sociale situatie op de Canarische Eilanden zou hebben. 1.6. Teneinde de betrokken economische sectoren niet al te abrupt met een wijziging van het wettelijk kader voor hun bedrijfsactiviteiten te confronteren, stelt de Commissie voor de overgangsperioden met een jaar te verlengen. Op die manier krijgen de bij de besluitvorming betrokken partijen bovendien voldoende tijd om een voor Spanje en de Canarische eilanden bevredigende oplossing te vinden die strookt met de doelstellingen van art. 299, lid 2, van het Verdrag. 1.7. Overeenkomstig art. 25, lid 4, van de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal - de rechtsgrondslag van het voorstel - dient een dergelijke wijziging met algemene stemmen te worden goedgekeurd door de Raad. 2. Bijzondere bepalingen voor de Canarische eilanden: een geleidelijke en op maat gesneden integratie 2.1. Met de toetreding van Spanje en Portugal werden ook de Canarische Eilanden lid van de EU. 2.2. In de Toetredingsakte van Spanje en Portugal wordt erkend dat de Canarische Eilanden te kampen hebben met een bijzondere en moeilijke sociaal-economische situatie(2). Bijgevolg werden de eilanden in een eerste fase vrijgesteld van de verplichtingen in verband met het gemeenschappelijk douanegebied en het gemeenschappelijk handels-, landbouw- en visserijbeleid. 2.3. Conform art. 25, lid 4, eerste alinea, van de Toetredingsakte, kan de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het EP, met algemene stemmen beslissen de Canarische Eilanden op verzoek van Spanje op te nemen in het gemeenschappelijk douanegebied en de nodige maatregelen vastleggen om de vigerende bepalingen van het Gemeenschapsrecht uit te breiden tot deze eilanden. Op 7 maart 1990 heeft Spanje overeenkomstig dit artikel daadwerkelijk een verzoek in die zin ingediend. 2.4. Overwegende dat de toepassing van alle onderdelen van het EG-beleid op de Canarische eilanden geleidelijk aan moet verlopen, dat een passende overgangsperiode moet worden ingesteld, en dat niet mag worden geraakt aan de bijzondere maatregelen waarmee tegemoet wordt gekomen aan de specifieke problemen waarmee deze afgelegen eilanden te kampen hebben, heeft de Raad op 26 juni 1991 Verordening (EEG) nr. 1911/91 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische eilanden goedgekeurd. 2.5. Ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 1911/91 heeft de Raad daarop ingestemd met een bijzonder programma voor de Canarische Eilanden [Besluit 91/314/EEG tot instelling van een programma van speciaal op het afgelegen en insulaire karakter van de Canarische eilanden afgestemde maatregelen (POSEICAN)]. 2.6. Daarop zijn, nog voor de invoeging in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van art. 299, lid 2, inzake de erkenning van de specifieke situatie van de ultraperifere regio's en de noodzaak van bijzondere maatregelen, tal van communautaire bepalingen uitgewerkt om de problemen van de Canarische Eilanden op te vangen. 2.7. In art. 299, lid 2, van het EG-Verdrag (ingevoegd bij het Verdrag van Amsterdam) wordt bepaald dat het Verdrag van toepassing is op de Franse overzeese departementen, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden, en dat de Raad, na raadpleging van het EP, specifieke maatregelen goedkeurt die erop gericht zijn de voorwaarden voor de toepassing van het EG-Verdrag op deze gebieden vast te stellen, daarbij rekening houdend met hun structurele economische en sociale situatie, die wordt gekenmerkt door hun afgelegen ligging, insulaire karakter, kleine oppervlakte, moeilijke reliëf en klimaat en economische afhankelijkheid van een beperkt aantal producten. Bij de vaststelling van deze maatregelen moet de Raad rekening houden met o.m. het douane- en handelsbeleid, het fiscaal beleid, vrijhandelszones, het landbouw- en visserijbeleid, de voorwaarden voor het aanbod van grondstoffen en essentiële consumptiegoederen, staatssteun en de voorwaarden voor de toegang tot de structuurfondsen en de horizontale Gemeenschapsprogramma's. 2.8. Om het toepassingsgebied van art. 299, lid 2, van het EG-Verdrag duidelijk af te bakenen, heeft de Commissie op 14 maart 2000 een verslag uitgebracht over de maatregelen ter uitvoering van dit artikel. 3. De APIM ("arbitrio op de productie en de invoer") 3.1. In art. 5, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991 wordt bepaald dat de "arbitrio op de productie en de invoer ( APIM )" geheten belasting, die conform lid 2 van hetzelfde artikel en Beschikking 96/34/EG van de Commissie van 20 december 1995(3), vanaf 1 januari 1996 geleidelijk wordt verminderd, op 31 december 2000 moet worden afgeschaft. 3.2. In Verordening (EG) nr. 2674/1999 van de Raad van 13 december 1999(4) houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 1911/91, wordt bepaald dat de afschaffing van de belasting voor een aantal kwetsbare producten van 1 januari tot 30 juni 2000 wordt opgeschort, om te vermijden dat de desbetreffende sectoren zo goed als volledig zouden verdwijnen. 3.3. Daarnaast wijst de Commissie er in haar verslag van 14 maart 2000 op dat in art. 299, lid 2, wordt bepaald dat specifieke fiscale maatregelen voor de ultraperifere regio's kunnen worden genomen, op voorwaarde dat de nadelige situatie van het gebied een dergelijke aanvraag wettigt. Voorts moeten toekomstige fiscale maatregelen voor ultraperifere regio's aan de hand van de aanvragen van de betrokken lidstaten worden onderzocht. De Commissie is van oordeel dat geval per geval dient te worden nagegaan welke instrumenten het meest geschikt zijn om de doelstellingen van regionale ontwikkeling en steun aan deze regio's dichter bij te brengen; ook fiscale uitzonderingsmaatregelen - zelfs van lange duur - zijn in dit verband een mogelijkheid. 3.4. Spanje heeft op 23 november 1999 een memorandum bij de Commissie ingediend waarin het voorstelt een neutrale belasting in te voeren, rekening houdend met het feit dat de goederenproductie op de Canarische Eilanden een bepaald niveau moet kunnen bereiken. 3.5. Bij schrijven van 25 juli 2000 heeft Spanje de diensten van de Commissie gegevens doen toekomen over de sociaal-economische situatie op de Canarische eilanden en over de nieuwe belasting, "arbitrio op de invoer en de aflevering van goederen op de Canarische Eilanden" genaamd. Met deze belasting, die in de plaats komt van de APIM-regeling die op 31 december 2000 vervalt, wil Spanje uitvoering geven aan artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag. Op 25 oktober 2000 heeft Spanje nadere gegevens over de toekomstige belasting en belastingtarieven aan de Commissie toegezonden. De Commissie heeft met name onderzocht welke invloed deze belastingmaatregelen kunnen hebben op gevoelige producten uit de meest kwetsbare sectoren, daarbij uitgaande van criteria als de noodzaak, de evenredigheid en de precieze aard van de maatregelen. Bedoeling was na te gaan welke maatregelen het eerst in aanmerking komen om de in artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag bedoelde nadelen te compenseren. 3.6. Aangezien de aanvraag nog verder dient te worden onderzocht, hebben de Spaanse autoriteiten bij schrijven van 31 oktober 2000 om de verlenging van de in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 1911/91 bedoelde overgangsperiode gevraagd. Deze verlenging is noodzakelijk wil men de bestaande economische activiteiten op de Canarische eilanden niet in gevaar brengen en het deze eilanden mogelijk maken zich aan te passen aan de nieuwe belasting waarmee uitvoering wordt gegeven aan voornoemd artikel 299, lid 2. 3.7. In het hierboven vermelde verslag van 14 maart 2000 heeft de Commissie zich ertoe verbonden elke onderbreking van de continuïteit van de bestaande maatregelen te vermijden. Dit impliceert dat de tarieven en vrijstellingen van de APIM- belasting ook nog in 2001 zouden gelden, en dat dient te worden vastgehouden aan het op 31 december 2000 bereikte niveau. 4. Schorsing invoerrechten 4.1. Verordening (EEG) nr. 3621/92 van de Raad van 14 december 1992 houdende tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief bij invoer van een aantal visserijproducten op de Canarische eilanden, en Verordening (EG) nr. 527/96 van de Raad van 25 maart 1996 houdende tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief en geleidelijke invoering van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief bij de invoer van een aantal industriële producten op de Canarische eilanden, lopen af op 31 december 2000. De looptijd van beide verordeningen is gebaseerd op de in art. 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1911/91 vastgelegde overgangsperiode. 4.2. De Spaanse autoriteiten hebben in oktober en november een, van de nodige bewijsstukken vergezeld, verzoek ingediend om de schorsingen van de invoerrechten op de Canarische Eilanden tot na 2000 te verlengen. 4.3. Aangezien de Commissie niet de tijd had zich een oordeel te vormen over de documentatie en na te gaan of het behoud van de schorsingen gerechtvaardigd is, lijkt het wenselijk de looptijd van de Verordeningen (EEG) nr. 3621/92 en (EG) nr. 527/96 van de Raad tot 31 december 2001 te verlengen, zodat het verzoek van de Spaanse autoriteiten naar behoren kan worden afgehandeld. 4.4. Om de twee verordeningen te kunnen verlengen is het juridisch noodzakelijk dat eerst de in art. 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad vastgelegde overgangsperiode wordt aangepast. 5. Conclusies en aanbevelingen 5.1. Het Economisch en Sociaal Comité is tevreden dat het de kans krijgt kanttekeningen te maken bij de voorgestelde wijziging van Verordening (EEG) nr. 1911/91 betreffende de toepassing van het Gemeenschapsrecht op de Canarische eilanden. 5.2. Het Comité herhaalt dat de ultraperifere regio's van de Europese Unie speciale aandacht verdienen bij de toepassing van het gemeenschappelijk beleid. 5.3. De laatste jaren is gebleken dat de economische positie van de Canarische Eilanden zowel absoluut als relatief is verbeterd. Niettemin dient rekening te worden gehouden met het feit dat de problemen van de Canarische Eilanden en de andere perifere regio's van structurele en blijvende aard zijn; dit houdt in dat de inspanningen om de specifieke regelingen voor deze regio's te consolideren moeten worden voortgezet, zodat deze regio's in de Gemeenschap op gelijke voet met andere regio's kunnen meekomen. 5.4. Het is dan ook een goede zaak dat de Commissie met de Spaanse autoriteiten heeft afgesproken de continuïteit van de bestaande maatregelen te waarborgen. 5.5. Aangezien de Commissie zich ertoe verbonden heeft de continuïteit van de vigerende maatregelen te verzekeren, zodat de economische activiteiten op de Canarische Eilanden niet in het gedrang komen, dringt het Comité er met het oog op meer juridische zekerheid op aan dat zij de tarieven van de APIM-belasting, die in het kader van de verlengde overgangsregeling ook nog in 2001 zullen gelden, duidelijk vastlegt, en bepaalt dat deze niet mogen afwijken van het op 31 december 2000 bereikte niveau. 5.6. Het Comité vestigt de aandacht op het feit dat de tarieven van de APIM-belasting op dit moment tussen 0 en 1,15 % schommelen, terwijl de oorspronkelijke tarieven tussen 0,1 en 5 % lagen. Hoewel de belasting werd ingevoerd om de meest kwetsbare sectoren van de Canarische economie te beschermen, liggen de huidige tarieven zo laag dat niet langer meer aan deze doelstelling wordt beantwoord. Het Comité dringt er dan ook op aan dat zo snel mogelijk een alternatief voor de afbouw en de totale afschaffing van deze belasting wordt uitgewerkt. 5.7. Het Comité heeft in dit verband vertrouwen in de gelukkige afloop van de onderhandelingen tussen de Commissie en de Spaanse autoriteiten, zowel wat de nieuwe belasting (AIEM) als de verlenging van de schorsing van de invoerrechten op de Canarische Eilanden na 2000 aangaat, en hoopt dat beide maatregelen, die op grond van het nieuwe art. 299, lid 2, van het EG-Verdrag volledig gerechtvaardigd zijn, zo snel mogelijk zullen worden goedgekeurd. 5.8. Het kan zich daarom vinden in de argumenten die de Commissie aandraagt om Verordening (EEG) nr. 1911/91 te wijzigen teneinde de vastgelegde overgangsperiode met een jaar te verlengen. Brussel, 1 maart 2001. De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité G. Frerichs (1) PB L 171 van 29.6.1991, blz. 1. (2) Akte van Toetreding, protocol nr. 2. (3) PB L 10 van 13.1.1996, blz. 38. (4) PB L 326 van 18.12.1999, blz. 3.