52000XG1229

Tweede jaarverslag over de toepassing van de gedragscode van de Europese Unie betreffende wapenuitvoer

Publicatieblad Nr. C 379 van 29/12/2000 blz. 0001 - 0006


Tweede jaarverslag over de toepassing van de gedragscode van de Europese Unie betreffende wapenuitvoer

(2000/C 379/01)

Bij de op 8 juni 1998 vastgestelde EU-gedragscode betreffende wapenuitvoer is een mechanisme voor informatie-uitwisseling en overleg tussen de lidstaten ingesteld dat berust op de in 1991 door de Europese Raad van Luxemburg en in 1992 door de Europese Raad van Lissabon aangenomen gemeenschappelijke criteria. Dankzij de gedragscode is in de Europese Unie een proces op gang gebracht van convergentie van het nationale controlebeleid inzake wapenuitvoer, gepaard gaande met een herstructurering van de Europese defensie-industrie.

De EU-gedragscode behelst een jaarlijkse evaluatieprocedure. Het eerste jaarverslag is op 3 november 1999 in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(1) verschenen, nadat de Raad, overeenkomstig de wens van de lidstaten, had besloten het openbaar te maken.

Het onderhavige document vormt het tweede jaarverslag en maakt de balans op van het tweede toepassingsjaar van de gedragscode. Dit tweede jaar werd gekenmerkt door een consolidatie van hetgeen in het eerste jaar bereikt was en door nieuwe vorderingen, met name op de in het eerste jaarverslag als prioritair aangemerkte punten. Omdat de toepassing van de gedragscode zich afspeelt binnen een proces dat op de lange termijn tot convergentie en harmonisatie van het nationale beleid inzake wapenexportcontrole moet leiden, gaat dit verslag tevens in op de door de lidstaten gekozen uitgangspunten voor het toekomstige beleid.

I. BALANS VAN HET TWEEDE TOEPASSINGSJAAR VAN DE GEDRAGSCODE: CONSOLIDATIE VAN DE BEREIKTE RESULTATEN

In het eerste verslag was geconstateerd dat men erin geslaagd was in een gering tijdsbestek aanzienlijke vorderingen te maken en dat de toepassing van de gedragscode in het eerste bestaansjaar reeds voor positieve resultaten had gezorgd. Het tweede toepassingsjaar heeft een aanscherping van de gedragscode en een consolidatie van de in het eerste jaar bereikte resultaten te zien gegeven. De kennisgevingen van weigeringen en de raadplegingen zijn in aantal aanzienlijk toegenomen, zoals wordt geïllustreerd in de tabel in de bijlage. Die toename getuigt van de bereidheid van de lidstaten een nieuwe transparantie ten aanzien van wapenexportcontrole in praktijk te brengen en daarbij meer in overleg te handelen.

De toepassing van de gedragscode is in toenemende mate met overleg tussen de lidstaten gepaard gegaan. Dat overleg had zowel betrekking op de praktische toepassing van de gedragscode en de verbetering van die praktische toepassing als op het beleid inzake wapenexportcontrole. De groep Export van conventionele wapens GBVB (COARM) was het kader bij uitstek voor dit overleg. In dit tweede toepassingsjaar van de gedragscode heeft de groep zich met name toegelegd op de behandeling van de aangelegenheden die in het eerste jaarverslag als prioritair aangemerkt waren. De bevindingen dienaangaande worden hierna uiteengezet. De gestage toename van het aantal kennisgevingen en raadplegingen, waaruit blijkt dat de gedragscode aanslaat, draagt ertoe bij dat de in het kader van deze groep tussen de lidstaten uitgewisselde informatie steeds substantiëler van aard wordt.

Uitvoeringsbepaling nr. 11 schrijft voor dat de lidstaten zich tot het uiterste inspannen om andere wapenexporterende staten ertoe over te halen de beginselen van de gedragscode te onderschrijven. In het eerste jaarverslag was reeds vermeld dat de beginselen van de gedragscode zijn onderschreven door de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa en Cyprus, de EVA-landen die lid zijn van de EER, en Canada. Turkije en Malta hebben die beginselen inmiddels eveneens omarmd. Deze landen hebben zich er aldus toe verbonden niet alleen hun exportbeleid, maar waar nodig ook hun regelgeving dienovereenkomstig aan te passen. De lidstaten zijn erover verheugd dat de beginselen van de gedragscode steeds bredere erkenning vinden, en zij zullen dit proces standvastig blijven aanmoedigen.

Parallel aan de toepassing van de gedragscode zijn de lidstaten elk voor zich op nationaal vlak met de bevordering van transparantie bezig. Zo publiceert het merendeel van de wapenexporterende lidstaten thans nationale verslagen over de wapenuitvoer. In de bijlage gaat een lijst van deze verslagen, met vermelding van het Internetadres indien het verslag online beschikbaar is. Deze ontwikkeling, die de gedragscode aan kracht doet winnen, stemt de lidstaten tot vreugde.

II. STAND VAN ZAKEN IN VERBAND MET DE IN HET EERSTE JAARVERSLAG AANGEGEVEN PRIORITEITEN

In het eerste jaarverslag waren vier kerngebieden aangegeven die door de lidstaten bij voorrang bestudeerd en aangepakt dienden te worden om de gedragscode kracht bij te zetten en voor meer transparantie te zorgen. Hierna worden de vorderingen geschetst die in het tweede toepassingsjaar ten aanzien van die kerngebieden konden worden opgetekend.

Gemeenschappelijke lijst van militaire goederen

De voltooiing van de gemeenschappelijke lijst van militair materieel (uitvoeringsbepaling nr. 5 van de gedragscode), was in het eerste jaarverslag als topprioriteit aangemerkt en als hoeksteen van de gedragscode bestempeld.

Deze lijst is op 13 juni 2000 door de Raad vastgesteld en op 8 juli 2000 in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen verschenen. De Raad had namelijk tot openbaarmaking van de lijst besloten, overeenkomstig het beginsel van brede transparantie dat bij de toepassing van de gedragscode geldt.

De vaststelling van de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen is een belangrijke stap voorwaarts en draagt in significante mate bij tot de effectiviteit van de gedragscode. Zij is bevorderlijk voor de convergentie van de praktijken van de lidstaten op het gebied van de exportcontroles op conventionele wapens. In het vervolg zullen de lidstaten de referenties van de gemeenschappelijke lijst hanteren voor de kennisgevingen van weigeringen (met terugwerkende kracht voor reeds ter kennis gebrachte weigeringen), wat tot verduidelijking en vereenvoudiging van hun onderlinge uitwisselingen in dat verband zal leiden.

De gemeenschappelijke lijst van militaire goederen heeft de status van een politieke verbintenis in het kader van het gemeenschappelijke buitenlandse en veiligheidsbeleid. Aldus zijn alle lidstaten de politieke verbintenis aangegaan ervoor te zorgen dat hun nationale wetgeving hen in staat stelt de uitvoer van alle goederen op de lijst te controleren. Het is de bedoeling dat de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen dient als referentiepunt voor de nationale militairegoederenlijsten van de lidstaten, doch niet direct ter vervanging van die nationale lijsten.

Aangezien de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen evolutief van aard is, wordt zij regelmatig door de lidstaten in de groep COARM bijgewerkt.

De lidstaten hebben voorts te kennen gegeven dat zij hun steun zullen verlenen aan inspanningen om goederen van de gemeenschappelijke militaire lijst die ontbreken op de militaire lijst van Wassenaar, op de agenda te doen plaatsen voor bespreking in het kader van het arrangement van Wassenaar.

Begrip "in wezen identieke transacties"

In het eerste jaarverslag was als tweede prioritaire punt vermeld het trachten te komen tot een gemeenschappelijke opvatting van het begrip "in wezen identieke transacties". Dat begrip raakt immers de kern van de uitvoeringsbepalingen van de gedragscode; een door alle lidstaten gedeelde opvatting van wat eronder moet worden verstaan is uiteraard onontbeerlijk.

De lidstaten hebben in de groep COARM verder over deze materie nagedacht. Hoewel er vooruitgang is geboekt, heeft men het nog niet tot een gemeenschappelijke uitlegging van het begrip weten te brengen. De materie is dan ook complex en de uitgangspunten die terzake worden gekozen, zullen het functioneren van de gedragscode sterk beïnvloeden.

De lidstaten zijn voornemens de uitwisselingen en het streven naar harmonisatie op dit gebied voort te zetten. Nu er een gemeenschappelijke lijst van militaire goederen bestaat, is men het erover eens dat deze de basis kan vormen om een gemeenschappelijke uitlegging van het begrip "in wezen gelijke transacties" naderbij te brengen.

Precisering van kennisgevingen van weigeringen

In het eerste jaarverslag was ook vermeld dat kennisgevingen van weigeringen een nauwkeuriger omschrijving van de weigeringsgronden dienden te omvatten, om de lidstaten een beter inzicht te gunnen in de motieven die aan kennisgevingen van weigeringen ten grondslag liggen en de beslissing om al dan niet tot raadplegingen over te gaan te vergemakkelijken.

De lidstaten zijn overeengekomen dat de kennisgevingen van weigeringen te dien einde de volgende gegevens moeten bevatten:

- land van bestemming;

- gedetailleerde beschrijving van het goed in kwestie (met vermelding van het nummer van de gemeenschappelijke lijst);

- aankopende entiteit (vermeld moet worden of het gaat om overheid, politie, leger, marine, luchtmacht of paramilitaire troepen, dan wel om een privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon; bij weigering op grond van criterium 7 moet de naam van de natuurlijke of rechtspersoon vermeld worden);

- uiteindelijk gebruiksdoel;

- motieven van de weigering (met vermelding van het nummer van het criterium/de criteria en daarnaast van de elementen waarop de beoordeling berust);

- datum van de weigering (of vermelding van de datum waarop de weigering ingaat indien deze nog niet is ingegaan).

De lidstaten zijn tevens overeengekomen dat eveneens kennis wordt gegeven van de weigering om vergunning te verlenen voor een transactie die te beschouwen is als in wezen identiek aan een transactie waarvoor een andere lidstaat reeds kennis heeft gegeven van een weigering.

Wapenexportembargo's

In het eerste jaarverslag was onderstreept dat het van belang is dat de lidstaten informatie blijven uitwisselen over de nationale uitleggingen van VN-, EU- en OVSE-embargo's.

Daarnaast hebben de lidstaten het overleg geïntensiveerd over hun nationale beleid inzake wapenexportcontrole ten aanzien van bepaalde landen of gebieden waarvoor geen embargo maar wel bijzondere waakzaamheid geldt (bestaan van een intern of extern conflict, mensenrechtensituatie, enz.).

III. ANDERE VRAAGSTUKKEN DIE IN VERBAND MET DE TOEPASSING VAN DE GEDRAGSCODE IN DE GROEP COARM ZIJN AANGESNEDEN

De lidstaten zijn doorgegaan met het verbeteren en harmoniseren van de praktische toepassing van de gedragscode.

Behalve met de reeds vermelde aangelegenheden hebben zij zich beziggehouden met de praktische aspecten van de raadplegingsprocedures, in het bijzonder met de problemen in verband met het vertrouwelijke karakter van de uitwisselingen, onverminderd het transparantiebeginsel dat bij de toepassing van de gedragscode geldt.

Een andere bekommernis van de lidstaten was het militaire materieel dat gebruikt wordt bij humanitaire operaties, met name bij humanitair ontmijnen, waarvoor is onderzocht of te dien aanzien bij een rechtsbesluit niet in uitzonderingen kan worden voorzien.

Voor de toepassing van de gedragscode hebben de lidstaten zich ook gebogen over de controle op wapenmakelaars. Aan deze kwestie is meermaals aandacht besteed en er werd een specifieke vergadering van deskundigen aan gewijd. De lidstaten zijn voornemens in hun verdere besprekingen nog dieper in te gaan op de praktische aspecten van de controle op de activiteiten van wapenmakelaars, zodat dit nogal specifieke maar belangrijk geachte onderwerp wordt meegenomen in het convergentieproces van het controlebeleid van de lidstaten.

Met het oog op de in 2001 te houden VN-conferentie over de illegale handel in handvuurwapens in al zijn aspecten, zijn de lidstaten begonnen met het bepalen van hun gemeenschappelijke uitgangspunten en met het intensiveren van hun coördinatie inzake de controle op handvuurwapens; zij maken daarbij gebruik van de bij de toepassing van de gedragscode opgedane ervaring.

IV. UITGANGSPUNTEN DIE IN DE NABIJE TOEKOMST EXTRA AANDACHT BEHOEVEN

De toepassing van de gedragscode geschiedt binnen een proces dat op lange termijn tot nauwere samenwerking en toenemende convergentie tussen de lidstaten van de Europese Unie op het gebied van de uitvoer van conventionele wapens moet leiden.

Zoals is opgemerkt in het eerste jaarverslag, is dit proces tot dusverre enig in zijn soort. De toepassing van de gedragscode vormt een belangrijk baken voor het toekomstige Europese beleid inzake wapenexportcontrole. De transparantie tussen de lidstaten en tegenover de civiele samenleving wordt erdoor bevorderd en het beleid van de lidstaten wordt geleidelijk geharmoniseerd.

Op het gebied van de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten heeft de toepassing van de gedragscode na twee jaar reeds significante resultaten opgeleverd. Om er ten volle de vruchten van te plukken, behoeft die toepassing echter verdere uitdieping en consolidatie.

In dit jaarverslag zijn reeds verscheidene aangelegenheden genoemd die met het oog op een nog betere en diepgaander toepassing van de gedragscode de gemeenschappelijke aandacht blijven verdienen.

In aanvulling op de reeds vermelde onderwerpen hebben de lidstaten voorts een aantal uitgangspunten aangeduid waarover in de nabije toekomst een besluit moet worden genomen of beraad moet plaatsvinden:

1. Vaststelling van een gemeenschappelijke lijst van niet-militaire goederen bestemd voor gebruik door veiligheids- en politiediensten

De lidstaten zijn van oordeel dat de uitvoer van bepaalde niet-militaire goederen die voor binnenlandse repressie kunnen worden aangewend, aan controle door de nationale autoriteiten moet worden onderworpen; aangezien het civiele goederen betreft, dient dat te gebeuren op basis van communautaire regels. Het doel is te vermijden dat goederen van oorsprong uit de Europese Unie worden aangewend voor handelingen die een schending van de mensenrechten vormen.

Daarom is de groep COARM begonnen met de opstelling van een gemeenschappelijke lijst van niet-militaire goederen bestemd voor gebruik door veiligheids- en politiediensten, waarvan de uitvoer moet worden gecontroleerd uit hoofde van criterium 2 van de gedragscode (eerbiediging van de rechten van de mens in het land van eindbestemming). De door de groep opgestelde lijst zal worden toegezonden aan de Commissie, aan wie het initiatief toekomt tot het indienen van een voorstel betreffende een communautaire regeling voor de controle op de uitvoer van niet-militaire goederen die voor binnenlandse repressie kunnen worden gebruikt. Dit instrument is te onderscheiden van de uitvoeringsbepalingen van de gedragscode, al houdt het er wel verband mee, aangezien de controle zal worden verricht op basis van criterium 2 van de gedragscode (eerbiediging van de mensenrechten).

De Raad neemt akte van het voornemen van de Commissie om zo spoedig mogelijk een op de lijst gefundeerd voorstel tot invoering van een gemeenschappelijke controleregeling voor te leggen.

2. Uitbouw van de uitwisseling van informatie over het nationale beleid inzake wapenexportcontrole ten aanzien van bepaalde landen of gebieden waarvoor bijzondere waakzaamheid dient te gelden

Het uitbouwen van een dialoog tussen de lidstaten over hun nationale wapenexportbeleid raakt de kern van het met de gedragscode nagestreefde doel. De lidstaten zijn vastbesloten vooruitgang in deze dialoog te brengen. Het reeds aanzienlijke bestand aan kennisgevingen van weigeringen uit hoofde van de gedragscode kan een praktisch aanknopingspunt voor deze uitwisseling vormen.

3. Harmonisatie van de met het oog op de toepassing van de gedragscode ingestelde procedures

De lidstaten zullen de reeds aangevangen harmonisatiewerkzaamheden voortzetten. Zij zullen zich meer bepaald toeleggen op het verfijnen en intensiveren van de bilaterale raadplegingen, het bepalen van de wijze van intrekking van sommige kennisgevingen op verzoek van de kennisgevende lidstaat (buiten de gevallen van embargo-opheffing, waarvoor reeds procedures overeengekomen zijn) en tot slot het nadenken over een minimumdrempel voor kennisgevingen van uitvoer.

4. Harmonisatie van de nationale jaarverslagen over de toepassing van de gedragscode

Het jaarverslag over de toepassing van de gedragscode wordt opgesteld op basis van verslagen van de lidstaten. Het feit dat sommige toegezonden gegevens slecht te vergelijken zijn, vooral waar het om statistieken gaat, bemoeilijkt de synthese van de nationale verslagen en kan het gemeenschappelijke streven naar transparantie belemmeren. Om die transparantie, alsmede het informatieve gehalte van het jaarverslag, te verbeteren, zullen de lidstaten bij de opstelling van de nationale verslagen zoveel mogelijk eenvormigheid betrachten, met name wat de statistieken betreft.

5. Coördinatie van de nationale standpunten van de lidstaten in multilaterale fora waar kwesties in verband met wapenexportcontroles aan de orde zijn

Voor de toepassing van uitvoeringsbepaling nr. 7 van de gedragscode zullen de lidstaten met het voorzitterschap als spil streven naar een betere coördinatie van hun nationale standpunten en het standpunt van de Europese Unie in de internationale fora waar de wapenexportcontrole wordt behandeld.

6. IJveren voor het doen naleven van de beginselen van de gedragscode door derde landen

Uitvoeringsbepaling nr. 11 van de gedragscode stipuleert dat de lidstaten zich inspannen om ander wapenexporterende landen ertoe over te halen de beginselen van de gedragscode te onderschrijven. De lidstaten zullen hun inspanningen op dat punt actief blijven voortzetten en trachten de dialoog met de landen die zich reeds achter de beginselen van de gedragscode geschaard hebben, uit te bouwen, onder meer via initiatieven tot ondersteuning van landen die bij de toepassing van de gedragscode problemen ondervinden. Zij hebben er voorts met belangstelling nota van genomen dat het Congres van de Verenigde Staten een wet heeft goedgekeurd betreffende de bevordering van een internationale gedragscode voor de uitvoer van wapens. Zij constateren met vreugde dat de Verenigde Staten daarmee een weg inslaan waarop de Europese Unie is voorgegaan. De lidstaten achten het zeer wenselijk dat de Verenigde Staten en de Europese Unie zich gezamenlijk beijveren om gemeenschappelijke beginselen inzake wapenexportcontrole ingang te doen vinden bij derde landen.

(1) PB C 315 van 3.11.1999, blz. 1.

BIJLAGE I

Informatie over de uitvoer van conventionele wapens en de toepassing van de gedragscode in de lidstaten voor de verslagperiode 1 januari - 31 december 1999 (NB: De cijfers tussen haakjes betreffen de periode 1 januari-30 juni 2000).

Het vergaren van statistische gegevens varieert van lidstaat tot lidstaat; er is geen gemeenschappelijke standaard. Niet alle lidstaten konden de gegevens voor de tabel aanleveren, wegens geldende procedures op het gebied van de wapenexportcontrole of de wetgeving inzake gegevensbescherming.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>